Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk
8 november 2007 BVE/I&I/2007/45393
Onderwerp Bijlage(n)
goed bestuur in bve-sector 1 (p. 9 en p. 10)
Op 13 september 2007 heb ik met uw Kamer een plenair debat gevoerd over het wetsvoorstel wijziging
WEB inzake colleges van bestuur en raden van toezicht (Kamerstukken II 2005/06, 30 599, nr. 2). Het
belang van goed beroepsonderwijs voor onze samenleving en de complexiteit van de maatschappelijke
opdracht aan bve-instellingen vragen om een professioneel bestuur van instellingen en om een heldere
rol- en verantwoordelijkheidsverdeling . Met het wetsvoorstel wijziging WEB inzake colleges van
bestuur en raden van toezicht zetten we een belangrijke stap als het gaat om goed bestuur van bve-
instellingen. Het wetsvoorstel:
· bevat een verplichting tot het instellen van onafhankelijk intern toezicht;
· zorgt voor een heldere verantwoordelijkheidsverdeling tussen het bevoegd gezag en interne
toezichthouder; en
· beoogt bestuur, intern toezicht en de dialoog met belanghebbenden in de bve-sector verder te
verbeteren aan de hand van de richtlijnen en handreikingen van de governancecode van de bve-
sector.
Tijdens het debat zijn opmerkingen van fundamentele aard gemaakt, onder andere over het
functioneren van de raad van toezicht in relatie tot de maatschappelijke verankering van de bve-
instellingen. In reactie op die punten heb ik gemeld dat ik mij wilde beraden over die opmerkingen in
relatie tot het genoemde wetsvoorstel. Ik heb toegezegd dat ik u een brief zou sturen op het moment
dat het wetsvoorstel over medezeggenschap in de educatie en het beroepsonderwijs aan uw Kamer
zou worden aangeboden. Met deze brief kom ik die afspraak na. Achtereenvolgens zal ik ingaan op de
volgende punten:
1. Maatschappelijke verankering onderwijsinstellingen:
mijn reactie op uw opmerkingen over de binding van bve-instellingen met de samenleving
2. Borging van de kwaliteit van onderwijs aan bve-instellingen:
mijn reactie op uw opmerkingen over interventiemogelijkheden in de bve-sector
3. Goed bestuur in de bve-sector:
agenda voor goed bestuur in de bve-sector
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/10
In de bijlage bij deze brief heb de antwoorden op feitelijke vragen over de beloningscode en de
benchmark in de bve-sector opgenomen.
1. Maatschappelijke verankering onderwijsinstellingen
Het idee dat publieke instellingen van niemand meer zijn, leidt bij veel mensen tot een gevoel van
onvrede. Publieke instellingen lijken in hun ogen soms meer op bedrijven dan op maatschappelijke
organisaties met publieke taken, bekostigd door en in het belang van de samenleving. Terecht hebben
verscheidene fracties in ons debat van 13 september 2007 gewezen op het belang van een sterke
binding van bve-instellingen met hun omgeving. Zelf hecht ik er ook grote waarde aan dat instellingen
goed geworteld zijn in de samenleving. Ook zie ik in de bve-sector een toenemend besef van dit belang.
Zowel het college van bestuur als de raad van toezicht heeft, ieder vanuit zijn eigen
verantwoordelijkheid, een belangrijke taak in die maatschappelijke verankering van de
onderwijsinstelling. In de Governancecode BVE zijn die taken nader uitgewerkt.
Verantwoordelijkheid van het college van bestuur
Voor de realisatie van goed onderwijs dat aansluit op de capaciteiten en ambities van deelnemers én op
wat de samenleving nodig heeft, is een goede verankering in de regio onontbeerlijk. Het is de taak van
het college van bestuur om goed op hoogte te zijn van de actuele behoeften en wensen van
belanghebbenden en die mee te nemen in zijn afwegingen en besluitvorming. Ook het afleggen van
verantwoording aan relevante belanghebbenden behoort tot de taken van het college van bestuur.
Vanzelfsprekend vloeit hieruit ook de verantwoordelijkheid voort voor het aangaan en onderhouden
van goede relaties met interne en externe belanghebbende partijen. Interne partijen zijn deelnemers,
hun ouders en het personeel. Bij relevante externe partijen gaat het onder andere om lokale
overheden, regionale werkgevers, andere onderwijsinstellingen, politie, en organisaties voor
jeugdzorg. Kortom, de kern van de verantwoordelijkheid van het college van bestuur van instellingen
ligt in een goede belangenafweging.
In het bve-stelsel zijn overigens ook andere checks&balances ingebouwd die contacten tussen
instellingen en organisaties in hun omgeving noodzakelijk en vanzelfsprekend maken. Op die manier
wordt ook bijgedragen aan de maatschappelijke verankering. Voorbeelden van dergelijke contacten
zijn:
- samenwerking bij het opleiden en kwalificeren (de beroepspraktijkvorming binnen het
bedrijfsleven, overleg tussen stagebegeleiders van het bedrijf en de onderwijsinstelling);
- de regionale vraag (arbeidsmarktanalyse) in relatie tot het aanbod van onderwijsinstellingen;
- contact met gemeenten in verband met kwalificatieplicht, volwasseneneducatie, inburgering.
Verantwoordelijkheid van de raad van toezicht
De raad van toezicht dient als interne toezichthouder zijn functie onafhankelijk uit te oefenen. Zoals in
het debat van 13 september jl. door enkele fracties terecht naar voren is gebracht, heeft de raad ook
de verantwoordelijkheid om verbinding te leggen met de samenleving. Er zijn verschillende
mogelijkheden om dat te realiseren. Denk hierbij onder meer aan: toezicht houden op de relaties van
het college van bestuur met belanghebbenden, directe contacten tussen de raad en belanghebbenden,
zelf informatie opvragen bij belanghebbenden, belanghebbenden invloed geven op de samenstelling
van de raad, en belanghebbenden zitting laten nemen in de raad.
blad 3/10
Een belangrijke voorwaarde voor goed intern toezicht is dat de leden van de raad van toezicht opereren
zonder last of ruggespraak en zonder enig belang te vertegenwoordigen. Tegelijkertijd moeten zij ook
het vertrouwen hebben van alle belanghebbenden. Steeds dient er scherp voor gewaakt te worden dat
het onafhankelijk functioneren en de maatschappelijke verbindingen in balans zijn. De kern van de
verantwoordelijkheid van de raad van toezicht ligt in mijn ogen in een kritische én onafhankelijke
toetsing van de belangenafweging van het college van bestuur, maar wel mét die maatschappelijke
legitimatie.
Bepalingen Governancecode BVE voor verbinding met omgeving
De Governancecode BVE bevat een uitgewerkte gedragscode voor bestuurders en interne
toezichthouders over goed bestuur. De code biedt belanghebbende partijen helderheid over de taken
en verantwoordelijkheden van bestuurders en interne toezichthouders. Zo zijn in de bepalingen en
handreikingen van de governancecode de verantwoordelijkheden van het college bestuur voor de
dialoog met belanghebbenden expliciet vastgelegd. Bovendien geeft de governancecode handreikingen
om belanghebbenden te betrekken bij de samenstelling van de raad van toezicht. Voorbeelden van
genoemde handreikingen zijn een adviesrecht op de profielen van raden van toezicht of een
voordrachtsrecht voor in- en externe belanghebbende partijen. Instellingen bepalen zelf, afhankelijk
van de regionale situatie en het type instelling, op welke manieren zij die betrokkenheid in de praktijk
invullen. Dit wordt in de statuten van de organisatie vastgelegd.
De bve-instellingen hebben onderling afgesproken de governancecode te zullen naleven. Vanuit de
MBO Raad ziet een commissie toe op de naleving. Met de inwerkingtreding van het wetsvoorstel
wijziging WEB inzake colleges van bestuur en raden van toezicht start deze commissie met het
toezicht. Bovendien zullen bve-instellingen vanaf verslagjaar 2008 verantwoording afleggen over de
omgang met de branchecode in het geïntegreerde jaardocument (dit document is nu nog in
ontwikkeling).
Mijn reactie en besluiten naar aanleiding van het debat van 13 september 2007
De inhoud van de code en het afgesproken handhavingregime van de sector zelf geven reden voor
vertrouwen. Voor een wettelijke regeling omtrent de samenstelling en totstandkoming van de raad was
in eerste instantie dan ook niet gekozen. De raden van toezicht zoeken zelf naar kandidaten en
benoemen ook de leden. Op basis van de huidige profielen en de samenstelling van de reeds bestaande
raden van toezicht, laten bve-instellingen zien zich (in toenemende mate) bewust te zijn van het belang
van hun maatschappelijke functie en daarmee ook de verankering in de samenleving. De leden van de
huidige raden zijn vooral afkomstig uit het bedrijfsleven of publieke organisaties.
Tijdens de plenaire behandeling van het wetsvoorstel inzake wijziging WEB inzake colleges van bestuur
en raden van toezicht op 13 september 2007, bleek echter dat uw Kamer ook in de wet de binding met
de samenleving verankerd wilde zien. Gezien het grote belang van die binding en de bestaande zorgen
hierover wil ik ten aanzien van de samenstelling van raden van toezicht twee minimale waarborgen
inbouwen. Deze zijn bedoeld als extra impuls aan die maatschappelijke verankering, en als minimale
garantie die ik u en vooral belanghebbende partijen in en om de instelling wil bieden.
blad 4/10
Deze waarborgen wil ik vormgeven via het wetsvoorstel over de medezeggenschap educatie en
beroepsonderwijs1. Daarin heb ik twee extra bevoegdheden en een evaluatiemoment opgenomen.
· Ten eerste neem ik het voorstel over van het lid de Rooij (Kamerstukken II 2006/07, 30 599, nr.
10), om een adviesrecht te geven aan de interne belanghebbende partijen, de deelnemers en het
personeel, op de profielen van de raden van toezicht. Op die manier komen de betrokken partijen
op het juiste moment (aan het begin van het traject) met elkaar in gesprek over de profielen van de
te werven leden van de raad van toezicht.
· Ten tweede wil ik het personeel van de instelling, via de ondernemingsraad (OR), de bevoegdheid
geven om een bindende voordracht te doen voor één lid van de raad van toezicht. Het gaat hierbij
om een bevoegdheid waar de ondernemingsraad gebruik van kán maken. Het hoeft niet. In het
ideale geval vindt een werving- en selectieproces op basis van een breed gedragen profiel in goed
overleg met verscheidene belanghebbende partijen in en om de instelling plaats. De betrokkenheid
van de OR kan dan ook op een andere manier worden ingevuld. Het is aan de OR om een afweging
te maken om al dan niet van de bevoegdheid gebruik te willen maken. Vanzelfsprekend vervult een
lid dat door de OR is voorgedragen, net als de andere leden, zonder enige vorm van last of
ruggespraak in de raad van toezicht zijn functie. De nieuwe bevoegdheden voor de deelnemersraad
en de OR betekenen niet dat een raad van toezicht belangenbehartiger wordt van de deelnemers of
het personeel.
· Om te kunnen beoordelen hoe deze twee bevoegdheden in de praktijk worden toegepast en wat de
werking is, wordt na vier jaar een evaluatie uitgevoerd. Daarbij zal ook gekeken worden op welke
wijze de raad van toezicht ervoor zorg draagt dat hij zijn toezichtstaak onafhankelijk uitoefent. Op
basis van de ervaringen die dan zijn opgedaan, kan worden bezien in welke mate de
bovengenoemde wettelijk vastgelegde bevoegdheden bijdragen aan de herkenbaarheid en
representativiteit van de raad van toezicht voor de samenleving waarbinnen hij functioneert.
In relatie tot de maatschappelijke verankering van bve-instellingen wil ik u tot slot melden dat ik de
ontwikkelingen op het terrein van een nieuwe rechtsvorm `maatschappelijke onderneming' en de
daarmee samenhangende regelgeving op de voet zal volgen. Daarbij zal ik kijken welke mogelijkheden
die regelgeving in de toekomst kan bieden voor de maatschappelijke verankering van instellingen in de
bve-sector. Bij de evaluatie over vier jaar wil ik de ontwikkelingen op het terrein van `de
maatschappelijke onderneming' nadrukkelijk betrekken.
2. Borging van de kwaliteit van onderwijs aan bve-instellingen
Tijdens het debat op 13 september 2007 is gevraagd naar de interventiemogelijkheden in de bve-
sector. Graag informeer ik u nader over de interventiemogelijkheden, die onderdeel zijn van het totale
systeem van kwaliteitsborging. Zoals u weet zijn in de afgelopen periode voor de bve-sector
verscheidene stappen gezet om de kwaliteitsborging te verbeteren. Deze zijn gebaseerd op de
kaderstellende visie van het ministerie van OCW `Toezicht in vertrouwen, vertrouwen in toezicht'
(Kamerstukken II 2005/06, 30 183, nr. 11) en zijn een specifieke uitwerking van die visie voor de bve-
sector. Het betreffen zowel maatregelen die ingrijpen op een bepaald niveau van het systeem van
1 Voorstel tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs en de Wet op de ondernemingsraden in verband met de
medezeggenschap van personeel en deelnemers in de educatie en het beroepsonderwijs: dit wetsvoorstel wordt net als deze
brief begin november separaat aangeboden aan de Tweede Kamer.
blad 5/10
borging, als maatregelen die ingrijpen op de werking van het systeem als geheel. Hieronder treft u een
beknopte toelichting op de niveaus die worden onderscheiden. Vervolgens zal ik aan de hand van die
niveaus een overzicht bieden van de belangrijkste interventiemogelijkheden in de bve-sector. Tot slot
geef ik mijn opvattingen over de het systeem van kwaliteitsborging binnen de bve-sector en over de
ontwikkelingen op dat terrein.
Toezicht in vertrouwen, vertrouwen in toezicht
In het systeem van kwaliteitsborging onderscheidt het ministerie van OCW drie schillen. Deze zijn:
1. Een instelling die werkt volgens de principes van goed bestuur bewaakt zélf de naleving van wet- en
regelgeving en de kwaliteit van onderwijs dat zij verzorgt.
2. Daarna zijn borgingsmechanismen binnen de sector `aan zet': benchmarking, branchecodes.
3. Als sluitstuk moet de minister van OCW zelf kunnen ingrijpen. Daarbij gaat het om een breed scala
aan maatregelen die de minister (of in diens naam de Inspectie van het Onderwijs / AD) kan treffen
in situaties waarin de eerste en tweede schil niet het gewenste resultaat hebben geleverd.
Het referentiekader voor de uitwerking van het geheel aan interventiemogelijkheden is de
interventiepyramide (Kamerstukken II 2005/06, 30 183, nr. 11, p. 17 en p. 26 van de bijlage). Centraal
staan de effectiviteit en de proportionaliteit van de interventie in een concrete situatie. Elke sector
kent zijn eigen uitwerking van het interventiebeleid. Die is afhankelijk van de bestuurlijke
verhoudingen en andere bestaande checks & balances.
Instrumenten kwaliteitsborging en interventiemogelijkheden in de bve-sector
Hieronder treft u het overzicht aan, geordend per schil, van de belangrijkste bestaande instrumenten,
nieuwe maatregelen en ontwikkelingen in de bve-sector. De zwarte bolletjes verwijzen naar bestaande
instrumenten. Nieuwe maatregelen en lopende ontwikkelingen worden voorafgegaan door een open
bolletje.
Binnen de instelling zelf (eerste schil)
· Onderwijsovereenkomst tussen deelnemer en instelling (individuele deelnemer kan instelling
aanspreken op gemaakte afspraken)
· Kwaliteitszorgsysteem (m.b.t. bedrijfsvoering en onderwijs)
· Klachtenregeling voor deelnemers
· Klachtenregeling voor deelnemers m.b.t. examinering
· Governancecode BVE (vastgesteld in januari 2006)
· Horizontale verantwoording
o Versterking van bestaande medezeggenschap voor deelnemers en personeel (wetsvoorstel wordt
in november 2007 ingediend bij uw Kamer)
o Invoering onafhankelijk intern toezicht en transparante scheiding taken/verantwoordelijkheden
(wetsvoorstel inzake colleges van bestuur en raden van toezicht is in behandeling)
o Versterking horizontale verantwoording (verbeteringen via o.a. geïntegreerd jaardocument,
governancecode, intern toezicht, medezeggenschap, benchmark, gebruik
tevredenheidsonderzoeken)
o Goed bestuur binnen de instelling (implementatie governancecode loopt, en handhaving naleving
na inwerkingtreding wetsvoorstel inzake colleges van bestuur en raden van toezicht);
blad 6/10
o Raad van toezicht, als interne toezichthouder en werkgever van het college van bestuur:
benoeming/ontslag bestuurder (wetsvoorstel is in behandeling).
Binnen de sector (tweede schil)
· Landelijke geschillencommissie medezeggenschap
· Commissie van beroep m.b.t. examinering
· Commissie van beroep m.b.t. personeel
o Governancecode bve-sector (handhaving naleving na inwerkingtreding wetsvoorstel inzake
colleges van bestuur en raden van toezicht)
o Beloningscode bve-sector (gereed, implementatie en naleving vanaf 2008, zie bijlage)
o Benchmark (eind december 2007 gereed, zie bijlage)
o Bureacratiebenchmark (onderdeel van openbare benchmark)
Minister (derde schil)
· Nieuw toezichtkader bve-sector van de Inspectie van het Onderwijs (per 1-8-2007)
· Risicogericht toezicht op basis van risicoprofielen (per 1-8-2007)
· Duidelijke normen stellen, normen serieus nemen door naleving van die normen op orde brengen
(bijvoorbeeld kwaliteit examinering en urennormen onderwijstijd)
· Klachten en signalen: behandeling door het ministerie van OCW en/of de Inspectie van het
Onderwijs en als input voor de inrichting van het verticale toezicht
· Interventiemogelijkheden minister van OCW:
- bestuurlijk gesprek;
- mogelijkheid om maatregelen te nemen in overeenstemming met bevoegd gezag, gericht op
verbetering;
- inhouden en opschorten bekostiging (meestal als nog herstel mogelijk is of verbetering
verwacht wordt);
- terugvorderen bekostiging (meestal als herstel niet meer mogelijk is),
- intrekken examenlicenties of intrekken opleidingslicenties (na formele waarschuwing en
verbetertermijn);
- mogelijkheden die het Burgerlijk Wetboek biedt om in te grijpen (bij wanbeleid van het bestuur
van een rechtspersoon);
- mogelijkheden om op te treden op basis van strafrecht (in gevallen van fraude).
o Ontwikkeling geïntegreerd jaar document voor meer transparante, adequate en toegankelijke
verantwoording, gericht op de verbetering van zowel de horizontale als de verticale
verantwoording (volledige invoering met ingang van het verslagjaar 2008)
o Geïntegreerd toezicht door Auditdienst OCW, Inspectie van het Onderwijs (Kamerstukken II
2006/07, 30 183, nr. 18)
o Landelijke kaders om `wat' en `hoe' geleerd wordt, te borgen: zorgvuldige invoering
competentiegericht onderwijs en kwalificatiestructuur (uitstel tot 1-8-2010)
o Uitbreiden repertoire van interventiemogelijkheden van inspectie om vroegtijdig en adequaat in te
kunnen ingrijpen (Kamerstukken II 2006/07, 30 183, nr. 18)
blad 7/10
Overige zaken, ter ondersteuning van goede werking van borgingsmechanismen
· JOB (gefaciliteerd door OCW) ondersteunt op landelijk niveau deelnemers bij klachten, vragen,
medezeggenschap
o Beroepsmogelijkheid voor medezeggenschap bij ondernemingskamer (wetsvoorstel
medezeggenschap)2
Conclusies kwaliteitsborging en interventiemogelijkheden bve-sector
Om te beginnen wil ik opmerken dat de uitwerking van de OCW-brede visie voor elke sector
verschillend is, en afhankelijk is van bestaande checks & balances. In dit verband wil ik wijzen op de
sanctiemogelijkheden in de bve-sector. Ten eerste heeft de minister in de bve-sector naast de
mogelijkheden van financiële sancties ook de mogelijkheid van het intrekken van opleidings- en
examenlicenties. Deze sanctie beperkt zich tot één opleiding van de instelling en zal niet leiden tot
sluiting van de instelling. Bovendien kan de instelling na een periode opnieuw de licentie aanvragen om
een bepaalde opleiding weer te mogen aanbieden of zelf te mogen examineren. Het blijft een ultieme
sanctie. Toch is het er wel één die de minister zo nodig kan opleggen zonder definitieve sluiting van een
instelling. Ten tweede biedt de WEB (artikel 6.2.3a) de mogelijkheid voor de minister om maatregelen
te nemen in overeenstemming met het bevoegd gezag. Het gaat om ondersteuning gericht op
verbetering van de situatie. Tot op heden is van deze bevoegdheid nog geen gebruik gemaakt. Ik wil
nader onderzoeken op welke manier en in welke situaties dit instrument als effectieve interventie
ingezet zou kunnen worden.
Uit het bovenstaande overzicht komt duidelijk naar voren dat veel instrumenten op het terrein van
kwaliteitsborging in de bve-sector nog in ontwikkeling zijn. Voor een aantal belangrijke nieuwe
elementen van het systeem is tijd nodig voor de implementatie. Pas na de afronding van de invoering
zal de werking van alle verschillende elementen ten opzichte van elkaar optimaal kunnen zijn. Ik
verwacht dat de bestaande instrumenten in combinatie met bovengenoemde nieuwe gezamenlijk
zullen leiden tot een systeem van borging in de bve-sector dat adequaat is. Het is nu van groot belang
om er voor te zorgen dat deze maatregelen hun daadwerkelijke uitwerking kunnen hebben in de
praktijk. Samen met de Inspectie van het Onderwijs zal ik nauwlettend in de gaten houden of het
systeem van kwaliteitsborging in de bve-sector, inclusief de interventiemogelijkheden, adequaat werkt.
In 2010 zal ik uw Kamer nader informeren over het functioneren het systeem.
3. Goed bestuur in de bve-sector
Tot slot wil ik u nader informeren over mijn aandachtspunten op het terrein van goed bestuur in de
bve-sector voor de komende jaren. Om goed bestuur te bewerkstelligen, is het nodig om passende
bestuurlijke verhoudingen te realiseren (bepalen van verantwoordelijkheden en rollen met bijpassende
rechten en plichten voor alle betrokken partijen). Elke sector kent zijn eigen tijdpad en fasering
afhankelijk van de specifieke kenmerken en de ontwikkelingen in het verleden. In de bve-sector is al
veel bereikt op het terrein voor goed bestuur. Graag informeer ik u over mijn actiepunten voor de
komende jaren.
blad 8/10
Agenda goed bestuur bve-sector
1. invoering intern toezicht
- wetsvoorstel wijziging WEB inzake colleges van bestuur en raden van toezicht
- governancecode bve-sector
- beloningscode bve-sector
2. versterken positie deelnemer en positie onderwijspersoneel
- wetsvoorstel medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs
- uitvoeren kabinetsbeleid met betrekking tot het onderwijspersoneel
3. Implementatie maatregelen borging kwaliteit in bve-bestel
- zie overzicht onder paragraaf 2 `Borging van de kwaliteit van onderwijs aan bve-instellingen'
4. Maatschappelijke verankering
- geïntegreerd jaardocument (hierin leggen instellingen ook verantwoording af over omgang met
belanghebbende partijen en tevredenheid van deelnemers en andere belanghebbenden)
- verdere ontwikkeling van de openbare benchmark door de sector
- versterking horizontale verantwoording
- nadere afspraken over goed bestuur met MBO Raad in af te sluiten bestuursakkoord
4. Slot
Met het wetsvoorstel wijziging WEB inzake colleges van bestuur en raden van toezicht zetten we een
belangrijke stap in de ontwikkeling van goed bestuur in de bve-sector. Het verplicht elke bve-instelling
om binnen de eigen organisatie een toezichthouder aan te stellen die toezicht houdt op het handelen
van het college van bestuur, die het college van bestuur kan adviseren, die het college van bestuur
benoemt en ontslaat, en die ook een goede binding met de samenleving bewaakt.
In de brief heb ik in relatie tot het voorliggende wetsvoorstel aangegeven hoe ik aankijk tegen de stand
van zaken op het terrein van goed bestuur in de bve-sector. Bovendien heb ik in reactie op uw
bezwaren enkele aanvullingen opgenomen in het wetsvoorstel medezeggenschap educatie en
beroepsonderwijs. Naar mijn mening kom ik op die manier tegemoet aan de bestaande zorgen over de
maatschappelijke verankering van instellingen. Ik vertrouw erop dat u, met mijn aanvullingen in het
wetsvoorstel over medezeggenschap, de behandeling van het wetsvoorstel wijziging WEB inzake
colleges van bestuur en raden van toezicht op korte termijn afrondt. Dan kan daadwerkelijk een
belangrijke en gewenste stap gezet worden. Graag zou ik op korte termijn ook met u overleg voeren
over het wetsvoorstel over medezeggenschap educatie en beroepsonderwijs waarmee ik de positie van
deelnemers (en hun ouders) en het onderwijspersoneel flink wil versterken.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
Marja van Bijsterveldt-Vliegenthart
blad 9/10
Bijlage
Benchmark en beloningscode in de bve-sector
Naar aanleiding van vragen over de benchmark in de bve-sector en de beloningscode tijdens het
plenaire debat op de 13 september 2007, geef ik in deze bijlage nadere informatie over achtergrond en
de stand van zaken.
Benchmark
Eind 2005 heeft de sector zelf aangegeven de verantwoordelijkheid te willen nemen voor de
ontwikkeling van een openbare benchmark. Dit is een instrument dat colleges van bestuur en raden
van toezicht informatie geeft over de prestaties van de eigen instelling. Het kan helpen om kritisch te
kijken naar het eigen handelen en om eventueel het beleid bij te stellen. Bovendien geeft dit
instrument ook alle belanghebbende partijen in de omgeving van de instelling informatie over de
prestaties. Deze informatie kan het overleg tussen de instelling en belanghebbenden faciliteren. Het
kan helpen bij het gesprek over het beleid van de instelling en in de horizontale verantwoording
achteraf. In 2006 is voor de eerste keer een benchmark uitgevoerd onder alle bve-instellingen. Deze
benchmark was nog beperkt van opzet en de rapportage was nog niet volledig openbaar. In december
2006 heeft de MBO Raad de uitkomsten gepresenteerd. De rapportage geeft een beeld van de sector en
ook van de verschillen tussen instellingen in de sector. Instellingen worden nog niet met naam
genoemd. Overigens is deze rapportage nog steeds te raadplegen via de website www.mboraad.nl
(onder het kopje feiten&cijfers). In het afgelopen jaar is de benchmark uitgebreid met nieuwe
onderwerpen. Ook bureaucratie is opgenomen als onderwerp van vergelijking. Met de MBO Raad is
afgesproken dat de eind 2007 de resultaten van de benchmark openbaar zullen worden gemaakt. Het
streven van de MBO Raad is om in december 2007 de uitkomsten van de benchmark te presenteren. In
2008 zal de MBO Raad werken aan verdere verbetering van het instrument.
Beloningscode bve-sector
In de Governance Code BVE is een bepaling opgenomen, dat de hoogte en structuur van de beloning
van de leden van het college van bestuur, alsmede de ontslagregeling, aansluiten bij de zwaarte van de
functie en rekening houden met maatschappelijke waarden en normen. Op verzoek van het vorige
kabinet en op grond van deze bepaling heeft de MBO Raad aan het Platform Raden van Toezicht in
mbo-instellingen het verzoek gedaan om tot een advies-beloningsregeling te komen. Het platform heeft
aan dit verzoek voldaan en een commissie 'Beloningsbeleid Bestuurders mbo-instellingen' ingesteld.
Deze commissie heeft een advies voor een sectorbrede beloningsregeling opgesteld. Dit advies bevat
onder andere een loongebouw om de hoogte van beloning van bestuurders te bepalen. In oktober 2006
is dit advies door het Platform Raden van Toezicht aanvaard. Daarmee is aan de kant van de
toezichthouders een breed draagvlak voor deze regeling ontstaan. Vervolgens is het advies besproken
blad 10/10
met de leden van de Vereniging van Bestuurders mbo-sector en door deze vereniging overgenomen als
een goed beloningskader voor drie jaar. Tot slot heeft de algemene vergadering van de MBO Raad in
april 2007 de beloningscode goedgekeurd. Daarmee is ook aan de kant van de bestuurders een breed
draagvlak ontstaan.
De leden van de MBO Raad hebben onderling afgesproken dat de naleving van de governancecode BVE
verplicht is voor de leden. Een commissie zal na de implementatie van de code en de
inwerkingtreding van het wetsvoorstel inzake colleges van bestuur en raden van toezicht toezien op
de naleving. Deze commissie heeft ook de bevoegdheid om maatregelen te nemen om die naleving te
handhaven (op basis van de vastgestelde handhavingsprocedure). De beloningscode gaat uit van het
principe 'pas toe of leg uit' en kent een eigen handhavingsprocedure die op dit principe is gebaseerd.
Invoering van deze code kan geschieden als het wetsvoorstel inzake colleges van bestuur en raden van
toezicht in de bve-sector in werking treedt. Met deze wetgeving worden de raden van toezicht en
colleges van bestuur wettelijk gepositioneerd. Het college van bestuur is bestuurder en werkgever. De
raad van toezicht houdt toezicht op het handelen van het college van bestuur, en benoemt en ontslaat
de leden van het college van bestuur. Ook is nog overleg nodig met de vakorganisaties over de positie
van de bestuurders in relatie tot de CAO-mbo voordat volledige inwerkingtreding kan plaatsvinden.
De bve-sector is de eerste onderwijssector met een vastgestelde beloningscode. De code houdt
bovendien rekening met zogenoemde `Balkenende-norm' als maximum. Van instellingen verwacht ik
dat zij op dit moment al handelen in lijn met de uitgangspunten van hun eigen code en met de
`Balkenende-norm' als maximum bij de benoeming van nieuwe leden van het college van bestuur. Aan
het einde van 2007 komt het kabinet met een reactie op het advies van de commissie Dijkstal over
topinkomens in de semipublieke sector `Normeren en waarderen'. Ik reken erop dat de bve-sector met
ingang van 2008 zal handelen in lijn met het kabinetsbeleid en de eigen beloningscode.