Radboud Universiteit Nijmegen
Wetenschapsgeschiedenis, een must voor elke bètawetenschapper
Terwijl de maatschappelijke en politieke belangstelling voor het
natuurwetenschappelijk verleden groot is - denk aan de bètacanon -
dreigt de wetenschapsgeschiedenis als universitair vak in de marge te
geraken. Christoph Lüthy is hoogleraar Wetenschapsgeschiedenis aan de
Radboud Universiteit Nijmegen. In zijn oratie op 2 november
illustreert hij het nut van de wetenschapsgeschiedenis voor de
natuurwetenschapper. Titel: De draad van Ariadne. Een pleidooi voor de
wetenschapsgeschiedenis.
De natuurwetenschappen zijn op veel sterkere manier historisch bepaald
dan de meeste natuurwetenschappers vermoeden of willen toegeven. Dit
wordt bij uitstek duidelijk bij de historische opbouw van de studie
natuurkunde, die nog altijd met de klassieke fysica van de zeventiende
eeuw begint. 'En ook de allernieuwste ontdekkingen, modellen en
theorieën worden noodzakelijkerwijs op een historisch bepaalde en
beperkte manier uitgedrukt', meent Lüthy.
Hij illustreert dat aan de hand van de beelden van atomen die de
Scanning Tunneling Microscope (STM) produceert. Daarvan wordt vaak
gezegd dat ze de hypotheses bewijzen van de atomistische traditie
vanaf de oude Grieken. Maar het zijn slechts door computerprogramma's
gefabriceerde plaatjes, die uit een historische iconografische
traditie putten, waar atomen als bolletjes worden weergegeven. Een
historische beperking, omdat de STM op een kwantummechanisch
verschijnsel berust. De kwantummechanica wijst verbeelding als
bolletjes af en gebruikt wiskundige vergelijkingen.
Christoph Lüthy heeft een leeropdracht op persoonlijke titel. Dat
houdt in dat de universiteit hem op persoonlijke titel heeft benoemd
vanwege uitzonderlijke onderzoekscapaciteiten. Een persoonlijk
hoogleraarschap is tijdelijk van aard en wordt bij vertrek van de
hoogleraar niet opgevuld.
Christoph Lüthy (1964) studeerde filosofie en taalwetenschappen aan de
Universiteit van Oxford (B.A.hon./M.A.), natuurkunde in Basel, en
wetenschapsgeschiedenis aan de Harvard University (M.A. en Ph.D.). Na
postdoctorale onderzoeksjaren in Rome en in Berlijn
(Max-Planck-Institut für Wissenschaftsgeschichte) begon hij in 1997
als filosofie- en wetenschapshistoricus bij de Faculteit der
Wijsbegeerte in Nijmegen. Zijn onderzoek betreft vooral de
geschiedenis van de natuurfilosofie vanaf de renaissance, en in het
bijzonder in het gebied van de ontwikkeling van materietheorieën in de
natuurwetenschappen en de filosofie. Hij is tevens lid van De Jonge
Akademie en uitgever van het tijdschrift Early Science and Medicine.