Provincie Limburg

Persberichten

Vernieuwing in Limburg gaat niet door
10% minder investeringen in wijken en kernen als gevolg van vpb-plicht corporaties

Als de plannen van minister Bos van Financiën doorgaan om vanaf 2008 bij corporaties vennootschapsbelasting (VPB) te heffen, dan kost dit de Limburgse corporaties de komende tien jaar 900 miljoen euro aan investeringsruimte. Hiermee wordt een streep gezet door de extra investeringen van corporaties in het verbeteren en versterken van het woon- en leefklimaat in Limburgse wijken en kernen. Dit is één van de belangrijkste conclusies van een, in opdracht van de Limburgse woningcorporaties en de Provincie Limburg, uitgevoerd onderzoek van Deloitte naar de effecten van een integrale vpb-plicht op de beschikbare investeringsruimte van de Limburgse corporatiesector.

Onlangs presenteerden de Limburgse woningcorporaties en de Provincie Limburg het rapport Limburg transforMEERt waarin de maatschappelijke opgave voor Limburg in de komende tien jaar in kaart is gebracht. Dit naar aanleiding van de constatering dat door de bevolkingskrimp en de grensligging een geïntensiveerde gezamenlijke aanpak nodig is om het woonklimaat en de leefbaarheid in stand te houden. De noodzakelijke bijdrage van de corporaties daarin is becijferd op 10 miljard euro. Hun feitelijke maximale investeringscapaciteit is echter 8,5 miljard euro. Daarbij is nog geen rekening gehouden met de introductie van een integrale vpb-plicht voor woningcorporaties. Dit alles was reden voor de corporaties en de Provincie om Deloitte opdracht te verstrekken de consequenties in kaart te brengen.
Uit het onderzoek van Deloitte komt naar voren dat de vpb-plicht voor Limburgse corporaties de komende tien jaar 900 miljoen euro aan investeringsruimte zal gaan kosten. Het gat tussen de noodzakelijke investering (10 miljard) en de maximaal haalbare investering wordt daarmee substantieel groter. Concreet betekent dit dat de inzet van Limburgse corporaties om naast hun reguliere investeringsprogramma ruim een miljard euro extra te steken in versnelling en verbreding van hun volkshuisvestelijke opgaven, niet door kunnen gaan. Door deze heffing wordt geld onttrokken dat hard nodig is om de Limburgse woningbouwopgave in de komende jaren te kunnen realiseren en te kunnen blijven investeren in de leefbaarheid van de Limburgse wijken en kernen.

Aan de vpb-plicht kleeft ook nog een principiële ongelijkheid. Daar waar institutionele beleggers, die veelal middeldure en dure woningen verhuren, via de status van fiscale beleggingsinstelling (kortweg FBI) gevrijwaard worden van vennootschapsbelasting, wil Minister Bos de corporaties daarvan expliciet uitzonderen door ze als onderneming aan te merken. Daardoor worden corporaties ten opzichte van institutionele beleggers op achterstand gezet, temeer omdat in regelgeving specifiek voor corporaties voorschriften zijn vastgelegd die niet voor commerciële vastgoedbeleggers gelden. Bovendien gaat Minister Bos voorbij aan nieuwe wetgeving rondom maatschappelijke ondernemingen die partijen als corporaties, onderwijs- en zorginstellingen juist maatschappelijk moet verankeren. Nederland zou daarmee in Europees verband een van de weinige landen worden die een fiscaal ondersteuningsregime voor de sociale woningbouw schrapt, hetgeen de vraag oproept of er dan feitelijk nog wel sprake is van een aparte sector.

De Limburgse corporaties en de Provincie Limburg roepen de Tweede Kamerfracties op het voorstel van Minister Bos niet te volgen. Dat doet recht aan de positie van corporaties als maatschappelijke ondernemingen, aan de maatschappelijke opgave van corporaties om betaalbare woningen te bouwen voor degenen die niet op de private markt terecht kunnen, en aan de verantwoordelijkheid om de leefbaarheid in buurten te verbeteren. Voor Limburg betekent dit dat meer ruimte bestaat om de noodzakelijke transformatieopgaven ook daadwerkelijk vorm te geven.


1-11-2007 09:45