Ministerie van Verkeer en Waterstaat

abcdefgh

Aan
de voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 4
2513 AA DEN HAAG

Contactpersoon Doorkiesnummer
- - Datum Bijlage(n) 6 november 2007 - Ons kenmerk Uw kenmerk VenW/DGP-2007/9245 07-VW-B-091 Onderwerp
Kamervragen

Geachte voorzitter,

Hiermee beantwoord ik de vragen die uw vaste Commissie van Verkeer en Waterstaat heeft gesteld over ambities t.a.v. reizigersgroei in het regionaal OV i.r.t. ambities voor groei op het spoor.


1. Welke ­ in het licht van het bovenstaande ­ nu werkelijk uw ambities zijn op het terrein van de reizigersgroei in het openbaar vervoer in samenhang met de ambities op het terrein van reizigersgroei op het spoor.


1. Mijn ambitie voor het regionaal OV, dat is bus, trein, metro en het gedecentraliseerde vervoer per spoor, is onveranderd. Bij het aantreden van het kabinet hebben we de doelstellingen van de Nota Mobiliteit (NoMo) aangehouden. Daarin wordt gesproken over een jaarlijkse groeiambitie van het regionaal OV van 2,1%. Voor het spoor heeft het kabinet daar een schep bovenop gedaan en gezegd de groeiontwikkeling van de afgelopen jaren vast te willen houden. Dit komt neer op 5%. De 2,1% voor het regionaal OV zie ik als een minimum; het beleid is er op gericht dit méér te laten zijn. Ik ga de komende maanden met de regio's in gesprek om te zien hoe de groeipotentie van het regionaal OV ingelost kan worden. Dit moet uitmonden in een actieplan dat ik volgend voorjaar wil presenteren.

Er is ook een wisselwerking met de groeiambitie van 5% voor het spoor. In mijn Kamerbrief over de Tarieven voor de nationale vervoerbewijzen 2008 van 30 Postadres Postbus 20901, 2500 EX Den Haag Telefoon 070 351 61 71

Bezoekadres Plesmanweg 1-6, 2597 JG Den Haag Fax 070 351 78 95 bereikbaar met tram 9 (station hs en cs) en bus 22 (station cs)

VenW/DGP-2007/9245

augustus 2007 (23645-168), heb ik er op gewezen dat de groeiambitie op het spoor ook consequenties zal hebben voor het regionaal OV. Enerzijds zal het gebruik van het regionaal OV gestimuleerd moeten worden om zo meer mensen bij de trein te kunnen brengen, anderzijds zal door de groei op het spoor het gebruik van het regionaal sowieso toenemen doordat er meer treinreizigers bij komen die gebruik zullen maken van het regionaal OV als voor- en/of natransport.


2. Hoe de Kamer de eerdere uitspraken van uw zijde en van de zijde van de minister over de ambitie van vijf procent groei voor het regionaal OV moet duiden. Verwezen zij daarbij naar uitspraken die gedaan zijn in bijvoorbeeld het vragenuur van 4 september 2007 en het AO Betuweroute, ERTMS en Capaciteitstoedeling spoor d.d. 10 oktober 2007.

2. In de communicatie richting parlement en het publiek is altijd onderscheid gemaakt tussen een groeiambitie voor het spoor (5%) en het regionaal OV (2,1%), zoals in de bovengenoemde kamerbrief. In het vragenuur van 4 september 2007 (TK 91 5174-5178) spreekt de minister over het plan "Spoor 5% Plus" en geeft hij aan dat het de ambitie is "om het vervoer over het spoor met 5% te laten groeien". Waar de minister even later spreekt over de debatten "over die 5% voor het ov", wordt dan ook enkel het OV per spoor bedoeld.

In het AO van 10 oktober 2007 verwijst de minister ook naar het vervoer per spoor als hij spreekt over openbaar vervoer: "Dankzij de ambitie van het kabinet dat het gebruik van het openbaar vervoer met 5% stijgt (...) actieplan opgesteld met kortetermijnmaatregelen om het ov per spoor voor steeds meer mensen aantrekkelijk te maken (...)".

Mocht door deze communicatie van het kabinet richting de Kamer verwarring zijn ontstaan over de verschillende ambities voor het spoor en regionaal OV, dan betreur ik dat.

Hoogachtend,

DE STAATSSECRETARIS VAN VERKEER EN WATERSTAAT,

J.C. Huizinga-Heringa


---