Gerechtelijke organisatie

Gerechtshof verwelkomt nader onderzoek

's-Gravenhage, 1 november 2007 - In NRC Handelsblad van 1 november reageert het hof op het rapport van de Commisie Grimbergen. Onder de kop Gerechtshof duikt niet weg voor Lucia de B. is het ingezonden artikel geplaatst. Hieronder leest u de tekst zoals deze werd aangeboden aan de krant.

Gerechtshof verwelkomt nader onderzoek
Het rapport van de Commissie Grimbergen over het onderzoek naar het optreden van politie en justitie in de zaak Lucia de B. doet menigeen tot vlotte conclusies komen. Zo werd al snel gespeculeerd over het vervroegd vrijlaten van Lucia de B.

De opdracht aan het driemanschap Grimbergen was weg te blijven van het rechterlijk domein. Dat was een onmogelijke opgave, hetgeen ook blijkt uit de kanttekeningen die te maken zijn bij het rapport. Bovendien kan, mede doordat het werk van de rechter nadrukkelijk niet onderzocht mocht worden, de indruk gewekt zijn dat juist aan dat werk veel geschort heeft.

In NRC Handelsblad van 30 oktober wordt onder de kop `Gerechtshof wil niet horen van rechterlijke fouten' door Folkert Jensma de geloofwaardigheid van de (straf)rechters aan de kaak gesteld. Hij stelt onomwonden: `.....de rechter (was) onvoldoende kritisch en de schuldigverklaring vermoedelijk onjuist.'

Waar Jensma zich baseert op het rapport Grimbergen, ligt het voor de hand dat rapport nader te bezien op gevaar af dat mij vervolgens opnieuw het verwijt treft dat ik defensief reageer. Dat moet dan maar. In de waan van de (maan)dag zijn sommige aspecten wel erg gemakkelijk onbelicht gebleven en vele suggesties onweersproken. Bovendien sta ik voor mijn eigen organisatie die zorgvuldige, hernieuwde aandacht geeft aan de feiten zowel als het recht, maar die nu in het schootsveld is terechtgekomen.

Het is op dit moment tamelijk precair in kritische zin wat op te merken over het rapport Grimbergen dat door de voorzitter van het College van Procureurs-generaal als een `tussenstand' is gekwalificeerd. Velen lijken al zeker te weten dat Lucia de B. onschuldig is en dat het hier gaat om een ernstige dwaling die het vertrouwen in politie, justitie en rechters ondergraaft. Wie kritisch is over het rapport, laadt de verdenking op zich niet te willen dat de onderste steen boven komt en tegen te willen houden dat de zaak opnieuw en onbevangen tot op de bodem wordt uitgezocht.

Ik wil er geen misverstand over laten bestaan dat voor de Rechtspraak de waarheidvinding voorop staat. Dat geldt vanzelfsprekend ook voor het hof en wij ondersteunen daarom het advies tot nader onderzoek. In dat licht wil ik enkele kanttekeningen maken bij het rapport in samenhang met de huidige aandacht in de media en de behandeling en beoordeling van deze zaak door het gerechtshof.


1. Het hof heeft het statistisch materiaal niet als wettelijk bewijsmiddel gehanteerd. Daarmee is alles wat het rapport daarover zegt bij het nader onderzoek academisch, want niet met de bewijsvoering van het hof te verbinden.


2. Het hof heeft hoegenaamd geen verzoek van verdediging of OM tot het (opnieuw) horen van een getuige of deskundige van de hand gewezen. Tijdens de regiezitting is nadrukkelijk besloten alles in het openbaar aan de orde te stellen, juist met het oog op de publieke verantwoording. Het arrest waarin de bewijsvoering is neergelegd telt 380 pagina's en verdient het als grondig te worden gekwalificeerd; grondig is overigens niet hetzelfde als juist of feilloos.


3. Grimbergen is kritisch over de selectie van procesdeskundigen. Wat daarvan zij, het aantal publicaties over digoxine van de nieuwe deskundige prof. Koren waar het driemanschap zich zonder gepaste nuance op beroept in verband met het veronderstelde novum, levert op zichzelf geen inhoudelijk argument op.


4. Alle deskundigen beschikten bij de behandeling in hoger beroep over de relevante documenten die voorhanden waren. Dat is door de deskundigen tegenover de commissie bevestigd. In het licht van het kritisch onderzoek van de commissie naar de juistheid en compleetheid van de beschikbaar gestelde documenten, is het opvallend dat de commissie niet duidelijk maakt wat zij precies heeft voorgelegd en gevraagd aan Koren.


5. De hoogleraar De Wolff is in het proces door de verdediging als deskundige geïntroduceerd. Zijn conclusie dat er sprake was van digoxinevergiftiging is door de raadsman ter zitting niet aangevochten. De rechter draagt de verantwoordelijkheid voor de waardering en selectie van het bewijs en verantwoordt zijn keuze. Het getuigt van weinig inzicht die verantwoordelijkheid af te doen als gaat het om een greep in een grabbelton.


6. Het onderzoek van Koren en zijn groep uit 1989 waarnaar het driemanschap verwijst, is tijdens de laatste zittingsdag bij het gerechtshof, 11 mei 2004, uitdrukkelijk besproken. De procesdeskundigen vonden daarin geen aanleiding hun standpunt te wijzigen. Tegenover Grimbergen c.s. is De Wolff bij dat standpunt gebleven.


7. Belangrijk is dat duidelijk wordt of de geleerden De Wolff en Koren het over hetzelfde aspect van het onderzoek hebben. Dát boven tafel krijgen ligt nu terecht op het bord van de PG bij de Hoge Raad. Maar het is vreemd -om niet te zeggen onzorgvuldig- dat in het rapport niet wordt gemeld dat de betekenis van het Koren-onderzoek al door de rechter ter zitting is onderzocht. Wel wordt door de commissie een ongenuanceerd oordeel ("... onjuist en, in alle eerlijkheid, vrij schokkend...") van hem weergegeven zonder dat de lezer de basis van dat oordeel kan toetsen.


8. De commissie vindt de uitspraak van Koren zo beslissend dat zij daarop het ernstige vermoeden baseert dat de rechter, had hij daarvan weet gehad, niet tot een veroordeling zou zijn gekomen. Het is echter nog veel te vroeg om aan de verklaring van Koren die nog nader onderzocht en gevalideerd moet worden, nu al deze status te geven.

Rechterswerk is mensenwerk binnen vastomlijnde juridische kaders. Het hof is zich ervan bewust dat de waarheid van vonnis of arrest niet altijd zal sporen met de ervaren werkelijkheid. Het is aan de rechter om uiteindelijk te beslissen. Dat is onder omstandigheden een zware verantwoordelijkheid die niet per definitie een juiste uitkomst oplevert. Als de twijfels na het slotakkoord van de (hoogste) rechter aanhouden en daarvoor bij nader onderzoek een redelijke basis blijkt te zijn, is er aanleiding de waarheidsvinding te hervatten en het eerder werk en onderzoek opnieuw te beoordelen. Het strafrechtsysteem kan zich geen wantrouwen veroorloven.

Den Haag, 1 november 2007
Joep Verburg,
President Gerechtshof `s-Gravenhage

Bron: Gerechtshof 's-Gravenhage Datum actualiteit: 1 november 2007 Naar boven