Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 7 november 2007 1 Ons kenmerk Uw kenmerk CenD/DAB-2007/4215 - Onderwerp
Beleidsmatige reactie op onderzoek "Rekenfouten A4 en A74"

Geachte voorzitter,

Bij brief van 18 oktober 2007 (kenmerk 07-VW-B-082) heeft u mij gevraagd om een beleidsmatige reactie op het rapport "Rekenfouten A4 en A74" van het Onderzoeks- en Verificatiebureau (OVB). In het navolgende treft u deze aan.


1. Inleiding


1.1 Aanleiding
In het afgelopen jaar is bij de A4 Delft-Schiedam en de A74 een fout aan het licht gekomen. Bij de A4 was abusievelijk niet in het verkeersmodel ingevoerd, dat bij knooppunt Ypenburg in het ontwerp al rekening was gehouden met een uitbreiding van de verbindingsbogen met een extra rijstrook. Bij de A74 bleek dat was gerekend met de invoering van landelijk prijsbeleid, wat bij deze berekeningen niet had gemoeten. In beide gevallen betrof het een foutieve invoer in het verkeersmodel, die bij beide projecten uiteindelijk leidt tot vertraging. Bij beide projecten is de fout gemaakt door het ingeschakelde onderzoeksbureau en kwam deze op een laat moment aan het licht, waardoor hij mede consequenties kon hebben voor de planning. In eerdere overleggen en brieven heb ik al aangegeven dat ik deze fouten ten zeerste betreur. Ik stel het op prijs dat het Onderzoeks- en Verificatiebureau (OVB) in uw opdracht het onderzoek hiernaar breed heeft opgepakt en zich ook richt op aanknopingspunten om situaties als bij A4 en A74 in de toekomst te voorkomen.

Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71

Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95 bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

CenD/DAB-2007/4215


1.2 Hoofdlijnen van de beleidsmatige reactie
Ik ga hierna in paragraaf 2 in op hoe binnen VenW wordt omgegaan met verkeersmodellen en -prognoses. De essentie van mijn betoog is dat het voorspellen van de toekomst altijd gepaard gaat met onzekerheid. Altijd moeten veronder- stellingen worden gedaan, waarvan het onzeker is of ze uitkomen. Deze onzekerheid wringt met name bij het gebruik van verkeersprognoses voor het berekenen van de milieu-effecten. De huidige milieuwetgeving vergt een mate van betrouwbaarheid van de verkeersprognoses, die niet kan worden waargemaakt. Dit is een spanningsveld, dat consequenties kan hebben voor projecten.

In paragraaf 3 komt aan de orde dat in de loop der tijd maatregelen zijn getroffen om de onzekerheid te reduceren en de betrouwbaarheid van verkeersprognoses te vergroten. Dit heeft geleid tot een steeds grotere complexiteit van het maken van verkeersprognoses. Hierdoor is nooit helemaal te voorkomen, dat de bureaus die in opdracht van VenW verkeersprognoses maken een fout maken. Waar het dan om gaat is kwaliteitsborging, die ervoor zorgt dat fouten zoveel mogelijk worden voorkomen en die ­ wanneer ze toch optreden ­ aan het licht komen op een moment dat de fout nog te herstellen is zonder consequenties voor de planning.

In paragraaf 4 ga ik in op de maatregelen die ik tref om de geschetste problematiek beheersbaar te maken. Daarin geef ik aan hoe binnen VenW naar aanleiding van de A4 en A74 de kwaliteitsborging wordt verbeterd en geef ik aan wat mijn inzet is voor wat betreft de besluitvorming over infrastructuur: meer bestuurlijke rust en minder complexiteit van modellen en projecten.

Tot slot wil ik nog iets zeggen over de wijze waarop de Kamer wordt geïnformeerd over de voortgang van projecten, mede omdat het OVB daar op onderdelen kritisch over is.


2. Onzekerheid bij het maken van verkeersprognoses

Onzekerheid is inherent aan het voorspellen van de toekomst Om over een infrastructuurproject aan het eind van de planstudiefase een tracébesluit te kunnen nemen is onder meer inzicht nodig in verkeerskundige effecten van de verschillende alternatieven en varianten, in de milieu-effecten en in de omvang van de benodigde mitigerende maatregelen voor lucht en geluid. Hierbij wordt gebruik gemaakt van verkeersmodellen, waarmee prognoses worden gemaakt voor de toekomstige ontwikkeling van het verkeer. In bijlage 1 is een nadere toelichting opgenomen op de totstandkoming en het gebruik van verkeersmodellen.

Inherent aan het voorspellen van de toekomst is dat er onzekerheden zijn, waardoor de voorspelling niet of niet helemaal klopt. Hoe verder bovendien vooruitgekeken wordt, hoe onzekerder de voorspelling wordt. Dat geldt voor weersverwachtingen, economische voorspellingen en evengoed ook voor verkeersprognoses. De uitkomst van verkeersmodellen is, zoals het OVB terecht opmerkt, geen absoluut gegeven.
---

CenD/DAB-2007/4215

Meer inzicht geven in de bandbreedtes
Een model, en dus ook een verkeersmodel, is per definitie een benadering van de werkelijkheid. Daarnaast kennen de aannames die uitgangspunt zijn, zoals bijvoorbeeld de ruimtelijke ontwikkelingen, een bepaalde waarschijnlijkheid. Het kan altijd iets meer of iets minder worden. Modeluitkomsten hebben daarom een bandbreedte, die de (on)betrouwbaarheid van de verkeerscijfers inzichtelijk maakt. De aanbeveling van het OVB om in besluitvormingsdocumenten meer duidelijkheid te creëren over de modelinvoer en over de onzekerheden en bandbreedte in de uitkomsten zal ik overnemen. Hierdoor wordt inzichtelijker wat de mate van zekerheid is waarmee uitspraken worden gedaan. Ook zullen vaker en meer systematisch dan nu het geval is gevoeligheidsanalyses worden uitgevoerd op de verkeersprognoses, zodat ook deze informatie kan worden meegewogen in de besluitvorming. Dit punt zal ik ook onder de aandacht brengen van de Commissie versnelling besluitvorming onder leiding van dhr. Elverding. Deze commissie heb ik een advies gevraagd over mogelijkheden om de besluitvorming te versnellen zonder dat dit de zorgvuldigheid vermindert.

Onzekerheid in verkeersprognoses knelpunt bij toepassing milieuwetgeving Voor de afweging tussen alternatieven bij het nemen van tracébesluiten is een bandbreedte in de verkeerseffecten geen probleem. Bij de tracébesluiten die ik neem, zijn de modeluitkomsten een belangrijk afweegcriterium, maar niet het enige. Natuur, landschap, ruimtelijk inpassing, economische kansen, de kosten/baten-ratio en regionaal draagvlak zijn tevens onderdeel van mijn afweging.

Bij gebruik van verkeersprognoses bij het bepalen van de milieukundige effecten en de omvang van de mitigerende maatregelen speelt deze onzekerheid wel een rol. In wet- en regelgeving is vastgelegd hoe lucht- en geluidsonderzoeken worden uitgevoerd. Het spanningsveld, waarin ik sinds het ontstaan van de luchtproblematiek in 2004 moet opereren, is de tegenstrijdigheid tussen enerzijds het detailniveau van de luchtwetgeving en anderzijds de bandbreedte van de uitkomsten van verkeersmodellen. Hierbij speelt mee:

- Kleine verschillen in de verkeersprognoses kunnen verschil maken in de luchtkwaliteiteffecten en de omvang van de mitigerende maatregelen. Dit kan op zijn beurt weer consequenties hebben voor de besluitvorming;
- De bandbreedte van de modeluitkomsten van de verkeers- en luchtmodellen is zodanig, dat niet tegemoet kan worden gekomen aan de nauwkeurigheid, die de normering vereist. Dit kan niet opgelost worden met en verdere verfijning van modellen. Toekomstige ontwikkelingen zijn hiervoor te onzeker.


3. Gevolgen van onzekerheid en toegenomen complexiteit Om de toekomst zo betrouwbaar mogelijk te voorspellen zijn de verkeersmodellen en de invoergegevens in de afgelopen jaren steeds verder gedetailleerd. Daarnaast worden ze regelmatig geactualiseerd. Hierdoor worden het maken van verkeersprognoses en ook de verkeersmodellen zelf steeds complexer. Dit komt de betrouwbaarheid ten goede, maar heeft als keerzijde de veroudering van invoergegevens en een toegenomen kans op fouten.

---

CenD/DAB-2007/4215

Spanning tussen actualiteit prognoses en voortgang van het project De planstudiefase duurt in de praktijk meerdere jaren. Dit was ook bij de A4 en de A74 het geval. In die tijd staat de wereld niet stil. Er kunnen zich allerlei ontwikkelingen voordoen, waardoor de invoergegevens van de modellen verouderd raken. Bij het maken van verkeersprognoses met modellen is er altijd een spanning tussen proceduresnelheid en actualiteit van het model. Actualiteit is belangrijk, maar het is niet wenselijk om de uitgangspunten en aannames van verkeersmodellen vaak te veranderen. Afgeleide berekeningen moeten dan ook worden overgedaan en dat komt een vlotte procedure niet ten goede.

Om dit spanningsveld hanteerbaar te maken werkt Rijkswaterstaat met de vuistregel dat aannames betreffende de invoergegevens of modeluitgangspunten alleen worden gewijzigd bij de start van een nieuwe fase in een project (bijvoorbeeld de start van de ontwerp-tracébesluitfase). Het komt in de praktijk echter voor dat van deze regel wordt afgeweken. Soms is het onontkoombaar om aannames aan te passen, bijvoorbeeld als het tijdsverloop binnen één fase te lang is, bij belangrijke beleidswijzigingen (zoals bijvoorbeeld de vaststelling van de Nota Mobiliteit) en uiteraard ook wanneer een fout aan het licht is gekomen.

Een deel van de vertragingen die ik u gemeld heb in de voortgangsrapportage van 30 juni 2007 wordt veroorzaakt door actualisering van modelinvoergegevens.

Toegenomen kans op fouten
De steeds verdergaande detaillering van verkeersmodellen en modeluitgangspunten heeft geleid tot een sterke toename van het aantal variabelen en modeluitgangspunten. Alleen al omdat de grote hoeveelheid modeluitgangspunten per keer handmatig moet worden ingevoerd, is nooit helemaal te voorkomen, dat de bureaus die in opdracht van VenW verkeersprognoses maken ­ hoe deskundig ook ­ een fout maken. Waar het dan om gaat is kwaliteitsborging, die ervoor zorgt dat fouten zoveel mogelijk worden voorkomen en die ­ wanneer ze toch optreden ­ aan het licht komen op een moment dat de fout nog te herstellen is zonder consequenties voor de planning.


4. Beheersmaatregelen
Ik vind het uiteraard en zeker gezien de voorgeschiedenis zeer gewenst om risico's op fouten te minimaliseren, en rust, stabiliteit en betrouwbaarheid van modeluitkomsten te vergroten. Dit doe ik door:

1. de kwaliteitsborging binnen Rijkswaterstaat te versterken;
2. te werken aan snellere en slagvaardiger besluitvorming over infrastructuurprojecten.


---

CenD/DAB-2007/4215

4.1 Versterking van de kwaliteitsborging binnen Rijkswaterstaat Na constatering van de fout bij de A4 Delft-Schiedam heeft Rijkswaterstaat ingezet op een kwaliteitsverbetering van zijn organisatie op het gebied van omgaan met verkeersmodellen. Een invoerfout, zoals bij de A4 en bij de A74 is gemaakt, is nooit helemaal uit te sluiten. Wel is het mogelijk het risico op fouten sterk te verminderen. Daarbij moet worden bedacht dat mijn ministerie niet zelf verkeersonderzoek doet. Hiervoor worden onderzoeksbureaus ingeschakeld, die hierin gespecialiseerd zijn. Ik vind dat ik erop moet kunnen vertrouwen dat zij hun werk goed doen. De situatie bij A4 en A74 heeft aangetoond dat gerichte inspanningen om kwaliteit te borgen nodig zijn, zowel vooraf door bijvoorbeeld goede opdrachtformulering en achteraf door kwaliteitscontrole. Derhalve heb ik opdracht gegeven voor verdere aanscherping van de richtlijnen hiervoor.

Meer sturing door Rijkswaterstaat vooraf
Rijkswaterstaat heeft na het constateren van de fout bij A4 een aantal maatregelen getroffen om de sturing te verbeteren. Dit sluit aan bij de conclusie van het OVB dat de sturing van Rijkswaterstaat beter kan. De sturing van Rijkswaterstaat vooraf op verkeersmodellen en ­prognoses valt uiteen in twee delen. Ten eerste is er de ontwikkeling van modellen en de vaststelling van landelijke modeluitgangspunten. Hierbij is van oudsher reeds sprake van veel sturing door Rijkswaterstaat. Ten tweede is er de controle op de modelinstelling bij concrete berekeningen. Hiervoor heeft Rijkswaterstaat als reactie op de constatering van de invoerfout bij de A4 Delft-Schiedam een aantal verbetermaatregelen in gang gezet, gericht op:
- standaardisering en uniformering van de werkwijze voor het maken van verkeersprognoses;

- verbetering van de communicatie tussen Rijkswaterstaat en de marktpartijen, die doorgaans bij deze modelberekeningen worden ingeschakeld;
- aanscherping van de richtlijnen voor het aanbesteden van dit soort onderzoek;
- extra controle op de gehanteerde modelinstelling. Deze maatregelen voert RWS momenteel door in zijn organisatie. Daarnaast is om de sturing van planstudies in het algemeen te verbeteren binnen Rijkswaterstaat een nieuwe centrale programmadirectie gevormd, die zich gaat richten op de centrale sturing en monitoring van ZSM- en MIT-planstudies en verkenningen. Naast een optimale benutting van marktpartijen voor het uitvoeren van verkeersonderzoeken, is een speerpunt binnen de arbeidsmarktstrategie van Rijkswaterstaat de werving van nieuw deskundig personeel op het vlak van de schaarse m.n. verkeerskundige expertise. Voor meer strategische vraagstukken wordt een beroep gedaan op de wetenschappelijke wereld. Regelmatig worden deskundigen verzocht over strategische vraagstukken te adviseren. Met deze maatregelen worden, zoals het ovb ook adviseert, de kerncompetenties van Rijkswaterstaat verder versterkt.

Versterking van de controlefunctie
Dat extra controle nodig is, is een van de lessen van de A4 en A74. Hiervoor worden inmiddels de verbetermaatregelen getroffen, zoals hiervoor zijn beschreven. De conclusie van het OVB dat de invoerfouten eerder zouden zijn ontdekt als deze maatregelen al waren ingevoerd, is plausibel.

---

CenD/DAB-2007/4215

Na het constateren van een invoerfout bij de A74 heeft Rijkswaterstaat eerst gecontroleerd of dezelfde invoerfout bij andere projecten voorkwam. Dat was niet het geval. Tevens is een brede controle-actie gestart, waarmee de uitgevoerde verkeersberekeningen in lopende studies aan een grondig onderzoek worden onderworpen. Invoerfouten zoals bij de A4 en de A74 zijn tot nog toe niet aangetroffen.

4.2 Werken aan snellere en slagvaardiger besluitvorming over infrastructuurprojecten

Mijn ambitie is een snellere en slagvaardiger besluitvorming over infrastructuurprojecten zonder dat dit ten koste gaat van de zorgvuldigheid van besluiten. Ik zie daarvoor twee richtingen:

- vergroting van bestuurlijke rust in de planstudiefase na een gedragen keuze in de verkenningenfase;

- vermindering van complexiteit van projecten en verkeersmodellen.

Vergroting van bestuurlijke rust in de planstudiefase Tijdens de planstudiefase worden regelmatig vanwege bestuurlijke wensen, dan wel nieuwe ruimtelijke of juridische ontwikkelingen uitvoeringsvarianten of nieuwe uitgangspunten toegevoegd. Dit leidt ertoe dat vaak onder grote tijdsdruk modeluitgangspunten worden gewijzigd en veel berekeningen moeten worden gemaakt. Het beheersen van het risico op het maken van fouten bij modellen is in die situatie lastig. Een zekere bestuurlijke rust in de planstudiefase kan ook bijdragen aan een snellere voortgang van projecten, onder meer ­ maar zeker niet alleen ­ door een verkleind risico op fouten.

Vermindering van complexiteit van projecten en verkeersmodellen In de toekomst wil ik voor het gebruik van verkeersprognoses terug naar het doel, waarvoor deze oorspronkelijk bedoeld zijn: een verkeerskundige afweging tussen alternatieven bij de besluitvorming. Op dit moment moet ik constateren dat de toepassing van de verkeers- en luchtmodellen door hun complexe en weinig robuuste karakter bij diverse planstudies aanleiding is tot vertraging.

Om mijn ambitie, een snellere, slagvaardigere en zorgvuldige besluitvorming, te verwezenlijken heb ik advies gevraagd aan een door mij ingestelde Commissie versnelling besluitvorming infrastructurele projecten onder leiding van dhr. Elverding. Het vergroten van de bestuurlijke rust, en het verminderen van de complexiteit van projecten en verkeersmodellen zijn oplossingsrichtingen die ik bij deze commissie heb neergelegd. Ik wil deze commissie verzoeken om ook de wijze waarop modellen effectief en efficiënt gebruikt kunnen worden in de besluitvorming in haar advies te betrekken. In het voorjaar van 2008 verwacht ik het advies van deze commissie en zal ik een standpunt hierover innemen.


---

CenD/DAB-2007/4215

5. Informatievoorziening aan de Kamer
Ik licht hierna eerst toe wat mijn lijn is voor het informeren van de Kamer over de voortgang van infrastructuurprojecten. Hoewel deze brief primair bedoeld is als beleidsmatige reactie ga ik tot slot nog kort specifiek in op de informatie over de A74.

5.1 Wijze van informeren van de Kamer
Het met enige regelmaat updaten van de gehanteerde uitgangspunten bij de verkeersmodellen is noodzakelijk om tot een robuust tracébesluit te komen. Als zodanig wordt de Kamer hierover normaliter niet bericht. In uitzonderlijke gevallen wordt hiervan wel melding gemaakt. Dit heeft dan niet te maken met de actualiseringsslag op zichzelf, maar met een vertraging die het gevolg is van de actualisering van de modeluitgangspunten. Dergelijke vertragingen worden u gemeld in de halfjaarlijkse voortgangsrapportage over tracéwet- en Spoedwetprojecten1. Daarbij wordt ook de oorzaak van de vertraging aangegeven. In de voortgangsrapportage over de tweede helft van 2006 (30 juni 2007) worden twaalf projecten genoemd waar de planning als gevolg van onderzoeken is vertraagd. Als reden voor vertraging wordt bij een aantal van deze projecten een kwaliteitsslag/actualisering van verkeersonderzoeken genoemd. Middels de voortgangsrapportage wordt de Kamer dus op de hoogte gehouden van de oorzaken van de vertragingen met de planstudies. Uiteraard worden in bijzondere gevallen ook tussentijds afwijkingen aan de Kamer gemeld. Zo wilde ik in het geval van de A4 en de A74 niet wachten op de volgende voortgangsrapportage, maar heb ik, zoals het OVB ook constateert, de Kamer meteen gemeld dat er een fout was opgetreden. Ik meen dat de hiervoor beschreven wijze van informeren u in staat stelt om een oordeel te vormen over de status en de voortgang van projecten.

5.2 Informatievoorziening over de A74
Het OVB meent dat er naast de door mij gemelde fout (rekenen met een landelijke vorm van beprijzen) bij de A74 `nog drie majeure fouten aan het licht zijn gekomen' en concludeert dat de Kamer hierover `sporadisch is geïnformeerd'.

Er zijn ten eerste niet nog drie majeure fouten aan het licht gekomen. Door het externe bureau dat in opdracht van Rijkswaterstaat werkte zijn op één punt verkeerde gegevens ingevoerd in een rekenmodel. Dat was de fout, die ik direct aan de Kamer heb gemeld. Op grond hiervan is een kwaliteitstoets uitgevoerd op alle bij het model gehanteerde uitgangspunten. Dit om zeker te weten, dat er niet meer fouten waren. Ik heb de tijd tevens gebruikt om de invoergegevens te actualiseren.


1 Sinds begin 2006 wordt de Tweede Kamer twee keer per jaar op de hoogte gebracht van de voortgang van alle tracéwetprojecten. Al eerder gebeurde dat voor spoedwetprojecten. Sinds 2007 worden beide rapportages gecombineerd in één halfjaarlijkse voortgangsrapportage van tracéwet- en spoedwetprojecten.
---

CenD/DAB-2007/4215

Dit leidde tot drie aanpassingen als gevolg van:

- mogelijkheden voor het verfijnder prognosticeren van de effecten van de snelheidsbeperking tot 80 km/uur op intensiteiten vrachtverkeer;
- nieuwe verkeerskundige inzichten over de wijze waarop het grensoverschrijdende vrachtverkeer in het verkeersmodel wordt gemodelleerd;
- actualisering van het verkeersmodel met de meest actuele ruimtelijke ontwikkelingen.
Deze heb ik alledrie letterlijk genoemd in mijn brief van 3 juli 2007 (Kamerstuk 30800A, nr.77). Er zijn is dus geen sprake van `nog drie majeure fouten'.

Ten tweede is mijn beeld niet dat de Kamer over de fout `sporadisch is geïnformeerd'. Ik heb u geïnformeerd conform de in paragraaf 5.1 beschreven werkwijze. Dat er in de archieven, die ik open heb gesteld voor de onderzoekers van het OVB, meer achterliggende stukken zijn aangetroffen is logisch. Verkeersonderzoeken zijn complex, zoals ik hiervoor aangaf. Dit constateert het OVB ook. Tijdens de uitvoering van verkeersonderzoeken worden er op diverse momenten in interne memo's tussenresultaten gemeld. Dit maakt onderdeel uit van het werkproces. Uiteraard meld ik u resultaten pas nadat de onderzoeken afgerond zijn en de uitkomsten voldoende robuust zijn om besluiten op te kunnen baseren. Ik heb u 30 maart gemeld dat er een fout is gemaakt en aangekondigd binnen drie maanden te informeren over de gevolgen. Op 3 juli heb ik u op basis van vervolgonderzoek gemeld welke invoergegevens ik in het model actualiseer.

Ik meen dat ik u op basis van de mij beschikbare informatie heb geïnformeerd op een zodanige wijze dat u zich een oordeel over het project kon vormen. De conclusies die het OVB hierover trekt, sporen mijns inziens niet met de feiten, zoals ik aan u heb overlegd. Mijn inhoudelijk onderbouwde zienswijze is opgenomen in bijlage 1 van het rapport van het OVB. Hiernaar wil ik u graag verwijzen.

Tot slot
In het voorgaande heb ik beschreven hoe ik tracht fouten, zoals die zich bij A4 en A74 hebben voorgedaan, te voorkomen en ik heb aangegeven welke richting ik kies om te komen tot snellere en slagvaardigere besluitvorming over infrastructuur. Tezamen hoop ik dat dit bijdraagt aan mijn streven om in de komende jaren besluiten te nemen over urgente mobiliteitsvraagstukken in Nederland.

Hoogachtend,

DE MINISTER VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

Camiel Eurlings


---

CenD/DAB-2007/4215

BIJLAGE 1: TOTSTANDKOMING EN GEBRUIK VERKEERSMODELLEN

Algemeen
Het verkeerssysteem is een complex systeem. Om inzicht te krijgen in de verkeerskundige werking van maatregelen wordt gebruik gemaakt van verkeersmodellen. Zo'n model simuleert het gedrag van reizigers, zoals de keuze van de bestemming, de vervoermiddelenkeuze, voor de auto de keuze van het vertrektijdstip en de routekeuze. Het model biedt inzicht in de effecten van al die keuzes op het verkeerssysteem. Door bij de berekeningen te variëren met de uitgangspunten (bijvoorbeeld de autokosten per km of de beschikbare wegcapaciteit) kan worden onderzocht wat de invloed is van al deze variabelen op het verkeer, de belasting van de wegen en de knelpunten daarin. Ook het effect van beleidsmaatregelen kan zo worden onderzocht. Dit gebeurt zowel bij korte termijnmaatregelen, die bijvoorbeeld worden genomen in het kader van verkeersmanagement en beheer en onderhoud, als bij structurele capaciteitsuitbreiding voor de lange termijn.

Gebruik van verkeersmodellen bij besluitvorming over weguitbreiding Bij MIRT-projecten wordt gebruik gemaakt van strategische verkeersmodellen op een regionaal schaalniveau. Deze modellen voorspellen het verplaatsingsgedrag van reizigers in de toekomst met behulp van in wiskundige formules ondergebrachte verbanden tussen kenmerken van personen en huishoudens (bijvoorbeeld het aantal werkenden in het huishouden, of het inkomen van een persoon), de vervoerwijzen (bijv. reistijden en frequenties van treinverbindingen, snelheden op de weg en capaciteiten van de weg) en de ruimtelijke omgeving (bijv. locaties van de werkgelegenheid en de woningen). De modellen zijn geijkt op het actuele verplaatsingspatroon zoals dat in een referentiejaar is waargenomen. Om een uitspraak te kunnen doen over de toekomst, worden naast het huidige verplaatsingspatroon ook andere mobiliteitsbepalende ontwikkelingen in het model ingevoerd, die tussen het referentiejaar en het prognosejaar worden verwacht. Het gaat dan met name om uitgangspunten over:

- reizigerstypen en ­aantallen (bijv. verwachte demografische ontwikkelingen): ontwikkelingen rond inwoners en arbeidsplaatsen in de regio (woningbouwlocaties, nieuwe bedrijventerreinen)
- reismogelijkheden en reistijden: ontwikkelingen rond infrastructuur (capaciteitsuitbreiding, nieuwe verbindingen, capaciteitsverhoging door DVM) en OV

- reiskosten: beleidsontwikkelingen (bijv. kosten van verplaatsingen, parkeerbeleid)

Voor deze uitgangspunten worden vaste bronnen gehanteerd: CPB-scenario's, gegevens van provincies, infrastructuur uit het MIRT en beleidsuitgangspunten, zoals die worden vastgesteld binnen Verkeer en Waterstaat.

Wanneer een procedure wordt gevolgd ter voorbereiding van een besluit tot aanleg of uitbreiding van een weg worden verkeersmodellen voor twee hoofddoelen gebruikt:
---

CenD/DAB-2007/4215

Hoofddoel 1: Analyse van de problematiek en de verkeerskundige werking van mogelijke oplossingen.
De analyse van de problemen die op het verkeersnetwerk worden verwacht zónder maatregelen vindt doorgaans plaats in de Verkenning, maar wordt in veel gevallen ook in de planstudie voortgezet. Met behulp van het verkeersmodel wordt ook het effect van maatregelen, zoals het uitbreiden van de wegcapaciteit in allerlei varianten, inzichtelijk gemaakt. Het is primair voor dit doel dat deze modellen zijn ontwikkeld. Uiteindelijk worden één of enkele alternatieven gekozen die in de procedure worden meegenomen.
Hoofddoel 2: Bepaling van de milieu-effecten van de wegaanleg of ­uitbreiding. Wanneer duidelijk is welke maatregelen een goede verkeerskundige oplossing kunnen vormen voor de problemen op het netwerk wordt hiervoor een tracéwetprocedure doorlopen. Voordat een tracébesluit kan worden genomen, moet echter vast komen te staan dat het project binnen de geldende milieunormen kan worden gerealiseerd. Met name de normen van luchtkwaliteit en geluidhinder zijn in sterke mate afhankelijk van de intensiteit van het verkeer op de weg (met onderscheid tussen personen en vrachtverkeer). Tijdens de planstudie worden deze intensiteiten met behulp van verkeersmodellen bepaald.

Beschrijving Nieuw Regionaal Model (NRM)
Voor het prognosticeren van verkeers- en vervoerseffecten maakt Rijkswaterstaat standaard gebruik van het Nieuw Regionaal Model (NRM). Het NRM is een strategisch verkeers- en vervoermodel voor het ramen van effecten van maatregelen op het verkeer en vervoer op regionale schaal. Met het NRM worden prognoses gemaakt voor de hoeveelheid verplaatsingen per onderscheiden verplaatsingsmotief en vervoerwijze tussen in het model onderscheiden gebieden­ de zogenaamde zones. Het auto- en vrachtverkeer wordt toegedeeld aan de in het model opgenomen autonetwerken. In deze autonetwerken zijn de belangrijkere wegen opgenomen: van autosnelwegen tot aan het niveau van wijkontsluitingswegen. Daarmee zitten al de wegen die beïnvloed zouden kunnen worden door een hoofdwegennetproject in het model.

Landsdekkend zijn er momenteel zes NRM's, die nog een verschillend basisjaar hebben. Vanaf eind 2008 zullen dat er vier zijn met een gelijk basisjaar en andere geharmoniseerde kenmerken. Bij de A4 Delft Schiedam is nog gebruik gemaakt van een voorloper van het NRM, het Randstadmodel.

Het NRM is een model dat werkt volgens de zogenaamde groeifactormethode. Deze methode combineert de groei die met het model wordt berekend met een beschrijving van de mobiliteit van het basisjaar. De resulterende hoeveelheid verkeer in het prognosejaar wordt vervolgens voor de autobestuurder en het vrachtverkeer voor de drie onderscheiden dagdelen (ochtendspits, avondspits en de rest van het etmaal) toegedeeld aan het netwerk.


10

CenD/DAB-2007/4215

Dit soort modellen vormt een zo goed mogelijke benadering van de werkelijkheid en heeft als doel de effecten van beleidsmaatregelen inzichtelijk te maken en te kunnen analyseren. Essentieel is dat de beleidsmaatregelen (zoals bijvoorbeeld een verbreding van de weg) kunnen worden vertaald naar input voor het model en dat het model indicatoren genereert die een juiste afspiegeling vormen van de te analyseren effecten. Daarnaast zal het model de samenhang tussen in- en outputvariabelen (in feite de samenhang tussen relevante variabelen van het verkeers- en vervoersysteem) zo goed mogelijk ­ binnen de grenzen van acceptabele rekentijden ­ moeten beschrijven. In de praktijk zijn er drie verschillende zaken die aanleiding kunnen vormen voor een aanpassing en/of doorontwikkeling van een model:

1) Nieuwe typen beleidsmaatregelen kunnen om nieuwe invoervariabelen vragen. Zo maakt de wens tot het doorrekenen van de milieu-effecten van snelheidslimieten tot 80 km/h op het hoofdwegennet het noodzakelijk de snelheid van vracht- en personenauto's op een wegvak onafhankelijk van elkaar te kunnen veranderen. Eerder ontbrak hiertoe de noodzaak.

2) Voortschrijdend inzicht in de samenhang binnen het verkeers- en vervoersysteem is heel gewoon. De wereld van het verkeers- en vervoeronderzoek is volop in beweging en nieuwe inzichten met betrekking tot de samenhang binnen het systeem worden dagelijks gevonden. Daar waar dergelijke inzichten relevant worden geacht voor de invloed op mobiliteit, zal een aanpassing van het modelsysteem op zijn plaats zijn. In de huidige praktijk wordt door regelmatige actualisering van het modelinstrumentarium zoveel mogelijk geactualiseerde inzichten in het rekenmodel meegenomen.

3) Nieuwe typen effecten kunnen om nieuwe of bestaande, maar op een ander detailniveau gedefinieerde, outputgrootheden vragen. Een voorbeeld vormen de gedetailleerde uitvoergegevens die thans ten behoeve van luchtonderzoek noodzakelijk zijn, terwijl enkele jaren terug kon worden volstaan met een grove schatting van intensiteitsveranderingen ten behoeve van de inschatting of 3 of 4 rijstroken voldoende zullen zijn.


---