Kamervragen Schippers over de tarievenmaatregel voor orthodonisten
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
MEVA-K-U-2803510
7 november 2007
Antwoorden van minister Klink op kamervragen van Kamerlid Schippers
(VVD) over tarievenmaatregel voor orthodontisten (2070801240).
Vraag 1
Is het waar dat de door de Nederlandse Zorgautoriteit aan
orthodontisten opgelegde tarievenmaatregel zijn doel dreigt te missen,
en zelfs in sommige gevallen dreigt te leiden tot hogere kosten, omdat
bepaalde orthodontisten financiële constructies hebben verzonnen,
waarbij zij zich kunnen onttrekken aan de tarievenmaatregel?
Antwoord 1
Indien gedoeld wordt op het feit dat orthodontisten zich uitschrijven
als orthodontist en vervolgens verder praktiseren als tandarts, is het
antwoord bevestigend. Die mogelijkheid bestaat omdat elke orthodontist
immers ook tandarts is. Het is aan de afgestudeerde orthodontist zelf
om te beslissen om zich in het specialistenregister van de Nederlandse
Maatschappij tot bevordering der Tandheelkunde (NMT) als orthodontist
in te schrijven of niet. Hij of zij kan dus ook beslissen om zich weer
uit te laten schrijven. Tot voor kort kwam dit vrijwel nooit voor,
terwijl dat nu wel gebeurt. Mogelijk dat hier een verband bestaat met
het feit dat de tarieven voor orthodontische verrichtingen uitgevoerd
door een tandarts op dit moment hoger liggen dan de tarieven voor
vergelijkbare verrichtingen uitgevoerd door een orthodontist. Deze
situatie is nog een uitvloeisel van de Wet tarieven gezondheidszorg
(Wtg), waarbij prestaties en bijbehorende tarieven per aanbieder
werden omschreven. De tarieven voor orthodontisten zijn wel nieuw
onderbouwd, terwijl de tandartstarieven dat nog niet zijn. Op dit
moment voert de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) onderzoek uit naar
een algehele herziening van de tariefstructuur voor de mondzorg
waarbij wordt toegewerkt naar functionele tarieven. Overeenkomstig de
uitgangspunten van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg), die de
Wtg heeft opgevolgd, houdt dat primair in dat verrichtingen
(prestaties) worden getarifeerd, onafhankelijk van welke zorgaanbieder
de prestatie levert. De verwachting is dat hiermee in de loop van 2008
een aanzet wordt gegeven tot een harmonisatie van de tarieven voor
orthodontie en de thans bestaande verschillen grootdeels zullen
verdwijnen.
Vraag 2
Kunt u aangeven of het mogelijk is dat een orthodontist, die claimt
het oneens te zijn met de opgelegde tarievenmaatregel, zich laat
uitschrijven uit het specialistenregister, en vervolgens
tandartsentarieven in rekening brengt die hoger zijn dan
orthodontistentarieven?
Antwoord 2
Ja, dat kan (zie het antwoord op vraag 1).
Vraag 3
Wat is uw opvatting over dergelijke constructies?
Antwoord 3
Mogelijk wordt de reeds bestaande vrijheid om zich wel of niet in het
specialistenregister in te schrijven, mits uiteraard voldaan aan de
vereisten om het vak van orthodontist uit te oefenen, aktiever
gebruikt om andere tarieven in rekening te brengen. Ik ben ten
principale van mening dat verrichtingen ongeacht de aanbieder
getarifeerd moeten worden. Daarom ondersteun ik het onderzoek van de
Nza, zoals genoemd bij het antwoord op vraag 1.
Vraag 4
Bent u bereid signalen daarover te laten onderzoeken? Bent u voorts
bereid te onderzoeken om hoeveel gevallen het gaat en, indien hier
sprake is van een tendens, daartegen stappen te ondernemen? Zo neen,
waarom niet?
Antwoord 4
Uit cijfers van de NMT blijkt dat 41 (op een totaal van 300)
orthodontisten zich hebben uitgeschreven. Dat is een relatief beperkt
aantal. Als de tarieven van de tandartsen en orthodontisten in de
toekomst gaan harmoniseren, verwacht ik dat de betreffende
orthodontisten zich hernieuwd zullen inschrijven. De NMT ondersteunt
mij in die verwachting.
Op grond hiervan, zie ik geen verdere aanleiding om de situatie nader
te onderzoeken.