UMC Utrecht


Hazelnoot- en pinda-allergie

Kinderen hebben vaak antistoffen tegen hazelnoot en pinda, vooral als ze ook eczeem hebben. Het gaat om de antistof IgE. De betekenis hiervan is echter vaak onduidelijk. Opvallend is dat jonge kinderen die nog geen pinda's of hazelnoot hebben gegeten toch al gevoelig zijn, zonder dat dit altijd tot allergische reacties leidt.

Dat laat Annebeth Flinterman zien in haar proefschrift. Ook beschrijft zij dat orale dubbelblinde provocaties een belangrijk middel zijn om hazelnoot- of pinda-allergie vast te stellen. Daarnaast laat Flinterman zien dat in het geval van hazelnoot het specifieke eiwit (allergeen) dat herkend wordt bepalend is voor de uitkomst van de provocatie, terwijl bij pinda-allergie het veel meer gaat om het aantal allergenen dat herkend wordt.

Bij pinda-allergie bleek verder dat er verschil is tussen de epitopen waaraan IgE bindt en die waardoor de T cel wordt gestimuleerd. Door gebruik te maken van pinda-peptiden die niet door IgE worden herkend, maar die tegelijkertijd wel de T cel afweer stimuleren, zou in de toekomst mogelijk een veilige en allergeen-specifieke immunotherapie ontwikkeld kunnen worden voor de behandeling van hazelnoot- en pinda-allergie.

Annebeth Flinterman promoveert op 1 november aan de faculteit geneeskunde aan de Universiteit Utrecht.
donderdag 1 november 2007