Kamerbrief over de oppositie van Iran
30-10-2007 | Kamerstuk | Nederlands Ministerie van Buitenlandse Zaken
Tijdens het Algemeen Overleg inzake Iran van 28 juni jl. zegde ik toe
de Kamer een analyse te zenden over de oppositie in Iran (referte
eveneens Kamerstuk 21 501-02, nr. 675 d.d. 15 maart 2006).
Inleiding
In deze brief komen zowel binnen- als buitenparlementaire
oppositiebewegingen in Iran aan bod. Gezien de hoge mate van
fragmentatie wordt volstaan met een beschrijving van de voornaamste
bewegingen. Het karakter van het Iraanse staatsbestel heeft een
beperkende invloed op de mogelijkheden voor het voeren van oppositie,
reden waarom met een korte beschrijving hiervan zal worden begonnen.
Het staatsbestel
De Iraanse revolutie maakte in 1979 een einde aan het bewind van
Muhammad Reza Shah. De macht kwam na een korte overgangsperiode in
handen van de islamitische geestelijke Grootayatollah Khomeini, die
kort daarop de Islamitische Republiek Iran uitriep. De Islamitische
Republiek Iran baseert het politieke, sociale en economische bestel op
de sjiitische islam. De revolutionaire elite was bij het opstellen van
het nieuwe staatsbestel bereid tot een zekere mate van politiek
pluralisme, leidend tot een theocratische republiek met democratische
elementen. Naast de heerschappij van de religieuze wetsgeleerde
(`Velayat-e Faqih'), welke volgens de grondwet toebehoort aan de
Geestelijk Leider, bestaan een door de bevolking gekozen president en
parlement.
De Geestelijk Leider, op dit moment ayatollah Ali Khamenei, heeft in
het staatsbestel de grootste macht. De Geestelijk Leider wordt
ondersteund door een omvangrijk bureau met vertegenwoordigers in de
gehele maatschappij en heeft op alle politieke onderwerpen een formele
rol. Hij is Bevelhebber der Strijdkrachten en benoemt een veelheid aan
vooraanstaande functionarissen, waaronder de helft van de leden van de
Raad van Hoeders (`Shora-ye Negahban'), het hoofd van de rechterlijke
macht, alle hoge militaire functionarissen, de leiders van het
vrijdaggebed en het hoofd van de nationale radio en televisie. De
Geestelijk Leider wordt voor onbepaalde termijn gekozen door de Raad
van Experts (`Majlis-e Khobregan' of `Majlis-e Khebregan'). In de
praktijk blijkt dat de Geestelijk Leider er op toeziet dat bepaalde
politieke bewegingen niet de overhand krijgen.
De President, momenteel Mahmud Ahmadinejad, vertegenwoordigt de
uitvoerende macht. Zijn formele verantwoordelijkheden liggen m.n. op
sociaal, cultureel en economisch gebied, minder op buitenlands
politiek en militair terrein. De gehele uitvoerende macht is
ondergeschikt aan de geestelijke macht. De president wordt
rechtstreeks gekozen door het volk, maar de Geestelijk Leider dient de
verkiezing per decreet te formaliseren. Kandidaat-ministers worden
voorgedragen door de president en dienen goedkeuring te hebben van het
parlement.
Het ministerie van Inlichtingen (`Vezarat-e Ettela'at va Amniyat-e
Keshvar') is belast met de bescherming van de nationale veiligheid,
contraspionage en het observeren van illegale politieke groeperingen.
Thans is het de belangrijkste instantie ter bestrijding van politieke
oppositie. Alle Iraniërs die een gevaar zouden kunnen opleveren voor
de veiligheid van de staat, worden in beginsel stelselmatig in de
gaten gehouden. Duidelijk zichtbare politieke activiteiten gericht op
omverwerping van het regime dan wel het islamitische staatssysteem
worden met harde hand vervolgd. Het lidmaatschap van officieel
verboden politieke bewegingen eveneens. Het verspreiden van pamfletten
of het organiseren van protestbewegingen tegen het regime is
nauwelijks mogelijk. Arbitraire detentie, tijdelijke verdwijningen na
aanhouding en detentie in geheime of niet-officiële gevangenissen van
politieke dissidenten komen voor.
Het Iraanse staatsbestel kent tevens een aantal zeer invloedrijke
grondwettelijke instituten, waaronder de Beoordelingsraad (`Majma-ye
Tashhis-e Maslahat-e Nizam') en de eerder genoemde Raad van Hoeders,
Raad van Experts, en het parlement. De samenstelling (uit m.n.
geestelijken), de bevoegdheden en de onderlinge samenhang van deze
instituten staan in het teken van het bewaken van de beginselen van de
Islamitische Republiek. Zo ziet de zeer behoudende en nauw aan de
Geestelijk Leider
gelieerde Raad van Hoeders toe op het islamitisch gehalte van de
wetgeving en
controleert hij de permanente loyaliteit van kandidaatsleden voor de
Raad van Experts en het parlement aan de beginselen van de
Islamitische Republiek. Van de 495 personen die zich verkiesbaar
wilden stellen voor de verkiezingen voor de Raad van Experts in
december 2006 werden uiteindelijk 164 kandidaten door de Raad van
Hoeders goedgekeurd, waardoor de meest uitgesproken `
hervormingsgezinde' kandidaten buiten spel werden gezet. Tijdens de
parlementsverkiezingen van 2004 sloot de Raad van Hoeders 2500
potentiële (m.n. `hervormingsgezinde') kandidaten uit van deelname aan
de verkiezingen, waaronder de voorman van de `IIPF', Mohammed Reza
Khatami (zie onder).
Verschillende politieke stromingen
Binnen de verschillende staatsinstituten bestaat derhalve een
afgedwongen, georganiseerde en geïnstitutionaliseerde volledige
loyaliteit aan de beginselen van de Islamitische Republiek. Deze
loyaliteit ziet men ook bij de rechterlijke en militaire autoriteiten.
Desondanks zijn de Iraanse machthebbers zeker niet in een monolitische
beweging verenigd. Er zijn diverse politieke stromingen zichtbaar die
een continue strijd leveren om de macht in de diverse bovengenoemde
instituties. Een duidelijke indeling van de diverse stromingen is
lastig te maken gezien de interne verdeeldheid binnen de stromingen en
de bereidheid om uiteenlopende ad hoc coalities te sluiten. Politieke
partijen met doorwrochte politieke programma's bestaan in Iran niet.
Veelal wordt niettemin gebruikt gemaakt van een indeling in
conservatieven, technocraten en pragmatisch ingestelde conservatieven,
veelal aangeduid als `hervormingsgezinden'. Geen van deze stromingen
stelt de heerschappij van de religieuze wetsgeleerde en de macht van
de Geestelijk Leider ter sprake.
Conservatieven
De drie meerderheid-hardlinefacties in de Majlis, ongeveer 260 van de
291 zetels, zijn verdeeld in de Principiële `Osoulgara' factie, de
`Abadgaran-e Iran-e Eslami' (Bouwers van een Islamitisch Iran) en de
'Vefaq-wa Karamedi' (Consolidation and Efficiency) factie. Deze
laatste is de meer gematigde van de drie hardliners. De hardline
conservatieven zien politieke modernisering als een bedreiging van de
Islamitische Republiek.
De Abadgaran-e Iran-e Eslami is een jong en ultraconservatief
samenwerkingsverband dat ijvert voor de religieuze en egalitaire
idealen van de Iraanse revolutie. De beweging beleefde een doorbraak
met de verkiezing van president Ahmadinejad in juni 2005. President
Ahmadinejad verlegde de focus van zijn voorganger Khatami van een
zekere modernisering van de Islamitische Republiek naar herbevestiging
van de
revolutionaire beginselen. De kracht van de beweging ligt niet zozeer
in de grootte van de aanhang maar eerder in de politieke cohesie,
ideologische vastbeslotenheid en het
bemachtigen van invloedrijke posities binnen de politiek, het bestuur
en de economische scene. President Ahmadinejad geniet vnl. steun
buiten de grote steden, van de lagere inkomensgroepen, delen van de
Revolutionaire Garde, de veiligheidsdiensten en de zgn. Basiji,
vrijwillige burgermilities, die een deel van de ordehandhaving voor
hun rekening nemen en door het regime kunnen worden ingezet om de
oppositie de kop in te drukken.
Met de parlementsverkiezingen in maart 2008 en de
presidentsverkiezingen in 2009 in zicht heeft president Ahmadinejad
maatregelen getroffen om zijn machtspositie op binnenlands en
economisch terrein te verstevigen. Zo heeft president Ahmadinejad zijn
aanhang strategische posities toebedeeld en heeft hij zijn
presidentiële bureau verdergaande bevoegdheden in beleidsvorming
gegeven en de controle op de media aangescherpt.
Het regeringsbeleid vormt regelmatig onderwerp van parlementair debat.
Het parlement heeft onder het presidentschap van Ahmadinejad tot drie
keer toe de kandidaat minister voor Olie afgekeurd en laat niet na
ministers op te roepen om verantwoording af te leggen over het
gevoerde beleid. De president heeft moeite om zijn verkiezingsbeloftes
van economische hervormingen, eerlijke verdeling van de
olie-inkomsten, uitbanning van corruptie en het creëren van
werkgelegenheid waar te maken. Vooraanstaande economen hebben voorts
het economisch beleid van de president openlijk ter discussie gesteld.
Ook vanuit de bevolking zijn kritische geluiden waarneembaar over het
beleid van president Ahmadinejad, met name naar aanleiding van de
stijgende kosten van het levensonderhoud en de rantsoenering van
benzine.
Technocraten
Prominent in het modern rechtse kamp is oud-president Hashemi
Rafsanjani, voorzitter van de Beoordelingsraad en recentelijk ook de
Raad van Experts. Rafsanjani zet zich in voor de belangen van de
zakengemeenschap, stelt zich net als de ultraconservatieven op tegen
de vermeende Amerikaanse hegemonie, maar niet tot elke prijs.
Doelstelling ligt in het moderniseren van Iran, zonder de Islamitisch
Revolutionaire gedachte geweld aan te doen. Rafsanjani is minder
bereid tot staatsinterventie in de economie en staat een meer liberaal
sociaal en cultureel beleid voor dan de ultraconservatieven. De
aanhang vindt men met name onder moderne beroepsverenigingen,
technocratisch ingestelde bureaucraten en de zakelijk ingestelde
middenklasse.
`Hervormingsgezinden'
De `hervormingsgezinde' zijde is eveneens verdeeld over een veelheid
van groeperingen. De voornaamste pragmatisch ingestelde, sociaal
revolutionaire beweging is de Vereniging van Strijdende Geestelijken
onder leiding van Mehdi Karrubi. Oud-president Mohammad Khatami is
eveneens een vertegenwoordiger van deze enkel uit geestelijken
bestaande `hervormingsgezinde' beweging. Tijdens het presidentschap
van Khatami (1997-2005) waren er voorzichtige aanzetten tot
modernisering en toenadering tot de internationale gemeenschap. Er
zijn geluiden die er op duiden dat de `hervormingsgezinden' onder
leiding van Khatami en het gematigd conservatieve kamp onder leiding
van Rafsanjani samenwerking zoeken om bij de verkiezingen van 14 maart
2008 als sterkste uit de bus te komen. In het verleden waren er echter
spanningen tussen deze beide groepen. Het is daarom de vraag of een
dergelijke `coalitie' na de verkiezingen een gezamenlijk geluid kan
laten horen.
Naast de Vereniging van Strijdende Geestelijken is het `Islamic Iran
Participation Front' (IIPF) - met als leider oud-president Khatami's
broer Mohammed Reza Khatami - een prominente en goed georganiseerde
groepering. De beweging bestaat uit een brede alliantie van
geestelijken, Islamitisch georië nteerde werknemers en
vrouwenactivisten. Met de jaren heeft de IIPF het beleid aangepast van
aanvankelijk radicaal activisme en restrictief sociaal en cultureel
beleid gedurende de eerste jaren van de revolutie tot steunverlening
aan de hervormingsagenda van voormalig president Khatami. De derde
grote linkse beweging is de Organisatie van de `Mojahedin van de
Islamitische Revolutie' onder leiding van voormalig minister Behzad-e
Nabavi. Deze groepering pleit voor groter politieke pluralisme en
versoepeling van sociale regels.
Met name de `hervormingsgezinde' bewegingen hebben last van
tegenwerkende, soms intimiderende maatregelen door conservatieve
krachten binnen de rechterlijke macht en het ministerie van
inlichtingen. Zo zijn aan het IIPF gelieerde personen of kranten
aangepakt. Tegen diverse leden van het IIPF zijn beschuldigingen geuit
en is gedreigd met rechtszaken.
Noch conservatief, noch `hervormingsgezind' zijn de Vrijheidsbeweging
en de Coalitie van Nationaal-Religieuze Krachten. Deze groepen houden
afstand tot de Islamitische Republiek en vinden hun inspiratie in de
Iraanse (nationalistische) politieke traditie van de afgelopen halve
eeuw. Hoewel zij aanvankelijk de revolutie steunden, zijn zij
teleurgesteld geraakt in de gevolgde koers. Deze groepen bestaan
vooral uit hoogopgeleide Iraniërs. Ondanks vervolging kiezen zij er
voor de oppositie, noodgedwongen buitenparlementair, in Iran voort te
zetten.
Buitenparlementaire oppositie: minderheidsgroeperingen
Van de religieuze minderheden erkent de Iraanse staat alleen
Christenen, Joden en Zoroastriërs. Andere religieuze minderheden,
zoals de Baha'i, worden door de Iraanse overheid niet erkend.
Erkenning of niet, religieuze minderheden in Iran dienen zich te
houden aan islamistische voorschriften, hebben minder rechten en
kunnen bepaalde ambten (de facto) niet vervullen. Religieuze
minderheden kiezen vooral voor emigratie en in mindere mate voor
politieke oppositie om hun situatie te verbeteren.
Diverse etnische minderheden laten zich kritisch uit over het regime.
De achtergrond ligt onder meer in sociaaleconomische achterstelling
ten opzichte van de Perzische bevolking, die 55% van de bevolking
uitmaakt. Ook kunnen zij zich soms minder in de idealen van de
Islamitische Republiek vereenzelvigen. Via vele wegen protesteren
minderheden tegen de sociaaleconomische achterstelling, soms gepaard
met een wens van een bepaalde mate van autonomie. Een bespreking van
de belangrijkste etnische minderheden volgt hieronder.
Azeri's
De Iraanse Turken, Azeri, veruit de grootse minderheid in (m.n.
centraal) Iran zijn over het algemeen goed geïntegreerd in de Iraanse
maatschappij. Azeri groeperingen vanuit Azerbeidjan wekken de indruk
dat veel Azeri's in Iran zelfstandigheid of aansluiting bij
Azerbeidjan verwelkomen, hetgeen door de meeste Iraanse Azeri niet
wordt gesteund. Er zijn echter wel kleine groepjes Azeri die pleiten
voor meer autonomie of aansluiting bij Azerbeidjan, maar van een
afscheidingsbeweging in Iran is niet tot nauwelijks sprake. Medio 2006
ontstond de nodige onrust onder Iraanse Azeri groeperingen naar
aanleiding van spotprenten.
Arabieren
In de provincie Khuzestan, of Ahwaz in het Arabisch, in het zuidwesten
van Iran, vormen etnische Arabieren de meerderheid. Velen van hen
voelen zich achtergesteld ten opzichte van de Perzische bevolking.
Khuzestan bevat de grootste oliereserves van Iran. Dit gegeven is bij
sommigen van de Arabieren van invloed op het verlangen naar een eigen
staat. Vooral sinds begin 2005 zijn oppositiegroeperingen actief die
zich met geweld verzetten tegen het centrale gezag in Teheran. De
`Ahvazi Revolutionaire Martelaren Brigades' en de `Afwaj al-Nahda
al-Ahwaziyya' (Ahvaz Wederopstandingsbataljons) zijn
verzetsgroeperingen die verantwoordelijk worden gehouden voor het
plegen van aanslagen. Verder zijn de `Democratic Popular Front for the
Ahwazian Arab People' en de `Ahwaz Liberation Organisation' (ALO)
bekende groeperingen die streven naar onafhankelijkheid van Ahwaz. De
ALO presenteert zich als de belangrijkste Ahwaz bevrijdingsbeweging en
is ontstaan uit drie door Irak
gesteunde Ahvazi verzetsgroeperingen. De omvang van hun aanhang in
Iran is onduidelijk. Zowel de ALO als de Iraans-Arabische groep `Hizb
al-Wifaq' (Lejnet al-Wefaq, Verzoeningscomite) zijn verboden.
Koerden
Een groot deel van de Iraanse Koerden voelt zich door Teheran
achtergesteld. De Koerdische Democratische Partij van Iran (KDPi) en
de Komala (Komeleh), worden van buiten Iran gecoördineerd en streven
naar een autonomie in federaal verband. Deze bewegingen ondernemen
activiteiten hoofdzakelijk in Noord-Irak, waar men in enkele kampen
verblijft die onder toezicht staan van de lokale Iraaks-Koerdische
machthebbers. De Iraanse overheid treedt hard op tegen deze verboden
partijen.
De Iraans-Koerdische groepering `Partiya Jiyana Azad a Kurdistanê' /
`Party of Free Life of Kurdistan' (PJAK) is eind jaren negentig van de
vorige eeuw voortgekomen uit niet-gewelddadige studentenbewegingen. De
PJAK streeft niet naar de totstandkoming van een onafhankelijke
Koerdische staat, maar naar vervanging van de Iraanse theocratie door
een democratische, federale regering met zelfbestuur voor alle
etnische minderheden in Iran. De PJAK onderhoudt nauwe banden met de
Turks-Koerdische PKK en wordt als een groot probleem ervaren door de
Iraanse overheid.
Soennitische minderheden
De bevolking van de provincie Sistan-Baluchistan (grenzend aan
Afghanistan en Pakistan) is merendeels soennitisch en vormde de
afgelopen twee jaar het
toneel van verschillende aanslagen en ontvoeringen. De roerige
situatie in de provincie wordt mede veroorzaakt door de opstelling van
de aldaar woonachtige soennitische Baluchi-stammen die zich verzetten
tegen invloed van de sjiitische Iraanse autoriteiten. Met name de
extremistische, soennitische groepering Jundallah (`Allah's Soldaten')
van Abdul Malik al-Righi al-Baluchi wordt verantwoordelijk gehouden
voor de verschillende aanslagen en ontvoeringen.
MKO
Een andere belangrijke oppositiegroep die bespreking verdient is de `
Mujahedin-e Khalq-e Iran' (MKO), ook bekend onder de `People's
Mujahedin Organisation of Iran' (PMOI). Deze oorspronkelijk
marxistisch-islamitisch revolutionaire verzetsbeweging tegen het
bewind van de Shah bond na de Isl amistische Revolutie de strijd aan
met het regime van Khomeini. Als gevolg van de keiharde onderdrukking
die daarop volgde is het resterende kader ondergronds gegaan of naar
het buitenland gevlucht. De MKO heeft de gewapende strijd voortgezet,
vooral vanuit het Irak van Saddam Hoessein. In die periode werd tevens
de aan de MKO gelieerde `National Liberation Army' (NLA)
opgericht. De NLA werd ondergebracht in kazernes, uitgerust met zware
wapens en militair getraind. Na de val van Saddam Hoessein werd de NLA
ontwapend en onder toezicht gesteld, reden waarom enkele duizenden
MKO-aanhangers nog in Irak, met name Kamp Ashraf, verblijven. De MKO
heeft zich verantwoordelijk gesteld voor talrijke gewelddadige
aanslagen. De huidige Iraanse autoriteiten beschouwen de MKO nog
altijd als een van de voornaamste staatsvijanden. De MKO staat op de
EU-lijst van terroristische organisaties. Ofschoon de MKO voorzover
dezerzijds bekend sinds enkele jaren geen gewelddadige aanslagen meer
heeft gepleegd, heeft de beweging haar ideologie en doelstelling niet
gewijzigd.
De in 1981 opgerichte `National Council of Resistance Iran' (NCRI)
bestond uit een samenwerkingsverband van allerlei partijen van
Koerdische, liberaal democratische, sociaal democratische en
communistische snit, waaronder de MKO. Vele groepen zijn in de loop
der tijd uit de NCRI gestapt. De NCRI afficheert zichzelf als het
Iraanse overgangsparlement in ballingschap.
Overige buitenparlementaire oppositie
Voor zover overige vrije buitenparlementaire oppositie zichtbaar is,
bestaat deze vooral uit activisten die min of meer individueel
opereren, zoals journalisten, studenten, schrijvers, verdedigers van
de mensenrechten, webloggers en activisten voor vrouwen- en
vakbondsrechten. De mate van fragmentatie gaat hierbij ten koste van
de kracht. Dissidenten zoeken de grens op van de geboden ruimte om
kritiek te leveren en zien zich geconfronteerd met intimidatie,
arrestaties en gedwongen verantwoording voor een rechtbank.
Het huidige bewind lijkt de censuur voorts verder aan te scherpen.
Ontvangst van bepaalde buitenlandse zenders via de satelliet is in
Iran verboden en de toegang tot veel websites wordt geblokkeerd.
Boeken die in Iran worden uitgegeven, dienen vooraf goedkeuring te
krijgen van het ministerie van Cultuur en Islamitische Begeleiding
(`Vezarat-e Farhang va Ershad-e Eslami'). M.n. ` hervormingsgezinde'
kranten en weekbladen hebben te maken met een verschijningsverbod. Zo
werden recentelijk wederom de dagbladen Sharq en Ham-mihan gesloten,
alsook de Iranian Labour News Agency. Desondanks schrijven de media
over de koers van het regeringsbeleid. Zo stellen sommige kranten vr
aagtekens bij het gevoerde nucleaire beleid.
Buiten Iran zijn er enkele aanhangers te vinden van het monarchistisch
gedachtegoed, hoewel er vraagtekens kunnen worden geplaatst bij de
geloofwaardigheid van de bewegingen. Voorts trachten delen van de
grote groep Iraanse diaspora in het buitenland via radio, televisie en
websites Iraniërs in Iran te bereiken en kritiek te uiten op de
Iraanse regering. Ondanks het verbod op satellietschotels slagen zij
daar gedeeltelijk in daar veel Iraniërs toch toegang tot deze zenders
hebben.
Conclusie
Het Iraanse staatsbestel heeft een sterk beperkende invloed op de
mogelijkheden voor het voeren van oppositie. Binnen de grenzen van het
staatsbestel zijn diverse parlementaire stromingen in Iran zichtbaar,
uiteenlopend van radicaal conservatieven tot pragmatisch ingestelde
conservatieven. Deze stromingen zijn loyaal aan de beginselen van de
Islamitische Republiek. De buitenparlementaire oppositie bestaat
voornamelijk uit oppositiebewegingen van etnische minderheden die niet
of nauwelijks worden getolereerd. Daarnaast wordt kritiek geleverd op
het regime door sterk gefragmenteerde activisten, die zich
geconfronteerd zien met intimiderende maatregelen.
De minister van Buitenlandse Zaken,
Drs. M.J.M. Verhagen
* Ministerie van Buitenlandse Zaken
* Bezuidenhoutseweg 67
* Postbus 20061
* 2500 EB Den Haag
* Tel.: 070-3 486 486
* Fax: 070-3 484 848
* Internet: www.minbuza.nl
Ministerie van Buitenlandse Zaken