PvdA presenteert defensie plan
03-11-2007 08:00
De defensieorganisatie moet aangepast worden: meer nadruk op het
personeel, samenvoegen van onderdelen en afstoten van overbodig
materieel. Op die manier kan de krijgsmacht zich, budgetneutraal,
aanpassen aan haar nieuwe rol in de wereld.
Dat is de conclusie van het plan In dienst van Nederland, in dienst
van de wereld dat de Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid
zaterdag 3 november presenteert.
Rechten en plichten vastgelegd
Er moet een Defensiewet komen waarin de rechten en plichten van
militairen worden vastgelegd. Ook op het gebied van
arbeidsvoorwaarden, opleidingen, arbeidsomstandigheden en nazorg zijn
er maatregelen nodig om het militaire beroep voldoende aantrekkelijk
te maken. Zo stelt de PvdA invoering van een werkgarantiecertificaat
voor.
Betere samenwerking
De PvdA pleit daarnaast voor betere samenwerking, zowel tussen
krijgsmachtonderdelen onderling als in internationaal verband. Bij de
missie in Uruzgan is een begin gemaakt met de 3D-benadering: Defense,
Diplomacy en Development. Die strategie moet snel verder uitgewerkt
worden.
Budgettair neutraal
De plannen van de PvdA zijn budgettair neutraal. Drie miljard euro
wordt op een andere manier ingezet. Er moeten keuzes gemaakt worden.
De PvdA bepleit onder andere afstoting van drie fregatten, 24 Pantser
houwitsers, 44 Leopard tanks, 54 F-16 vliegtuigen en het opheffen van
één vliegbasis. De voorgestelde afstotingen leiden niet tot een
verminderde inzetbaarheid van het Nederlandse leger. Angelien Eijsink:
De geschiedenis leert dat we bij internationale missies tussen de zes
en twaalf F-16s inzetten. Op dit moment hebben we meer dan 100
toestellen, maar nauwelijks genoeg personeel om er mee te vliegen en
ze te onderhouden. Dat is echt zonde van het geld.
Klik hier voor het PvdA-plan In dienst van Nederland, in dienst van de
wereld. (zie onderaan)
In dienst van
Nederland,
in dienst van de
wereld
Een plan voor een actieve en doelmatige krijgsmacht
Angelien Eijsink
Den Haag, november 2007
TWEEDE-KAMERFRACTIE
Voor Bart Tromp,
Omdat je ons hebt geïnspireerd en ons blijft inspireren. Omdat je niet bang was om ons, zo nodig met
degenstoten en sabelhouwen, tegen het vergeten te waarschuwen. Omdat je ons geleerd hebt dat een
idealist, voor alles realist moet zijn.
Colofon:
De PvdA Tweede Kamerfractie is als enige verantwoordelijk voor de inhoud van deze beleidsnotitie.
Namens de fractie trad Angelien Eijsink op als voorzitter van een ad hoc-werkgroep, die deze notitie heeft
opgesteld. Deze werkgroep heeft dankbaar gebruik gemaakt van binnen de defensieorganisatie en onder
defensiespecialisten aanwezige deskundigheid. Tot deze deskundigen behoorde ook Bart Tromp, die
helaas op 20 juni 2007 plotseling in de volle kracht van zijn leven overleed. Deze notitie is aan hem
opgedragen
Vanuit de fractie maakten Luuk Blom, Martijn van Dam, Diederik Samson, Ton Heerts, Hans van Oort,
Lisette van der Ark, Stijn Verbruggen en Willem Minderhout van dit werkverband deel uit. Stijn en Willem
namen ook de eindredactie voor hun rekening. Marije Laffeber vertegenwoordigde het partijbestuur en Jan
Marinus Wiersma de PvdA-delegatie in het Europese Parlement. Ook van de kennis en inzichten van
voormalig PvdA Kamerlid Gerrit Valk werd dankbaar gebruik gemaakt.
Dank is aan alle betrokkenen verschuldigd.
Angelien Eijsink
a.eijsink@tweedekamer.nl
Inhoud
Hoofdstuk Voorwoord 5
Hoofdstuk 1. De moeizame weg naar een geïntegreerde krijgsmacht 7
Hoofdstuk 2. De plaats van de krijgsmacht in het Nederlandse buitenlands en veiligheidsbeleid 9
2.1 Doel: vreedzaam en veilig leven voor een ieder 9
2.2 De wereld na 9/11 9
2.3 Meerstromen-strategie, in plaats van `oog om oog'. 10
2.4 Uitgangspunten voor een betere krijgsmacht 11
Hoofdstuk 3. Contouren van een adequate krijgsmacht 13
3.1 Een moderne krijgsmacht 13
3.2 Waardering voor het defensiepersoneel 16
3.3 Samenwerking 17
3.4 Een evenwichtig budgettair kader 18
Hoofdstuk 4. Knelpunten en ambities 19
4.1 Naar een actieve en doelmatige krijgsmacht 19
4.2 De cruciale factor: het personeel 19
4.3 Een goed functionerende organisatie 25
4.4 Doelmatiger internationale samenwerking 30
4.5 Doelmatiger ondersteuning 30
Hoofdstuk 5. Bijlage: Financiële paragraaf: 33
In dienst van Nederland, 4
n dienst van de wereld
i
Voorwoord
"We hebben een ideaal: vreedzaam en veilig leven voor een ieder, waar ook ter wereld. Het is een ideaal
dat vaak ver weg lijkt." Zo begint het in 2005 verschenen buitenlandrapport van de Partij van de Arbeid,
`Vreedzaam veilig. Een sociaaldemocratische internationale koers in een veranderende wereld'. 1Het ideaal
van een vreedzaam en veilig leven voor iedereen, waar ook ter wereld, ligt ook aan deze beleidsnotitie ten
grondslag.
Het denken over vrede en veiligheid en, daarvan afgeleid, defensiepolitiek heeft een lange traditie binnen
de PvdA. Relevant zijn nog steeds de ideeën die de PvdA de afgelopen vijftien jaar over het defensiebeleid
heeft laten horen. Deze hebben de ontwikkeling van de Defensieorganisatie diepgaand en in gunstige zin
- beïnvloed.
De Prioriteitennota uit 1993 van PvdA-minister Relus Ter Beek was het vertrekpunt. In 1998 verscheen
onder verantwoordelijkheid van de Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid `Investeren in de
krijgsmacht'. Met het in 1999 verschenen `Een plan voor de krijgsmacht' 2 werd een omvattend
beleidsprogramma voor de verdere verbetering van de Nederlandse krijgsmacht geboden. `De Europese
Toets' (2000) 3 was een aanvulling van de Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid op `Het plan
voor de krijgsmacht'.
De Nederlandse krijgsmacht dient over goed opgeleide en van goede bewapening en uitrusting voorziene
militairen te beschikken voor inzet in crisissituaties. Dat is de rode draad in de beleidsnota's van de Partij
van de Arbeid over het defensiebeleid in de afgelopen tien jaren. Het is nodig de defensieorganisatie en de
krijgsmacht zo in te richten en van de juiste bewapening en middelen te voorzien dat de taken in
crisissituaties zo goed en doelmatig mogelijk worden uitgevoerd.
De nieuwe veranderingen op veiligheids- en defensiegebied nopen tot een actualisering van onze eerdere
plannen. Het resultaat van deze actualisering ligt nu voor u. Deze actualisering sluit nauw aan bij het
Coalitieakkoord dat aan de vorming van het kabinet Balkenende IV ten grondslag ligt. De in dit
regeerakkoord opgenomen passages over het defensiebeleid vergen in de meeste gevallen een nadere
uitwerking. Deze beleidsnotitie van de Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid is bedoeld als een
bijdrage daartoe.
Namens allen die aan deze notitie hebben meegewerkt,
Angelien Eijsink
Den Haag, november 2007
1 PvdA projectgroep Internationale Vrede en Veiligheid, o.l.v. Nico Schrijver, Vreedzaam Veilig: Een sociaal-democratische
internationale koers, 2005
2 Harry van den Bergh c.s.,Een plan voor de krijgsmacht, PvdA-fractie in de Tweede Kamer, september 1999
3 Harry van den Bergh c.s., De Europese Toets, Nieuwe oriëntaties voor het Nederlandse veiligheids- en defensiebeleid, PvdA Tweede
Kamerfractie, November 2000
In dienst van Nederland, 5
n dienst van de wereld
i
In dienst van Nederland, 6
n dienst van de wereld
i
1. De moeizame weg naar een geïntegreerde
krijgsmacht
Het einde van de inmiddels in de geschiedenisboeken bijgeschreven Koude Oorlog luidde een reeks
ingrijpende veranderingen in de Nederlandse krijgsmacht in. Er werd afscheid genomen van de
dienstplicht en de krijgsmacht kreeg nieuwe taken. Marine, landmacht en luchtmacht bleven echter nog
lange tijd gevangen in hun traditionele organisatiestructuur en cultuur en aangewezen op materieel dat
voor inmiddels achterhaalde taken was bestemd.
In de jaren negentig verschoof de inzet van de krijgsmacht naar crisishaarden in de Golfregio, het Midden-
Oosten, Noord-Irak, Cambodja, Bosnië-Herzegovina, Haïti, het Grote Merengebied in Afrika, Kosovo en
Eritrea. Bij deze missies kwamen enkele fundamentele tekortkomingen van de Nederlandse krijgsmacht en
van haar wijze van optreden aan de oppervlakte.
Om twee voorbeelden te noemen:
· In Srebrenica geraakte een Nederlands VN-bataljon in een machteloze positie omdat de gewelds-
instructies en de bewapening tekortschoten en hulp van grote bondgenoten uitbleef. Door de val
van deze enclave en de daaropvolgende massamoord werd een dure les geleerd.
· Voor de inzet van een mariniersbataljon in een VN-missie in Eritrea moest duur materieel worden
ingehuurd, dat op hetzelfde moment in ruime mate beschikbaar was binnen een ander krijgs-
machtdeel.
De afgelopen vijf jaar onderging de Nederlandse krijgsmacht onder druk van nieuwe bezuinigingen
fundamentele veranderingen. Nieuwe inzichten in de wijze waarop de Nederlandse krijgsmacht in
conflicten moet optreden en in de manier waarop zij onder dergelijke omstandigheden moet worden
voorbereid, uitgerust en ondersteund breken door.
Tegelijkertijd werd een ingrijpende reorganisatie van het defensieapparaat doorgevoerd. De Chef
Defensiestaf, nu Commandant der Strijdkrachten (CDS), heeft de positie van de bevelhebbers
overgenomen. Nederlands hoogste militair is niet langer uitsluitend in naam de belangrijkste militair
adviseur van de politieke leiding van Defensie, maar staat nu boven de leidinggevende officieren van de
krijgsmachtdelen, die louter nog met uitvoerende taken op het gebied van gereedstelling en
instandhouding zijn belast.
Deze drastische ingreep is onomkeerbaar, hoewel de weemoed naar de oude organisatievorm met
zelfstandig functionerende krijgsmachtdelen nog sterk is. De instandhouding van de vier krijgsmachtdelen
betekende een opeenstapeling van nauwelijks op elkaar af te stemmen plannen met uiterst kostbare
investeringen. Deze versplintering en verbrokkeling leidden tot omvangrijke staven en ondoelmatigheid.
Aan een politiek en militair debat over deze veranderingen heeft het in de afgelopen jaren niet ontbroken.
De `Prioriteitennota' van de PvdA-minister van Defensie Relus ter Beek uit 1993 kreeg aanvankelijk forse
kritiek vanuit het militaire establishment. De voorgestelde koerswijziging beviel binnen en buiten de
krijgsmacht matig. Veel critici konden zich op dat moment niet voorstellen dat de in Nederland in gang
gezette veranderingen binnen het defensiebeleid spoedig in de meeste West-Europese landen navolging
zouden krijgen. Naar aanleiding van de door de VVD-ministers van Defensie Joris Voorhoeve, Frank de
Grave en Henk Kamp afgekondigde bezuinigingen moest binnen de defensieorganisatie de tering naar de
nering worden gezet. Veel overtollige wapensystemen zijn verkocht en defensielocaties als de legerplaats
Seedorf, het marinevliegkamp Valkenburg en de vliegbases Twenthe en Soesterberg zijn gesloten. Binnen
In dienst van Nederland, 7
n dienst van de wereld
i
de krijgsmacht zijn ruim elfduizend functies geschrapt. Maar ondanks zulke forse en pijnlijke ingrepen is
het nog steeds kwakkelen met Defensie. De financiële aannames voor de kosten van de Uruzgan-missie
bleken volstrekt verkeerd. Minister Van Middelkoop kondigde onlangs nieuwe ingrepen in de krijgsmacht
aan. 4
In de jaren negentig werden aan militair optreden van Nederlandse eenheden nieuwe dimensies
toegevoegd. De eerste dimensie was dat van inzet van Nederlandse eenheden uitsluitend sprake kan zijn
in internationaal verband. De tweede dimensie is dat het bij de voor inzet te vormen Nederlandse
eenheden niet langer gaat om een optelsom van uit verschillende krijgsmachtdelen bestaande eenheden,
maar om een hecht en geïntegreerd geheel van specialismen en capaciteiten die uit verschillende delen
van de krijgsmacht afkomstig zijn. Het onderscheid tussen de krijgsmachtdelen is aan het vervagen. De
deelname van Nederlandse krijgsmachtonderdelen aan EU Battle Groups en NATO Response Force (NRF)
voegen aan die noodzaak tot nationale integratie nog een internationale dimensie toe. De derde dimensie
is dat de vereiste manier van optreden van de Nederlandse krijgsmacht in inzetgebieden een grote
verscheidenheid kent. Op het ene moment komt de aanwending van geweld om acute bedreiging van de
veiligheid het hoofd te bieden aan bod. Op een ander moment wordt gezorgd voor rust en stabiliteit door
militaire aanwezigheid. En op een meteen daarop volgend moment is sprake van het bieden van noodhulp
of een bijdrage aan de wederopbouw. Deze voortdurende en vaak gelijktijdige omschakeling vraagt veel
van het defensiepersoneel. Daarnaast is een ander samenspel tussen de krijgsmacht,
ontwikkelingssamenwerking, diplomatieke inspanningen van Nederland, van de Europese Unie en de
Verenigde Naties én een ragfijne afstemming met niet-gouvernementele organisaties onontbeerlijk. Een
nieuwe wereld gaat wat dat betreft open. Ook voor de krijgsmacht.
Deze nieuwe dimensies zijn niet de enige uitdaging voor de defensieorganisatie. Door de nieuwe inzet en
door de grote verscheidenheid van vormen van deze inzet moet de Nederlandse krijgsmacht over het
juiste personeel beschikken. De afgelopen tien jaar heeft de krijgsmacht voortdurend geprobeerd de
samenstelling van het personeelsbestand zodanig te beïnvloeden dat het meer een afspiegeling wordt van
de Nederlandse samenleving. Alle beleidsinspanningen ten spijt is de krijgsmacht, vooral in de hogere
functies, nog steeds een wit mannenbolwerk. Instroom en behoud van vrouwen en allochtonen blijven
problematisch. Volgens het rapport `Ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht' van de Commissie Staal
vergroot de homogene samenstelling van het personeelsbestand het risico op ongewenst gedrag. 5
Om het deelnemen aan vredesoperaties als nieuwe hoofdtaak van de krijgsmacht vorm en inhoud te
kunnen geven dient men over de juiste middelen te beschikken. Er is echter sprake van een verschil tussen
de aanwezige en de benodigde middelen. Zo neemt de behoefte aan ondersteunende capaciteiten toe.
Inlichtingen, logistiek, zelfbescherming en transport zijn capaciteiten waaraan in toenemende mate
behoefte bestaat. Bij het optreden van de krijgsmacht in Afghanistan, Irak en ongetwijfeld ook in
toekomstige missies wordt gekampt met extra slijtage, extra onderhoud en oplopende exploitatiekosten.
In deze notitie worden de wegen aangegeven waarlangs een evenwicht kan worden bereikt tussen ambities
en middelen. Deze voorstellen betreffen zowel de organisatie van de krijgsmacht, als het personeels- en
materieelbeleid.
4 Eimert van Middelkoop en Cees van der Knaap, Wereldwijd dienstbaar, Brief van de minister en staatssecretaris van Defensie aan
de Tweede Kamer, 18 september 2007, Tweede Kamer, vergaderjaar 20072008, 31 243, nr. 1
5 "De kwantitatieve dominantie van mannen met name in de hogere rangen vergroot het risico op het optreden van ongewenst
gedrag." Commissie Staal Ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht van de, 29 september 2006, blz. 113.
In dienst van Nederland, 8
n dienst van de wereld
i
2. De plaats van de krijgsmacht in het
Nederlandse buitenlands en veiligheidsbeleid
2.1 Doel: vreedzaam en veilig leven voor een ieder
Als Partij van de Arbeid kiezen we voor een brede benadering van het begrip `veiligheid'. De veiligheid van
staten is in deze benadering belangrijk, maar dat belang mag niet ten koste gaan van het recht van
individuele personen op een vreedzaam en veilig bestaan. Om het vaak zo ver liggende ideaal van een
vreedzame wereld waarin de mensenrechten gerespecteerd worden dichterbij te brengen is een strategie
nodig die is toegesneden op de eisen van de tijd en zich bedient van verschillende middelen.
Deze middelen variëren van dialoog, overtuigingskracht, diplomatie en onderhandelingen, via positieve
maatregelen (waaronder humanitaire hulp, ontwikkelingssamenwerking en handelsmaatregelen), tot harde
maatregelen zoals het duidelijk aan de kaak stellen van mensenrechtenschendingen, internationale
vervolging en berechting van de daders, en desnoods inzet van militaire capaciteiten.
In deze notitie richten wij onze blik op de krijgsmacht als belangrijk en kostbaar - onderdeel van die
brede benadering. De PvdA streeft naar een efficiënte en slagvaardige krijgsmacht die is toegerust op de
eisen die daar in deze tijd aan gesteld worden.
2.2 De wereld na 9/11
De wereld wordt door de krachten van de mondialisering steeds meer geïntegreerd. Iets wat zich voordoet
in wat eens een afgelegen uithoek van de aarde was, kan morgen zijn weg naar Nederland vinden en vise
versa. Internet verbindt de wereld en Google Earth maakt hem zichtbaar tot in de kleinste details.
Enerzijds groeit hierdoor de betrokkenheid bij elkaar, anderzijds beperken ook conflicten zich nauwelijks
meer tot een duidelijk begrensd geografisch gebied.
Het begin van deze eeuw werd gemarkeerd door veel initiatieven om de ongelijkheid, de instabiliteit en het
oorlogsgeweld in te dammen en zelfs uit te bannen. Deze `agenda van de hoop' werd het duidelijkst
verwoord in de Millenniumdoelstellingen van de Verenigde Naties. Eén van de belangrijkste
Millenniumdoelstellingen is halvering van de wereldwijde armoede in 2015. De verwezenlijking van deze
doelstelling zou een belangrijke bron van instabiliteit, onveiligheid en oorlog dempen. Zal het ook mogelijk
zijn vóór 2015 het oorlogsgeweld te halveren en een vreedzaam en veilig leven voor een aanzienlijk groter
deel van de mensheid te verwezenlijken?
Wie naar de statistieken kijkt, ziet ook zeker een hoopvolle ontwikkeling. Na 1992 daalde het aantal grote
gewapende conflicten waarin jaarlijks meer dan duizend doden vallen van vijftig per jaar naar ongeveer
dertig. 6 Oorlogen tussen landen worden zeldzaam. Bovendien is een mondiaal stelsel van `goede
instellingen' tot stand gekomen, van de Verenigde Naties via het Internationale Strafhof naar tal van non-
gouvernementele organisaties. Al die instellingen geven vorm en inhoud aan de door de Partij van de
Arbeid bepleite meerstromenstrategie.
6 Professor dr. K. Colijn, De Goede Instelling. Op zoek naar mondiale veiligheid. Oratie bij de openbare aanvaarding van het ambt van
bijzonder hoogleraar, faculteit der Sociale Wetenschappen, Erasmus Universiteit, 8 juni 2007, blz. 6 en 7.
In dienst van Nederland, 9
n dienst van de wereld
i
Sinds "9/11" lijkt het aanvankelijk optimisme echter te zijn omgeslagen in het meest zwarte pessimisme.
Staten vechten wellicht onderling nauwelijks meer oorlogen uit, maar een nieuw fenomeen is daar voor in
de plaats gekomen: het optreden van terroristische netwerken en niet formeel aan een staat gebonden
milities wordt steeds omvangrijker en gewelddadiger. Op de terroristische aanslagen in New York en
Washington volgden de oorlogen in Afghanistan en Irak. Op een zijtoneel van de internationale
belangstelling vond en vindt de burgeroorlog in Darfur plaats. Bloedige terroristische acties op Bali, in
Madrid en in Londen volgden. Op dit soort terroristisch geweld lijkt maar één antwoord mogelijk: geweld.
Hierdoor wakkert de vrees voor een geweldsspiraal aan.
2.3 Meerstromen-strategie, in plaats van `oog om oog'.
De PvdA accepteert in bepaalde omstandigheden het gebruik van geweld als instrument om vrede naderbij
te brengen, of af te dwingen. Wij gaan er echter niet vanuit dat geweld alleen met geweld bestreden kan
worden. Er staan ons meer instrumenten ter beschikking.
Vrede en veiligheid tussen en binnen staten kan niet alleen met geweldsmiddelen worden afgedwongen.
Armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling, respect voor mensenrechten, opbouw en onderhoud van
rechtsstaten en goed bestuur zijn minstens zo belangrijk. Alleen met de inzet van een volledig repertoire
aan middelen kan het ideaal van een veilig en vreedzaam leven voor iedereen worden verwezenlijkt.
Een meerstromenstragie moet dus zowel:
· De bescherming van mensenrechten bevorderen en schendingen van deze rechten scherp
veroordelen.
· Rechtsstaat en democratie bevorderen, als onmisbare voorwaarden voor een leven in vrijheid.
(Vrije en democratische rechtsstaten zijn vreedzamer en veiliger. Oorlogen tussen democratieën
onderling zijn in ons tijdsgewricht uitgebannen.)
· De solidariteit tussen rijke en arme landen stimuleren. De betekenis van ondersteuning uit
ontwikkelde landen aan ontwikkelingslanden mag niet worden onderschat.
· Gebaseerd zijn op en uitgaan van wederzijds respect. Dialoog op basis van respect is niet alleen
het cement in de onderlinge verhoudingen tussen burgers, maar ook tussen volken en staten.
· Het recht op een menswaardig bestaan voor iedereen nastreven. Verschillen in afkomst, land, volk
doen er niet toe, zeker niet als het om dit recht op wereldburgerschap gaat.
· In voorkomende gevallen bereid en in staat zijn om van geweld gebruik te maken. Naast alle
vreedzame middelen die kunnen worden ingezet om bovenstaande doelen te bereiken, dient als
sluitstuk de bereidheid te bestaan daadwerkelijk deel te nemen aan internationale vredesmissies
en operaties van wederopbouw, noodhulp en crisisbeheersing, ook als dit de inzet van geweld
inhoudt.
Nederland is al een eind op weg om deze meerstromenstrategie vorm te geven. Bij de missie in Uruzgan
wordt gesproken van de `3D benadering' waarin naast `Defense', `Diplomacy' en `Development' centraal
staan. De Nederlandse krijgsmacht hanteert het hier van afgeleide credo "Vechten als het moet, opbouwen
als het kan'.
Ook de PvdA is bereid om de krijgsmacht in te zetten om te vechten `als het moet'. Om de afweging te
maken wanneer de inzet van geweld noodzakelijk en geoorloofd is, dienen heldere criteria gehanteerd te
worden. Aan militair optreden van Nederland moet altijd een VN-mandaat ten grondslag liggen, wil het
legitiem zijn. Dit uitgangspunt is wel noodzakelijk, maar niet voldoende. Aan iedere vorm van
geweldsgebruik in welk verband dan ook dient op nationaal niveau tevens een zorgvuldig
afwegingsproces vooraf te zijn gegaan.
In dienst van Nederland, 10
n dienst van de wereld
i
De PvdA hanteert de volgende criteria die ieder afzonderlijk de inzet van geweld moeten rechtvaardigen:
· de ernst van de dreiging,
· het juiste gezag,
· het juiste oogmerk,
· een afweging van minder vergaande alternatieven,
· proportionaliteit,
· naleving van internationaal humanitair recht
· effectiviteit.
2.4 Uitgangspunten voor een betere krijgsmacht
Van deze meerstromenstrategie zijn concrete uitgangspunten af te leiden waaraan de door ons wenselijk
geachte krijgsmacht moet voldoen. Dit leidt tot de volgende uitgangspunten:
De inzet staat centraal.
De aard en de omvang van de krijgsmacht worden bepaald door de bijdrage aan het buitenlands- en
veiligheidsbeleid van ons land. Deze ambitie is leidend. De krijgsmacht doet dus ook een aantal dingen
niet: geen franje, geen stokpaardjes van krijgsmachtdelen en een afscheid van grote verbanden als de
brigade;
Slimmer en beter.
Een effectieve krijgsmacht is in hoge mate inzetbaar en heeft een hoog rendement met betrekking tot het
halen van doelstellingen. De huidige inzetbaarheidscijfers voor hoofdwapensystemen kunnen en moeten
flink omhoog. Dit is goed mogelijk door, onder andere, meer samenwerking tussen en binnen
krijgsmachtonderdelen en in internationale samenwerking zoals dat onder meer in de EU Battle Groups en
NATO Response Force vorm krijgt. Om het rendement van de krijgsmacht te vergroten dient zij nauw
samen te werken met andere gouvernementele en non-gouvernementele organisaties op het gebied van
vrede en veiligheid, nationaal en internationaal. Omdat samenwerking geen vrijblijvende zaak is moet die
samenwerking strak worden geregisseerd en soms zelfs worden afgedwongen;
Personeel is de kritische succesfactor.
Mensen maken ambities waar. Goed materieel is, hoe belangrijk ook, slechts een middel. Defensie moet
nu woorden in daden omzetten en een solide en modern personeelsbeleid de plaats laten innemen van het
paniekvoetbal dat de afgelopen periode de boventoon voerde. Defensie dient goede en dus ingrijpende
keuzen te maken. Halfhartige kortetermijnmaatregelen dienen tot het verleden te behoren. De krijgsmacht
moet proactief in instroom, doorstroom en uitstroom, maatwerk voor knelpuntcategorieën, state-of-the-art
voor- en nazorg investeren Het personeels- en veteranenbeleid verdient een solide wettelijke basis.
Vandaag en morgen betaalbaar.
De Defensieorganisatie dient rekening te houden met extreme situaties waarin materiele uitgaven fors
stijgen. Grote investeringen bergen het gevaar in zich dat de organisatie zich voor jaren committeert en
zijn aanpassingsvermogen op veranderde omstandigheden verliest. Dit kan voorkomen worden door
nieuw materieel in batches aan te schaffen, waarbij rekening wordt gehouden met technologische
innovatie. Een goede relatie met het bedrijfsleven is hierbij van groot belang, opdat het adequaat kan
inspelen op de behoeften van de krijgsmacht. Voor de uitvoering van allerlei vormen van dienstverlening
dient bezien te worden of dit beter en/of goedkoper aan commerciële bedrijven kan worden uitbesteed.
In dienst van Nederland, 11
n dienst van de wereld
i
In dienst van Nederland, 12
n dienst van de wereld
i
3. Contouren van een adequate krijgsmacht
De meerstromenstrategie ter bevordering van vrede en veiligheid die de PvdA nastreeft, bedient zich van
een breed instrumentarium en beperkt zich niet tot de krijgsmacht. De krijgsmacht maakt er uiteraard wel
een onmisbaar onderdeel van uit.
3.1 Een moderne krijgsmacht
De Partij van de Arbeid wil een moderne krijgsmacht die voor crisis- en vredesoperaties kan worden
ingezet en aan zulke operaties voor langere periodes kan deelnemen. Nederland, als middelgroot land met
een internationale oriëntatie, moet zich daarbij richten op het `organisatorische middenspectrum'. Dat
betekent voor de aard en omvang van het militaire vermogen van ons land een krijgsmacht die doelgericht
en doelmatig aan de inzet (in internationaal verband) moet kunnen meedoen en in de wijze van
samenstelling onherroepelijk keuzes moet maken. Dat was de boodschap van `Een plan voor de
krijgsmacht' van september 1999. En dat is nog steeds onze boodschap.
Zo'n moderne krijgsmacht is nodig om bij te dragen aan de drie hoofdtaken van het Nederlandse
defensiebeleid Deze hoofdtaken zijn in de Defensienota 2000 als volgt verwoord:
1. Bescherming van de integriteit van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied,
inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;
2. Bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;
3. Ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire
hulp, zowel nationaal als internationaal.
Wij willen een krijgsmacht met een uitgebalanceerde samenstelling van personeel en capaciteiten en
hoofdwapensystemen. Een krijgsmacht die betaalbaar doordat doelen en middelen goed op elkaar zijn
afgestemd. Dit betekent dat er keuzes gemaakt moeten worden. Van Nederland kan niet verwacht worden
dat er op alle niveaus van de aanwending van geweld een meer dan evenredige bijdrage geleverd wordt.
Het besluit van minister Van Middelkoop om van de aanschaf van kruisvluchtwapens voor de Koninklijke
Marine af te zien is in dat opzicht betekenisvol: Nederland moet over een krijgsmacht beschikken die over
voldoende middelen moet beschikken om in het middenspectrum op te treden. Een krijgsmacht die
zoals in de Grondwet is vastgelegd door inzet in internationaal verband de internationale rechtsorde
bevordert en in ons eigen land, maar ook daarbuiten in noodsituaties de helpende hand kan bieden.
Om dit doel te bereiken zijn de afgelopen jaren veel barrières geslecht. De Nederlandse krijgsmacht kende,
net als in veel andere landen, een structuur die op tradities berustte. Deze tradities vormden een geweldig
obstakel voor intensieve samenwerking. De afgelopen jaren zijn oude weerstanden doorbroken, maar het
nostalgisch terugverlangen naar de oude autonomie van de eigen krijgsmachtdelen is nog lang niet
verdwenen. Waar staan we nu op de weg naar een moderne krijgsmacht? Zijn alle traditionele obstakels
werkelijk geslecht, of zijn we slechts halverwege? Het antwoord op deze vraag wordt gegeven aan de hand
van de hoofdthema's die de Tweede Kamerfractie in `Een plan voor de krijgsmacht' en `De Europese Toets'
aan de orde heeft gesteld.
In dienst van Nederland, 13
n dienst van de wereld
i
Vergroting inzetbaarheid en samenwerking binnen de krijgsmacht
De door de Partij van de Arbeid voorgestane aanpak richtte zich op het vergroten van het aantal parate
eenheden van de Nederlandse krijgsmacht.
De belangrijkste conclusie van `Een plan voor de krijgsmacht' was dat er geen behoefte meer was aan
mobilisabele (oproepbare) eenheden die uitsluitend geschikt waren voor inzet in het kader van de
verdediging van het eigen grondgebied en dat van de bondgenoten in het geval van een massale dreiging.
Dergelijke eenheden dienden volgens de nota te worden opgeheven.
Concreet stelde de PvdA-fractie destijds voor om:
· De noodzaak van legering van Nederlandse eenheden in Duitsland (Seedorf) kritisch te bezien en
wellicht te beëindigen.
· De vaste brigade- en divisie-indeling los te laten.
· Een einde te maken aan de `mismatch' tussen de taken en de daarvoor beschikbare middelen bij
de marine. Kleinere, meer op de nieuwe kustwachttaken toegespitste patrouillevaartuigen zouden
de fregatten geheel of gedeeltelijk kunnen vervangen en zo voor aanzienlijke besparingen in de
personele en materiële exploitatie kunnen zorgen.
· Bij de luchtmacht de luchttransportvloot met extra Herculestoestellen uit te breiden.
Hoewel veel van deze voorstellen aanvankelijk van de hand werden gewezen, zijn de meeste van de door
de Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid voorgestane aanpassingen uiteindelijk overgenomen
en uitgevoerd:
· Lag de verhouding tussen parate en mobilisabele eenheden bij de landmacht lange tijd scheef, op
dit moment behoren dergelijke mobilisabele eenheden tot het verleden.
· Een aantal fregatten is afgestoten en de komst van vier patrouillevaartuigen betekent dat de
kustwachttaken van de marine beter en doelmatiger kunnen worden uitgevoerd.
· De legerplaats in Seedorf is gesloten.
Samenwerken en samenvoegen
Een tweede conclusie van `Een plan voor de krijgsmacht' was dat binnen de krijgsmacht verschuivingen
moesten plaatsvinden om het doel `het vergroten van het aantal parate eenheden'- daadwerkelijk te
kunnen bereiken. Samenwerking en waar mogelijk samenvoeging waren daarbij de leidende begrippen.
Het onder één commando samenvoegen van eenheden met gelijksoortige taken, materieel en uitrusting
zou niet alleen de effectiviteit maar ook de doelmatigheid ten goede komen.
Concreet werd bepleit de volgende onderdelen onder één commando te brengen:
· Alle vliegende onderdelen van de krijgsmacht.
· Alle luchtverdedigingseenheden van landmacht en luchtmacht
· Mariniers, luchtmobiele brigade en commandotroepen.
Als we de balans van deze door ons voorgestane aanpak opmaken is sprake van verbeteringen aan de ene
kant en van onbegrijpelijke aarzelingen en weerstand aan de andere kant.
De rode loper voor een gezamenlijk Defensie Helikopter Commando is uitgerold, maar de totstandkoming
van deze defensiebrede organisatie gaat niet van een leien dak. 7
7 `DHC krijgt vaste vorm. Lange weg voor Defensie Helikopter Commando'. In: De Vliegende Hollander, juli/augustus 2007.
In dienst van Nederland, 14
n dienst van de wereld
i
Nog moeizamer verloopt de onderbrenging van alle luchtverdedigingseenheden onder één commando.
De samenwerking tussen mariniers, luchtmobiele brigade en commandotroepen is geïntensiveerd en op
deelgebieden is sprake van integratie (bijvoorbeeld bij de duikopleidingen), maar de drie eenheden staan
nog steeds op zichzelf en bewaren uit vrees voor verlies van hun status veel te veel afstand tot elkaar.
Een betere - op de nieuwe wijze van optreden toegesneden - organisatie van de krijgsmacht
De derde conclusie van `Een plan voor de krijgsmacht' was dat de organisatie van de Nederlandse
krijgsmacht op de schop moest. De krijgsmachtdelen waren grotendeels autonoom opererende
organisaties, waarin hun deelbelangen tot het hoogste goed waren verheven. Ruimte voor beslissingen die
deze deelbelangen konden ontstijgen was er niet.
Binnen de defensiebegroting hadden de krijgsmachtdelen via een al jarenlang gebruikelijke verdeelsleutel
de financiële middelen verdeeld. De gesegmenteerde wijze van optreden van de krijgsmachtdelen was ook
niet bevorderlijk voor de informatievoorziening binnen de defensieorganisatie. Als de verantwoordelijke
minister en zijn staatssecretaris al de vinger op zere plekken in de krijgsmachtdelen durfden te leggen,
werden zij maar mondjesmaat met informatie bediend. Op deze manier konden zij in de Tweede Kamer
nauwelijks naar behoren verantwoording afleggen. Tekenend voor deze situatie is het feit dat minister van
Defensie Frank de Grave in april 2002 overwoog om ontslag te nemen omdat hij na vier jaar ministerschap
tot de conclusie was gekomen dat de leiding van de Koninklijke Landmacht de politieke leiding
stelselmatig essentiële informatie had onthouden die zij voor haar publieke en politieke verantwoording
nodig had.
De uitkomsten van de recente onderzoeken naar de behandeling van Irakese gedetineerden bevestigen
helaas nogmaals dat binnen de defensieorganisatie de informatievoorziening in de richting van de
minister en de Tweede Kamer niet op orde is. Dat is onacceptabel en dit is een risico voor een goed
verloop van operaties.8
Een goede verhouding tussen de inzet in crisisoperaties en de politieke verantwoordelijkheid creëren
Bij de inzet in crisisoperaties ontbreekt inzicht in de politieke gevoeligheid van verschillende facetten van
het optreden van Nederlandse eenheden en is ook geen sprake van een slagvaardige en volledige
rapportage van politiek gevoelige voorvallen. Binnen het ministerie wordt vervolgens voortdurend gewikt
en gewogen of het prestige van de eigen organisatie niet moet prevaleren boven de hoofdregel van de
parlementaire democratie. Zo blijft gevoelige en belangrijke informatie hangen in het ministerie. Het
gevolg is dat de minister tekortschiet in zijn eerste verantwoordelijkheid: het afleggen van politieke
verantwoording over de gang van zaken binnen de defensieorganisatie.
In `Een plan voor de krijgsmacht' is op het gevaar van deze scheve verhoudingen binnen de
defensieorganisatie gewezen, maar - ondanks maatregelen die in de afgelopen vijf jaren genomen zijn - is
het tij binnen de defensieorganisatie in dat opzicht nog bij lange na niet ten goede gekeerd. Op wezenlijke
punten en op cruciale momenten schiet de defensieorganisatie tekort. Om dat euvel te verhelpen heeft de
Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid in 1999 voorgesteld om de positie van de bevelhebbers
ondergeschikt te maken aan de chef defensiestaf.
8 Dr. J.T. van den Berg, schout-bij-nacht b.d. prof.mr. G.L. Coolen, E.H. Schuyer, luitenant-generaal b.d. C.J.M. de Veer, Onderzoek
ondervragingen in Irak, Rapport van de Commissie van Onderzoek naar de betrokkenheid van Nederlandse militairen bij mogelijke
misstanden bij gesprekken met gedetineerden in Irak, Den Haag 18 juni 2007, blz. 21
In dienst van Nederland, 15
n dienst van de wereld
i
De Adviescommissie Opperbevelhebberschap, onder voorzitterschap van commissaris van de Koningin
van Zuid-Holland Jan Franssen, kwam tot een gelijkluidende conclusie in haar op 19 april 2002
gepresenteerde advies. Hoewel de uitwerking van de voorstellen van de Commissie Franssen op tal van
plaatsen in de huidige defensieorganisatie herkenbaar zijn, is er veel te veel water bij de wijn gedaan.
Zo is in één zeer belangrijk opzicht de positie van de Commandant der Strijdkrachten (CDS) niet versterkt:
hij is nog steeds slechts één van de vele adviseurs van de minister. Tegelijkertijd zijn de kennis en
mogelijkheden om vanuit de ambtelijke organisatie tegenwicht te bieden aan de militaire top van Defensie
te verbrokkeld in de organisatie ondergebracht om effectief te kunnen zijn. De verhoudingen tussen de
militaire en de politiek/ambtelijke leiding bij Defensie zijn hierdoor permanent uit balans. Het is daarom
de hoogste tijd om de organisatie zo in te richten dat een uitgebalanceerde verhouding ontstaat tussen de
inzet in crisisoperaties en de politieke verantwoordelijkheid daarvoor.
Een adequaat beheer en een uitstekende informatievoorziening tot stand brengen
De reorganisatie van de defensieorganisatie oogt op papier goed, maar in de praktijk is een nieuwe
hiërarchische organisatiestructuur ontstaan met veel PR-achtige nadruk op een cultuuromslag. In ieder
geval heeft de van bovenaf opgelegde integratie van beheers- en informatiesystemen geleid tot steeds
hoger oplopende kosten en vertragingen. Nieuwe nog niet naar behoren functionerende
informatiesystemen worden nu krijgsmachtbreed gebruikt naast de oude vertrouwde systemen van de
traditionele krijgsmachtonderdelen afzonderlijk waardoor gebrek aan inzicht schering en inslag is. Deze
gebrekkige informatie betreft onder meer beschikbaarheid van opgeleide en geoefende manschappen,
functies, materieel, bewapening, munitie en budgetten. De Algemene Rekenkamer heeft inmiddels de
noodklok geluid en een bezwaaronderzoek bij Defensie ingesteld.
3.2 Waardering voor het defensiepersoneel
Afgezien van de omvorming van de krijgsmacht tot een voor crisisoperaties inzetbare organisatie en de
invoering van een daarbij horende organisatie wordt de defensieorganisatie geplaagd door een ander
probleem dat ook reeds in `Een plan voor de krijgsmacht' aan de orde is gesteld. Het was toen en het is
nu ook nog de hoogste tijd voor een opwaardering en verhoging van de aantrekkelijkheid van het
militaire beroep.
Anders dan ten tijde van de Koude Oorlog is de kans levensgroot dat Nederlandse militairen worden
ingezet onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van een oorlogssituatie. Besluiten tot inzet
van Nederlandse militairen in dergelijke situaties zijn en behoren tot de meest zorgvuldig afgewogen
beslissingen die in de Trèves-zaal worden genomen. De grote betekenis die het kabinet en de Tweede
Kamer aan deze inzet hechten hoort gepaard te gaan met een even betekenisvolle waardering voor het
defensiepersoneel. Goede opleidingen, aandacht voor een maatschappelijke carrière na de militaire
loopbaan, uitstekende arbeidsvoorwaarden, arbeidsomstandigheden waarin wordt opgetreden tegen
intimidatie en discriminatie in combinatie met een sluitend systeem van nazorg zijn onmisbare
ingrediënten voor deze waardering.
In dienst van Nederland, 16
n dienst van de wereld
i
Werving, selectie, uitstroom en nazorg
Waardering voor het defensiepersoneel is ook om een andere reden belangrijk. De Nederlandse
beroepsbevolking zal binnen afzienbare tijd gaan krimpen. Deze ontwikkeling die parallel loopt aan een
afname van de totale bevolkingsomvang doet zich thans reeds voor in Zuid-Limburg en in delen van
Noord-Nederland. De gevolgen zijn op tal van gebieden verreikend. 9
Vanaf 2035 zal geheel Nederland, de Randstad inbegrepen, met deze krimp van de totale bevolking en van
de beroepsbevolking te maken hebben. De komende jaren zal de Nederlandse economie groeien en ook
dat zal de spanning op de arbeidsmarkt opvoeren. Een aantal werkgevers heeft inmiddels collectieve
arbeidsovereenkomsten afgesloten met afspraken die boven de wensen van de bonden uitstijgen.
De concurrentie op de arbeidsmarkt zal de krijgsmacht op veel fronten raken. De werving zal stagneren,
zeker als nog steeds bestaande belemmeringen voor de indiensttreding van vrouwen en allochtonen niet
snel en resoluut worden weggenomen. Bij belangrijke beslissingen over de inrichting van de krijgsmacht
moet nu al rekening worden gehouden met de krapte op de arbeidsmarkt.
Een zwaar accent op hoogtechnologische capaciteiten in plaats van personeelsintensieve middelen één
van de mogelijkheden om de problemen van een krappe arbeidsmarkt te omzeilen vraagt ook om andere
vormen van instroom van ander personeel, andere vormen van scholing en opleiding binnen de
krijgsmacht. Dit betekent dat meer ruimte moet komen voor zogenaamde horizontale instroom van
personeel met een hoogtechnologische achtergrond. Dit personeel wordt niet voor niets `specialisten'
genoemd. Het zou goed zijn als deze horizontale instromers in de gelegenheid worden gesteld om een
volledige militaire carrière op te bouwen als ze dat wensen. Nu horen ze er van meet af aan niet bij.
Doorstroming binnen de rangen van de krijgsmachtdelen is op dit moment uitsluitend voorbehouden aan
personeel dat op jonge leeftijd voor de krijgsmacht heeft gekozen.
Werving en behoud van personeel staan nu reeds onder druk. Die druk zal de komende jaren alleen maar
toenemen. Alle instrumenten van het personeelsbeleid moeten erop gericht zijn om zoveel mogelijk
militairen te behouden voor de krijgsmacht en dus niet op bepaalde momenten in hun loopbaan
onzekerheid over de vraag `up or out?' te zaaien. De uitkomst van zo'n aanpak is dat veel militairen
inderdaad zelf een keuze maken en voor werk buiten de krijgsmacht kiezen.
3.3 Samenwerking
Aansluitend op `Een plan voor de krijgsmacht' verkende de Tweede Kamerfractie van de Partij van de
Arbeid in november 2000 de mogelijkheden voor nauwere internationale samenwerking tussen de
krijgsmachten van de lidstaten van de Europese Unie. Het tij voor zo'n impuls tot verdere samenwerking
en rationalisatie van de defensie-inspanningen, `Een Europese Toets', leek op dat moment uiterst gunstig.
De regeringsleiders en presidenten van de lidstaten van de Europese Unie hadden in december 1999
doelstellingen geformuleerd die op zo'n samenwerking en rationalisatie waren gericht. In 2003 zou de
Europese Unie moeten beschikken over een capaciteit van 50.000 tot 60.000 militairen die binnen zestig
dagen zouden kunnen worden ingezet voor onder Europese leiding staande vredes- en crisisoperaties.
Deze capaciteit was slechts een klein deel van de totale militaire capaciteiten van de landen van de
Europese Unie. Maar veel van deze capaciteiten waren verouderd, verbrokkeld en zo georganiseerd dat ze
samenwerking eerder blokkeerden dan stimuleerden. In de jaren zeventig van de vorige eeuw hebben
bewindspersonen van de Partij van de Arbeid geprobeerd de groeiende Europese samenwerking en
eenwording ook te benutten voor een doelmatiger defensiebeleid.
9 W. Derks, P. Hovens, L.E.M. Klinkers, `Structurele bevolkingsdaling. Een urgente nieuwe invalshoek voor beleidsmakers.' Raad
voor Verkeer en Waterstaat en VROM, 2006
In dienst van Nederland, 17
n dienst van de wereld
i
De eerste sociaaldemocratische minister van Defensie van ons land, Henk Vredeling, wilde van Defensie
een van de locomotieven voor Europese samenwerking maken en wilde af van Defensie als de laatste
wagon van de Europese trein. Dergelijke mogelijkheden liepen spaak, omdat Europese
defensiesamenwerking slecht wortel schoot in de schaduw van de bondgenootschappelijke afspraken in de
NAVO. Maar na het einde van de Koude Oorlog kwam die ruimte er wel.
Op dit vlak zijn maar uiterst bescheiden resultaten geboekt sinds 1999. Ook op terreinen waar de
Europese landen te maken hebben met tekortkomingen die zonder drastische ingrepen ongedaan te
maken zijn bleven resultaten uit. Het ging daarbij om verbetering van commandovoering, een betere
inlichtingenvergaring, - verwerking en analyse, samenwerking op het gebied van strategisch rapport,
vergroting van de inzetbaarheid en het voortzettingsvermogen, een gezamenlijke aanpak van bescherming
en vermindering van de kwetsbaarheid van in te zetten eenheden.
Ondanks deze tegenvallende resultaten zijn wij overtuigd van het nut en de noodzaak van meer Europese
samenwerking. Nederlandse eenheden treden immers altijd op in internationaal verband, waarbij zonder
uitzondering sprake is van een nauwe verbondenheid met een van de grotere Europese krijgsmachten. Het
spreekt dan vanzelf dat het vele voordelen biedt om op elkaars capaciteiten te kunnen terugvallen.
Taakuitwisseling en taakspecialisatie worden vaak geblokkeerd omdat hier de kosten voor de baten
uitgaan. Om die redenen hebben wij voor de komende jaren dan ook in onze plannen financiële middelen
vrijgemaakt om een intensievere Europese samenwerking op defensiegebied aan te jagen. Met zulke
investeringen is het mogelijk om binnen afzienbare tijd de eerste vruchten van deze nauwere
samenwerking te plukken.
3.4 Een evenwichtig budgettair kader
Veel is ten goede veranderd, maar er is ook veel blijven liggen. De noodzaak tot verbetering is dus
onverminderd van kracht. Daarom actualiseert de Tweede Kamerfractie van de Partij van de Arbeid haar
plannen voor een actieve en doelmatige krijgsmacht. Onze plannen zijn geen bezuinigingsplannen. Extra
uitgaven voor de vergroting van de activiteiten van de Nederlandse krijgsmacht zijn nodig. Deze financiële
middelen kunnen worden gevonden als voor een doelmatiger aanpak wordt gekozen.
In totaal willen wij op het jaarlijkse defensiebudget ruim 0,5 miljard euro aan doelmatigheids-opbrengsten
verwezenlijken. Dit is ruim zes procent van het totale defensiebudget van acht miljard euro. Dit bedrag
willen we inzetten om de Nederlandse krijgsmacht beter uit te rusten, beter op te leiden en het personeel
de waardering te bieden die deze mannen en vrouwen verdienen.
Onze hoofdthema's zijn en blijven de rode draad bij de keuze voor de aard en omvang van de Nederlandse
krijgsmacht in de komende jaren:
1. Vergroting inzetbaarheid en samenwerking binnen de krijgsmacht;
2. Samenwerken en samenvoegen;
3. Een betere, op de nieuwe wijze van optreden toegesneden, organisatie van de krijgsmacht
4. Waardering voor het defensiepersoneel;
5. Internationale samenwerking;
6. Een evenwichtig budgettair kader.
In dienst van Nederland, 18
n dienst van de wereld
i
4. Knelpunten en ambities
4.1 Naar een actieve en doelmatige krijgsmacht
De plannen en voorstellen die uit `Een plan voor de krijgsmacht' en `De Europese Toets' zijn voort-
gekomen, zijn successievelijk in grote lijnen gemeengoed geworden. Dat is echter geen reden om tevreden
achterover te leunen. Binnen de defensieorganisatie zijn de afgelopen jaren veel veranderingen in gang
gezet, maar vaak zijn die halverwege blijven steken, of kampen ze met zoveel vertraging dat de verwachte
verbeteringen ook nu nog op zich laten wachten. Op sommige plekken wordt de uitdaging om te voldoen
aan de eisen die aan een actieve en doelmatige krijgsmacht gesteld moeten worden onvoldoende of
helemaal niet opgepakt. Daarnaast staat de wereld niet stil. De PvdA-fractie zelf is op verschillende punten
tot andere en nieuwe inzichten gekomen.
In dit hoofdstuk actualiseren en vernieuwen we onze voorstellen om tot een actieve en doelmatige
krijgsmacht te komen. Met deze voorstellen willen we in dit de periode 2008-2012 bereiken. Er moeten de
komende tijd knopen worden doorgehakt en knelpunten worden opgelost om de ambities die Nederland
met haar krijgsmacht heeft waar te kunnen maken.
4.2 De cruciale factor: het personeel
Ons land heeft een actieve en doelmatige krijgsmacht nodig om onze verantwoordelijkheid in de wereld te
nemen. Zo'n krijgsmacht bestaat uit mannen en vrouwen, uit militairen en burgermedewerkers. De
kwaliteit van het militaire optreden van Nederlandse eenheden wordt bepaald door de motivatie, de
kennis, de ervaring en het enthousiasme waarmee de ruim 65.000 defensiemedewerkers hun taken
uitvoeren. De Partij van de Arbeid vindt een grotere maatschappelijke waardering voor hen op zijn plaats.
Arbeidsvoorwaarden
Deze waardering dient in de eerste plaats tot uitdrukking te komen in de arbeidsvoorwaarden. Het militaire
beroep stelt hoge eisen. Bovendien is het militaire beroep in de meeste gevallen geen baan voor het leven.
Werken bij de krijgsmacht moet aantrekkelijk worden gemaakt.
Op dat vlak moet het nodige worden gedaan. De defensieorganisatie kent op dit moment ongeveer 5.000
vacatures. De werving van personeel levert niet voldoende nieuwe medewerkers op om die gaten te vullen
en een uitgebalanceerde krijgsmacht in stand te houden. De uitstroom van defensiepersoneel is groter dan
de instroom. De krijgsmacht dreigt dus leeg te lopen.
De vooruitzichten om dit tij te keren zijn niet gunstig voor Defensie. De economische groei gaat overal
gepaard met een grote vraag naar nieuw personeel. Defensie moet op de arbeidsmarkt concurreren en kan
die slag alleen maar succesvol winnen als zij nieuw personeel met uitstekende arbeidsvoorwaarden aan
zich kan binden. En daar ligt het aanknopingspunt voor een succesvol personeelsbeleid. Staatssecretaris
Cees van der Knaap heeft in een vorige kabinetsperiode de aanzet gegeven tot invoering van een flexibel
personeelssysteem. Een dergelijk systeem werd bepleit in de Defensienota 2000. Inmiddels zijn we alweer
een aantal jaren verder en is de uit die tijd daterende analyse van de personeelsproblematiek bij Defensie
alweer achterhaald.
In dienst van Nederland, 19
n dienst van de wereld
i
We pleiten voor een nieuwe aanpak en dat betekent dat Defensie moet afstappen van afzonderlijke
collectieve arbeidsvoorwaardenafspraken voor het defensiepersoneel. Een functie bij Defensie is in veel
gevallen een brug naar een vervolgcarrière in andere sectoren. Daarom pleiten wij voor een collectieve
arbeidsvoorwaardenovereenkomst in de veiligheidssector. Het defensiepersoneel verkeert wat ons betreft
niet langer in een isolement als het gaat om afspraken over rechtspositie en arbeidsvoorwaarden. Mocht
het kabinet geen voornemens hebben tot wetgeving, dan overweegt de fractie met een initiatiefvoorstel te
komen.
Werving en behoud personeel
Defensie moet zich meer gaan richten op de werving en het behoud van medewerkers. Het inbouwen van
`out'-momenten in de loopbaan van de Nederlandse militairen maakt van Defensie geen aantrekkelijke
werkgever. Talent-scouting, goede loopbaanbegeleiding en een uitgekiend Human Resources-beleid
verdienen veel meer aandacht. Dit alles neemt niet weg dat Defensie te maken heeft met een uitstroom
van medewerkers, die nog zal toenemen als gevolg van de demografische ontwikkelingen.
Het beleid moet erop gericht zijn die natuurlijke uitstroom in te perken. Bij de werving moeten andere
accenten worden gelegd. De traditionele aanpak om grote en dure wervingsadvertenties in bladen die
vooral in kapperszaken worden doorgebladerd te plaatsen werkt niet meer, zo die aanpak ooit al gewerkt
heeft. Er dient een veel directere benadering van relevante doelgroepen ontwikkeld te worden, via internet
en andere moderne media bijvoorbeeld, om ook op dit punt aan de eisen van de tijd te kunnen voldoen.
Opleiding
De krijgsmacht is één grote opleidingsfabriek. Naast alle trainingen waarin de militaire vakbekwaamheid
wordt getest volgen militairen die hun hele loopbaan bij de krijgsmacht doorbrengen veel opleidingen.
Anders gezegd binnen de krijgsmacht wordt veel tijd en geld besteed aan opleidingen. Hierbij vallen een
aantal aspecten op.
In de eerste plaats ontbreken precieze cijfers en harde gegevens over hoeveel opleidingen de krijgsmacht
verzorgt en hoeveel en welke groepen personeel gebruik maken van de opleidingscapaciteit. Afgaand op de
inschattingen van een groot aantal betrokkenen met wie we gesproken hebben, brengen de militairen met
een contract voor onbepaalde tijd een kwart van hun loopbaan door in cursusbanken en
opleidingsinstituten. De Partij van de Arbeid wil dat de krijgsmacht transparanter is met betrekking tot nut,
noodzaak en kosten van interne opleidingen.
In de tweede plaats hebben we de indruk dat de investeringen ten aanzien van de opleidingen van
militairen met een contract voor bepaalde tijd en onbepaalde tijd nogal verschillen. De middelbare en
hogere managementcursussen zijn bijvoorbeeld alleen toegankelijk voor personeel met een contract voor
onbepaalde tijd, terwijl carrièremogelijkheden weer afhankelijk worden gesteld van gevolgde
managementcursussen. Dit mechanisme belemmert de doorstroom en behoud van personeel. Slechts een
selectieve groep personeelsleden profiteert van de opleidingsmogelijkheden en dus van de
doorstroommogelijkheden. In het rapport van de commissie Staal wordt onder meer de aanbeveling
gedaan dat de krijgsmacht meer aandacht zou moeten besteden aan de selectie van de juiste mensen om
die te kunnen laten doorstromen. 10
10 Commissie Staal, Ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht', 29 september 2006, blz.116
In dienst van Nederland, 20
n dienst van de wereld
i
In de derde plaats is opvallend dat het overgrote deel van de opleidingen in eigen beheer van de
operationele commando's en andere instanties binnen de defensieorganisatie wordt gegeven. Wat betreft
de meer specifiek militaire vaardigheden is het natuurlijk begrijpelijk dat deze het beste in nauw aan de
krijgsmacht gelieerde instituten worden aangeleerd. Maar in veel gevallen schiet de interne gerichtheid van
de defensieorganisatie op haar eigen opleidingsinstituten haar doel voorbij. Zo komt overlap met civiele
opleidingen hierbij helaas voor.
We noemen twee voorbeelden:
1. Defensie leidt van het begin tot het einde haar eigen medisch-verzorgend personeel op, terwijl de
militaire vaardigheden en specifiek medische kennis die verband houden met militair optreden
maar een beperkt deel van het curriculum beslaan.
2. Ook bij opleidingen aan de Nederlandse Defensieacademie met vestigingen in Breda en Den
Helder zouden opleidingen, zoals de vierjarige voltijds opleiding bedrijfskunde, kunnen worden
uitbesteed.
De Partij van de Arbeid is van mening dat algemenere opleidingsvormen grotendeels beter door externe
instituten kunnen worden verzorgd. De erkenning van defensieopleidingen in de civiele wereld wordt
hiermee vergemakkelijkt, waardoor defensiepersoneel na een eventueel vertrek uit de krijgsmacht
makkelijker tot de reguliere arbeidsmarkt kan toetreden.
Gezamenlijke opleidingen waarbij Regionale Opleidingscentra, maar ook politie, brandweer en
gevangeniswezen worden ingeschakeld vergroten de kansen op doorgroeibanen voor militairen die op een
gegeven moment een punt achter hun loopbaan in de krijgsmacht willen zetten. Wij pleiten er dan ook
voor dat militairen bij hun binnenkomst in de krijgsmacht de mogelijkheid wordt geboden een
opleidingstraject op maat te volgen. Worden deze opleidingen met succes afgerond, dan krijgt de
desbetreffende militair een werkgarantiecertificaat, waarmee hij of zij op een zelf aan te geven moment de
overstap naar een verdere carrière bij de politie, bewakings- en beveiligingsbranche, brandweer, douane of
gevangeniswezen kan maken. Daarmee wordt de aantrekkelijkheid van het militaire beroep vergroot.
Vorming
Van oudsher is de krijgsmacht een organisatie met een masculiene organisatiecultuur. Door allerlei
maatschappelijke invloeden, maar ook door veranderingen van de operationele inzet van de krijgsmacht is
de cultuur van de krijgsmacht wel aan het veranderen. Dit neemt niet weg dat aspecten als fysieke kracht,
uithoudingsvermogen, gehardheid, gehoorzaamheid en discipline hele belangrijke ingrediënten van de
hedendaagse militaire vorming blijven. Gelet op de verschillende dimensies van het moderne militaire
optreden, zoals opereren in international verband, samenwerken met verschillende krijgsmachtdelen en
een grote verscheidenheid aan taken dient de militair te kunnen schakelen tussen het toepassen van
geweld, het bieden van hulp en diplomatiek (onder-)handelen. Wanneer alleen de meer masculiene
aspecten van hem of haar zijn ontwikkeld is de militair niet goed voorbereid op de taakstelling binnen de
krijgsmacht. Hier komt nog bij dat de situaties waarin militairen tegenwoordig beslissingen moeten heel
complex zijn. Bovendien wordt een groot beroep gedaan op eigen verantwoordelijkheid en
besluitvaardigheid. Dit vereist een goede ontwikkeling van de morele competentie van de militair. Zodat
militairen op zijn minst in staat zijn om te zien welke waarden in een situatie op het spel staan of
geschonden dreigen te worden.
De Partij van de Arbeid pleit in de vorming van militairen voor meer aandacht voor de humanitaire en
morele kant van het militaire beroep. In de opleidingen, maar ook in onderlinge communicatie
(bijvoorbeeld functioneringsgesprekken, briefings of vergaderingen) dient meer aandacht te worden
besteed aan empathie, emotie, kwetsbaarheid, reflectie en eigen verantwoordelijkheid.
In dienst van Nederland, 21
n dienst van de wereld
i
Arbeidsomstandigheden
Defensie is als werkgever verplicht om, binnen het algemene arbeidsomstandighedenbeleid, een beleid te
voeren met betrekking tot het beschermen van werknemers tegen seksuele intimidatie en tegen agressie
en geweld. 11 Het defensiepersoneel heeft ondanks de aard van het werk en de gevaarlijke leef- en
werkomstandigheden tijdens missies recht op een vreedzame en veilige werkplek. Helaas liet het rapport
`Ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht' van de commissie Staal zien dat bij het voorkomen van
ongewenst gedrag en discriminatie de krijgsmacht nog wel wat steken laat vallen. 12 Zo blijkt dat één op de
zes vrouwen last heeft van ongewenst seksueel gedrag en dat één op de tien mannen wordt gepest en daar
last van heeft.
Tot nu toe heeft Defensie vooral aandacht besteed aan de zogenaamde `korte termijn aanbevelingen' van
de commissie Staal, zoals het expliciteren van gedragsnormen. We onderstrepen hier het belang van de
aanbeveling voor de middellange termijn, namelijk het zodanig aanpassen van het management en de
organisatie dat ze een veilige en beschermende werksfeer bevorderen. In aansluiting op het rapport van de
commissie Staal pleiten we voor een meer evenwichtige demografische personeelsopbouw met meer
vrouwen op hogere functies.
Daarnaast dient de organisatie zodanig ingericht te worden dat de afstand tussen de top en de werkvloer
wordt verkleind. De centralisatie van bepaalde taken dient niet ten koste te gaan van bedrijfsvoering en
sociaal management binnen operationele eenheden. Verder ondersteunen we van harte initiatieven waarin
de persoonlijke ontwikkeling van leidinggevenden op het gebied van sociaal leiderschap centraal staat,
bijvoorbeeld door middel van individuele coachingtrajecten.
Bijzondere aandacht is vereist voor de ontgroeningspraktijken die op verschillende opleidingsinstituten
nog algemeen gangbaar zijn. Tijdens de eerste weken van de algemene militaire opleiding worden de
nieuwe, duur geworven, militairen onder het mom van `hoort erbij', `een militair moet tegen een geintje
kunnen' en `daar word je sterk van' met vernedering, intimidatie en repressie geconfronteerd. Dit vinden
wij een zeer onwenselijke situatie. Dergelijke praktijken in de eerste fase van de socialisatieperiode van
militairen in opleiding leggen namelijk het fundament voor een organisatiecultuur waarin ongewenst
gedrag in de toekomst goed kan gedijen. Bovendien zou ons inziens het humanitaire karakter van het
militaire beroep vanaf dag één centraal dienen te staan. In de huidige taakstelling van de krijgsmacht gaat
het aanwenden van geweld om veiligheid en stabiliteit zeker te stellen immers hand in hand met
diplomatie, het bieden van noodhulp en het ondersteunen van wederopbouw. Nieuwkomers in de
krijgsmacht hebben dan ook recht op een introductieperiode waarin zij empathie, medemenselijkheid en
respect van hun toekomstige collega's ervaren. Introductieperiodes met een intimiderend en repressief
karakter dienen tot het verleden te behoren.
Een nieuwe, betere nazorg
Een militair brengt in de krijgsmacht meestal een beperkte tijd door. De meeste militairen kiezen voor een
dienstverband van enkele jaren, velen stromen door naar een `half career'-professie. Een beperkt deel is
zijn hele werkzame leven actief binnen de krijgsmacht. Door de nieuwe wijze van optreden van de
Nederlandse krijgsmacht lopen ze allemaal de kans om te worden ingezet in crisis- en vredesoperaties. De
omstandigheden waaronder zij moeten werken zijn vaak ingrijpend. Psychische en fysieke klachten zijn in
veel gevallen herleidbaar tot de inzet in dat soort operaties. Een goed functionerend nazorgsysteem is
daarom onontbeerlijk. Daarop mag niet worden beknibbeld. Sterker nog: daar moet extra in worden
geïnvesteerd.
11 Arbo-wet art. 4 lid 2, 1994
12 Commissie Staal, Ongewenst gedrag binnen de krijgsmacht', 29 september 2006
In dienst van Nederland, 22
n dienst van de wereld
i
De Partij van de Arbeid vindt het uitstekend dat veteranen een zo belangrijke plek in het coalitieakkoord
voor het huidige kabinet hebben gekregen. Door de inzet in crisisoperaties worden Nederlandse militairen
blootgesteld aan omstandigheden die gelijk zijn aan oorlogssituaties. De kans op lichamelijke en
psychische schade is daardoor ook gestegen. Vooral posttraumatische stoornissen kunnen zich pas veel
later openbaren. Militairen kunnen daarom ook na hun ontslag uit dienst niet aan het eigen lot worden
overgelaten.
Veteranenwet
Op initiatief van de PvdA is in het coalitieakkoord opgenomen dat de nazorg van uitgezonden militairen
wordt verbeterd en bezien zal worden of wetgeving nodig is. Tijdens het schrijven van deze notitie maakte
de staatssecretaris van Defensie bekend dat hij een Veteranenwet, een vast juridisch kader waarin de
overheidsaansprakelijkheid bij veteranenproblemen wordt getoetst, in voorbereiding heeft genomen en
eind 2008 aan de Kamer wil aanbieden. De PvdA is verheugd dat haar jarenlange pleidooien voor een
dergelijke wet eindelijk gehoor vinden en dringt aan op spoed.
Defensiewet
De gang van zaken rond `Eric O.' en de wijze waarop Nederlandse militairen in Irak met gedetineerden
omgingen tonen aan dat op vele vlakken heldere richtlijnen en regels ontbreken. Stuitend is dat in weerwil
van de eenhoofdige leiding van de CDS bij dit soort operaties de uitgezonden eenheden verschillende en
afwijkende instructies meekregen van hun commandanten in Nederland. Het is daardoor geen wonder dat
zich incidenten hebben voorgedaan. Wij pleiten voor een Defensiewet, waarin de rechten en plichten van
uitgezonden militairen worden vastgelegd en waarin de bevoegdheden voor bevelvoering worden
verankerd. De Nederlandse krijgsmacht is de afgelopen vijftien jaar omgevormd tot een militair apparaat
dat, behalve voor het vervullen van de klassieke verdedigingstaak en voor de ondersteuning van civiele
autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als
internationaal, op korte termijn overal ter wereld inzetbaar moet zijn voor crisisbeheersingoperaties. Door
deze diep ingrijpende verandering is de betekenis van begrippen als oorlog en vrede vooral bij
crisisbeheersingsoperaties diffuus geworden. Zo heeft de legitimiteit van de toepassing van geweld door
Nederlandse militairen tijdens crisisbeheersingsoperaties een wankele basis. In de meeste gevallen wordt
de legitimiteit van toepassing van geweld in die situaties namelijk niet ontleend aan (internationale)
wetgeving, maar slechts aan dienstvoorschriften. In het rapport van de Commissie Borghouts, `Evaluatie
toepassing militair strafprocesrecht bij uitzendingen' wordt dit onderkend. 13
Maar niet alleen de legitimiteit van toepassing van geweld door Nederlandse militairen tijdens
crisisbeheersingsoperaties is onduidelijk. Ook het besluitvormingsproces voorafgaand aan de inzet van
Nederlandse militairen heeft tot onzekerheid, verwarring en stagnatie geleid. Dit is niet alleen aangetoond
in het eindrapport van het NIOD en door de parlementaire enquêtecommissie Srebrenica, ook in de
besluitvorming met betrekking tot de recente missies in Irak en Afghanistan is er onduidelijkheid. Niet
alleen gaat het daarbij om de positie van het kabinet en het parlement ten opzichte van elkaar, maar ook
om de bevoegdheden die in het kader van de operationele inzet aan de krijgsmacht en de leden daarvan
wordt toegekend. Dat laatste vraagt bij uitstek om een sluitend juridisch kader, wetgeving en op wetgeving
gebaseerde regels, om gevaarlijke juridische onduidelijkheden op te heffen.
13 mr. H.C.J.L. Borghouts, mr. R.D.E. Daverschot, mr. G.C. Gillissen, Evaluatie toepassing militair strafprocesrechtbij uitzendingen,
Haarlem, 31 augustus 2006
In dienst van Nederland, 23
n dienst van de wereld
i
Voorts hebben we te maken met nieuwe vormen van inzet van de krijgsmacht. Hierbij zou in formele zin
het Toetsingskader 14 gehanteerd moeten worden, maar de vraag is of dat niet tot onaanvaardbare
stagnatie leidt voor de operationele inzetbaarheid. Hierbij kan onder andere worden gedacht aan de inzet
van de NATO Response Forces en de EU Battlegroups. Onduidelijk is op welke wijze het parlement het
kabinet kan controleren of en op welke wijze het Toetsingskader door het kabinet is gehanteerd.
De verantwoordelijkheid voor de inzet van de krijgsmacht onder verzwarende omstandigheden behoort
een verantwoordelijkheid van het kabinet te zijn. Er mag geen verschil van mening zijn over de vraag of, en
zo ja op welke wijze en op welk moment de politieke besluitvorming wordt omgezet in bevoegdheden van
militaire commandanten bij operationele inzet, waar ook ter wereld. Daarnaast dienen het kabinet en
parlement zodanig duidelijke en militair haalbare randvoorwaarden te scheppen dat de inzet van de
krijgsmacht niet leidt tot onverantwoorde risico's voor het welslagen van de missie en de gevolgen daarvan
voor de militairen die aan de missie deelnemen.
De krijgsmacht, als het instrument bij uitstek ten dienste van de regering ter bescherming van de belangen
van de staat, moet onder alle omstandigheden beschikbaar en inzetbaar zijn. Voor het waarborgen van die
beschikbaarheid en inzetbaarheid van de krijgsmacht worden aan militairen eisen gesteld die in andere
arbeidsorganisaties in mindere mate of niet in combinatie met elkaar voorkomen. Daarbij gaat het
allereerst om de plicht tot het uitvoeren van aan de krijgsmacht opgedragen taken.
De militair kan worden opgedragen zijn of haar taken onder levensbedreigende omstandigheden uit te
voeren, waarbij hij- of zijzelf veelal geweld moet gebruiken en wapens moet hanteren. De militair kan
overal ter wereld worden ingezet en moet daarvoor beschikbaar en inzetbaar zijn.
De risico's op (ernstige) fysieke- en/of mentale schade die militairen lopen bij de uitoefening van hun
beroep is groot. Afhankelijk van het karakter van de missie waarvoor militairen worden ingezet kan dat
risico zo groot zijn dat dit kan leiden tot invaliditeit en zelfs tot het verlies van het leven. Het feit dat dit
hoort tot de risico's van het beroep en dat militairen dat ook beseffen betekent niet dat het probleem
daarmee kan worden afgedaan. De erkenning door de regering van de bijzondere positie van de militair
brengt met zich mee dat regering en parlement een bijzondere zorgplicht hebben voor de militair.
De PvdA wil deze zorgplicht wettelijk verankeren. Hier bij dient in acht te worden genomen dat bij
uitgezonden militairen psychische schade in veel gevallen pas zichtbaar wordt nadat de militair de
krijgsmacht heeft verlaten. Dit kan grote - ook grote financiële consequenties hebben. De omstandigheid
dat de relatie tussen Defensie, als werkgever, en de (ex) militair bij schade soms ernstig is verstoord, is
een extra reden om die zorgplicht nauwkeurig wettelijk vast te leggen, zodat iedereen weet waar hij in een
bepaald geval aan toe is en recht op heeft.
Er dient een Defensiewet te komen als wettelijke basis voor:
· de legitimiteit van toepassing van geweld door militairen,
· het besluitvormingsproces rond de inzet van de krijgsmacht bij crisisbeheersingsoperaties,
· het moment waarop de politieke besluitvorming wordt omgezet in bevoegdheden van militaire
commandanten.
· de zorgplicht ten aanzien van het personeel.
De Defensiewet kan worden ingericht met de Politiewet als voorbeeld. In de Defensiewet worden de, uit de
Grondwet afgeleide, verantwoordelijkheden van regering, parlement en de militaire commandanten
vastgelegd. Ook de bevoegdheden, rechten en plichten van individuele militairen dienen daarin te zijn
vastgelegd. Ook moet in de Defensiewet het Toetsingskader worden verankerd. Het huidige Wetboek van
Militair Strafrecht en de daarmee samenhangende wetgeving dient in lijn daarmee te worden aangepast.
14 Minister mr. F.H.G. de Grave, minister J.J. van Aartsen, Toetsingskader 2001, 19-07-2001, Tweede Kamer 26.454, nr. 18,
vergaderjaar 2000/2001
In dienst van Nederland, 24
n dienst van de wereld
i
Voorts kan van de gelegenheid gebruik worden gemaakt om bestaande ad-hoc samenwerkingsvorming in
het domein van de publieke veiligheidssector structureel te regelen. Hierbij kan onder andere worden
gedacht aan militaire bijstand en civiel - militaire samenwerking. In deze wet moet duidelijk worden
gemaakt wie opdracht kan geven tot het aanwenden van geweld en hoe wordt geregeld dat het gebruik
ervan wordt gelegitimeerd zonder de voortdurende dreiging van strafvervolging voor de betrokken militair.
Betere samenwerking en zeggenschap
De krijgsmacht kent traditiegetrouw een bevelsstructuur waarin sprake is van een scherp onderscheid
tussen officieren en militairen met een lagere rang. Deze cultuur is tot op zekere hoogte, in het bijzonder
tijdens gewapende conflicten, begrijpelijk en functioneel. Op die momenten kan geen `time-out' worden
aangevraagd om over uitgegeven bevelen nog eens een heisessie te beleggen. Deze `top-down' benadering
kent echter ook nadelen die met de regelmaat van de klok de kop opsteken. De verantwoordelijkheid voor
de uitvoering van vaak hoog in hiërarchie genomen besluiten wordt erg makkelijk op de werkvloer gelegd.
Praktische bezwaren en betere alternatieven worden zo niet gehoord. Een goede medezeggenschaps-
regeling kan ervoor zorgen dat de professionals in de krijgsmacht meer ruimte krijgen om mee te denken
en invloed uit te oefenen. Dit verhoogt niet alleen de kwaliteit van de arbeidsomstandigheden, maar ook
de kwaliteit van de krijgsmacht in de meest brede zin van het woord.
Defensie kent een regeling voor medezeggenschap, het Besluit Medezeggenschap Defensie (BMD), maar
dat is een veel beperktere regeling dan de Wet op de Ondernemingsraden die overal in Nederland van
kracht is. Uiteraard is de krijgsmacht een uitzonderlijk instituut. Militairen hebben geen stakingsrecht. Dat
geldt ook voor de politie en bij de politie wordt de Wet op de Ondernemingsraden probleemloos
gehanteerd. Wij zijn daarom van mening dat het tijd wordt om de professionals van Defensie ook in de
medezeggenschap aan bod te laten komen. De Wet op de Ondernemingsraden wordt daarom ook voor de
defensieorganisatie van kracht.
4.3 Een goed functionerende organisatie
De defensieorganisatie draagt nog op tal van plaatsen de sporen van het verleden. Meer dan veertig jaar
geleden werd de keuze gemaakt om de defensieorganisatie uit drie organisatiedelen te laten bestaan. Later
voegde een uitgebreide departementale staf zich daarbij. Met de groei van de Koninklijke Marechaussee
kwam er zelfs een vijfde loot aan de stam bij. Overlappingen en stammenstrijd vormden de
hoofdkenmerken van deze organisatorische wirwar.
Minister van Defensie Henk Kamp heeft in 2002- als een van zijn eerste beleidsdaden het mes gezet in dit
organisatorische wangedrocht. De functie van bevelhebbers verdween. Hun staven moesten een forse
aderlating ondergaan. De eenhoofdige leiding over de krijgsmacht kwam bij de chef defensiestaf (met een
nieuwe benaming: Commandant der Strijdkrachten, CDS) te liggen. Materieeldirecties van de
krijgsmachtdelen werden samengevoegd, personeelsdiensten werden gecentraliseerd. Ondersteunende
diensten werden in een dienstencentrum ondergebracht.
Het nieuwe organisatiemodel van Defensie voorzag in een strikte scheiding tussen beleid, uitvoering,
beheer en control. Maar tegelijkertijd werden concessies aan deze inrichtingsprincipes gedaan. Dat is op
zich begrijpelijk. Keulen en Aken zijn niet op één dag gebouwd en ook van de reorganisatie van Nederlands
grootste overheidsapparaat kan men niet verwachten dat dit in één vloeiende beweging tot stand wordt
gebracht. Maar het moet wel gebeuren! Nu, na enkele jaren van overgang van de oude naar de nieuwe
organisatie moet de destijds ingezette koers weer op volle kracht worden gevolgd.
In dienst van Nederland, 25
n dienst van de wereld
i
4.3.1 Doelmatiger bestuursstaf
Om de bestuursstaf doelmatiger te maken dient binnen de bestuursstaf (het ministerie) een scheiding te
worden aangebracht tussen de ondersteuning van de bewindspersonen en de aansturing van de
operationele commando's, de defensiematerieelorganisatie en het commando dienstencentra. Nu lopen
deze twee hoofdtaken nog door elkaar en veroorzaken onnodige bestuurlijke drukte.
Bij de aansturing van de operationele commando's, de defensiematerieelorganisatie en het commando
dienstencentra is sprake van een ongemakkelijke verhouding tussen het moederdepartement en de op
afstand geplaatste commando's. Voor de beleidsontwikkeling leunt het departement zwaar op de
commando's, die echter louter met de uitvoering zijn belast. Een betere taakafbakening die een einde
maakt aan deze ongemakkelijke innige omarming van met beleid en uitvoering belaste organisatiedelen
kan overlap voorkomen en bijdragen aan meer doelmatigheid.
Versterking van de inlichtingenfunctie
Missies in conflictgebieden vereisen voorafgaande en gedurende de inzet van Nederlandse eenheden een
kwalitatief hoog niveau aan informatie. De Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) vervult
hierbij een sleutelrol. Anders dan bij de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) vervullen veel
(militaire) medewerkers van de MIVD maar een beperkt gedeelte van hun loopbaan binnen deze uit
ongeveer 800 medewerkers bestaande organisatie. Omwille van de kwaliteit van de voor zulke operaties
benodigde inlichtingen zou het goed zijn de carrièrekansen binnen de MIVD te verbeteren. Continuïteit en
specialisatie zijn de pijlers onder een goed inlichtingenapparaat. In het belang van een goede
ondersteuning van Nederlandse militairen in crisissituaties is zo'n versterking van de inlichtingenfunctie
noodzakelijk.
Van Inspecteur Generaal naar onafhankelijke Defensietoezichthouder
Na de Tweede Wereldoorlog moest voor Prins Bernhard een functie binnen de toen weer op te bouwen
krijgsmacht worden gevonden. Hij werd inspecteur-generaal van de krijgsmacht met een eigen organisatie
op het landgoed `De Zwaluwenberg' in Hilversum. Hoewel Prins Bernhard deze functie naar aanleiding
van de Lockheed-affaire in 1976 moest opgeven, werd de functie van inspecteur-generaal op de traditionele
wijze voortgezet. Van enige onafhankelijkheid ten opzichte van de krijgsmacht was geen sprake. Aan het
hoofd van dit defensieonderdeel werd consequent een opperofficier geplaatst die aan het einde van zijn
militaire loopbaan de krijgsmachtdelen en de politieke leiding van advies mocht dienen. Wij achten zo'n
constructie niet meer van deze tijd en bepleiten een onafhankelijke inspectiefunctie zoals die ook bij
andere ministeries met veel uitvoerende taken gemeengoed is (Volksgezondheid, Onderwijs, Verkeer en
Waterstaat). Tevens doen wij het voorstel om los van de inspectiefunctie een Ombudsman voor de
krijgsmacht te benoemen. Deze functie kan worden ondergebracht bij het onafhankelijke Centrum voor
Arbeidsverhoudingen Overheidspersoneel in Den Haag (CAOP).
De nieuwe Defensietoezichthouder wordt door de ministerraad benoemd en is vergelijkbaar met de
inspecties voor de volksgezondheid, de jeugdzorg , verkeer en vervoer. Voor het functioneren van de
nieuwe toezichthouder worden dezelfde maatstaven gebruikt als bij deze inspecties. De persoon die als
Defensietoezichthouder zal optreden is bij voorkeur niet afkomstig uit de krijgsmacht en ook voor de
ondersteuning van de toezichthouder weegt onafhankelijkheid heel zwaar.
In dienst van Nederland, 26
n dienst van de wereld
i
Permanent Joint Headquarters
In naam is de Commandant der Strijdkrachten (CDS) verantwoordelijk voor de aansturing van
crisisoperaties. In werkelijkheid bestiert Nederlands hoogste militair een conglomeraat van
commandocentra en situatiecentra die op de een of andere wijze een vinger in de pap houden bij de
aansturing van deze operaties. Wij bepleiten een afslanking van deze centra en de vorming van een
Permanent Joint Headquarters (PJHQ) dat zorgdraagt voor alle facetten van de aansturing en
voorbereiding van Nederlandse eenheden bij dit soort operaties. De krijgsmachtdelen richten zich
uitsluitend op hun primaire taken: gereedstelling en instandhouding van eenheden. Zodra een eenheid
gereed voor uitzending is, wordt deze eenheid onder het gezag en commando van de Commandant der
Strijdkrachten geplaatst. Het nieuwe permanente hoofdkwartier komt onder leiding te staan van de
(plaatsvervangend) Commandant der Strijdkrachten.
4.3.2 Doelmatiger operationele commando's
Op drie manieren kunnen de operationele commando's doelmatiger functioneren.
Samenvoegen
In de eerste plaats kunnen gelijksoortige activiteiten en taken worden samengevoegd. Voor de hele
krijgsmacht komt er één gezamenlijk personeelscommando. De huidige, starre systematiek van het
doorlopen van een militaire loopbaan binnen één en hetzelfde krijgsmachtdeel wordt verlaten. Officieren
moeten minimaal een keer een functie bij een ander krijgsmachtdeel vervullen om in aanmerking te komen
voor opper- en vlagofficiersfuncties. Zo worden de traditionele schotten tussen de krijgsmachtdelen
doorbroken.
De bewakingseenheden van de krijgsmachtdelen gaan op in een defensiebrede bewakingsdienst. De
luchtverdedigingseenheden worden geïntegreerd en onder een commando geplaatst. Het korps mariniers,
de luchtmobiele brigade en het korps commandotroepen worden samengevoegd. Met deze samenvoeging
worden aanzienlijke besparingen op de exploitatie bereikt.
Aan de versnippering van de facilitaire ondersteuning en vastgoedbeheer komt een einde door de
oprichting van één defensiebrede organisatie daarvoor.
De opslagcomplexen met verouderde munitie worden gesaneerd. Er komt een centrale munitiebeheers-
organisatie en vitale munitiesoorten worden aangevuld.
Rationaliseren en uitbesteden
In de tweede plaats wordt het totale pakket aan scholing en opleiding binnen de defensieorganisatie
doorgelicht en bekeken op rationalisatie en uitbesteding. Een soortgelijke doelmatigheidsslag wordt
uitgevoerd bij de militaire gezondheidszorg. Met de invoering van de nieuwe organisatiestructuur zijn de
staven van de operationele commando's toegesneden op hun nieuwe, afgeslankte taken. Op de
onderliggende niveaus heeft deze doorwerking naar nieuwe structuren en naar een nieuwe omvang van
deze staven nog onvoldoende doorwerking gehad. Een doorlichting is op haar plaats. Het aantal
internationale functies bedraagt bijna duizend. Ook hier ontkomt een doelmatige krijgsmacht niet aan een
kritische herbezinning op nut en noodzaak van zoveel functies in de hogere schalen. De op Aruba en
Curaçao gestationeerde eenheden gaan rouleren. Op de huidige langdurige plaatsing van militairen kan
aanmerkelijk worden bespaard.
In dienst van Nederland, 27
n dienst van de wereld
i
Tevens zijn besparingen mogelijk op de overbodige franje die van lieverlede bij de krijgsmacht is ontstaan.
Branchevreemd is bijvoorbeeld het in eigen beheer gebruiken van een zakenvliegtuig, de Gulfstream. Ook
op dit vlak kan belastinggeld worden bespaard door waar dat hoognodig is gebruik te maken van
commerciële inhuur. Daarmee wordt een aanbeveling van de werkgroep Interdepartementaal
beleidsonderzoek Europese Defensiecapaciteiten onder voorzitterschap van de heer Van Middelkoop, de
huidige minister van Defensie, opgevolgd.15 Dat Defensie over drie en inmiddels na een crash nog over
twee - landmachtraceteams beschikt die op het circuit van Zandvoort rondjes draaien is niet alleen uit
milieuoverwegingen onwenselijk. De eervolle vermeldingen in het SEAT Cupra Klassement worden de
jonge landmachters van harte gegund, maar het zou goed zijn als daar, na de zoveelste overwinning die
aan hun palmares is toegevoegd, maar eens een streep onder gezet wordt. De jaarlijkse schietoefeningen
van Leidse en Utrechtse studentenverenigingen op kosten van de belastingbetaler behoren wat ons betreft
spoedig tot het door dit soort gezelschappen zo gekoesterde verleden.16 Dat geldt ook voor het
aanhouden van twee paardenmanéges voor de cavalerie en de bereden artillerie in respectievelijk
Amersfoort en `t Harde. Bij het schrappen van al deze franje hoort de vraag hoe het zit met de franje voor
Oranje, de bijdrage van de krijgsmacht aan het Koninklijk Huis. De kosten daarvan moeten inzichtelijk
worden gemaakt, zodat een zakelijke discussie over wat wel en niet voor rekening van Rijkswege moet
komen mogelijk wordt.
Traditioneel bezet Defensie op dure plekken in steden als Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam
locaties die voor stadsontwikkeling en voor revitalisering van wijken van eminent belang zijn. Voor
Amsterdam geldt bijvoorbeeld dat het tegen het centrum gelegen marineterrein in de stedenbouwkundige
ontwikkeling de bestemming heeft van een gemengd stedelijk gebied met wonen, werken en
voorzieningen. Juist nu de defensiebegroting onder druk staat is het raadzaam over te gaan op
concentratie van bij elkaar horende activiteiten. In dat licht bezien is de verplaatsing van de
marineactiviteiten in Amsterdam naar Den Helder op den duur veel doelmatiger en effectiever.
Omvang krijgsmacht relateren aan inzetbehoefte in crisissituaties
Bij het streven naar doelmatigheid maken wij, ten derde, gebruik van ervaringen met de operationele inzet
van Nederlandse eenheden in de afgelopen vijftien jaar. Sommige eenheden zijn vaak ingezet, anderen
veel minder of zelfs in het geheel niet. Het is niet doelmatig eenheden die nauwelijks bij inzet aan bod
komen in behoorlijk ruime mate in stand te houden. Dit leidt tot een aantal voornemens om
wapensystemen te reduceren.
Fregatten
Van de vier luchtverdedigingscommandofregatten willen wij er één afstoten. De twee resterende M-
fregatten worden eveneens afgestoten. Dit soort capaciteit wordt slechts zo nu en dan, momenteel één
fregat in UNIFIL-verband, ingezet.
Jachtvliegtuigen
De F-16 heeft bewezen bij crisisoperaties een belangrijke rol te vervullen. Het aantal toestellen dat zo
leert de geschiedenis van het luchtwapen in internationale missies - bij een dergelijke inzet benodigd is ligt
tussen de zes en twaalf. Het is daarom de vraag of ons land meer dan honderd F-16 toestellen in stand
moet houden en moet onderhouden. Opheffing van drie squadrons brengt het aantal F-16 toestellen terug
tot 54, voldoende voor inzet in crisisoperaties en voor de bewaking en bescherming van het Nederlandse
luchtruim. Deze toestellen kunnen op een van de twee `main operating bases' worden gestationeerd. De
vliegbasis Volkel of de vliegbasis Leeuwarden kan worden gesloten.
15 IBO Europese Defensiecapaciteiten, Taakspecialisatie: het schiet niet echt op. juli 2003, blz. 36. De werkgroep stond onder
voorzitterschap van E. van Middelkoop
16 Antwoorden op vragen van het Tweede Kamerlid Timmermans van de minister van Defensie, 14 december 2006, nummer HDAB
2006039070
In dienst van Nederland, 28
n dienst van de wereld
i
Nucleaire taak
De overgang van de F-16 naar een nieuw toestel roept de vraag op naar al dan niet voortzetting van de
nucleaire taak van de Nederlandse luchtmacht. De Nederlandse F-16 toestellen kunnen worden uitgerust
met nucleaire vrijevalbommen, die boven het doelwit moeten worden afgeworpen. Het gaat hier dus om
wapens met een gering bereik. Hoewel de fractie van de Partij van de Arbeid hecht aan het dragen van
verantwoordelijkheid op nucleair gebied binnen de NAVO en op zich geen principiële bezwaren bestaan
tegen een nucleaire rol zien wij wel bezwaren tegen voortzetting van deze rol in een nieuwe generatie
gevechtsvliegtuigen. De techniek van vrijvalbommen is praktisch gezien nogal ouderwets en past niet meer
in een nieuw toestel dat veel meer mogelijkheden heeft. Medewerking aan een nieuwe nucleaire rol
waarvoor nieuwe nucleaire bewapening zou moeten worden ontwikkeld is evenzeer ongewenst. Om die
reden pleiten wij voor een politieke discussie over voortzetting van deze militair verouderde rol.
Tanks en houwitsers
Wat de landstrijdkrachten betreft is het vanwege hun in aantallen beperkte rol bij inzet in crisisoperaties
niet nodig om over de huidige aantallen pantserhouwitsers en Leopard-II tanks te beschikken. Het aantal
tanks kan worden gehalveerd en teruggebracht op 44. Van de 36 PzH houwitsers blijven er twaalf over.
Kruisvluchtwapens
De luchtverdedigingscommandofregatten worden zo heeft minister Van Middelkoop besloten - niet
uitgerust met kruisvluchtwapens. De aanpassing van de fregatten voor inzet van deze wapens is niet
kosteneffectief. Kruisvluchtwapens worden voornamelijk ingezet in de eerste fase van een conflict. Voor
inzet is Nederland aangewezen op ondersteunende systemen van de Verenigde Staten, waardoor een te
grote politieke en militaire afhankelijkheid en onderschikking aan de belangen van de Verenigde Staten
ontstaat. Het is niet aannemelijk dat ons land in dergelijke conflicten de spits afbijt en met zijn beperkte
aantal kruisvluchtwapens als eerste aan zet is. Daar ligt de verantwoordelijkheid van grotere bondgenoten
zoals de Verenigde Staten en Groot-Brittannië.
Een soortgelijk wapen, de JASM of de JASOW, staat hoog op het verlanglijstje van de luchtmacht. Het is de
bedoeling van de luchtmacht vanaf 2009 de nog resterende F-16 toestellen uit te rusten met zulke lucht-
grondwapens die op honderden kilometers van hun doelwit kunnen worden afgevuurd. Hiertegen zijn
dezelfde bezwaren aan te voeren als tegen het uitrusten van fregatten met kruisvluchtwapens.
Investeringspercentage
Het investeringspercentage in de defensiebegroting is opgelopen naar ruim 21 procent. Dat ligt boven de
norm die de vorige minister voldoende vond voor een moderne krijgsmacht. Omdat wij op een aantal
gebieden verbeteringen willen doorvoeren pleiten wij voor een maximaal investeringspercentage van 19
procent. Wij willen daarmee niet zo dogmatisch als tot voor kort door de vorige minister van Defensie
omgaan. Niet de hoogte van het investeringspercentage, maar de keuze voor een bepaalde investering
bepaalt immers of de Nederlandse krijgsmacht daarmee iets opschiet.
Fast Procurement Fund
De tijd tussen de opdrachtverlening en de oplevering van nieuw Defensiematerieel duurt normaal
gesproken jaren. Een operationeel leger heeft vaak op zeer korte termijn extra materieel, onderdelen, of
munitie nodig om te kunnen functioneren. Welk materieel het hier betreft is niet altijd van te voren in te
schatten. Om de flexibiliteit en de slagvaardigheid van Defensie voor het doen van noodzakelijke aankopen
te vergroten stellen wij de inrichting van een Fast Procurement Fund voor.
In dienst van Nederland, 29
n dienst van de wereld
i
4.4 Doelmatiger internationale samenwerking
Nederlandse eenheden maken deel uit van EU Battle Groups en van NAVO `Reaction Forces'. Dit soort
samenwerkingsverbanden is erop gericht om in crisissituaties zo snel mogelijk met een betekenisvolle
militaire presentie aanwezig te zijn. Deze internationale samenwerkingsvormen moeten meer zijn dan de
optelsom van de nationale bijdragen. Zij dienen ook de opmaat te zijn voor vergaande samenwerking bij
opleidingen, materieel en zelfs specialisatie in bepaalde capaciteiten. Dat zal de komende jaren de nodige
inzet vergen en zelfs investeringen in deze internationale samenwerking vragen voordat de vruchten
daarvan kunnen worden geplukt.
Samenwerking tussen de operationele commando's bevordert de doelmatigheid. Hetzelfde kan worden
gezegd van samenwerking met krijgsmachten van andere Europese landen. Omdat onze voorstellen een
periode van maar vier jaar bestrijken willen we ons richten op twee concrete samenwerkingsprojecten. Het
eerste project richt zich op de vorming van één hydrografische dienst van Groot-Brittannië, Duitsland,
België, Frankrijk, Denemarken, Noorwegen en Nederland. Pooling van capaciteiten en de omvorming tot
een internationale organisatie zijn de beoogde uitkomsten.
Het tweede project is de oprichting van één luchttransportcommando binnen de NAVO naar het model
van AWACS. Dit betekent een organisatie met stationering van gelijksoortige toestellen op één en dezelfde
basis zodat doelmatiger kan worden onderhouden en gevlogen. Wij denken dat dit ook tot grotere
doelmatigheid leidt. In 2006 voerden de twee Herculestoestellen van de Nederlandse luchtmacht 773
vlieguren uit, gemiddeld per toestel nog geen acht uren per week. Voor deze inzet waren vier bemanningen
beschikbaar, die dus niet meer dan vier uur per week hebben gevlogen. Minder dramatisch, maar vanuit
doelmatigheidsoogpunt bedenkelijk was de inzet van de twee Nederlandse DC-10 toestellen: gemiddeld
per toestel duizend vlieguren per jaar. De Gulfstream, het zakenvliegtuig van Defensie, vloog in 2005 441
vlieguren met drie bemanningen. Een gemiddelde van nog geen 150 vlieguren per bemanningslid oftewel
per week drie uur. 17
4.5 Doelmatiger ondersteuning
Van oudsher is de krijgsmacht eraan gewend voor haar ondersteuning van eigen middelen gebruik te
maken. Van voorzieningen die inderdaad uniek waren voor de krijgsmacht tot futiele zaken. Na de Tweede
Wereldoorlog beschikte de landmacht over aparte eenheden die voor heet water zorgden en in Woerden
stonden tot in de jaren negentig eigen wasserijen van de defensieorganisatie. Ook nu nog worden veel
diensten die in de Nederlandse samenleving tegen lagere prijzen aangeboden worden in eigen
defensiebeheer uitgevoerd. Andere bondgenoten zijn een andere richting ingeslagen. Een groot deel van
de logistiek voor de Amerikaanse troepen in crisisoperaties is uitbesteed aan particuliere bedrijven. Het
particuliere bedrijf Halliburton is de grootste genie-eenheid van de Amerikaanse strijdkrachten. Tot aan
beveiligingszaken toe zijn taken van Amerikaanse eenheden geprivatiseerd. De komende jaren moet de
Nederlandse krijgsmacht wat de ondersteuning betreft ook die kant inslaan. De ondersteuning kan
daardoor doelmatiger worden uitgevoerd en behalve kleine organisatiedelen voor de aansturing van de
vraag en beoordeling van de geleverde kwaliteit kan flink worden gesnoeid in de organisatie die nu de vele
eigen defensiebedrijven aanstuurt.
17 Deze gegevens heeft minister Van Middelkoop de fractie van de Partij van de Arbeid desgevraagd verstrekt.
In dienst van Nederland, 30
n dienst van de wereld
i
Outsourcing
Voor `outsourcing' komen de Defensie Telematica Organisatie (DTO), de defensiecateringorganisatie
Paresto en de vervoersorganisatie DVVO in aanmerking.
Wat Paresto betreft worden voortaan marktconforme prijzen gerekend voor alcoholische dranken. Het is
principieel onjuist dat de overheid in dit geval Defensie drankgebruik subsidieert en tegelijkertijd
binnen en buiten de krijgsmacht een ontmoedigingsbeleid voorstaat.
Bij de werving en selectie van defensiepersoneel maakt Defensie gebruik van een eigen organisatie die zelf
keuringen uitvoert. Ook hiervoor geldt dat aansluiting bij externe partijen serieus moet worden bezien.
Zeker in het licht van de daarbij te behalen doelmatigheidswinst.
Een deel van de medische ondersteuning (chirurgische teams) wordt al via ziekenhuizen ingehuurd.
Andere delen van de medische verzorging komen voor een zelfde aanpak in aanmerking.
De Audiovisuele Dienst en de defensiebladen worden afgestoten. Waar nodig zal daarvoor commerciële
inhuur plaatsvinden. De wildgroei van defensiebladen (waarvan de meeste defensiemedewerkers er
maandelijks een handvol ontvangen) wordt drastisch besnoeid door meer gebruik te maken van nieuwe
media (intranet).
Samenwerking tussen sectoren
Samenwerking tussen de krijgsmacht en andere sectoren binnen het vredes-, veiligheids- en
ontwikkelingsbeleid is, naarmate missies moeilijker werden, steeds belangrijker geworden. Missies ver weg
van Nederland, zoals in Uruzgan, zijn belangrijk in een aantal opzichten. Soms is de krijgsmacht een van
de weinige mogelijkheden om stabiliteit te brengen. Vaak kan de krijgsmacht niet zonder steun van
anderen bij het welslagen van haar missie om stabiliteit te brengen en de wederopbouw te bevorderen. De
werelden van Defensie en andere sectoren die voor de oplossing van die problemen nodig zijn groeien
naar elkaar toe, maar dat gaat niet van een leien dak. Ontwikkeling en armoedebestrijding mogen niet de
legitimatie zijn voor inzet van de Nederlandse krijgsmacht en dus ook niet voor het doorsluizen van
ontwikkelingsgeld naar de krijgsmacht. Daar moet van worden geleerd. Zo zou het goed zijn als de
strategische kennis van landen met een fragiel bestuur zou worden gebundeld. Het gaat hierbij om landen
in het Grote Merengebied in Afrika, in de Hoorn van Afrika, in Afghanistan en, niet te vergeten, in Kosovo
en Haïti waar al eerder sprake is geweest van de inzet van Nederlandse eenheden.
Zo'n bundeling van kennis zou een gezamenlijke aanpak van de krijgsmacht, van Ontwikkelingssamen-
werking, van Buitenlandse Zaken, van instituten als Clingendael, maar ook van andere betrokkenen vergen.
Daarnaast zou in de voorbereiding van mogelijke missies het nodige kunnen worden verbeterd. Zo zou
onder de hoede van Ontwikkelingssamenwerking een pool van direct inzetbare en deskundige mede-
werkers kunnen worden gevormd. Bij crises en calamiteiten zou zo'n team snel de mogelijkheden van
inzet vanuit ons land kunnen worden voorbereid: in militaire zin, in de vorm van noodhulp of door
beschikbaarheid van deskundigen. Zulke samenwerkingsvormen moeten wel worden gestructureerd en
van de huidige vrijblijvendheid moet afscheid worden genomen. De minister voor Ontwikkelings-
samenwerking moet daarom ook nauwer betrokken worden in het Toetsingskader voor inzet van
Nederlandse eenheden in crisis- en vredesoperaties en in het daarbij horende ambtelijke overleg in de
Stuurgroep Militaire Operaties.
In dienst van Nederland, 31
n dienst van de wereld
i
Voorbereiding en gereedstelling
In de aanloop naar operaties kan de voorbereiding worden verbeterd. Onder andere door meer aandacht
voor de problematiek van fragiele staten in de opleidingen en aanloop naar nieuwe operaties van de
Nederlandse krijgsmacht. Daarbij is het ook van belang om vredesoperaties die grotendeels door andere
(bijvoorbeeld Afrikaanse) landen worden uitgevoerd te voorzien van advies en ondersteuning op het
gebied van inzet van `special forces', medische ondersteuning, inlichtingen, luchtsurveillance en `no fly-
zones'.
Daarin willen wij investeren!
In dienst van Nederland, 32
n dienst van de wereld
i
5. Bijlage: Financiële paragraaf:
De keuze van de PvdA voor een actieve en doelmatige krijgsmacht kosten ongeveer 3,6 miljard euro.
De door ons voorgestelde investeringen, uitbreiding en intensivering kunnen binnen het huidige budget
gefinancierd worden door tegenover deze intensiveringen even groot bedrag aan ombuigingen door te
voeren. Met deze ombuigingen zetten wij definitief een streep door de erfenissen van de Koude Oorlog en
stimuleren wij de wording van een actieve en doelmatige krijgsmacht.
De maatregelen die in de komende jaren geld opleveren zijn te verdelen in:
Reorganiseren/samenvoegen
Afstoten/verkopen.
Internationaal Samenwerken
Klant- leverancierscheiding en Outsourcen
De opbrengsten die uit deze maatregelen voortvloeien zullen worden ingezet ten bate van de krijgsmacht
zelf. Deze maatregelen vindt u hieronder onder de kopjes:
Investeren
Uitbreiden
Intensiveren
Alle bedragen zijn in miljoen .
1 Reorganiseren/samenvoegen
1a. Doelmatiger bestuur: scheiden politieke leiding en operationele aansturing.
Defensie kan zich niet onttrekken van de algemene efficiencytaakstelling van het Rijk. Daarenboven voert
de PvdA de aanbevelingen van de Commissie Fransen voor de scheiding van de politieke leiding en de
aansturing van operationele commando's en dienstencentra
2008 2009 2010 2011 2012
0 -5 -5 -5 -5
1b. Inrichting Permanent Joint Headquarters
De PvdA maakt een eind aan de situatiecentra bij de operationele commando's en voegt die samen in een
permanent hoofdkwartier. Hier gaan de kosten van de reorganisatie voor de baat uit.
2008 2009 2010 2011 2012
+15 -12 -12 -12 -12
In dienst van Nederland, 33
n dienst van de wereld
i
1c. Opheffen IGK inrichten Defensie-toezichtsautoriteit en ombudsman
Het inrichten van een onafhankelijk inspectieregime bij Defensie is zowel beter als goedkoper. Te denken
valt aan het onderbrengen van deze functie bij het Centrum voor Arbeidsverhoudingen
Overheidspersoneel (CAOP). Het peperdure IGK-apparaat kan ontmanteld worden en de Zwaluwenberg
kan worden verkocht.
2008 2009 2010 2011 2012
-15 -10 -10 -10 -10
1d. Vorming één personeelscommando
Ieder krijgsmachtonderdeel heeft zijn eigen personeelscommando (dienst personeelszaken). Dit is niet
nodig en zelfs schadelijk voor de moderne geïntegreerde krijgsmacht die wij nastreven. Samenvoeging
levert efficiencywinst op.
2008 2009 2010 2011 2012
0 -10 -10 -10 -10
1e. Vorming één grondgebonden luchtverdedigingscommando
In de Defensienota 2000 is reeds aangekondigd dat de Grondgebonden Luchtverdediging (GLVD) van de
Koninklijke Landmacht en de Koninklijke luchtmacht wordt samengevoegd. Vele studies later is dit nog
steeds niet gebeurd. Het is nu de hoogste tijd!
2008 2009 2010 2011 2012
-2 -4 -4 -4 -4
1f. Rationalisatie (waaronder uitbesteden) opleidingen
Defensie kent een wildgroei aan opleidingsinstituutjes en opleidingen. Door de opleidingscentra
organisatorisch samen te voegen en een deel van de niet specifiek militaire - opleidingen uit te besteden
kan veel gewonnen worden.
2008 2009 2010 2011 2012
0 -10 -15 -20 -25
1g. Doelmatigheid Militaire Gezondheidszorg
Ook hier kan door het samenvoegen van medische diensten veel gewonnen worden.
2008 2009 2010 2011 2012
-1 -2 -2 -2 -2
In dienst van Nederland, 34
n dienst van de wereld
i
1h. Samenvoegen bewakingsdiensten
Ook hier kan door het samenvoegen van diensten veel gewonnen worden.
2008 2009 2010 2011 2012
-3 -5 -5 -5 -5
1i. Samenvoegen munitiebeheer (inclusief aanvullen vitale voorraden & afstoting oude munitie)
2008 2009 2010 2011 2012
+30 +50 +150 +200 +225
1j. Rationalisatie staven Operationele Commando's
Bij de Operationele Commando's is sprake van een ongezonde bureaucratisering. Hier moet het mes in.
2008 2009 2010 2011 2012
-4 -6 -6 -6 -8
1k. Reductie staven onder Opco-niveau
2008 2009 2010 2011 2012
0 -5 -10 -10 -20
l. Samenvoegen Korps Mariniers, Air Mobile Brigade en Commandotroepen
De meerwaarde om dit soort corpsen per krijgsmachtonderdeel in te richten is verdwenen en momenteel
zelfs contraproductief.
2008 2009 2010 2011 2012
-35 -35 -35 -35 -35
1m. Wegsnijden `franje'.
Bij een goed werkklimaat hoort enige franje en zeker bij de Krijgsmacht is er behoefte aan ceremonieel en
het onderhouden van tradities. Bij Defensie is dit echter volstrekt uit de hand gelopen. Er kan flink
gesneden worden in ceremonieel, muziek en dienstauto's. De maneges, het Landmacht Racing Team en
de gratis diensten aan studentenweerbaarheden, etc. kunnen helemaal verdwijnen.
2008 2009 2010 2011 2012
-7 -15 -20 -25 -25
Reorganiseren/samenvoegen totaal
2008 2009 2010 2011 2012
-22 -69 +16 +56 +64
In dienst van Nederland, 35
n dienst van de wereld
i
2 Afstoten/verkopen.
2a. Afstoten 1 LCF-fregat.
Nederland bezit nu vier LCF-fregatten. Dit aantal kan probleemloos worden teruggebracht naar drie.
2008 2009 2010 2011 2012
-170 -30 -30 -30 -30
2b. Afstoten twee M-fregatten
Erfenis van `Koude Oorlogcapaciteit' Multipurpose fregatten passen niet meer in de krijgsmacht die wij
voor ogen hebben. De laatste twee kunnen worden verkocht.
2008 2009 2010 2011 2012
0 -170 -230 -230 -80
2c. Geen vervanging Walrusonderzeeërs.
PM
2d. Afstoting 24 Pantser Houwitsers
Erfenis van `Koude Oorlogcapaciteit' Pantser Houwitsers passen niet meer in groten getale in de
krijgsmacht die wij voor ogen hebben. De huidige 36 kunnen teruggebracht worden naar 12.
2008 2009 2010 2011 2012
-50 -80 -80 -60 -60
2e. Halvering aantal Leopard Tanks (van 88 naar 44)
Erfenis van `Koude Oorlogcapaciteit'. Zware tanks passen niet meer in groten getale in de krijgsmacht die
wij voor ogen hebben. De huidige 88 kunnen teruggebracht worden naar 44.
2008 2009 2010 2011 2012
-50 -75 -75 -65 -65
2f. Verkoop wissellaadsysteem (platte wagons)
2008 2009 2010 2011 2012
-9 -9 -9 -9 -9
2g. Opheffen drie squadrons F-16
Gerelateerd aan het aantal vlieguren dat per F-16 werkelijk gemaakt wordt kan Nederland (ruim) volstaan
met 54 F-16 gevechtsvliegtuigen, die onderhoudstechnisch en wat capaciteiten betreft optimaal kunnen
worden ingezet.
2008 2009 2010 2011 2012
-75 -130 -130 -130 -130
In dienst van Nederland, 36
n dienst van de wereld
i
2h. Afstoten nucleaire taak F-16
2008 2009 2010 2011 2012
-1 -3 -3 -3 -3
2i. Definitief schrappen aanschaf Tactical Tomahawks (TACTOM)
De TACTOM is een lange afstand kruisvluchtwapen dat vanaf een schip kan worden gelanceerd. De PvdA
ziet van dit soort systemen geen toegevoegde waarde voor de vervulling van de taak van de Nederlandse
krijgsmacht.
2008 2009 2010 2011 2012
-5 -10 -20 -25 -30
2j. Geen aanschaf JASSM/JSOW
`Joint Air-to-Surface Standoff Missiles' en `Joint Stand Off Weapons' zijn lange afstand kruisvluchtwapens
die vanaf een vliegtuig kunnen worden gelanceerd. De PvdA ziet van dit soort systemen geen toegevoegde
waarde voor de vervulling van de taak van de Nederlandse krijgsmacht.
2008 2009 2010 2011 2012
0 -6 -6 -6 -6
2k. Opheffen vliegbasis
Door rationalisering van de luchtstrijdkrachten kan een vliegveld worden opgeheven.
2008 2009 2010 2011 2012
-50 -50 -50 -50 -50
2l. Verkoop Gulfstream
Voor het vervoer per dienstvliegtuig heeft Defensie drie bemanningen klaar staan. Er wordt echter weinig
van deze Gulfstream gebruik gemaakt. Dit soort diensten kunnen beter worden ingehuurd. Alternatief zou
kunnen zijn een algemeen regeringsvliegtuig onder de hoede van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat
te brengen, zoals al het geval is met de KBX, het vliegtuig voor Koningin Beatrix.
2008 2009 2010 2011 2012
-55 -5 -5 -5 -5
2m. Roulatie eenheden op de Antillen
Door semi-permanent verblijf van Nederlandse troepen is de huisvesting (in gezinsverband) uitermate
kostbaar. Dit kan door een korter en roulerend verblijf aanmerkelijk goedkoper en even effectief.
2008 2009 2010 2011 2012
-15 -20 -25 -25 -25
TOTAAL: Afstoten/verkopen
2008 2009 2010 2011 2012
-480 -588 -663 -638 -493
In dienst van Nederland, 37
n dienst van de wereld
i
3 Doelmatige Internationale Samenwerking
3a. Eén Hydrografische Dienst (NL/UK/D/B/F/De/No)
2008 2009 2010 2011 2012
0 +2 +2 +2 +2
3b. Eén Luchttransportcommando (NL/UK/D/B/F/De/No)
2008 2009 2010 2011 2012
0 +50 -10 -15 -15
TOTAAL: Internationale Samenwerking
2008 2009 2010 2011 2012
0 +52 -8 -13 -13
4 Doelmatigheid bevorderen: klant- leverancierscheiding en outsourcen
4a. DMO-uitvoeringsorganisatie naar CDC
2008 2009 2010 2011 2012
-5 -10 -25 -25 -25
4b. Verzakelijking klant-leverancierverhouding tussen CDC/DMO en Opco's
2008 2009 2010 2011 2012
-2 -1 -1 -1 -1
4c. Outsourcing Paresto (catering)
2008 2009 2010 2011 2012
-15 -30 -30 -30 -30
4d. Outsourcing Defensie Verkeers- en Vervoersorganisatie (DVVO)
2008 2009 2010 2011 2012
-2 -4 -4 -4 -4
4e. Outsourcing Werving en Keuring
2008 2009 2010 2011 2012
-3 -3 -3 -3 -3
4f. Outsourcing Medische Ondersteuning
2008 2009 2010 2011 2012
-1 -1 -1 -1 -1
In dienst van Nederland, 38
n dienst van de wereld
i
4g. Outsourcing Audiovisuele Dienst Defensie (AVDD)
2008 2009 2010 2011 2012
-2 -3 -3 -3 -3
4h. Outsourcing Defensie Telematica Organisatie
2008 2009 2010 2011 2012
+10 -2 -2 -2 -2
TOTAAL DOELMATIGHEID:
2008 2009 2010 2011 2012
-20 -54 -69 -69 -69
5. Investeren/uitbreiden/intensiveren
Materieel:
5a. Verhoging inzetbaarheid hoofdwapensystemen (Jachtvliegtuigen, helikopters etc.)
2008 2009 2010 2011 2012
+100 +150 +200 +200 +250
5b. Fast Track Procurement Fonds
2008 2009 2010 2011 2012
+150 +150 +150 +150 +150
Organisatie:
5c. Vorming permanent Samenwerkingsverband Krijgsmacht/OS/NGO's/BuZa
2008 2009 2010 2011 2012
+10 +10 +10 +10 +10
5d. Europees Taakspecialisatie Fonds
2008 2009 2010 2011 2012
+10 +10 +10 +10 +10
5e. Onafhankelijk Defensie Onderzoek
2008 2009 2010 2011 2012
+3 +3 +3 +3 +3
In dienst van Nederland, 39
n dienst van de wereld
i
Personeel:
5f. Behoud kwantiteit en kwaliteit personeel
2008 2009 2010 2011 2012
+100 +200 +200 +200 +200
5g. Extra maatregelen instroom en behoud vrouwen en allochtonen
2008 2009 2010 2011 2012
+10 +20 +30 +40 +50
5h. Betere vormen van werving
2008 2009 2010 2011 2012
+ 5 +5 +5 0 0
5i. Nazorg
2008 2009 2010 2011 2012
+50 +50 +50 +50 +50
TOTAAL: Intensiveringen
2008 2009 2010 2011 2012
+438 +598 +658 +663 +723
OVERZICHT
2008 2009 2010 2011 2012 Totaal
Reorganiseren/samenvoegen -22 -71 +14 +54 +64 +39
Afstoten -480 -588 -663 -638 -493 -2862
Internationale samenwerking 0 +52 -8 -13 -13 +18
Doelmatigheid -20 -53 -69 -69 -69 -280
Intensiveringen +438 +598 +659 +663 +723 +308o
Saldo - 84 -62 -65 0 +213 0
Het hier gebruikte cijfermateriaal is voornamelijk ontleend aan het IBO rapport van de Werkgroep
Europese Defensiecapaciteiten, de Defensiebegroting 2007 en van het ministerie van Defensie verkregen
gegevens.
In dienst van Nederland, 40
n dienst van de wereld
i
Partij van de Arbeid