Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
De voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA Den Haag

Den Haag                             Ons kenmerk                      Uw brief van                     Uw kenmerk
30 oktober 2007                      AP/OKP/2007/44012                11 oktober 2007                07-OCW-B-56


Onderwerp
BNC-fiche kwaliteit lerarenopleiding

In antwoord op uw verzoek om ruim vóór het op 8 november 2007 geplande Algemeen Overleg over de
EU-raad Onderwijs, Jeugd en Cultuur, de Kamer in aansluiting op de BNC-fiche betreffende de
Mededeling van de Commissie inzake de verbetering van de kwaliteit van de lerarenopleiding van 20
september 2007 (Kamerstuk 22112, nr. 566, fiche nr. 2) een inhoudelijke reactie te geven op
genoemde Mededeling van de Commissie van 3 augustus 2007, deel ik u het volgende mee.
Met de Commissie onderschrijf ik het belang van goed leraarschap. Het onderwijs staat of valt immers
bij voldoende en goed opgeleid onderwijspersoneel. Vandaar dat ik de onderwijsinstellingen ondersteun
bij de continue begeleiding en professionalisering van hun leraren en andere medewerkers. Daarbij
benadruk ik dat zowel de initiële opleiding als aanvullende scholing gedurende de loopbaan als docent
van groot belang zijn. Voor deze beide aspecten van het onderwijsarbeidsmarktbeleid heb ik dan ook
verschillende initiatieven ontwikkeld. Op een aantal van deze initiatieven, die betrekking hebben op de
Mededeling van de Commissie, ga ik hier in.

Commissie Leraren
In september 2007 is LeerKracht!, het advies van de Commissie Leraren verschenen. De kern van het
advies bevat vier samenhangende categorieën maatregelen: 1) een betere beloning, 2) een sterker
beroep, 3) een professionelere school, en 4) korte termijn maatregelen om het dreigende tekort aan
leraren te bestrijden. Binnenkort kom ik met een reactie. Daarin ga ik in op de verbetering van de
positie en kwaliteit van leraren en de kwaliteit van de lerarenopleidingen.


Kwaliteit leraarschap
Nederland kent een wettelijk kwaliteitsstelsel dat voortvloeit uit de grondwettelijke plicht van de
Nederlandse overheid om voor goed onderwijs te zorgen. Elementen van dat stelsel zijn normen voor
de inhoud van het onderwijs (bijvoorbeeld kerndoelen), voor de beroepskwaliteit van het
onderwijspersoneel en voor een onafhankelijk en stimulerend toezicht op het onderwijs. De Wet op de
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl


blad 2/4


beroepen in het onderwijs (Wet BIO) is de concrete uitwerking van de overheidszorg voor de
beroepskwaliteit van het onderwijspersoneel.

Bekwaamheidseisen leraren
Het is belangrijk dat afgestudeerden van de lerarenopleidingen volledig bekwaam zijn voor een baan in
het onderwijs. De lerarenopleidingen richten hun opleidingsprogramma's daarom in volgens de
bekwaamheidseisen voor leraren. Deze vloeien voort uit de Wet BIO. Het gaat om een basispakket aan
kennis en vaardigheden die met specialisaties aangevuld kunnen worden. De bekwaamheidseisen voor
leraren zijn op 1 augustus 2006 van kracht geworden. Het betreft een zevental competenties waaraan
een beginnend leraar moet voldoen. Aansluitend kan de zittende leraar de competenties verder
uitbreiden op basis van ervaring en scholing. Eenmaal per zes jaar is er de gelegenheid tot herijken van
de bekwaamheidseisen. De thema's waarvoor in de European Common Principles for Teacher
Competences and Qualifications aandacht wordt gevraagd, vallen grotendeels samen met de
bekwaamheidseisen voor leraren.

Een leven lang leren
De gehele loopbaan in het onderwijs blijft het onderhouden van de bekwaamheid voor het
onderwijspersoneel van belang. Scholen hebben in hun rol als werkgever de verantwoordelijkheid om
hun personeel hiertoe in staat te stellen. Het gaat dus om bekwaam zijn èn bekwaam blijven.
Hieronder valt ook het begeleiden van beginnende docenten. Met de reguliere scholingsmiddelen en
met de additionele gelden uit het `Convenant professionalisering en begeleiding van
onderwijspersoneel in het primair en voortgezet onderwijs', dat mijn ambtsvoorganger samen met de
werkgevers- en werknemersorganisaties in het onderwijs heeft gesloten en op grond waarvan de
scholen in het primair en voortgezet onderwijs met ingang van 1 augustus 2006 extra middelen
ontvangen, kan onder meer de begeleiding van en de deskundigheidsbevordering van docenten worden
bekostigd.

Beleidsagenda lerarenopleidingen
Om over voldoende en goed opgeleide leraren te blijven beschikken, is investeren in de kwaliteit van
lerarenopleidingen nodig. Mijn ambtsvoorganger heeft daarom in samenwerking met de Vereniging van
Universiteiten (VSNU) en de HBO-raad de `Beleidsagenda lerarenopleidingen 2005-2008' tot stand
gebracht. Tussen 2005 en 2008 vindt een aantal activiteiten plaats om de kwaliteit van de
lerarenopleidingen verder te verhogen. Naast kwaliteitsverbetering zorgen de projecten ook voor een
betere infrastructuur van de opleidingen. Hierbij gaat het om meer samenwerking tussen de
lerarenopleidingen en tussen de lerarenopleidingen en het onderwijsveld. Maar het gaat ook om het
behoud van kleine vakken en de uitwisseling van kennis en expertise. Daartoe zijn eind 2006 middelen
beschikbaar gesteld voor acht regionale samenwerkingsverbanden en acht landelijke expertisecentra.


Opleiden in de school / academische opleidingsschool
Aankomende en zittende leraren worden steeds vaker opgeleid op een school of instelling, in
samenwerking met een lerarenopleiding. Onderwijsassistenten bijvoorbeeld kunnen op de school waar
zij zijn aangesteld mede worden opgeleid tot leraar, evenals zij-instromers. Studenten aan de


blad 3/4


lerarenopleiding kunnen een duaal traject volgen en daarmee werken en leren combineren. Door deze
mogelijkheden is een leerwerkcultuur ontstaan binnen de scholen.
In de afgelopen jaren heeft het ministerie van OCW in twee tranches aan 440 schoolbesturen van PO,
VO en BVE subsidie verleend voor het opleiden in de school. Het doel was scholen te stimuleren tot de
inrichting van een goede infrastructuur voor het opleidingsproces in de school en tot het maken van
afspraken met lerarenopleidingen over taak- en verantwoordelijkheidsverdeling bij het opleiden in de
school.
Om het werkplekleren duurzaam te kunnen borgen, is meer inzicht nodig in de manier waarop de
kwaliteit getoetst kan worden en hoe toezicht plaats kan vinden. Daarom is het ministerie gestart met
de dieptepilot `De (academische) opleidingsschool', een onderzoek naar werkplekleren. Middelen zijn
beschikbaar gesteld  om ruimte te geven aan scholen die bereid en in staat zijn toekomstige leraren op
te leiden voor meer dan hun eigen behoefte én aan scholen die het opleiden in de school verbinden met
onderwijsinnovatie en fundamentele kennisontwikkeling: de `academische' scholen. Het doel is te
onderzoeken onder welke voorwaarden de opleidingsschool die opleidt voor de markt en de
academische school een succes kunnen zijn.

Benchmarking
De Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) zal de komende jaren in
ongeveer 25 landen, waaronder Nederland, een groot vergelijkend onderzoek uitvoeren naar leraren
(en directeuren) in de onderbouw van het voortgezet onderwijs. Het onderzoek richt zich op een drietal
onderwerpen: 1) waardering, feedback, beloning en evaluatie van leraren; 2) de schoolleider en de
leerpraktijk; en 3) overtuiging en houding van leraren. Daarnaast komen aspecten aan bod over de
kwaliteit van leraren, zoals ervaring, kwalificaties en verantwoordelijkheden. Ook richt het onderzoek
zich op de tevredenheid over en effectiviteit van de opleiding en training, het profiel van de opleiding
van leraren en het schoolklimaat. Op verzoek van de EU zijn in de vragenlijst van de OESO ook vragen
opgenomen over de professionele ontwikkeling van leraren. In het kader van het Lissabonakkoord
ontwikkelt de Commissie in samenspraak met de OESO voor dit onderwerp nieuwe indicatoren.


Accreditatie lerarenopleidingen
Voor leraren is een goed systeem van evaluatie en accreditatie van lerarenopleidingen belangrijk. Dit is
een van de prioriteiten om de kwaliteit van de lerarenopleidingen te verbeteren. In Nederland voert de
Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO) de accreditatie uit op basis van een externe
beoordeling die door een Visiterende en Beoordelende Instantie is verricht.  Deze evaluatie geschiedt
eens in de zes jaar.

Afstemming in EU-verband
Nederland heeft actief geparticipeerd in de Expertgroup on Improving the Education of Teachers and
Trainers. Vanaf de start in 2005 neemt Nederland deel aan het Peer Learning Cluster Teachers and
Trainers. Van daaruit worden Peer Learning Activities rond bepaalde thema georganiseerd, waaraan
Nederland deelneemt. In 2006 heeft Nederland een Peer Learning Activity (PLA) rond het thema de
school als lerende organisatie voor hun docenten georganiseerd. Naast Nederland namen
vertegenwoordigers van tien landen deel aan dit PLA. Het Europees Platform is onder meer ingericht


blad 4/4


om de Europese dimensie binnen het Nederlandse onderwijs te versterken. Deze organisatie voert de
Europese onderwijsprogramma's uit en regelt buitenlandse stages voor onder meer leraren.


De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

dr. Ronald H.A. Plasterk