Ministerie van Buitenlandse Zaken

Begrotingsbehandeling Buitenlandse Zaken

Schriftelijke beantwoording van vragen van de Tweede Kamer Vraag van het Lid Van Bommel (SP)
Vraag: Ziet de regering de risico's die verbonden zijn aan de inzet van het inhuren van private beveiligingsfirma's en deelt zij de opvatting dat dit verschijnsel tot nul gereduceerd moet worden?
Antwoord: Ja, de regering ziet deze risico's. Bij de inzet van particuliere beveiligingsorganisaties is toezicht en controle van groot belang. Mede gelet op de groeiende behoefte aan substantiële beveiligingsmaatregelen voor diplomatieke vertegenwoordigingen en militairen in conflictgebieden, acht de regering het niet haalbaar om de inzet van particuliere beveiligingsorganisaties binnen afzienbare termijn tot nul te reduceren. Terwijl de mogelijkheden binnen de overheid worden bezien om (op termijn) in deze taken zelf te kunnen voorzien, vindt toezicht op en controle van particuliere beveiligingsorganisaties waarmee wordt samengewerkt reeds geruime tijd plaats, op basis van zeer hoge kwaliteitseisen en nauwgezette instructies.
Vraag van het Lid Van Bommel (SP)
Vraag: Is het juist dat Cyprus en Griekenland zich inmiddels tegen de erkenning van de onafhankelijkheid van Kosovo hebben opgesteld? Wat betekent dit voor het EU standpunt daaromtrent?
Antwoord: Griekenland en Cyprus delen de Nederlandse opvatting dat EU-eenheid voorop staat waar het de beoordeling van de uiteindelijke uitkomst van de onderhandelingen tussen Pristina en Belgrado betreft en de gevolgen die daaraan moeten worden verbonden. Zij hebben zich daarom nog niet definitief uitgesproken over mogelijke uitkomsten, net zo min als Nederland dat heeft gedaan.
Vraag van het Lid Van Bommel (SP)
Vraag: In de dialoog met Turkije moet worden aangedrongen op volledige toekenning van rechten aan de Koerdische samenleving. Wat kan op dit punt van de EU worden verwacht? Antwoord: De Nederlandse regering en de EU dringen voortdurend aan op verbetering van de culturele rechten van minderheden - en dus ook die van de Koerden - in de Turkse samenleving. Ook dringt Nederland, zowel bilateraal als in EU-verband, aan op verbetering van de sociale en economische situatie in (Zuid-)Oost Turkije. In het voortgangsrapport over de hervormingen in Turkije constateert de Europese Commissie terecht dat een geïntegreerde aanpak voor het Zuidoosten nog steeds ontbreekt. De regering blijft daar, net als de Europese Commissie, in contacten met de Turkse regering op aandringen. Overigens mag ook van de Koerden worden verwacht dat zij afstand nemen van de PKK en de terroristische aanslagen waarvoor deze organisatie verantwoordelijk is.

---

Vraag Van het Lid van Bommel (SP)

Vraag: Hoe kan het dat regering de belangrijke ontwikkelingen inzake afweer van raketten, afwachtend tegemoet treedt, zonder een analyse te maken van de geopolitieke gevolgen? Antwoord: Nederland stelt zich niet afwachtend, maar actief op in de internationale discussie over raketverdediging. Het beleid en de standpunten van de regering komen mede tot stand op basis van gedegen analyses van en discussie met bondgenoten over de dreiging die van ballistische raketten uitgaat en de haalbaarheid van verschillende raketverdedigingssystemen. De afwegingen hieromtrent worden zowel nationaal als gezamenlijk met bondgenoten en partners gemaakt, in daartoe geëigende fora, zoals de NAVO en de NAVO Rusland Raad. Vraag van het Lid Van Bommel (SP)
Vraag: Hoe zit het met de onderhandelingen ten aanzien van de Nederlandse gevangene die ter dood veroordeeld is in Indonesië?
Antwoord: Er vinden momenteel geen onderhandelingen plaats. Wel heeft Nederland tegenover de Indonesische autoriteiten bij meerdere gelegenheden de principiële bezwaren tegen oplegging van de doodstraf kenbaar gemaakt en aangedrongen op omzetting van de doodstraf in een gevangenisstraf voor de heer Nicolaas. Ook in Europees verband is in Jakarta bezwaar aangetekend tegen de aan Nicolaas opgelegde doodstraf. Naar aanleiding van de uitspraak in cassatie, waarbij het beroep van de heer Nicolaas tegen de doodstraf werd verworpen (30 mei 2007) beraadt Nicolaas zich thans op nog mogelijke verdere stappen. De ambassade bezoekt betrokkene geregeld, ook nu hij is overgeplaatst naar een gevangenis ver buiten Jakarta. Met de advocaat wordt nauw contact gehouden over de verdere gang van zaken.
Vraag van het Lid Irrgang (SP)
Vraag: Steunt Nederland de weigering van de Europese Commissie van het West-Afrikaanse verzoek tot uitstel van de EPA-onderhandelingen met 2 jaar? Wat is de lijn van Nederland nu? Antwoord: Op 1 januari 2008 loopt de waiver voor de Cotonou-preferenties af. Er is daarna geen rechtsbasis meer, noch binnen de EU, noch in de WTO, om de huidige Cotonou- preferenties voort te zetten. Dit zou bovendien tot een reactie kunnen leiden van andere ontwikkelingslanden die zich achtergesteld voelen, zoals de Latijns-Amerikaanse bananenproducenten. Er is ook geen enkele meerderheid te vinden in de Raad voor een besluit om aan het verzoek van West-Afrikaanse landen tegemoet te komen. De Commissie wil niet dat de spanningen met de andere ontwikkelingslanden in de WTO nog groter worden dan ze nu al zijn, met alle gevolgen van dien, ook voor de Doha Ronde. Nederland acht het onwenselijk dat ACS-landen er op 1 januari 2008 op achteruit gaan in hun markttoegang tot de EU. Voor de Afrikaanse MOLs bestaat dat probleem niet: zij behouden vrije markttoegang tot de EU, ook als er geen EPA of goederenakkoord ligt op 1 januari. Voor de niet-MOLs zijn nu pragmatische oplossingen nodig en de Commissie werkt daar hard aan. Het streven is nu om desnoods met sub-regio's (bv EAC) of zelfs met individuele landen (bijvoorbeeld Ivoorkust) een voorlopig goederenakkoord af te spreken. Op die manier wil de Commissie het EU-aanbod voor vrije markttoegang voor deze regio's en landen al van kracht
---

laten worden op 1 januari 2008, vooruitlopend op een eventueel breder EPA-akkoord op een

latere datum.

Vraag van het Lid Irrgang (SP)
Vraag: De SP pleit voor stopzetting van steun aan de aan de Avanced Market Commitment (AMC) pilots. Welke onafhankelijke deskundigen bepalen de prijs van een vaccin dat in het kader van AMC wordt ontwikkeld, en op basis van welke informatie? Antwoord
Allereerst geeft Nederland geen financiële steun aan de huidige AMC pilot. Terugtrekken van Nederlandse financiële steun is dan ook niet aan de orde. Het betreffende AMC wordt ondersteund door Italië, het Verenigd Koninkrijk, Canada, Rusland, Noorwegen en de Bill & Melinda Gates Foundation.
Een AMC beoogt in essentie een markt te creëren voor producten waarvoor een commerciële afzetmarkt ontbreekt ­ donoren verplichten zich om het leeuwendeel van de kosten van een product te betalen zodra dat ontwikkeld is en voldoet aan vooraf bepaalde specificaties, tegen een vooraf bepaalde prijs en op voorwaarde dat ontwikkelingslanden het product willen aankopen.
Het in 2006 gelanceerde AMC voor het pneumokokkenvaccin beoogt naast het vervroegen van de introductie van vaccins in lage-inkomenslanden ook de productie van het vaccin door vaccinproducenten in ontwikkelingslanden te stimuleren. De verwachting is dat al binnen de looptijd van het AMC een gekwalificeerd pneumokokkenvaccin beschikbaar zal komen dat geproduceerd is in het Zuiden, en dat andere producenten op de middellange termijn zullen volgen. Dit is een positieve ontwikkeling.
Het AMC pneumokokkenvaccin zal naar verwachting rond 2010 op de markt komen. Het betreft een verbeterde versie van het huidige pneumokokkenvaccin, en is meer specifiek gericht op variaties van de bacterie die in ontwikkelingslanden voorkomen. Een prijs daarvoor is nog niet vastgesteld, maar indicaties zijn dat deze rond de USD 5-7 zal zijn. Dat is een aanzienlijke verlaging ten opzichte van het huidige beschikbare (eenvoudiger) vaccin dat rond de USD 60 kost. Berekeningen voor deze richtprijs zijn gedaan door Applied Strategies Consulting. De relevante presentaties en documenten zijn beschikbaar op ww.vaccineamc.org. Overigens verplichten producenten zich om na afloop van de AMC-pilot het vaccin te blijven leveren tegen een duurzaam lage prijs die nagenoeg op het niveau van de kostprijs ligt. Vragen van het Lid Boekestijn (VVD)
Vraag: De minister voor Ontwikkelingssamenwerking wil de nieuwe ORET regeling vooral focussen op duurzaamheid en ontwikkelingsrelevantie. Ik daag hem uit om te ontkennen dat medische apparatuur daar niet aan bijdraagt. Ik daag hem uit om te ontkennen dat door Nederlandse bedrijven geïnitieerde infrastructurele projecten geen positieve invloed hebben op de economische ontwikkeling in arme landen.
Antwoord: Medische apparatuur kan inderdaad een positieve bijdrage leveren aan ontwikkeling en armoedebestrijding. Dit is zeker niet altijd, of automatisch het geval. Wanneer leveringen van bepaalde goederen, zoals medische apparatuur, gefinancierd worden
---

vanuit ontwikkelingssamenwerking, zouden juist de armen in een samenleving hiervan

moeten profiteren, en in mindere mate de groep die in staat is om de gezondheidszorg zelf te financieren. Het is vanuit dit perspectief dan ook een coherentieprobleem als hoogtechnologische apparatuur bestemd voor tertiaire curatieve zorg met ontwikkelingsgeld gefinancierd wordt, terwijl donoren bij de overheid meer aandacht bepleiten voor preventieve en basisgezondheidszorg. Een ander punt van aandacht is het onderhoud van de apparatuur en het trainen van personeel om de apparatuur te bedienen. Het specifieke geval van levering van medische apparatuur aan Ghana is meegenomen in de ORET-evaluatie. Het scoorde goed op armoede focus, maar slecht op duurzaamheid, dat wil zeggen onderhoud en opleiding. Ook resulteerde het project in weinig nieuwe werkgelegenheid. Het hangt dus helemaal van de situatie af of het leveren van medische apparatuur daadwerkelijk bijdraagt aan ontwikkeling. De levering van medische apparatuur is op zich geen probleem, mits dit duurzaam is en gericht is op vergroting van toegang van armen tot de gezondheidszorg. Vragen van de Leden Van Gennip (CDA) en Peters (Groenlinks) Vraag: Wat is de Nederlandse bijdrage aan de opbouw van de Afghaanse politie? Antwoord: De opbouw van de Afghaanse politie heeft hoge prioriteit. De Nederlandse inzet is permanent in ontwikkeling. We proberen onze aanpak voortdurend te verfijnen, te intensiveren teneinde in te spelen op de kansen die zich voordoen. Nederland werkt op dit punt nauw samen met andere landen die actief zijn in Afghanistan. Concreet heeft Nederland de afgelopen periode de volgende stappen genomen ten aanzien van politieopbouw in Afghanistan:

- De Nederlandse Task Force Uruzgan heeft inmiddels een duizendtal Afghanistan National Auxilliary Police getraind in de provincie Uruzgan.
- Bouw en herstel van 45 politiecheckpoints, ter waarde van: 300.000,-. Hiervan zijn er inmiddels 21 gerealiseerd.

- Financiering van basisuitrusting ter versterking van ANA en ANP, ter waarde van 2 miljoen.

- In de afgelopen 2 jaar is tweemaal 10 miljoen bijgedragen aan het door UNDP beheerde Law and Order Trustfund Afghanistan (LOTFA) waaruit onder andere politiesalarissen worden betaald.

- Nederland was een van de voortrekkers bij het opzetten van de EUPOL-missie in Afghanistan. Nederland stelt zeven man KMar ter beschikking van de EUPOL-missie, die in de provincies Kandahar en Uruzgan zullen bijdragen aan het EUPOL-trainingsprogramma. Daarnaast heeft Nederland een financieel expert en een gender expert bijgedragen aan het EUPOL-hoofdkwartier te Kabul.

- Nederland heeft 4,2 miljoen beschikbaar gesteld voor de bouw van een Politie Trainingscentrum in de provincie Uruzgan. De bouw zal naar verwachting in 2008 worden gerealiseerd.

- Bijdrage aan het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) ter waarde van 1 miljoen voor de bouw van een politiekantoor en het geven van trainingen en het verstrekken van transportmiddelen en communicatieapparatuur voor de Counter Narcotics Police Afghanistan in Uruzgan.

- Nederland onderhoudt intensief contact met de Afghaanse overheid, van provinciaal niveau tot president Karzai zelf, over de opbouw en training van de politie in Afghanistan, en in Uruzgan in het bijzonder. Zo is de provinciaal politiecommandant in Uruzgan, mede na
---

Nederlandse druk, vervangen door een capabele commandant met wie nauw wordt

samengewerkt.

- De Nederlandse Task Force Uruzgan werkt nauw samen met het door de Verenigde Staten gefinancierde Police Mentoring Team in de provincie Uruzgan en de betaalteams die zorgen voor de betaling van salarissen van de agenten in het veld. Vraag van het Lid Ferrier (CDA)
Vraag: Kan de minister toezeggen dat de inzet van vrijwilligers in wereldwinkels ondersteund en gefaciliteerd zal worden?
Antwoord: Ik waardeer het werk van de 12.500 vrijwilligers van de wereldwinkels in Nederland. Zij hebben in de afgelopen jaren bewezen dat zij hun winkel kunnen exploiteren, omzet kunnen maken, producten uit ontwikkelingslanden aan de man kunnen brengen en met de baten daarvan goede doelen kunnen ondersteunen. In de periode 2002 t/m 2007 is met
1,8 miljoen een transformatieprogramma van de Landelijke Vereniging van Wereldwinkels gesteund. Daarmee heeft de vereniging de winkels begeleid naar professionele winkels op A- locaties in de winkelstraten.
Directe steun aan de 400 lokale besturen van de wereldwinkels is in mijn ogen niet noodzakelijk. Dat zou bovendien te kort doen aan de eigen verantwoordelijkheid en het karakter van vrijwilligerswerk.
Vraag van het Lid Ferrier (CDA)
Vraag: Ik hoor graag hoe de minister tegen het belang van beroeps- en hoger onderwijs aankijkt en wat hij de komende jaren op dit gebied wil realiseren en stimuleren. Daarbij wil ik erop wijzen dat er meerwaarde te halen valt in de combinatie OS, EZ en OCW en de "cross border projecten" van de Haagse Hogeschool.
Antwoord: Niet alleen basisonderwijs maar ook kwalitatief goed vervolgonderwijs is noodzakelijk om jongeren en volwassenen de mogelijkheid te bieden hun sociale en economische positie te verbeteren. Er is echter internationaal minder geld beschikbaar is voor basisonderwijs dan voor voortgezet, beroeps- en hoger onderwijs. Van het wereldwijde ODA budget beschikbaar voor onderwijs wordt, zoals blijkt uit cijfers van UNESCO, slechts 46% besteed aan basisonderwijs. De rest gaat naar andere vormen van onderwijs. Gezien deze ontwikkeling blijft Nederland de komende jaren prioriteit geven aan basisonderwijs. Tegelijkertijd kiest Nederland voor een evenwichtige benadering van de opbouw van de onderwijssector op landenniveau waarbij niet alleen basis onderwijs wordt versterkt, maar tevens meer aandacht komt voor vervolgonderwijs. Aansluiting bij de lokale context staat hierbij voorop. Nederland ondersteunt reeds onderwijssectorplannen waarin deze evenwichtige benadering vorm heeft gekregen en draagt het belang van aandacht hiervoor internationaal actief uit.
In het kader van het Schokland Akkoord betreffende beroepsonderwijs zijn OS, OCW en EZ in samenwerking met de MBO-Raad, de HBO-raad, NOVIB, ICCO, SINOP, NUFFIC en andere maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen de mogelijkheden aan het verkennen voor versterking van het beroepsonderwijs in ontwikkelingslanden. Het initiatief van de Haagse Hogeschool lijkt hier op het eerste gezicht bij aan te sluiten. Het zou nuttig zijn om nader te onderzoeken hoe deze zogenaamde "cross border projecten" een bijdrage kunnen
---

leveren aan de verdere invulling en uitwerking van het Schokland Akkoord over

beroepsonderwijs.

Vraag van het Lid Ferrier (CDA)
Vraag: Hoe verhoudt zich de 5 miljoen die beschikbaar is voor de inzet van migrantenorganisaties en de middelen die de MFO's hiervoor inzetten? Antwoord: De samenwerking of subsidiering van migrantenorganisaties door MFO's wordt met name gefinancierd lastens de programma's 'Front Office' en 'samenwerkingsverbanden Nederland'. Voor deze programma's worden migrantenorganisaties als een van de doelgroepen genoemd, dit betekent dat ze ook open staan voor andere (niet-migranten) organisaties.
Zo heeft bijvoorbeeld OxfamNovib zich voor 2007 als doel gesteld dat 30% van de Front Office projecten afkomstig is van organisaties van migranten en vluchtelingen. Cordaid stelt zich onder meer ten doel ongeveer 500 particuliere initiatieven voor OS in Nederland te ondersteunen. Migrantenorganisaties vormen hiervan ongeveer 20%. Zes netwerken van migrantenorganisaties krijgen begeleiding en ondersteuning bij capaciteitsopbouw. In het kader van de Front Office modaliteit wil HIVOS 25% migranten organisaties steunen en daarbuiten ondersteunt Hivos Intent (gericht op ondernemende migranten die in het land van herkomst een eigen bedrijf op te richten). Icco stelt zich onder meer ten doel in het kader van de Front Office modaliteit minimaal 10% van haar relatiebestand uit migrantenorganisaties te laten bestaan.
Een raming van het totaal bedrag dat Cordaid/Icco/Hivos/OxfamNovib voor de Front Offices beschikbaar hebben is ruim 12 miljoen. De raming van 'samenwerkingsverbanden Nederland' bedraagt circa 2 miljoen.
De steun aan migrantenorganisaties gaat mijns inziens niet alleen om de bedragen die voor hen beschikbaar worden gesteld. Het gaat ook om de dialoog, een groeiproces. Zij willen terecht een gelijkwaardige partner in de ontwikkelingssamenwerking worden. Daar werkt het ministerie naar toe, onder andere door hen meer te betrekken bij de dialoog en door ook anderen aan te moedigen dit te doen. In de nieuwe notitie Migratie en Ontwikkeling, die begin volgend jaar naar de Kamer zal worden gestuurd, zal hier nader op worden ingegaan. Vraag van het Lid Ferrier (CDA)
Vraag: Hoe kijkt de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan tegen het betrekken van migranten uit fragiele staten bij de wederopbouw na een conflict? Antwoord: Ik ben mij bewust van de grote betrokkenheid van de diaspora bij ontwikkelingen in het land van herkomst. Ik signaleer een grote gedrevenheid van de diaspora een verschil te maken voor de mensen in het land van herkomst. De bijdrage van de diaspora richt zich naast economische ontwikkeling ook op wat kan worden gekarakteriseerd als "vredeswerk". Maar de diaspora kan ook zorgen voor continuering van het conflict, bijvoorbeeld door de levering van geld en/of wapens aan de strijdende partijen.
Een expliciete doelstelling van het subsidiekader voor Terugkeer Migratie en Ontwikkeling, dat behoort bij de beleidsnotitie Migratie en Ontwikkeling uit 2004, is de al dan niet tijdelijke terugkeer van statushouders ten behoeve van de wederopbouw van het land van herkomst.
---

Van deze mogelijkheid wordt volop gebruik gemaakt. BZ ondersteunt verschillende diaspora-

organisaties én de Internationale Organisatie voor Migratie in hun activiteiten die gericht zijn op tijdelijke terugkeer van migranten. Deze projecten richten zich onder andere op Afghanistan, Burundi, Somalië, Sierra Leone, Soedan, Bosnië Herzegovina, Servië & Montenegro en Kosovo.
Rond de jaarwisseling zal, samen met de staatssecretaris van Justitie, een nieuwe beleidsnotitie Migratie en Ontwikkeling naar de Tweede Kamer worden gestuurd. Voor deze nieuwe notitie worden het huidige beleid en de geïmplementeerde projecten geëvalueerd. Een explicietere inzet van migranten bij de opbouw van fragiele staten zal bij het schrijven van de nieuwe beleidsnotitie worden bekeken.
Vraag van het Lid Gill'ard (PvdA)
Vraag: Ik hoop dat de minister de rechten van homoseksuelen zal meenemen als onderdeel van de politieke dialoog.
Antwoord: U wordt verwezen naar de brief die gisteren hierover naar de Kamer is gestuurd over de resultaten van het onderzoek naar positie van homoseksuelen in partnerlanden (DMV- MR-495). Hierin wordt gesteld dat ambassades dit onderwerp zullen betrekken in de dialoog met de autoriteiten.
Vraag van het Lid van Dam (PvdA)
Vraag: Mogen we in de nota over maatschappelijk verantwoord ondernemen ook een strategie verwachten hoe handel als instrument van buitenlandse politiek wordt ingezet?" Antwoord: Nee, in de nota over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) zal een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds het MVO-beleid, dat uitsluitend gericht is op het bevorderen van het maatschappelijk verantwoordelijk ondernemen door bedrijven, en anderzijds het bevorderen van `duurzaamheid' via overheidsbeleid in algemene zin. Er zal in die nota verwezen worden naar de relevantie van MVO voor specifieke beleidsterreinen, zoals het mensenrechtenbeleid, het beleid op ontwikkelingssamenwerking of in de handelspolitiek. Verder verwijs ik naar de aankondiging van de staatssecretaris van Economische Zaken, die binnenkort een maatschappelijk debat over `handel en duurzaamheid' zal starten . Dit debat zal ingaan op maatschappelijke zorgen als `dierenwelzijn', `milieu', `kinderarbeid' en `arbeidsnormen' in relatie tot de multilaterale (WTO) en de Europese handelspolitiek (in het jargon bekend als de `non trade concerns'). Dit debat moet uitmonden in een Nederlandse visie op `non trade concerns' die in het voorjaar van 2008 naar de Tweede Kamer zal gaan. Vraag van het Lid Voordewind (Christenunie)
Vraag: Wil de minister kijken naar ondersteuning en verhoging van de steun aan het decent work programma van de ILO?
Antwoord: U wordt verwezen naar de brief hierover van 6 november j.l. Vraag van het Lid Voordewind (Christenunie)
Vraag: De minister moet erop toezien dat de ACS-landen in ieder geval niet slechter af zijn na
1 januari. Kan de minister er bij de EC op aandringen dat dezelfde of gelijke rechten als onder het Cotonou-akkoord blijven gelden tot een oplossing is gevonden?
---

Antwoord: Zie het voorgaande antwoord op de vraag van het Lid Irrgang over de EPA's

waarin gesteld wordt dat Nederland niet wil dat ACS-landen er op 1 januari 2008 op achteruit gaan in hun markttoegang tot de EU.

Vraag van het Lid Voordewind (Christenunie)
Vraag: Gaat de minister zich inzetten om structuren in ontwikkelingslanden te versterken, zodat clinical trials ethisch verantwoord kunnen worden uitgevoerd? Antwoord: Het is prijzenswaardig dat grote farmaceutische bedrijven zich steeds meer bezighouden met het ontwikkelen van medicijnen voor zogenaamde neglected diseases. Daartoe moeten clinical trials uitgevoerd worden onder een bevolking die deze ziektes heeft alvorens deze medicijnen in die landen geregistreerd kunnen worden. Het op ethisch onverantwoorde wijze uitvoeren van clinical trials kan voorkomen worden, deels door handhaving en verbetering van de richtlijnen betreffende klinisch onderzoek, deels door capaciteitsopbouw op het gebied van clinical trials in ontwikkelingslanden. Aan dit laatste wordt gewerkt door het Europe Developing Countries Clinical Trials Partnership (EDCTP), waarin Nederland via NACCAP (Netherlands ­ Africa partnership for Capacity development and Clinical interventions Against Poverty-related diseases) 20 miljoen gestoken heeft.
Verder ondersteunt Nederland sinds 2000 het African Malaria Vaccine Testing Network dat later overging in het African Malaria Network. Deze organisatie zet zich in voor institutionele capaciteitsopbouw in Afrikaanse landen opdat deze een actieve rol kunnen spelen bij het op ethisch en kwalitatief verantwoorde wijze opzetten en uitvoeren van clinical trials van nieuwe malariavaccins en ­ medicijnen. De WHO speelt een actieve rol op het gebied van richtlijnen voor ethisch verantwoord klinisch onderzoek.
Vraag van de Leden Voordewind (CU) en Van der Staaij (SGP) Vraag: Kan de minister reageren op het rapport van het Cidi over de United Civilians for Peace (UCP).
Antwoord: Hierbij wordt verwezen naar de schriftelijke vragen die op 31 oktober werden gesteld door het Lid Van Baalen (kamernummer 2070803810). Deze vragen van de heer Van der Staaij en de heer Voordewind zullen meegenomen worden in de beantwoording van de schriftelijke vragen.
Vraag van het Lid Wilders (PVV)
Vraag: Bent u bereid bilaterale relaties met leden van de OIC tot een minimum te beperken en u er voor in te zetten dat dit ook in EU-verband gebeurt ? Antwoord: De regering is niet bereid de bilaterale relaties met de OIC landen tot een minimum te beperken en zal zich er ook niet voor inzetten dat dit in EU-verband gebeurt. De OIC telt 57 lidstaten, dat is bijna een derde van de internationale gemeenschap. Alleen al daarom is de suggestie niet uitvoerbaar. Het is op zich juist dat in veel OIC landen de mensenrechten niet op hetzelfde hoge peil staan als in Nederland, maar dat geldt evenzeer voor veel niet-OIC landen. De regering draait de redenering liever om: juist met die landen
---

waar het respect voor de mensenrechten te wensen overlaat, is het zaak de dialoog aan te gaan

en te blijven voeren, omdat alleen zo verbeteringen bereikt kunnen worden.

Vraag van het Lid Wilders (PVV)
Vraag: Bent u bereid om OS-hulp aan ondemocratische landen zoals Egypte en Jemen stop te zetten?
Antwoord: De beslissing een hulprelatie te beëindigen hangt af van de situatie in en de relaties met het betreffende land en moet uiteraard proportioneel zijn. Ontwikkelingsrelaties worden voortdurend kritisch bezien. Daarbij wordt onder meer gekeken naar het ontwikkelingsstadium waarin het land zich bevindt en de situatie ten aanzien van mensenrechten en goed bestuur. Juist op laatstgenoemde terreinen kan een OS-relatie een positieve bijdrage leveren. De situatie in Egypte en Jemen terzake baart mij zorgen. Zij nopen tot een voortgaande kritische dialoog met beide regeringen en waar nodig tot een herziening van de relatie.
Vraag van het Lid Pechtold (D66)
Vraag: Hoe kan het dat het fregat Van Nes drie dagen moest wachten op toestemming voordat het mensen terzijde kon staan in Nicaragua?
Antwoord: Het noordoosten van Nicaragua werd op 4 en 5 september 2007 getroffen door de orkaan Felix. Op donderdag 6 september was een eerste (voorlopig) hulpverzoek beschikbaar van de Internationale Federatie van het Rode Kruis. Op 7 september werd besloten een financiële bijdrage van 200.000 te verlenen aan dit hulpverzoek. Er was op dat moment nog geen internationaal hulpverzoek door Nicaragua gedaan via de VN of anderszins. Dat is relevant omdat militaire middelen conform internationale afspraken slechts als `last resort' worden ingezet bij humanitaire hulpverlening (indien geen civiel alternatief beschikbaar is) en op verzoek van het getroffen land. Na overleg met en na instemming van de Nicaraguaanse autoriteiten werd eveneens op 7 september besloten het marineschip Van Nes in te zetten. Vraag van het Lid Pechtold (D66)
Vraag: Kunt u een terugblik geven op de gang van zaken rond de handelsmissie naar Iran? Antwoord: Zoals u weet is er van overheidszijde geen directe bemoeienis geweest met deze handelsmissie. Voor meer details zult u contact moeten opnemen met het Nederlands Centrum voor Handelsbevordering.
Vraag van het Lid Van der Staaij (SGP)
Vraag: Is de minister bereid concreet actie te ondernemen inzake kindersekstoerisme? Antwoord: Zoals u bekend geeft dit ministerie per land reisadviezen uit voor de Nederlandse burger. In veel van deze adviezen wordt geattendeerd op ook in Nederland strafbare handelingen en de gevolgen van misdrijven in het buitenland. Ik ben gaarne bereid om, voor landen waarin dat speelt, in dit kader nader in te gaan op het aspect van het kindersekstoerisme en daarbij te betrekken dat ambassadepersoneel op dat punt gealerteerd
---

wordt. Op 22 november aanstaande zal mijn ministerie deze kwestie ook in het halfjaarlijks

overleg met de reisbranche aan de orde stellen. Dit zal ook meegenomen kunnen worden in de `Wijs op Reis' campagne.


10