Beklag van notarissen over beslag op bij de notarissen aanwezige
stukken in het kader van strafrechtelijk onderzoek
's-Gravenhage, 30 oktober 2007 - Samenvatting van de uitspraken van de
Hoge Raad van 30 oktober 2007 in zeven zaken, die kort gezegd over het
volgende gaan.
De klagers zijn drie verschillende notariskantoren in Rotterdam en een
individuele notaris van een van die kantoren. Op 13 en 14 september
2005 heeft een doorzoeking door de rechter-commissaris plaatsgevonden
in de kantoorpanden van de klagers. Tijdens die doorzoeking zijn door
de rechter-commissaris voorwerpen in beslag genomen in het kader van
een onderzoek naar het ontduiken van vennootschapsbelasting door
middel van ABC-transacties (inzet van stromannen bij handel in
onroerende goederen). Dit onderzoek richtte zich op verdachten die
zich aan deze transacties, en daarmee aan ontduiking van de
vennootschapsbelasting schuldig zouden hebben gemaakt. Het
strafrechtelijk onderzoek richtte zich toen nog niet op de notarissen.
De notarissen hebben zich op advies van de aanwezige voorzitter van de
Ring van Notarissen in het arrondissement Rotterdam op het standpunt
gesteld dat inbeslagname van de voorwerpen een inbreuk betekende op
hun verschoningsrecht. De rechter-commissaris heeft in afwachting van
de uitkomst van de aanhangig te maken beklagprocedures de
inbeslaggenomen stukken verzegeld.
De rechtbank Rotterdam heeft in februari 2006 in een zogenoemde
beklagprocedure het verzoek van de notariskantoren tot teruggave van
de in beslag genomen stukken afgewezen. Tegen deze beschikkingen is
beroep in cassatie bij de Hoge Raad ingediend (zaaknrs. 03394/06B,
3395/06B en 3396/06B).
In februari 2006 heeft, kort voor de behandeling van het hiervoor
genoemde beklag, een tweede doorzoeking door de rechter-commissaris
plaatsgevonden in dezelfde kantoorpanden. Daarbij zijn wederom diverse
voorwerpen inbeslaggenomen. Dit gebeurde in het kader van het reeds
lopende strafrechtelijk onderzoek waarbij nu ook de notarissen als
verdachten werden aangemerkt wegens hun verrichtingen bij de
overdracht en verkoop van het onroerend goed bij die ABC transacties.
Voorts is in april 2006 door de rechter-commissaris nogmaals beslag
gelegd op de reeds in september 2005 inbeslaggenomen voorwerpen, maar
ditmaal in het kader van het strafrechtelijk onderzoek tegen de
notarissen. De notarissen worden verdacht van o.a. het doen opnemen
van valse opgaven in authentieke akten en het vormen van een crimineel
samenwerkingsverband met cliënten (de medeverdachten) met het oog op
oplichting, valsheid in geschrift en het doen van onjuiste of
onvolledige belastingaangiften.
De notarissen hebben op advies van de aanwezige voorzitter van de Ring
van Notarissen in het arrondissement Rotterdam met een beroep op hun
verschoningsrecht bezwaar gemaakt tegen de inbeslagneming. De
rechter-commissaris heeft de inbeslaggenomen stukken in afwachting van
de uitkomst van de aanhangig te maken beklagprocedures verzegeld. De
rechtbank Rotterdam heeft in september 2006 het beklag van de
notariskantoren strekkende tot teruggave van de in beslag genomen
stukken ongegrond verklaard. Ook tegen deze beschikkingen is beroep in
cassatie bij de Hoge Raad ingediend (zaaknrs. 00104/07B, 00105/07B,
00106/07B en 00107/07B).
Procedure bij de Hoge Raad
In cassatie worden de notarissen in de zaken waarin in 2005 beslag
werd gelegd bijgestaan door mr. J.M. Sjöcrona en mr. C.W. Noorduyn,
beiden advocaat in Den Haag. In de zaken waarin in 2006 beslag werd
gelegd worden de notarissen bijgestaan door mr. A.J.N. van Stigt,
advocaat in Rotterdam en mr. C.W. Noorduyn, advocaat in Den Haag.
Advocaat-generaal mr. W.H. Vellinga heeft in zijn conclusies van 15
mei 2007 de Hoge Raad geadviseerd de beschikkingen van de rechtbank
Rotterdam te vernietigen en de zaken ter verder behandeling te
verwijzen naar het hof 's-Gravenhage.
Uitspraak van de Hoge Raad:
Kernvraag in de procedures waarin de notarissen als verdachten zijn
aangemerkt, is de vraag of en zo ja onder welke omstandigheden de
waarheidsvinding in het kader van een strafrechtelijk onderzoek
aantasting van het verschoningsrecht van de notaris tot gevolg kan
hebben. De Hoge Raad oordeelt dat dit in zeer bijzondere
omstandigheden het geval kan zijn. De vraag wanneer er sprake is van
dergelijke omstandigheden laat zich niet in een algemene regel
samenvatten. In dit geval oordeelt de Hoge Raad dat er sprake is van
een zwaarwegend onderzoeksbelang en dat de waarheidsvinding niet op
een minder ingrijpende wijze kan worden gediend, zodat het
verschoningsrecht van de notarissen moet wijken voor het belang van
het strafrechtelijk onderzoek.
Het cassatieberoep in deze zaken wordt verworpen.
In de zaken waarin de inbeslagneming plaatsvond toen de notarissen
niet als verdachten werden aangemerkt, stelt de Hoge Raad dat in die
omstandigheden zware motiveringseisen gelden voor een dergelijk
beslag. De Hoge Raad oordeelt dat de motivering in de beschikkingen
van de rechtbank Rotterdam onvoldoende is geweest. Desondanks worden
de beroepen in cassatie tegen die beschikkingen door de Hoge Raad
afgewezen.
Reden hiervoor is dat zelfs als deze zaken zouden worden verwezen naar
een hof om opnieuw te worden behandeld, dit niet tot teruggave van de
desbetreffende voorwerpen kan leiden, omdat die voorwerpen op basis
van de zaken waarin het cassatieberoep is verworpen (de beslagen op
grond van het strafrechtelijke onderzoek tegen de notarissen zelf)
onder beslag zullen blijven.
Daarom is er voor cassatie geen grond.
Gevolgen van deze uitspraak
De uitspraken van de Hoge Raad hebben tot gevolg dat de
inbeslaggenomen notariële stukken onderdeel van het dossier gaan
uitmaken in de lopende strafrechtelijke onderzoeken.
Den Haag, 30 oktober 2007
mw. mr. E. Hartogs, griffier
tel. 070 - 3611236
Dit is een samenvatting van de uitspraken van de Hoge Raad van 30
oktober 2007. Bij verschil tussen deze samenvatting en een volledige
uitspraak is laatstgenoemde bindend.
Zie voor de volledige uitspraken:
Zaaknrs. LJ nummers:
03394/06B BA5665
03395/06B BA5666
03396/06B BA5667
00104/07B BA5611
00105/07B BA5612
00106/07B BA5614
00107/07B BA5615
Bron: Hoge Raad der Nederlanden
Datum actualiteit: 30 oktober 2007 Naar boven
Gerechtelijke organisatie