Den Haag, 1 november 2007
Bijdrage van Staf Depla (PvdA) bij het algemeen overleg over examens MBO
Gesproken woord geldt!
Voorzitter, een student die een diploma heeft gehaald als elektricien, kapper of tandartsassistent moet wel kunnen wat hij of zij moet kunnen om het vak goed uit te kunnen oefenen. En een student die doorstroomt van het MBO naar het HBO, moet wel genoeg bagage in huis hebben om op het HBO te slagen.
Het diploma van de ene opleiding moet niet minder waard zijn dan dat van een andere opleiding. Dat lijkt bij een fors aantal instellingen nog niet op orde te zijn. Opgemerkt moet worden dat de examens volgens studenten en de inspectie de laatste jaren wel veel beter zijn geworden. Een kerntaak van de overheid is dat ze waarborgt dat het onderwijs en de examens van voldoende kwaliteit zijn. Op dat terrein past niet het adagium, de overheid vindt niks en laat alles aan de schoolbesturen over.
Tegen die achtergrond waren we dit voorjaar verheugd dat de Staatssecretaris dit voorjaar de examenlicenties van 85 opleidingen introk waarvan het duidelijk leek dat de examens niet op orde waren.
U deed dit op gezag van het Kwaliteit Centrum Examens (KCE). Dit bleek later niet houdbaar, omdat de KCE zelf op een aantal wezenlijke punten in haar beoordeling te kort schoot.
De Staatssecretaris krijgt onze steun bij de ingreep bij het KCE. De handelswijze van het KCE voldeed niet aan het principe van practice what you preach inzake zorgvuldigheid, transparantie en goed overleg. Verbetering was op korte termijn noodzakelijk. Maar het bestuur (Deetman en In t Veld) weigerde de hand in eigen boezem te steken. Wel willen we dat het personeel niet de dupe wordt van de overgang naar de inspectie. Welke afspraken zijn er gemaakt over de rechtspositie van de werknemers van het KCE?
Maar met de overheveling van het toezicht op de examens van het KCE naar de inspectie betekent echter niet dat alle problemen de wereld uit zijn. Immers, nog steeds zijn niet alle examens op orde. Een deel van de kritiek op het KCE was terug te voeren op het feit dat zij voor scholen de brenger waren van een ongewenste boodschap: uw examen is van onvoldoende kwaliteit.
En een deel van de kritiek komt door de opdracht waarmee het KCE, een uitvoeringsorganisatie, op pad is gestuurd. Maar ook is een deel van de terechte kritiek is terug te voeren op de manier waarop de KCE werkte. Door dit alles bij elkaar kregen we een systeem dat leidt aan het betonnen zwemvesten syndroom. Het is helemaal gemaakt volgens gespecificeerde normen en maten, maar je zinkt ermee als een baksteen. Terwijl diegene die een mooi drijvend zwemvest maken een negatieve beoordeling krijgen.
Het toezicht moet dus beter. We krijgen begin 2008 een plan van aanpak. Dan moet het echte werk nog gaan beginnen. We lopen dan het risico dat het verbeterde toezicht pas in 2010 of later van kracht wordt. Wat doet u met de afgekeurde examens? Blijven opleidingen tot die tijd geconfronteerd met het bureaucratische toezicht? En als we dat achterwege laten, is de examenkwaliteit dan wel voldoende op orde zodat studenten en werkgevers er zeker van kunnen zijn dat het diploma ook werkelijk betekent dat afgestudeerde kan wat hij moet kunnen? Hoe gaat de inspectie het werk overnemen binnen de kaders van de wet? Zijn ze daarop toegerust? En merken de instellingen al meteen dat de bureaucratie minder is? En hoe zorgt u dat kwaliteit verder blijft stijgen? Graag uw reactie.
Het is belangrijk om andere lessen te trekken uit de gang van zaken. Als we stichtingen, in dit geval het KCE, belasten met overheidstaken, dan moet er de mogelijkheid blijven bestaan om in te grijpen als het misloopt. Als het bestuur uiteindelijk niet had mee willen werken met de overgang zou er langdurige juridische procedure nodig zijn geweest om het bestuur te vervangen. Daarom wil ik van de staatssecretaris een inventarisatie van dit soort stichtingen in het onderwijs die overheidstaken uitvoeren en wat de mogelijkheden zijn om snel in te kunnen grijpen als de prestaties onvoldoende zijn en verbeteringen niet op korte termijn haalbaar lijken.
Gestandaardiseerde examens
Het is terecht dat in het beroepsonderwijs de examens voor beroepsgerichte vakken mede worden ingekleurd in samenspraak met de betrokken sectoren van de arbeidsmarkt, zodat de deelnemers ook leren wat nodig is in de beroepspraktijk, en werkgevers daarvan op aan kunnen. Elementaire taalvaardigheid is echter iets dat in de beroepspraktijk nodig is, ongeacht in welke sector men werkt. Voor de algemene vakken Nederlands en Engels zou het daarom een goede zaak zijn als er centrale of beter gestandaardiseerde examens zouden worden afgenomen om zo de kwaliteit van de examinering te waarborgen. Met centrale examinering bedoel ik niet dat er voor deze vakken jaarlijks één centraal examenmoment moet komen, maar wel dat de examens ongeacht de mbo-opleiding een gewaarborgd niveau krijgen. Dit is ook van belang om te zorgen dat jongeren die een poos in een sector werken, wat hun beheersing van het Nederlands en Engels betreft, ook in een andere sector aan het werk kunnen. Graag hoor ik van de staatssecretaris hoe zij tegenover deze gedachte staat. Moeten we hierbij onderscheid maken tussen MBO niveau 1 en 2 aan de ene kant en MBO 3 en 4 aan de andere kant? Is advies van de commissie al klaar?
Om de kwaliteit van de examens te verhogen, minder tijd kwijt te zijn aan het maken van examens en de toezichtlast fors terug te kunnen dringen, hebben sommige sectoren, zoals de handel en de autobranche, in overleg tussen scholen en bedrijfsleven en het HBO afspraken gemaakt over examens en ze centraal ingekocht. Deze ontwikkeling juicht de PvdA-fractie erg toe. Wat ons betreft gaat u het stevig stimuleren dat ook andere sectoren dit gaan doen. Bv. door dit te vertalen naar minder toezichtlast. Deelt u ons idee over de voordelen hiervan en gaat u het actief stimuleren? Want de PvdA wil graag die kant op. Bij het beroepsonderwijs gaat het bij de examinering natuurlijk ook om het afleggen van praktijkproeven en de beoordeling op het leerwerkbedrijf. De vertaling door de scholen i.s.m. met het bedrijfsleven per bedrijfstak van de kwalificatiedossiers (wat studenten moeten kunnen aan het einde van de opleiding) in examens levert examenprofielen op. De staatssecretaris wil die niet vaststellen. De PvdA lijkt dat nu wel een goed idee. Kunt u nog eens proberen ons te overtuigen waarom dit geen goed idee is?
Voorzitter, tot slot de stand van zaken invoering competentiegericht onderwijs.
De PvdA steunt de invoering hiervan. Maar de invoering van dit nieuwe programma verloopt op teveel plaatsen niet goed. Dat was de reden dat u na ons debat van juni jl. alle ROC s opgedragen heeft om voor 1 oktober invoeringsplannen te maken. Deskundigen gaan naar die plannen kijken. Op basis daarvan worden voor de ROC s individuele en collectieve ondersteuningsprogramma s gemaakt. De PvdA steunt dat. Op basis daarvan wil de PvdA dat u ons in februari informeert over de bevindingen en eventuele noodzakelijke maatregelen. Bent u daar bereid toe?
Want ik blijf van mening dat bijscholing van docenten een sleutelsuccesfactor is. En de vraag blijft of dat binnen de bestaande budgetten haalbaar is. Volgens mij zou u er alles aan moeten doen om de gelden voor de economische structuurverkenning hiervoor de komende jaar beschikbaar voor te krijgen.
En ik wil nogmaals mijn voorstel herhalen. Haal de tijdsklem van 2010 van de invoering van het competentiegericht onderwijs af. Alleen opleidingen die programma, bijscholing, kwaliteitzorg en organisatie op orde hebben, mogen omschakelen naar het competentiegericht onderwijs. Ik bedenk me dat niet alleen. Ik zie dat sommige ROC s dat ook in hun invoeringsplannen hebben staan. B.v. het Arcus in Heerlen. Ik word daar in bevestigd door het rapport van de inspectie naar de onderwijsvernieuwing in het MBO. Een rapport met een zeer positieve toonzetting. Maar als je het rapport goed leest is het schrikken. 40% van de opleidingen is nog lang niet klaar voor de invoering van het competentiegericht onderwijs. Van de opleidingen die in 2004 zijn gestart met een experiment is slechts 40% klaar voor invoering op grote schaal. En zo kan je nog een tiental andere alarmerende conclusies vinden in het rapport van de inspectie. Vertrekpunt blijft dat ik grote voorstander ben van de invoering van het competentiegericht onderwijs. De nieuwe eindexameneisen (wat studenten aan einde van de opleiding voor kennis, vaardigheden en kundes moeten hebben) kunnen op brede steun rekenen van studenten, werkgevers en docenten. De kritiek gaat over de invoering (onvoldoende bijscholing docenten, ict niet op orde, kwaliteitzorg onvoldoende, etc.) en het te ver doorgeschoten zelfstandig leren. Die laatste slinger is volgens de inspectie al weer aan het terug gaan. Het wordt meer een mix van zelfstandig leren, meer structuur en gevarieerde werkvormen. En als ze dat goed doen is het onderwijs van betere kwaliteit volgens de inspectie. Allereerst wil ik aan de staatssecretaris vragen of ze de inspectie wil opdragen de harde conclusies minder weg te stoppen. En ten tweede dus nogmaals de vraag om de tijdsklem van 2010 van de invoering van het competentiegericht onderwijs af te halen. Docenten, studenten, bedrijfsleven en het HBO hebben er recht op dat we deze onderwijsvernieuwing zorgvuldig doorvoeren. Want ze hebben recht op onderwijs van goede kwaliteit. Die kans mogen we niet laten lopen.
Het zou goed zijn als de parlementaire onderzoekcommissie naar het onderwijs ook eens haar licht laat schijnen over de invoering van het competentiegericht onderwijs in het MBO. Dan kunnen we misschien nog wat leren voor het vervolg.
.
Persvoorlichting Tweede Kamer-fractie Partij van de Arbeid
Plein 2
Postbus 20018
2500 EA Den Haag
T 070 318 2694
E
Partij van de Arbeid