Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Toespraak minister Ter Horst bij 25-jarig jubileum Nationale
ombudsman
1 november 2007
Majesteit, dames en heren,
Ik neem u mee naar 1964. We zijn bij de Jaarvergadering van de
Vereniging voor Administratief Recht. Aan het woord is de heer Polak,
de latere minister van Justitie, en belangrijk pleitbezorger van een
instelling als de ombudsman.
Ik citeer uit zijn betoog: `De moderne welvaartsstaat doet denken aan
een gezette meneer die door zijn eigen omvang zijn voeten niet meer
kan zien. Het is goed dat er iemand komt die nu en dan eens kijkt of
die voeten wel schoon zijn.' Einde citaat. Voor alle duidelijkheid:
Iemand die nu en dan eens kijkt of de voeten schoon zijn: daarmee
bedoelde hij de ombudsman. Polak voorspelde zijn gehoor dat er een
ombudsman zou komen, "of u wilt of niet".
U snapt dat het daarna nog wel even geduurd heeft, want anders hadden
wij hier vandaag niet het 25-jarig bestaan van de Nationale ombudsman
gevierd, maar misschien wel het 40-jarig bestaan.
Maar Polak heeft dus wél gelijk gekregen. Na ongeveer dertig jaar
discussies en vele vergaderingen en rapporten, was er in deze zaal een
meerderheid van de Tweede Kamer die vond dat er een Nationale
Ombudsman moest komen. De Wet Nationale ombudsman kwam in het
Staatsblad en op 1 januari 1982 kon de eerste Nationale ombudsman zijn
werk beginnen.
De Ombudsman is meer geworden dan iemand die af en toe langskomt bij
de gezette meneer. De Nationale Ombudsman is een begrip. Het is een
instituut dat zich een onomstreden positie heeft verworven. Een
luisterend en hulpvaardig oor voor veel mensen, een krachtig en
kritisch stemgeluid voor de overheid.
Of het nu gaat om de snelheid waarmee het bestuur zijn brieven
beantwoordt, of om de vraag naar de grondrechtelijke toelaatbaarheid
van door de politie gebruikte dwangmiddelen. We kunnen de ombudsman
niet meer wegdenken uit het staatsbestel, en dat willen we ook niet.
Dat geldt trouwens niet alleen voor Nederland: de meeste landen hebben
tegenwoordig een ombudsman. Het instellen van een ombudsman is vaak
een van de eerste dingen die nieuwe staten doen bij de opbouw van een
democratische rechtsstaat. Dat hebben we bijvoorbeeld goed kunnen zien
in het voormalige Oostblok.
Ik stuitte daarop toen mijn ambtenaren eens rondkeken hoe in andere
landen gevolg was gegeven aan de internationale verplichting om een
Mensenrechteninstituut in te stellen. De daarbij horende taken bleken
in die landen als vanzelfsprekend te zijn ondergebracht bij de
ombudsmannen. Als je vanaf nul kan beginnen, ligt dat ook wel voor de
hand. In Nederland is dit wat ingewikkelder, maar we gaan hier de
discussie wel over voeren.
Mede dankzij de inzet van de Ombudsman is burger én overheid er op
vooruitgegaan.
De burger omdat deze een aanvullend onafhankelijk beschermingsmiddel
heeft tegen een mogelijk onredelijke of onbehoorlijke overheid.
De overheid omdat zij een prikkelend instrument heeft om de kwaliteit
te verbeteren.
Het jaarverslag van de ombudsman is verplichte kost voor iedere
ambtenaar en bestuurder. Niet om het gevoel aan te wakkeren dat we het
niet goed doen, maar wel om te stimuleren dat de burger in al ons
handelen centraal blijft staan. Dat we voor ogen houden dat we met
gewone mensen te maken hebben die op tijd antwoord willen op een
brief. En wel een begríjpelijk antwoord.
De overheid heeft de morele plicht om duidelijk te zijn over op zijn
minst twee punten. Eén: we zijn er niet om mensen altijd gelijk te
geven, we zijn er wel om mensen helderheid te geven waarom ze
bijvoorbeeld geen gelijk hebben. En twee: de overheid kan niet ieder
probleem oplossen, de overheid moet wel duidelijk aangeven wat de
mensen wel en niet van ons kunnen verwachten.
Een overheid die erin slaagt dit stelselmatig helder onder het
voetlicht te brengen, is een overheid die wint aan vertrouwen.
Dat vertrouwen allerminst vanzelfsprekend is, tonen onderzoeken als
21minuten.nl aan. Ook de rapportages van de Ombudsman zijn duidelijk.
Het kan beter en het moet beter. Dit kabinet is ervan doordrongen dat
de kwaliteit van dienstverlening naar een hoger niveau moet. De
overheid moet meer als één geheel gaan opereren, de administratieve
rompslomp moet minder en er komt meer aandacht voor de uitvoering van
beleid. Rode draad bij dit alles: de burger in beeld houden.
Dit alles betekent niet dat het beeld zo somber is als sommigen ons
willen doen geloven. Veel gemeenten bijvoorbeeld krijgen een hoog
cijfer voor hun dienstverlening en vergeleken met het buitenland heeft
de Nederlandse overheid een hoog niveau.
Toch is er geen reden voor zelfgenoegzaamheid. Openbaar bestuur blijft
mensenwerk. Het valt niet te vermijden dat daarbij dus ook wel eens
fouten worden gemaakt en kansen op verbetering gemist. Daarbij gelden
voor het overheidshandelen juist strengere maatstaven dan voor de
private sector. Doordat de overheid nu eenmaal is toegerust met
machtsmiddelen, bestaan er ook bijzondere risico's bij verkeerd
gebruik daarvan.
Daarom is het goed voor zowel burger als overheid dat de Nationale
ombudsman kritisch en onafhankelijk naar het doen en laten van het
bestuur blijft kijken.
De ombudsman is een luis in de pels van de overheid en dat is goed.
Hij kan er - in de woorden van Polak - "voor waken dat niemand zo
groot wordt, dat hij zich boven de wet stelt, en niemand zo klein, dat
hij geen gehoor kan vinden onder de wet."
Dit uitgangspunt is een permanente opdracht voor de overheid. Zeker,
het is goed dat er af en toe iemand langskomt om naar onze voeten te
kijken. Maar we wachten er niet op. Dat kunnen we ons niet
veroorloven. De overheid moet zelf fit en lenig genoeg worden om
kritisch de eigen voeten te keuren.
Het risico dat deze zelfkeuring leidt tot onterechte ijdelheid en
zelfgenoegzaamheid is met de aanwezigheid van een instituut als de
Nationale Ombudsman nihil. De Ombudsman neemt ons al 25 jaar de maat,
en laat ons in de spiegel kijken. Namens het kabinet dank ik u, uw
voorgangers en uw medewerkers voor uw kritische maar opbouwende werk.
Blijf ons kritisch volgen, we worden er alleen maar beter van.
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties