Raad van State
Zaaknummer: 200706202/1 en 200706202/2
Publicatie datum: vrijdag 2 november 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De
Mierden
Proceduresoort: Voorlopige voorziening / hoofdzaak
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Bestuursdwang / Dwangsom
---
200706202/1 en 200706202/2.
Datum uitspraak: 2 november 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) en, met
toepassing van artikel 8:86 van die wet, op het hoger beroep van:
, wonend te ,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 06/2773 van de rechtbank
's-Hertogenbosch van 19 juli 2007 in het geding tussen:
appellant
en
het college van burgemeester en wethouders van Reusel-De Mierden.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 januari 2006 heeft het college van burgemeester en
wethouders van Reusel-De Mierden (hierna: het college) appellant onder
oplegging van een dwangsom gelast de op het perceel, kadastraal bekend
gemeente Reusel, sectie , nummer (hierna: het perceel),
geplaatste poort te verwijderen en verwijderd te houden.
Bij besluit van 2 mei 2006 heeft het college het door appellant
daartegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 19 juli 2007, verzonden op 23 juli 2007, heeft de
rechtbank 's-Hertogenbosch (hierna: de rechtbank) het door appellant
daartegen ingestelde beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit
vernietigd en bepaald dat de rechtsgevolgen van dat besluit in stand
blijven. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State
ingekomen op 30 augustus 2007, hoger beroep ingesteld.
Bij brief van 11 oktober 2007, bij de Raad van State ingekomen op
dezelfde dag, heeft appellant de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen. Deze brieven zijn aangehecht.
Daartoe in de gelegenheid gesteld hebben bij brieven, bij
de Raad van State ingekomen op 11 en 19 oktober 2007, een reactie
ingediend.
Bij brief van 22 oktober 2007 heeft het college van antwoord gediend.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 25 oktober 2007,
waar appellant, vertegenwoordigd door mr. G.H. Rompen, advocaat te
Eersel, en het college, vertegenwoordigd door mr. I.M.C. van Asten,
ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts zijn gehoord
, vertegenwoordigd door L.W.J. Willekens, gemachtigde.
2. Overwegingen
2.1. In dit geval kan nader onderzoek redelijkerwijs niet bijdragen
aan de beoordeling van de zaak en bestaat ook overigens geen beletsel
om met toepassing van artikel 8:86, eerste lid, van de Algemene wet
bestuursrecht onmiddellijk uitspraak te doen in de hoofdzaak.
2.2. De rechtbank heeft vastgesteld dat voor de poort geen
bouwvergunning is verleend, dat deze in strijd is met de ingevolge het
geldende bestemmingsplan "Hooge Akkers Noord" (hierna: het
bestemmingsplan) ter plaatse rustende bestemming "Openbaar Groen" en
dat geen concreet zicht op legalisatie van de poort bestaat. Daartegen
heeft appellant geen gronden aangevoerd.
2.3. Appellant betoogt uitsluitend dat de rechtbank heeft miskend dat
het college bij afweging van de betrokken belangen niet in
redelijkheid de dwangsom in stand heeft kunnen laten. Daartoe voert
hij aan dat hij bereid is opnieuw met het college in overleg te
treden, waarbij met name aan de orde kan komen een mogelijke aankoop
van het gedeelte van het perceel waarop de poort is gerealiseerd, dat
thans niet in eigendom van appellant is. Daarbij stelt appellant zich
op het standpunt dat, anders dan het college naar voren heeft
gebracht, geen leidingen in de grond onder de poort zijn gelegen.
2.3.1. Dit betoog faalt. Het college heeft aangegeven verder overleg
met appellant niet zinvol te achten, nu de grond waarop de poort is
gerealiseerd eigendom is van de gemeente Reusel-De Mierden en geen
voornemen bestaat het betreffende gedeelte van het perceel aan
appellant te verkopen. Voldoende aannemelijk is geworden dat er zich
in de strook grond waarop de poort is gerealiseerd leidingen bevinden,
al dan niet direct onder de poort. Voorts heeft het college er terecht
op gewezen dat ook in geval van verkoop van de grond aan appellant de
poort in strijd blijft met de ter plaatse rustende bestemming
"Openbaar Groen", zodat ook in die situatie een einde zou moeten
worden gemaakt aan de strijd met het bestemmingsplan.
De rechtbank heeft dan ook terecht overwogen dat er geen bijzondere
omstandigheden bestaan op grond waarvan het college van handhavend
optreden had moeten afzien.
2.4. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te
worden bevestigd.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van
een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State
Recht doende in naam der Koningin:
I. bevestigt de aangevallen uitspraak;
II. wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. M.W. Wijers, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Wijers
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 2 november 2007
444