Rechtbank 's-Hertogenbosch
Voorlopige hechtenis twee verdachten beëindigd
's-Hertogenbosch, 2 november 2007 - De raadkamer van de rechtbank
âs-Hertogenbosch, samengesteld uit drie rechters en een griffier van
de rechtbank Arnhem, heeft zich vandaag gebogen over twee zaken
waarbij een niet-benoemde rechter betrokken was. De raadkamer oordeelt
dat deze verdachten niet langer in voorarrest mogen blijven. De
beslissing van de raadkamer betekent dat de verdachten de verdere
behandeling van hun strafzaak in vrijheid kunnen afwachten.
Hieronder volgen de dragende overwegingen van de beslissingen.
In een zaak waar de voortgezette, laatste behandeling mede is gedaan
door de onbevoegde rechter, nadat op 26 juli 2007 de behandeling van
de strafzaak was geschorst
"Hoewel de raadkamer niet het geëigende forum is om de nietigheid uit
te spreken, dient zij zich wel een oordeel te vormen over de
geldigheid van de titel op grond waarvan verdachte thans in voorlopige
hechtenis verblijft. De raadkamer is van oordeel dat (â¦) het er voor
gehouden dient te worden dat deze behandeling ter terechtzitting door
het daartoe bevoegde forum nietig zal moeten worden verklaard."
"De raadkamer concludeert derhalve dat artikel 66, lid 2 van het
Wetboek van Strafvordering na de terechtzitting van 26 juli 2007 geen
toepassing meer heeft gevonden."
"De raadkamer is dientengevolge van oordeel dat sinds 90 dagen na 26
juli 2007 de termijn als bedoeld in artikel 282, lid 2 van het Wetboek
van Strafvordering is verstreken er geen titel meer is voor het
voortduren van de voorlopige hechtenis. Nu de raadkamer niet bevoegd
is de nietigheid uit te spreken en er onduidelijkheid dreigt te
ontstaan over de rechtspositie van verdachte zal de raadkamer voor
alle duidelijkheid het bevel tot voorlopige hechtenis opheffen. De
raadkamer zal tevens de onmiddellijke invrijheidstelling van verdachte
gelasten."
"Gelet op de artikelen 5, lid 1c, juncto lid 3, juncto lid 4 EVRM,
artikel 15, lid 1 en lid 2 van de Grondwet en artikel 1 van het
Wetboek van Strafvordering kan in een rechtsstaat niemand zonder
geldige titel van zijn vrijheid worden beroofd. Dat verdachte wordt
verdacht betrokken te zijn bij een ernstig misdrijf en dat de
maatschappij het onwenselijk vindt dat hij in vrijheid komt, zoals
door de officier van justitie is aangevoerd, doet aan dit grondrecht
niet af."
"Door de officier van justitie is in raadkamer gevorderd om de termijn
van de voorlopige hechtenis voor een korte periode (veertien dagen) te
verlengen om het openbaar ministerie in de gelegenheid te stellen om
de zaak opnieuw op zitting aan te brengen om daar de gevangenneming te
vorderen."
"Aangezien de termijn van artikel 282, lid 2 van het Wetboek van
Strafvordering is verstreken en de voorlopige hechtenis is geëindigd,
is verlenging als door de officier van justitie gevorderd niet
mogelijk."
"Door de officier van justitie is in raadkamer op grond van artikel 65
dan wel 66a van het Wetboek van Strafvordering de gevangenneming van
verdachte gevorderd."
"De raadkamer is van oordeel dat het Nederlandse strafstelsel een
gesloten systeem kent op grond waarvan een verdachte kan worden
gevangengenomen. Artikel 65 is in casu niet van toepassing nu dit
artikel enkel betrekking heeft op de situatie dat de zaak ter
terechtzitting is uitgeroepen of er sprake is van een verzoek tot
uitlevering. Van geen van beide situaties is hier sprake. Artikel 66a
is in casu niet van toepassing omdat er geen sprake is van de situatie
dat de officier van justitie heeft verzuimd de vordering tot
verlenging van de gevangenhouding tijdig in te dienen. Gelet op de
hiervoor aangehaalde artikelen en de daarin vermelde grondrechten
lenen deze bepalingen zich niet voor analoge of extensieve toepassing
in het onderhavige geval waar deze artikelen niet voor zijn
geschreven."
In een zaak waarin de openbare behandeling ter terechtzitting nog niet
is aangevangen
"De raadkamer is (â¦) van oordeel dat er thans geen titel meer is voor
het voortduren van de voorlopige hechtenis, nu de termijn van de
inbewaringstelling is verstreken."
"Gelet op de artikelen 5, lid 1c, juncto lid 3, juncto lid 4 EVRM,
artikel 15, lid 1 en lid 2 van de Grondwet en artikel 1 van het
Wetboek van Strafvordering kan in een rechtsstaat niemand zonder
geldige titel van zijn vrijheid worden beroofd. Dat verdachte wordt
verdacht betrokken te zijn bij een ernstig misdrijf en dat de
maatschappij het onwenselijk vindt dat hij in vrijheid komt, zoals
door de officier van justitie is aangevoerd, doet aan dit grondrecht
niet af."
"Door de officier van justitie is in raadkamer gevorderd om de termijn
van de voorlopige hechtenis voor een korte periode (veertien dagen) te
verlengen om het openbaar ministerie in de gelegenheid te stellen om
de zaak opnieuw op zitting aan te brengen om daar de gevangenneming te
vorderen."
"Aangezien de termijn van de inbewaringstelling is verstreken en de
voorlopige hechtenis is geëindigd, is verlenging als door de officier
van justitie gevorderd niet mogelijk."
"Door de officier van justitie is in raadkamer voorts op grond van
artikel 65 dan wel 66a van het Wetboek van Strafvordering de
gevangenneming van verdachte gevorderd."
"De raadkamer is van oordeel dat het Nederlandse strafstelsel een
gesloten systeem kent op grond waarvan een verdachte kan worden
gevangengenomen. Artikel 65 is in casu niet van toepassing nu dit
artikel enkel betrekking heeft op de situatie dat de zaak ter
terechtzitting is uitgeroepen of er sprake is van een verzoek tot
uitlevering. Van geen van beide situaties is hier sprake. Artikel 66a
is in casu niet van toepassing omdat er geen sprake is van de situatie
dat de officier van justitie heeft verzuimd de vordering tot
verlenging van de gevangenhouding tijdig in te dienen. Gelet op de
hiervoor aangehaalde artikelen en de daarin vermelde grondrechten
lenen deze bepalingen zich niet voor analoge of extensieve toepassing
in het onderhavige geval waar deze artikelen niet voor zijn
geschreven."
Bron: Rechtbank 's-Hertogenbosch
Datum actualiteit: 2 november 2007 Naar boven