AFM


AFM biedt handvatten voor hypotheekadvies


1-11-2007

Bijna driekwart van de hypotheekadviseurs geeft adviezen die van een redelijke tot goede kwaliteit zijn. Op specifieke onderdelen als vermogensopbouw, advies bij oversluiten, risicobeschermingsproducten en de fiscale gevolgen van de lening schieten adviseurs regelmatig te kort. Bijna driekwart van de adviezen over de hoogte van het geleende bedrag is goed. Ook de informatieverstrekking over woonlasten en aflossing is overwegend goed.

Dat is het genuanceerde beeld dat de AFM is tegengekomen bij haar brede onderzoek naar hypotheekadviezen. De toezichthouder trekt de conclusies op basis van een onderzoek dat in de afgelopen negen maanden is uitgevoerd bij bemiddelaars en aanbieders van hypotheken. De AFM wilde uitvinden hoe het staat met de kwaliteit van hun advisering.

In het licht van deze resultaten, zo kort na de introductie van de Wet financieel toezicht (Wft), is de AFM optimistisch over het vermogen van de sector de nodige verbeteringen te realiseren. De eisen in de Wft zijn in open normen geformuleerd. Dat betekent dat iedere financiële dienstverlener de vrijheid heeft de open norm op eigen wijze in praktijk te brengen. Als hij er maar voor zorgt dat zijn advies passend is en hij voldoende juiste informatie verstrekt. Daarom zijn in het rapport diverse voorbeelden van goed en slecht advies opgenomen. De AFM roept adviseurs op hun eigen werk hiermee te vergelijken. Vervolgens kunnen zij er hun voordeel mee doen door hun adviespraktijk te verbeteren, mocht dat nodig blijken te zijn.

In totaal staan er nu in ons land 4,2 miljoen hypotheken ingeschreven. Alleen al in 2006 zijn er 545.752 nieuwe bijgekomen. Daarmee was een bedrag van ruim 123 miljard euro gemoeid.

In de praktijk blijkt de rol van de adviseur bepalend te zijn bij het afsluiten van een hypotheek. De kwaliteit van zijn advies is dus cruciaal. Overigens heeft een niet passend advies niet altijd tot gevolg dat consumenten in de problemen komen. Het betekent wel dat een duidelijk beter resultaat mogelijk was.

Als uitgangspunt voor het onderzoek zijn vijf hoofdvragen van consumenten gebruikt. Zij willen weten of oversluiten zinnig is, welke woonlasten verantwoord zijn, of en hoe vermogen moet worden opgebouwd, welke risico's zij moeten afdekken en wat de invloed van fiscaliteit is. Daarop heeft de AFM bij 30 banken, verzekeraars en bemiddelaars 408 adviezen geanalyseerd. Het grootste deel van de adviseurs en bemiddelaars heeft de zaken op hoofdlijnen op orde.

Een goed advies voldoet volgens de AFM aan drie criteria: voldoende aandacht voor de persoonlijke situatie van de consument, inzichtelijk advies door kwantitatief onderbouwde analyse en gegevens zijn zodanig vastgelegd dat ze voor alle betrokkenen begrijpelijk zijn.

Analyse hoofdvragen consumenten
Over verantwoorde woonlasten: de AFM kwalificeert een advies in haar rapport als goed wanneer het geadviseerde krediet qua hoogte binnen de zogenoemde CHF-norm valt, ongeveer vier tot vijf maal het bruto jaarinkomen van een klant. Uitzonderingen zijn mogelijk, mits deugdelijk gemotiveerd. In ongeveer driekwart van de gevallen vond de AFM op dit punt zowel passend advies als de juiste informatieverstrekking.

Bij oversluitadviezen blijken bemiddelaars in ruim eenderde van de dossiers geen kwantitatieve vergelijking te maken tussen de oude hypotheek en de nieuwe. In de ogen van de AFM is het daardoor niet vast te stellen of oversluiten in het voordeel van de consument is. Dit kan met name schadelijk zijn als ook een bijbehorende polis wordt overgesloten. De consument kan immers, zonder vergelijking, niet beoordelen of de prijs die hij betaalt voor het oversluiten ook daadwerkelijk oplevert wat hij wenst.

Hetzelfde geldt bij de fiscale impact van de nieuwe woonlasten op het netto-inkomen. De wet vereist dat de adviseur hierover alle relevante informatie verstrekt. Toch was een derde van alle klanten, na bij een adviseur te zijn geweest, niet goed geïnformeerd over de maximale fiscale aftrek van 30 jaar, de bijleenregeling of het niet aftrekbaar zijn van het consumptieve deel van de hypothecaire lening.

Bij vermogensopbouw moeten adviseurs ervoor zorgen dat de hoogte van het doelvermogen en de manier waarop het wordt opgebouwd, aansluit bij het profiel van de klant. Die moet, op zijn beurt, weten welke zekerheid hij wenst voor het opbouwen van zijn vermogen. Hoewel meestal de juiste informatie over het product werd verschaft, vond de AFM in bijna de helft van de gevallen slecht bij het klantprofiel aansluitende adviezen. Daardoor loopt de consument bijvoorbeeld meer risico dan bij hem past.

Waarom een klant wel of niet een overlijdensrisicoverzekering zou moeten aanschaffen, bleek te vaak niet cijfermatig onderbouwd. Uit ruim de helft van de geanalyseerde dossiers bleek dat de adviseur niet had uitgezocht welke financiële risico's zijn klant zou kunnen lopen als zijn partner zou overlijden.

De AFM zal zelf de volgende acties ondernemen:

* De AFM zal de grote instellingen uit het onderzoek informeren over de specifieke verbeteringen die nodig zijn en de overige grote bedrijven verzoeken zelf hun adviespraktijk te toetsen.
* De AFM zal samen met brancheorganisaties en de Stichting Financiële Dienstverlening (StFD) overleg voeren hoe kleinere partijen in de markt effectief geactiveerd en ondersteund kunnen worden om de benodigde verbeteringen te realiseren.
* De AFM zal masterclasses organiseren voor adviesorganisaties zodat zij op basis van de inzichten van dit rapport kleine financiële dienstverleners goed kunnen adviseren. Ook zal de AFM met leveranciers van hypotheekadvies-software spreken om hen in staat te stellen de software waar nodig te verbeteren.
* Tenslotte zal de AFM in haar reguliere toezicht gericht onderzoek doen naar naleving van de Wft. De AFM kan aan instellingen handhavingsmaatregelen opleggen wanneer zij vaststelt dat:
- Binnen de redelijke termijn een instelling evident geen of onvoldoende maatregelen voor verbetering heeft ingezet.
- Na de redelijke termijn een instelling de benodigde verbeteringen niet gerealiseerd heeft.