Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk

1 november 2007 PO/ZO/2007/45167

Onderwerp
berichtgeving in de Telegraaf over
gewichtenregeling

In de Telegraaf van 30 oktober jl. stond het bericht dat basisscholen miljoenen zouden moeten inleveren. Oorzaak hiervan zou zijn dat scholen bij de leerlingtelling vaak het opleidingsniveau van de ouders verkeerd geïnterpreteerd zouden hebben. Deze opleidingsgegevens zijn nodig voor de berekening van extra bekostiging voor scholen met veel achterstandsleerlingen (de zogenoemde gewichtenregeling).

Ten eerste wil ik benadrukken dat het hier gaat om een wijziging van de gewichtenregeling die met ingang van 1 augustus 2006 in werking is getreden. Over deze wijziging heeft het vorige kabinet uitvoerig overleg gevoerd met de Tweede Kamer. Ten tweede wil ik benadrukken dat er géén sprake is van een bezuinigingsactie. Integendeel, de komende tijd stel ik juist extra middelen ter beschikking aan scholen voor het tegengaan van onderwijsachterstanden. Bovendien ben ik, zoals ik met uw Kamer gewisseld heb tijdens het algemeen overleg van 20 juni jl., op zoek naar de toevoeging van een extra criterium waardoor scholen met veel gewichtenleerlingen, een extra bedrag krijgen als zij in gebieden staan waar sprake is van probleemcumulatie. Ik wil dat zorgvuldig doen omdat ik wil voorkomen dat er "Barlaeuseffecten" optreden, zoals dat in het voortgezet onderwijs onlangs is gebleken. U ontvangt eind december een brief hierover met het voorstel van het kabinet.

De Auditdienst van het ministerie van OCW doet jaarlijks onderzoek naar de door de scholen opgegeven leerlingtellingen. Bij dit onderzoek wordt ook gekeken naar de wijze waarop de scholen gewichten hebben toegekend op basis van de ouderverklaringen. Op basis van de resultaten van de eerste fase van het onderzoek waaruit bleek dat relatief veel scholen verkeerde leerlinggewichten hebben opgegeven, zijn extra scholen geselecteerd. Ook bij deze scholen bleek sprake te zijn van relatief veel fouten in de opgegeven leerlinggewichten. Dat is voor mij aanleiding geweest om 1000 scholen de gelegenheid te geven hun eerdere opgave te controleren. De extra controle op de leerlingtelling van 1 oktober 2006 is nodig omdat de opgegeven gewichten voor de daaropvolgende jaren bepalend blijven voor de bekostiging van de scholen. Het is dus in de eerste plaats een preventieve actie. Het gaat om Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl

blad 2/2

1000 scholen met het hoogste schoolgewicht. Om de belasting voor de scholen zoveel mogelijk te beperken, is deze extra check op de tellingen van 2006 samengevallen met de datum van de leerlingtelling van 1 oktober 2007. Ik wil immers, en die mening zal de Tweede Kamer met mij delen, voorkomen dat later zou blijken dat ik scholen onrechtmatig geld zou hebben gegeven. Voor het schooljaar 2007 ­ 2008 is het financiële effect voor de scholen waarschijnlijk minimaal: de scholen worden dit schooljaar op het niveau van het schoolbestuur volledig gecompenseerd. Ik onderzoek om die reden of terugvordering noodzakelijk is. Ik verwacht dat ik u in de eerdergenoemde brief van december daar meer uitsluitsel over kan geven waardoor inzichtelijk wordt wat de financiële gevolgen voor de scholen zijn.

Desalniettemin, het staat vast dat de nieuwe gewichtenregeling vanwege het vaststellen van het opleidingsniveau van ouders nog steeds complex is. De regeling is altijd al complex geweest, maar door het wegvallen van het criterium "etniciteit" is de impact van het criterium "opleidingsniveau" groter. Fouten die scholen maken bij de koppeling van gewichten aan het opgegeven opleidingsniveau hebben hierdoor ook een groter effect op de gewichtenregeling. In mijn gesprekken met schoolleiders is de afgelopen tijd steeds gebleken dat zij worstelen met het invullen van de formulieren. De complexiteit in de uitvoering is gebleven. Daarom heb ik de afgelopen tijd diverse maatregelen in gang gezet waardoor ik verwacht dat de leerlingtelling van 1 oktober 2007 wel op een goede wijze verloopt. Het gaat om verbetering van de voorlichting in samenwerking met de onderwijsorganisaties (vooral op het gebied van de duiding van het niveau van buitenlandse opleidingen), aanpassing van de brochure, vereenvoudiging van de ouderverklaring, overleg met de systeembouwers over de gebruikervriendelijkheid van de systemen.

Deze maatregelen moeten de scholen ondersteunen bij de uitvoering. Intussen onderzoek ik op welke wijze ik de uitvoering van de regeling eenvoudiger kan maken waardoor de schoolleiders hoe dan ook minder uitvoeringslasten hebben. Waarschijnlijk dat ik in het voorjaar van 2008 zicht heb op de wijze waarop de tellingen van 1 oktober 2007 zijn uitgevoerd. Ik zal u dan ook nader informeren over eventuele wijzigingen in de uitvoering. Als wijzigingen nodig blijken te zijn, kunnen die meegenomen worden met de tellingen van 1 oktober 2008. In dat geval zullen scholen met de eerstvolgende telling minder uitvoeringslasten hebben.

Ten slotte wil ook onderzoeken of een ander criterium dan "opleidingsniveau ouders" kan worden gehanteerd, zodat mogelijk kan worden afgezien van de systematiek van ouderverklaringen. In het algemeen overleg van 20 juni jl. heb ik aangegeven dat een dergelijke wijziging pas mogelijk is als het onderwijsnummer in het primair onderwijs is ingevoerd. Een dergelijke wijziging van het criterium zou dan op zijn vroegst met ingang van het schooljaar 2011-2012 ingevoerd kunnen worden.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Sharon A.M. Dijksma