Commissie maakt nieuwe regeling voor problematische schuldenaren
Persbericht | 01-11-2007
Er moet één insolventieprocedure komen voor schuldenaren in financiële
moeilijkheden. Daarmee wordt een doelmatige en flexibele afwikkeling
van insolventies bevorderd.
Dit blijkt uit een advies voor een Insolventiewet, dat vandaag door de
voorzitter van de Commissie insolventierecht, Prof. mr. S. C. J. J.
Kortmann, aan minister Hirsch Ballin van Justitie is aangeboden. De
minister heeft besloten om via een internetconsultatie reacties op het
voorontwerp in te winnen.
De huidige Faillissementswet kent drie verschillende procedures voor
schuldenaren die financiële problemen hebben: het faillissement, de
surseance van betaling en de schuldsaneringsregeling natuurlijke
personen. Deze drie procedures worden in het voorstel van de commissie
samengevoegd tot één insolventieprocedure. De persoon die voor de
afwikkeling zorgt, wordt aangeduid met de naam "bewindvoerder". In de
toekomst zal de benaming (faillissements) curator niet langer worden
gebruikt.
In het voorstel van de commissie staan suggesties om de bestaande
praktijk van wettelijke en buitenwettelijke schuldsanering te
vereenvoudigen en te verbeteren. Zo kan in het minnelijk traject dat
voorafgaat aan toelating tot de schuldsaneringsregeling een zogeheten
stille bewindvoerder worden benoemd. Deze helpt de schuldenaar met
zijn financiën en probeert voor de schuldenaar een minnelijke regeling
te treffen met schuldeisers.
De benoeming van een stille bewindvoerder is ook van belang voor
ondernemingen bij een zogeheten informele reorganisatie, vooral in
combinatie met het akkoord buiten insolventie.Het is een manier
om levensvatbare (delen van) ondernemingen te laten voortbestaan. Een
informelereorganisatie is een reorganisatie van een onderneming buiten
insolventie, met als doel het herstel van de financiële gezondheid van
de (onderneming van de) schuldenaar. Daarnaast biedt het
voorontwerp de mogelijkheid om buiten insolventie een akkoord tot
stand te brengen dat door de rechter ook verbindend kan worden
verklaard voor bepaalde schuldeisers die daarmee niet hebben
ingestemd.
Verder is de huidige regeling van de zogenaamde afkoelingsperiode
gewijzigd en uitgebreid. De afkoelingsperiode gaat vanaf de
insolventverklaring automatisch lopen. Zij kan drie maanden duren. Ook
regelt het voorontwerp dat de rechtbank de schuldenaar op zijn verzoek
tot medebewindvoerder kan benoemen, en is de positie van gewone
(concurrente) schuldeisers verbeterd door de groep boedelschulden te
beperken.
Met het oog op een doelmatig en adequaat toezicht wordt de
verhouding tussen de bewindvoerder, de schuldeisers en de
rechter-commissaris aangepast. De schuldeisers dienen, meer dan nuhet
geval is, ervoor te waken dat de bewindvoerder hun belangen naar
behoren behartigt. Hiervoor is nodig dat door de bewindvoerder aan de
schuldeisers beter inzicht wordt gegeven in de aanpak en de
afwikkeling van de insolventie. Daarbij verdient zowel de aard van de
informatie als de wijze waarop door de bewindvoerder informatie wordt
verstrekt, aandacht.
Faillissementsfraude kan beter worden aangepakt. Zo is een
bewindvoerder verplicht om aan de rechter-commissaris kennis te
geven van een bij hem gerezen redelijk vermoeden van bepaalde door de
schuldenaar gepleegde strafbare feiten. De rechter-commissaris kan
vervolgens zelf aangifte doen of de bewindvoerder een aanwijzing
geven om aangifte te doen. Het voorontwerp scherpt de bestaande
wettelijke strafbepalingen aan die verband houden met faillissement.
Voor werknemers blijft de huidige positie bij faillissement van de
werkgever gehandhaafd. Voor ontslag heeft de bewindvoerder nog steeds
toestemming nodig van de rechter-commissaris. Hun positie wordt in
zoverre verbeterd dat het mogelijk is om een werknemer plaats te laten
nemen in een te benoemen schuldeiserscommissie, die met het oog op de
behartiging van de belangen van het geheel aan crediteuren toezicht op
de bewindvoerder houdt.
Er zullen eisen kunnen worden gesteld ter bevordering van de kwaliteit
van de professionals die bij insolventies betrokken zijn, in het
bijzonder bewindvoerders en rechters.
De commissie is van oordeel dat fiscale wetgeving zo min mogelijk
belemmeringen moet bevatten voor een deugdelijke en tijdige
reorganisatie van een onderneming die insolvabel is of dreigt te
worden. Het fiscale bodemrecht moet volgens de commissie worden
afgeschaft, omdat het een te ernstige inbreuk vormt op rechten van
derden, zonder voldoende rechtvaardiging. Dit geldt eveneens voor het
bodemvoorrecht. De werking van het bodem(voor)recht leidt bovendien in
de praktijk tot spanning met het uitgangspunt dat het reorganiserend
vermogen van een onderneming dient te worden versterkt.
Daarnaast biedt de nieuwe regeling de mogelijkheid van een
geconsolideerde afwikkeling van insolventies. Het gaat daarbij om
insolventies van meerdere personen, waarvan de boedels als één boedel
worden afgewikkeld. De huidige Faillissementswet voorziet niet in een
dergelijke mogelijkheid.
Tot slot is het insolventieprocesrecht gemoderniseerd en op een aantal
onderdelen vereenvoudigd.
*