Ministerie van Economische Zaken


Antwoorden van de staatssecretaris van Economische Zaken en de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking op vragen van het lid Gesthuizen (SP) over
"moderne slavernij" van rozenkwekers in Kenia. (ingezonden 2 oktober 2007).
Vraag 1

Wat is uw reactie op het bericht dat Nederlandse rozenkwekers zich in Kenia
schuldig maken aan 'Moderne slavernij'? 1)

Antwoord:

De bloemensector in Kenia is een belangrijke bron van werkgelegenheid, inkomen
en deviezen. Net zoals elke sector kent zij voortrekkers en achterblijvers op het
gebied van arbeidsomstandigheden en milieubelasting. Gezien de snelle groei van
deze sector kunnen we niet uitsluiten dat in sommige Keniaanse bedrijven er
sprake is van slechte arbeidsomstandigheden. De Nederlandse bedrijven in Kenia
behoren duidelijk tot de voortrekkers zowel op technologisch gebied als op het
gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen die continue aandacht voor
het milieu en de arbeidsomstandigheden hebben. Om bloemen op de Europese
markt af te kunnen zetten, hebben Nederlandse bedrijven internationale
certificaten nodig. Voor de verlening van dergelijke certificaten moet men
voldoen aan criteria van maatschappelijk verantwoord ondernemen die regelmatig
door externen worden gecontroleerd. Bovendien hebben organisaties als de Kenya
Flower Council, waar vrijwel alle Nederlandse exporteurs bij zijn aangesloten,
strikte gedragsregels op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Door de snelle ontwikkeling van de rozensector in Kenia is juist de laatste jaren
met name ingezet op verbetering van arbeidsomstandigheden en implementatie
van milieumaatregelen. Deze ontwikkeling wordt gesteund door middel van
programma's als het Publiek Private Partnerschap "Fair Flowers & Plants", dat
medegefinancierd wordt uit middelen van Ontwikkelingssamenwerking. Vanaf
januari 2008 brengt dit partnerschap een consumentenlabel op de Nederlandse
markt, dat productie van bloemen onder goede milieu - en sociale omstandigheden
waarborgt.

Met de subtitel 'moderne slavernij' in het RTL nieuws wordt een verkeerd beeld
geschetst. De oproep om geen bloemen uit Kenia meer te kopen wordt door de
Nederlandse overheid niet ondersteund. Een boycot kan ertoe leiden dat juist
arbeidsplaatsen en inkomsten van Kenianen op het spel komen te staan. Die
arbeidsplaatsen geven toegang tot faciliteiten als onderwijs en gezondheidszorg,
die een aantal exporterende bedrijven in het kader van maatschappelijk
verantwoord ondernemen voor hun werknemers en familieleden verzorgt.
Vraag 2

Is de handelswijze van deze Nederlandse bedrijven in strijd met de (OESO)-richtlijn
van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling
voor maatschappelijk verantwoord ondernemen?


Antwoord:

Hoe de handelwijze van welk bedrijf dan ook zich verhoudt tot de OESO-richtlijnen
valt niet afdoende te beoordelen zonder nader onderzoek naar
aanleiding van een daarop gerichte vraag bij een Nationaal Contact Punt (NCP)
voor de OESO-richtlijnen, in dit geval het Nederlandse NCP. Voor de aan dit
NCP meegegeven taken en werkwijze verwijs ik u naar de publicatie in de
Staatscourant nr. 41 van 27 februari 2007.

Vraag 3

Deelt u de mening dat deze Nederlandse ondernemers in strijd handelen met de
fundamentele arbeidsnormen?

Vraag 4

Heeft Kenia (ILO)-conventies van de International Labour Organization
ondertekend waarmee dit in strijd is? Zo ja, bent u bereid om de Keniaanse
regering op de naleving hiervan aan te spreken?

Antwoord op vraag 3 en 4:

Het is niet aan een individuele lidstaat, maar aan de Internationale
Arbeidsorganisatie (ILO) om toe te zien op de naleving van internationale
arbeidsnormen. Via het toezichtmechanisme van de ILO worden lidstaten, die
door hen geratificeerde verdragen niet of niet volledig naleven, aangesproken. De
Nederlandse overheid neemt actief deel aan de uitvoering van dit
toezichtmechanisme.

Kenia heeft 49 conventies van de ILO geratificeerd. Hieronder vallen 7 van de 8
fundamentele verdragen, waaronder de twee verdragen met betrekking tot
gedwongen arbeid. Overigens is een lidstaat verplicht fundamentele
arbeidsnormen uit verdragen waarbij het geen partij is, te respecteren en te
bevorderen. Dit vloeit voort uit de ILO Declaration on Fundamental Principles
and Rights at Work uit 1998.

Vraag 5

Bent u bereid om de betrokken Nederlandse bedrijven hierop aan te spreken?
Antwoord:

Via zowel publiek private initiatieven, als ook binnen de sector zelf, worden
bedrijven aangesproken op maatschappelijk verantwoord ondernemen.
Een voorbeeld hiervan is het eerder genoemde Publiek Private Partnerschap "Fair
Flowers & Plants", dat de ontwikkeling van maatschappelijk verantwoord
ondernemen in de Keniaanse bloemensector ondersteunt. Tevens zijn er
regelmatige contacten vanuit de Nederlandse ambassade te Nairobi en het
Nederlandse Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit met de
Keniaanse brancheorganisaties KFC (Kenya Flower Council) en FPEAK (Fresh
Produce Exporters Association of Kenya) waarbij goede milieu - en sociale