24 oktober 2007
Aandacht voor relatie met zieke voorkomt stress bij mantelzorgers
Promovenda slaat brug tussen theorie en praktijk mantelzorg
Mantelzorgers spelen een steeds belangrijkere rol in de gezondheidszorg. Wanneer zij de mantelzorg niet meer aankunnen, komen zij op hun beurt terecht bij hulpverleners. Volgens Deirdre Beneken genaamd Kolmer, die op 2 november promoveert aan de Universiteit van Tilburg, moeten mantelzorgers en zorgvragers niet afzonderlijk van elkaar worden ondersteund, maar gezamenlijk. Zorgen vanuit relationele motieven blijkt stress bij mantelzorgers te kunnen voorkomen.
Burgers zijn in toenemende mate verantwoordelijk voor de zorg van zieken of gehandicapten in hun omgeving. Inmiddels zijn de mantelzorgers, of familiezorgers zoals de onderzoeker ze liever noemt, de smeerolie van de Nederlandse gezondheidszorg. In veel situaties gaat het goed en ervaren mantelzorgers zorgvreugde. Maar er zijn ook zo'n 200.000 mantelzorgers die stress ervaren en psychisch, sociaal, financieel en/of fysiek overbelast zijn.
Uit onderzoek van Beneken genaamd Kolmer onder 240 mantelzorgers -waarvan 88 % langer dan 3 jaar intensief voor een ziek familielid zorgt- blijkt dat de persoonlijke relatie de motiverende kracht is om voor een ziek familielid te zorgen. Mantelzorgers voor wie de relatie het belangrijkst is, ervaren minder stress dan mantelzorgers die uit plicht zorgen of uit individuele overtuiging. Volgens de onderzoeker zou het ingaan op relationele aspecten zowel bij families waarbij de relatie onder druk is komen te staan als bij families waarvoor de relatie de motor is van de zorgverlening, uitgangspunt moeten zijn van de mantelzorgondersteuning. Daarmee bekritiseert zij het huidige mantelzorgbeleid en het ondersteuningsaanbod, die volgens haar individueel gericht zijn en niet structureel bijdragen aan oplossingen.
In samenspraak met beroepskrachten en families ontwikkelde de onderzoeker de Methode Familiezorg, waarin wel aandacht is voor de relatie tussen (jonge) mantelzorgers en zorgvragers en onderwerpen als rolomkering, grenzen en loyaliteit. De methode draagt bovendien bij aan efficiëntie in de zorg, doordat mantelzorgers en zorgvragers niet afzonderlijk worden ondersteund -zoals de huidige situatie waarin gemiddeld vier hulpverleners betrokken zijn bij één gezin-, maar gezamenlijk door één hulpverlener. Op diverse plaatsen in Nederland wordt al met deze methode gewerkt.
Wie is verantwoordelijk voor de zorg?
In haar proefschrift gaat de onderzoeker ook in op de vraag wie er verantwoordelijk is voor de zorg: de overheid, zorgvragers, mantelzorgers en/of zorgverzekeraars. Zij leidt vier criteria af voor een rechtvaardige verdeling van zorgverantwoordelijkheid, waaronder gezondheidzorg als primaire taak van de overheid, burgers ruimte geven om voor hun naaste te zorgen en voorkomen dat burgers niet overbelast raken. Uit een toepassing van de criteria op het Nederlandse zorgbeleid blijkt onder meer dat de huidige levensloopregeling niet 'mantelzorgproof' is. Het sparen van verlofdagen voor een wereldreis is bijvoorbeeld van een andere orde dan verlofdagen opnemen om je moeder te verzorgen die kanker heeft. Uit onderzoek naar de visie van mantelzorgers op zorgverantwoordelijkheid blijkt dat 41% van de mantelzorgers de zorg zelf wil regelen in samenspraak met zorgvragers, zorgverzekeraars en overheid. Deze groep loopt in de pas met het huidige beleid. Een groep van 31% wil de zorg zonder enige bemoeienis van derden regelen en ervaart stress. Voor deze risicogroep stelt de onderzoeker 'bemoeizorg voor mantelzorgers' voor. Een groep van 28% die wil dat de overheid de zorg regelt, zou gebaat zijn bij begeleiding vanuit het zorgloket. Deze groep ervaart namelijk ook stress, mogelijk door het gewend zijn aan de vroegere verzorgingsstaat.
Deirdre Beneken genaamd Kolmer (1975, Tilburg) volgde de HBO-opleiding Sociaal-Pedagogische Hulpverlening in Breda en studeerde Pedagogische Wetenschappen aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Zij werkte in India op een rehabilitatiecentrum voor gehandicapte kinderen, daarna in de kinder- en jeugdpsychiatrie in Rotterdam (RMPI) en als projectmedewerker informele zorg op het Provinciehuis Noord-Brabant. Naast haar promotieonderzoek bij het onderzoeksinstituut Tranzo, de Faculteit Sociale Wetenschappen en de Wetenschapswinkel van de UvT, volgde ze een opleiding tot systeemtherapeut en werkte ze als zodanig voor Stichting Mantelzorg Midden-Brabant. Sinds 2005 is ze ook docente bij het UMC Radboud te Nijmegen. Ze won de CZ-zorgprijs 2005 met het cursusboek 'Mantelzorg: wat bezielt me?'
Universiteit van Tilburg