Directie Landbouw
De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA 's-GRAVENHAGE
uw brief van uw kenmerk ons kenmerk datum
22 oktober 2007 2060723540
DL. 2007/2767
29 oktober 2007
onderwerp bijlagen
Antwoord Kamervragen inzake regelgeving konijnen
Geachte Voorzitter,
Hierbij doe ik u de antwoorden toekomen op de vragen van het lid Thieme (PvdD) over het
ontbreken van regelgeving en sancties voor het verwaarlozen van konijnen.
1
Kunt u aangeven op welke wijze en bij wie melding en aangifte gedaan kan worden tegen
de geconstateerde verwaarlozing van konijnen (en andere dieren)? Welke overheidsproce-
dure wordt gevolgd om de overtreding te constateren en eventueel te sanctioneren?
Aangifte van dierverwaarlozing kan gedaan worden bij de Algemene Inspectiedienst (AID)
of de Landelijke Inspectiedienst (LID) van de Dierenbescherming. De aangifte wordt door
één van de beide organisaties gecontroleerd. Indien er sprake is van verwaarlozing zal er
een proces-verbaal worden opgemaakt en kunnen de dieren in beslag worden genomen.
2
Kunt u aangeven of u deze werkwijze voldoende effectief vindt? Is deze werkwijze voldoen-
de bekend bij verontruste burgers die dieren actief willen beschermen? Zo ja, waar blijkt
dat uit? Zo neen, op welke wijze wilt u de meldingsmogelijkheden verbeteren en binnen
welke termijn?
Ja. Deze werkwijze is voldoende effectief en voldoende bekend bij de burgers. Dit blijkt
onder meer uit het jaarlijks stijgend aantal aangiften dat gedaan wordt bij zowel de AID
als de LID.
3
Kunt u aangeven wat het verschil is in regelgeving op het gebied van welzijn voor het hou-
den van konijnen door particulieren en door ondernemers? Op welke wijze misstanden,
verwaarlozing en mishandeling van konijnen kunnen worden opgespoord en bestraft?
Voor zowel particulieren als ondernemers is voor dierenmishandeling artikel 36 van de
Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en voor verwaarlozing van dieren artikel
37 Gwwd van toepassing. Artikel 122 Gwwd maakt echter wel onderscheid in de strafmaat.
Waar particulieren drie jaren gevangenisstraf kunnen krijgen of een geldboete van de
vierde categorie kan een ondernemer een gevangenisstraf krijgen van drie jaren of een
geldboete van de vijfde categorie.
Naast deze algemene wetsartikelen is op ondernemers de verordening welzijnsnormen
konijnen van toepassing, waarover u in antwoord op eerdere Kamervragen bent bericht
(Aanhangsel Handelingen II, 2006/07, nr. 1846). Deze verordening is van toepassing op
konijnen die worden gehouden voor de productie van nakomelingen die bestemd zijn
voor menselijke consumptie, of voor de productie voor konijnenvlees bestemd voor
menselijke consumptie.
4
Deelt u de mening dat er onvoldoende mogelijkheden zijn om konijnen die gehouden
worden voor vlees of bont te beschermen tegen mishandeling, verwaarlozing en misstan-
den zoals te kleine kooien? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo neen, bent u voornemens om
regelgeving ten aanzien van het welzijn van konijnen te ontwikkelen en binnen welke
termijn?
Nee. Er bestaan voldoende mogelijkheden om dieren ten algemene te beschermen tegen
mishandeling, verwaarlozing en misstanden. Zowel de artikelen 36 en 37 van de Gwwd als
het besluit welzijn productiedieren zijn hierop van toepassing. Daarnaast biedt de verorde-
ning welzijnsnormen konijnen voldoende waarborgen.
5
Deelt u de mening dat de eisen die worden gesteld door de sector zelf op het gebied van
minimale kooihoogte, verplichte schemerperiode en verrijking van de leefomgeving van
konijnen voldoende zijn om het welzijn van konijnen te waarborgen? Waaruit maakt u dat
op?
Deze normen zijn in samenwerking opgesteld met de dierenbescherming. Daarnaast is de
sector continue bezig met onderzoek naar mogelijkheden om het welzijn van de dieren te
verbeteren. Dit onderzoek wordt mede door mij financieel ondersteund. Daarnaast vraag
ik - zoals aangekondigd in de nota dierenwelzijn - WUR/ASG een analyse van de welzijns-
knelpunten te maken. Op basis daarvan zal ik op een later moment mijn ambities schetsen
en de Kamer hierover informeren.
6 en 7
Kunt u aangeven waar de verplichte jaarlijkse controle van konijnenhouders, voortvloei-
end uit de vrijwillige verordening welzijnsnormen, uit bestaat? Worden deze controles
door onafhankelijke instanties uitgevoerd? Zo ja, in hoeverre? Heeft u de indruk dat deze
controles toereikend zijn om het welzijn van commercieel gehouden konijnen te waar-
borgen? Waarop is deze indruk gebaseerd?
Kunt u aangeven of er wettelijke sanctiemogelijkheden zijn als konijnenhouders zich niet
houden aan de vrijwillige verordening welzijnsnormen konijnen? Vindt u deze voldoende?
Zo neen, waarom zijn er geen sancties? Bent u bereid die alsnog in te voeren?
De controle van de verordening vindt jaarlijks plaats door een door de voorzitter van het
productschap erkende onafhankelijke instantie. Indien wordt geconstateerd dat de konij-
nenhouder niet voldoet aan de verordening worden er tuchtrechtelijke maatregelen
getroffen. In het geval er tevens sprake is van mishandeling of verwaarlozing kunnen er
onder de artikelen 36 of 37 van de Gwwd maatregelen worden getroffen.
8
Is er wetenschappelijk onderzoek verricht naar de welzijnsbehoeften van konijnen? Wordt
met de vrijwillige verordening van de sector voldoende rekening gehouden met de wel-
zijnsbehoeften van konijnen? Zo ja, op welke wijze zijn de resultaten gebruikt en kunt u
deze aan de Kamer ter inzage geven? Zo neen, op basis waarvan concludeert u dat de
verordening van de sector `per direct een positief effect heeft op het welzijn van konijnen'?
Door de sector vindt in samenwerking met de Animal Science Groonderzoek plaats
naar welzijnsbehoeften van het konijn. Er is geen Europese regelgeving speciaal op het
gebied voor welzijn van konijnen. Hiervoor geldt alleen de algemene Richtlijn 98/85/EG
inzake bescherming van voor landbouwdoeleinden gehouden dieren. Elke extra regel-
geving op dit gebied heeft dan direct een positief effect op het welzijn van het konijn. Er is
onder andere een nestkast verplicht gesteld voor voedsters en zijn er huisvestingseisen
opgenomen.Ook de kooihoogte zal toenemen. Ik verwijs voorts naar de toelichting bij de
verordening.
DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN
VOEDSELKWALITEIT,
G. Verburg
Toelichting: deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van het lid Van
Velzen (SP), ingezonden 21 augustus 2007, (vraagnummer 2060723440)
---- --
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit