Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

Directie Platteland

De Voorzitter van de Tweede Kamer

der Staten-Generaal


Postbus 20018

2500 EA 's-GRAVENHAGE

uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum


11 oktober 2007 07-LNV-B-82

DP. 2007/1042 29 oktober 2007

onderwerp bijlagen

Kamerbrief inzake Moties PlattelandsParlement

Geachte Voorzitter,

Naar aanleiding van uw verzoek om mijn reactie op de tijdens het op 6 oktober jl. gehouden PlattelandsParlement aangenomen moties, bericht ik u het volgende.

Zoals u weet, voel ik me betrokken bij dit bijzondere initiatief van het Netwerk Plattelandsontwikkeling, de Vereniging van Kleine Kernen en de KNHM, om via het PlattelandsParlement de stem vanuit de gebieden luid te laten klinken richting beleids- makers en politiek. Daarom wil ik vermelden dat de grote opkomst en actieve inbreng van plattelandsbewoners, -ondernemers en andere bij het platteland betrokken burgers bij dit tweede PlattelandsParlement me heeft getroffen.

Onderstaand geef ik u mijn eerste reactie op de daar ingediende moties.

Motie 1: Verbreding van het ILG met een sociaal-economische component

Zoals u weet, zijn in het kader van het Meerjaren Programma Agenda Vitaal Platteland via de uitvoeringscontracten van het ILG prestatieafspraken gemaakt met de provincies omtrent het realiseren van een aantal rijksbeleidsdoelen, tegen een vastgesteld budget. De rijksbudgetten hiervoor zijn gebundeld in het ILG. Het ILG beperkt zich tot het fysieke domein.
Wat betreft de sociaal-economische kracht van het platteland heeft LNV zowel de SER als het SCP gevraagd hiernaar onderzoek te doen. Beide organisaties stellen dat het platte- land in dit opzicht in zijn algemeenheid vitaal is. Het SCP stelt in de recente `Sociale Staat van het Platteland' publicatie "Het beste van twee werelden" dat plattelanders overwegend tevreden zijn met hun leefomgeving. Wel vormen de bereikbaarheid en beschikbaarheid van voorzieningen, voor bepaalde doel- groepen, een aandachtspunt. Daaraan zal ik in de door LNV uit te zetten onderzoeken de komende jaren dan ook specifiek aandacht laten besteden. De provincies en gemeenten zijn een belangrijke regisseur in het sociaal-economische domein. Hiervoor worden middelen ingezet, onder meer in het kader van de 3e en de 4e as van POP2.

Het is ook aan de provincies en gemeenten om te bepalen op welke wijze de verbinding kan en moet worden gemaakt tussen het "groene" en het sociaal-economische domein. De rol van LNV is vooral gericht op het faciliteren en ondersteunen van vernieuwende of inspirerende sociaal-economische initiatieven die op regionaal of lokaal niveau worden vormgegeven, alsmede van het toegankelijk maken en uitwisselen van de hiermee opgedane kennis, zoals bijvoorbeeld binnen het traject "Dichterbij de Kern".

In het kader van de monitoring van de voortgang van de uitvoering van de Agenda Vitaal Platteland houdt het Rijk voor alle beleidsdoelen de vinger aan de pols, onder meer via onderzoek en tussentijdse gesprekken met de provincies. Dit om te bepalen of ontwikke- lingen aanleiding geven tot bijstelling van beleidsdoelen, dan wel van de inzet van het Rijk. Voor het sociaal-economische domein gebeurt dit onder meer in het kader van het door het reeds genoemde SCP-traject rondom de Sociale Staat van het Platteland.

Uw Kamer heeft bij de Algemene Beschouwingen bij motie (Van Geel cs.) extra middelen gevoteerd ter versterking van regio's en kernen waar het voorzieningenniveau op gespannen voet komt te staan met de vitaliteit en leefbaarheid. Ik wil, samen met provincies als belangrijke regisseur voor het landelijk gebied, onderzoeken op welke manier deze gelden het meest betekenisvol kunnen worden ingezet.

Motie 2: Aan nieuw Rijksbeleid dient een plattelandstoets vooraf te gaan

Naar aanleiding van onder meer ervaringen uit Engeland, waar dit instrument (Rural Proofing) is geïntroduceerd, heeft het LEI een aantal maanden geleden van LNV de opdracht gekregen verkennend onderzoek te doen naar de eventuele mogelijkheden en meerwaarde van dit instrument voor de Nederlandse situatie. Op basis van de resultaten van dit onderzoek, alsmede van een aantal hierover te organiseren workshops met betrokkenen, zal ik bezien of een plattelandstoets een bruikbaar instrument is. Bij de beoordeling zal vanzelfsprekend ook de, tevens door uw Kamer geuite wens tot vermindering van de administratieve lastendruk, in overweging worden genomen.

Motie 3: Het erkennen van de bijzondere positie van de dorpshuizen in de nieuwe Horecawet

Onder de huidige Drank- en Horecawet wordt aan dorpshuizen over het algemeen een beperkte tapvergunning verleend. Dit in verband met mogelijke oneigenlijke concurrentie met lokaal aanwezige horeca (het principe van paracommercialisme). Momenteel wordt een herziening van de Drank- en Horecawet voorbereid. Ik ben bereid mijn collega van VWS te vragen hierbij aandacht te besteden aan de specifieke problematiek van de dorpshuizen.

Motie 4: Meer ruimte voor bewoners bij aanpak van overeengekomen doelen

Ik vind het van belang dat bewoners, ondernemers of andere initiatiefnemers in een gebied daadwerkelijk betrokken zijn bij het vormgeven van hun leefomgeving.

Daarom worden door LNV trajecten ondersteund zoals het PlattelandsParlement en "Voorlopers Gebiedsverantwoordelijkheid", alsmede trajecten met betrekking tot burgerparticipatie en de vormgeving van (nieuw) burgerschap. Het uitwisselen en toegankelijk maken van kennis en ervaringen rond dergelijke gebiedsprocessen is daarbij van groot belang.

Zoals u weet, is tussen Rijk en provincies in het kader van de WILG en het ILG afgesproken dat de primaire verantwoordelijkheid en regie voor de uitvoering van het plattelands- beleid bij de provincies ligt. Ik vertrouw erop dat zij, samen met gemeenten, vorm zullen geven aan burgerbetrokkenheid en -verantwoordelijkheid in gebiedsprocessen.

Motie 5: Het platteland als Piek in de Delta

Het centrale uitgangspunt in Pieken in de Delta is dat het kabinet gebiedsspecifieke economische ontwikkelingen van nationaal belang verder wil brengen, door deze ontwikkelingen te stimuleren en knelpunten weg te nemen. Bewust is hier gekozen voor een beperkt aantal grootschalige, (kennis)intensieve economische ontwikkelingen.

"Het platteland" bestaat niet; en kan in zichzelf dus geen Piek in de Delta zijn. Economische ontwikkelingen op het platteland kenmerken zich door veelvormigheid, en regiospecifieke kenmerken. Door provincies wordt dan ook vaak beleid gevoerd dat gericht is op versterking van de economische kwaliteiten en innovatiekracht in een bepaald gebied. Hiertoe maken ze onder andere gebruik van Structuurfondsen, Reconstructiegelden en het POP.

Vanuit het Rijk wordt bovendien aandacht besteed aan het versterken van innovatief en duurzaam ondernerschap: door het wegnemen van belemmeringen in regelgeving, het verminderen van de administratieve lastendruk, en een aantal stimuleringsregelingen. Tevens wordt ingezet op het ondersteunen met kennis; onder meer via de Groene kenniscoöperatie.

Motie 6: Geef aandacht aan de jeugd

Met de deelnemers aan het PlattelandsParlement ben ik van mening dat betrokkenheid van de jeugd bij platteland, natuur en voedsel van cruciaal belang is, ook met het oog op een sterk en vitaal platteland in de toekomst.
Voor mijn beleidsvoornemens in deze verwijs ik u naar mijn brief van 10 oktober jl. over de LNV-inzet Jeugd.

DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,

G. Verburg


---- --