Raad van State
Uitspraak Raad van State
Zaaknummer: 200706893/2
Publicatie datum: maandag 29 oktober 2007
Tegen: het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Afval
---
200706893/2
Datum uitspraak: 29 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen onder meer:
{verzoekster}, wonend te {woonplaats},
en
het dagelijks bestuur van het stadsdeel Geuzenveld-Slotermeer,
verweerster.
1. Procesverloop
Bij besluit van 10 april 2007 heeft verweerster locaties aangewezen
voor containers voor de inzameling van huishoudelijk afval.
Tegen dit besluit heeft onder meer verzoekster bij brief van 26
september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 27 september 2007,
beroep ingesteld.
Bij brief van 24 september 2007, bij de Raad van State ingekomen op 27
september 2007, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een
voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 oktober 2007,
waar verzoekster, in persoon en bijgestaan door M.A. Koster, en
verweerster, vertegenwoordigd door mr. E. Croon, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Verweerster heeft betoogd dat verzoekster te laat beroep heeft
ingesteld en binnen de termijn voor het indienen van zienswijzen geen
zienswijze heeft ingediend.
Verzoeker heeft bezwaar tegen de aanwijzing van de container in de
Nico Snijderstraat die is bestemd voor bewoners van de nabij gelegen
Frans Duwaerstraat.
Op grond van het verhandelde ter zitting is naar het oordeel van de
Voorzitter niet onaannemelijk, dat de omstandigheid dat de containers
bestemd zijn voor bewoners van een andere straat dan de straat waarin
ze zijn geplaatst, heeft geleid tot onduidelijkheden in verband
waarmee de gestelde formele tekortkomingen verschoonbaar zijn.
2.3. Ingevolge artikel 10.26 van de Wet milieubeheer - voor zover te
dezen van belang - kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 10.21,
in het belang van een doelmatig beheer van huishoudelijke afvalstoffen
bij de afvalstoffenverordening bepalen dat huishoudelijke afvalstoffen
worden ingezameld nabij elk perceel.
Ingevolge artikel 17 in samenhang met bijlage 1 van de
Afvalstoffenverordening 2005 van de stadsdeelraad
Geuzenveld-Slotermeer kan inzameling van huishoudelijk restafval
plaatsvinden nabij de percelen en bedraagt de maximale loopafstand
vanaf de woning tot restafvalcontainers 75 meter. Het dagelijks
bestuur kan in bijzondere gevallen bepalen dat de maximale loopafstand
wordt vastgesteld op ten hoogste 125 meter.
2.4. Verzoekster betoogt dat de locatie van de achter haar woning te
plaatsen container hinder tot gevolg heeft. Daarbij heeft ze gewezen
op stank- en geluidoverlast en overlast van ongedierte.
2.4.1. Ter zitting is gebleken dat de desbetreffende ondergrondse
container in een smalle groenstrook op een afstand van ongeveer 3
meter van de tuin en ongeveer 6 meter van de woning van verzoekster
zal worden geplaatst. Verweerder heeft wat betreft het gevoerde beleid
gesteld, dat afval nabij containers regelmatig wordt opgeruimd, dat de
containers afhankelijk van het afvalaanbod een of meerdere malen per
week worden geleegd en dat de containers met een zekere regelmaat
worden ontsmet. De Voorzitter acht aannemelijk dat daarmee de hinder
voor omwonenden wordt beperkt.
Met betrekking tot een door verzoekster aangegeven alternatieve
locatie die ligt nabij een blinde muur van een woning, heeft
verweerder naar het oordeel van de Voorzitter genoegzaam aangegeven,
dat de aanwezigheid van leidingen in de ondergrond een belemmering
vormt. Verder is niet gebleken dat de locatie waar verzoekster bezwaar
tegen heeft niet voldoet aan de daarvoor door verweerder gehanteerde
criteria.
2.5. Gelet hierop bestaat aanleiding het verzoek om het treffen van
een voorlopige voorziening af te wijzen.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. K. Brink, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. P.A. Melse, ambtenaar van Staat.
w.g. Brink w.g. Melse
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 29 oktober 2007
191