2070801970
Antwoord vragen over beleggingsproducten die niet onder toezicht staan van de AFM
Vragen van het lid Tang (PvdA) aan de minister van Financiën over beleggingsproducten die niet
onder toezicht staan van de Autoriteit Financiële Markten (AFM). (Ingezonden 10 oktober 2007)
1. Kent u de artikelen Royal Dubaifonds `fata morgana' en Fiod-ECD onderzoekt fraude Turks resort?
1)
Ja.
2. Is het u bekend dat bedrijven beleggingsproducten aanbieden met een minimale inleg van exact
50.000,- waardoor ze precies niet onder toezicht van de Autoriteit Financiële Markten staan?
Ja.
3. Hoe beoordeelt u uit het oogpunt van consumentenbescherming het risico dat deelnemers aan dit
soort beleggingen lopen?
Het toezicht op de financiële markten moet proportioneel zijn. Bij de vraag om wel of niet (aanvullend)
toezicht op te leggen dient dus een afweging gemaakt te worden tussen de kosten en de baten van
het (aanvullende) toezicht. Het uitgangspunt bij de Wft is dat bij een minimale inleg van 50.000,- per
effect, beleggingsobject of deelnemingsrecht uitgegaan mag worden van ofwel professionele
beleggers die een inschatting kunnen maken van de betrokken risico's, ofwel van vermogende
beleggers die in staat zouden moeten zijn professioneel advies in te winnen over het betreffende
product. Dit uitgangspunt brengt met zich dat de baten van het aanvullende toezicht nu waarschijnlijk
niet opwegen tegen de aanvullende lasten van een verhoging van het vrijstellingsbedrag, als gevolg
waarvan ook inter-professionele beleggingen onder toezicht zouden kunnen komen.
Zodra beleggers in staat zijn om een dergelijk bedrag te investeren mag een zekere mate van
financiële kennis of advisering worden verondersteld. De basisregel bij financiële transacties is dat
rendement en risico een samenhang vertonen. De consument heeft hier zeker ook een eigen
verantwoordelijkheid. Hoe uitgebreid het toezicht ook vormgegeven wordt, in geval van risicovol
beleggen of oplichting is nooit te voorkomen dat beleggers verliezen leiden.
4. Herinnert u zich dat u op eerdere vragen over producten die niet onder toezicht staan van de AFM
heeft geantwoord dat "de ratio van deze vrijstelling is dat beleggingsobjecten met een dergelijke
waarde (per beleggingsobject) in het algemeen zullen worden gekocht door consumenten waarvan
mag worden verondersteld dat zij voldoende deskundig en professioneel zijn om zich een behoorlijk
inzicht te kunnen vormen omtrent de aard van de aangeboden producten of dat zij over voldoende
middelen beschikken om zich te laten adviseren"? 2)
Ja.
5. Gegeven het feit dat er beleggers gedupeerd worden, deelt u dan de mening dat die
veronderstelling in de praktijk onjuist blijkt te zijn?
Nee. Beleggen brengt risico met zich en consumenten zijn zelf primair verantwoordelijk voor hun
beleggingskeuzes. Zeker bij een minimale inleg van 50.000,- per product mag verwacht worden dat
een belegger een weloverwogen keuze maakt. Hier lijkt sprake te zijn van een situatie waarin
beleggers te makkelijk instappen in risicovolle projecten. Verder geldt ook hier dat iedere vorm van
toezicht uiteindelijk niet is opgewassen tegen puur bedrog noch tegen domheid. Als er sprake is van
oplichting, kan daarvan aangifte worden gedaan.
6. Deelt u bij nader inzien de mening dat het onwenselijk is dat er in de Wet financieel toezicht een
vrijstelling van de vergunningplicht bestaat voor aanbieders van beleggingsobjecten voor een
nominaal bedrag per beleggingsobject van ten minste 50.000,-? Zo ja, bent u bereid maatregelen te
nemen? Zo neen, waarom niet?
Nee. Zoals bij vraag 3 is aangegeven, geldt voor het aanbieden van beleggingsobjecten, het
aanbieden van rechten van een deelneming en voor het aanbieden van effecten met een waarde
hoger 50.000,- (per stuk) een vrijstelling op de Wet op het financieel toezicht. Zoals beschreven is
deze grens voor effecten Europees bepaald en voor beleggingsobjecten en deelnemingsrechten in
beleggingsfondsen gelijkgetrokken vanuit het beginsel van gelijke regelgeving voor gelijksoortige
producten. Bij afwijkende hoogten van vrijstelling bij concurrerende producten kunnen er namelijk
ongewenste effecten gaan optreden. Deze ongewenste effecten kunnen substitutie-effecten zijn, die
het gevolg zijn van de verschillende mogelijkheden om een investering vorm te geven. Gegeven de
steeds verdergaande harmonisatie van de Europese markten ligt het dan voor de hand om aansluiting
te blijven zoeken met de internationaal overeengekomen grens voor de vrijstellingen.
Wel ben ik bereid om in overleg te treden met de AFM over mogelijkheden van nadere vormvereisten
die in de Vrijstellingsregeling Wft zouden kunnen worden gesteld aan het voorschrift dat aanbieders
boven de 50.000 bij het aanbod en bij het in het vooruitzicht stellen van het aanbod duidelijk maken
dat zij niet onder de vergunningplicht vallen en dat geen toezicht wordt gehouden door de AFM.
7. Deelt u de mening, gegeven het feit dat het voor gedupeerden meestal onmogelijk is hun geld terug
te krijgen, dat voorkomen beter is dan genezen? Zo ja, deelt u de mening dat een telefonische hulplijn
waarin kennis uit de publieke en de private sector gebundeld wordt en waar mensen snel toegang toe
hebben en snel antwoord hebben, een goede maatregel is om in preventie te voorzien?
Voorkomen is zeker beter dan genezen, maar er is een bewuste keuze gemaakt om de AFM niet op
alle terreinen toezicht te laten houden. Vanuit eenzelfde gedachte in combinatie met de mogelijke
juridische aansprakelijkheid als gevolg ligt een publieke inbreng bij een hulplijn niet voor de hand.
Daar waar wel sprake is van toezicht, verleent de AFM over het algemeen een vergunning en houdt
doorlopend toezicht op naleving van de vergunningvereisten. Als er indicaties zijn dat de
vergunningvereisten niet worden nageleefd, kan men dat ook kenbaar maken bij de AFM. Over het
algemeen kan in de registers van de AFM worden gecontroleerd welke instellingen een vergunning
hebben verkregen. Consumenten kunnen daar navraag naar doen door contact te zoeken met het
`Meldpunt Financiële Markten' van de AFM. Ook geeft de consumentenwebsite van de AFM veel
praktische informatie voor de consument over sparen, lenen, beleggen en verzekeren. Maar de AFM
heeft geen directe rol als 'helpdesk voor beleggingsvragen'. Bij bedrog of een (ander) economisch
delict kan men aangifte doen bij het Openbaar Ministerie (OM). Gezien de onafhankelijkheid van het
OM ligt een 'helpdeskfunctie' echter ook voor het OM niet voor de hand. De sector kan bij de
informatieverschaffing natuurlijk wel een aanvulling vormen op het toezicht door de AFM en een eigen
'helpdesk' opzetten. Beleggers moeten zich echter bewust zijn van het feit dat ook een dergelijke
helpdesk niet alle wijsheid in pacht zal hebben. Nieuwe beleggingsobjecten of bestaande
beleggingsobjecten kunnen toch een ander dan verwacht risicoprofiel blijken te hebben dan eerder
algemeen aanvaardbaar werd geacht. Denk bijvoorbeeld ook aan de waardering van de
hypotheekportefeuilles in de VS. Belangrijk om te blijven onderstrepen is dan ook dat beleggers hoe
dan ook hun eigen verantwoordelijkheid blijven behouden. Tenslotte kan niet onvermeld blijven dat het
voor beleggers mogelijk is om gedegen advies te krijgen bij beleggingsadviseurs die in principe onder
toezicht staan. Het is relatief onervaren beleggers aan te raden advies in te winnen alvorens te
beleggen. Dit geldt des te meer als het effecten met een minimale inleg van 50.000,- betreft.
8. Bent u bereid om met de initiatiefnemers van het preventieplan "Helpdesk 113" te overleggen over
een dergelijke hulplijn?
Bij een eventueel overleg met de initiatiefnemers over een dergelijke hulplijn zal het antwoord op
vraag 7 zeker mede relevant blijken te zijn. Zoals vermeld bij mijn antwoorden van 5 juni op de vragen
van de leden Blanksma en Joldersma over een preventieplan tegen fraude zal er wel afstemming
moeten plaatsvinden met o.a. de AFM in het licht van het hierboven genoemde Meldpunt Financiële
Markten om te voorkomen dat er dubbel werk wordt gedaan.
1) De Telegraaf, 8 oktober 2007 resp. Het Financieel Dagblad, 26 september 2007.
2) Aanhangsel Handelingen nr. 1615, vergaderjaar 2006-2007
---- --
Ministerie van Financiën