Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport



Antwoorden op kamervragen over gevaren Q-koorts voor mensen en dieren

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG

Ons kenmerk Inlichtingen bij Doorkiesnummer Den Haag PG-K-U-2798116 25 okt. 07 Onderwerp Bijlage(n) Uw brief Kamervragen 1 7 september 2007

Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, u de antwoorden op de vragen van kamerlid Thieme (PvdD) over de gevaren van Q-koorts voor mensen en dieren (2060724640).

De Minister van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport,

dr. A. Klink

Postbus 20350 Bezoekadres: Correspondentie uitsluitend Internetadres: 2500 EJ DEN HAAG Parnassusplein 5 richten aan het postadres www.minvws.nl Telefoon (070) 340 79 11 2511 VX DEN HAAG met vermelding van de Fax (070) 340 78 34 datum en het kenmerk van deze brief

Antwoorden op kamervragen van het kamerlid Thieme (PvdD ) over de gevaren van Q-koorts voor mensen en dieren.
(2060724640)


1
Kent u het bericht `Inwoners Herpen mogelijk ziek door geitenziekte' 1) en `Besmettelijke griep op helft veebedrijven'? 2)


1
Ja.


2
Kunt u aangeven op welke wijze verspreiding van de Q-koortsbacterie plaatsvindt, en in hoeverre diertransporten of de veehouderij daarin een rol spelen?


3
Kan Q-koorts zich doorgaans alleen verspreiden in veedichte gebieden? Of is externe verspreiding in gebieden waar nauwelijks veebedrijven voorkomen ook mogelijk?


2 en 3
Dieren worden besmet door de omgeving waarin de bacterie voorkomt (mest, zand, stof, etc). Daarnaast kunnen teken de ziekte van dier naar dier overdragen. Een dier kan met name bij lammeren of afkalven veel kiemen uitscheiden vooral als er zich problemen bij de geboorte voordoen (verwerpen, doodgeboren lammeren).

Herkauwers (schapen, geiten en koeien) zijn de belangrijkste bron van de ziekte voor de mens. Maar ook andere dieren zoals honden, katten, konijnen, duiven en andere vogels kunnen besmet zijn en zijn meerdere keren een bron van overdracht geweest naar de mens. Dieren kunnen besmettelijk zijn als zij de bacterie bij zich dragen en kunnen die dan met name rond en na de geboorte uitscheiden vooral als er sprake is geweest van een abortus die het gevolg was van een Q-koortsinfectie

De veehouderij speelt dus in zoverre een rol dat mensen een besmetting op kunnen lopen van herkauwers. Gezien de manier waarop de ziekte zich tussen bedrijven verspreidt kunnen diertransporten een rol spelen.

4
Welke maatregelen kunnen worden genomen om verspreiding van Q-koorts te voorkomen?

5
Bent u voornemens deze maatregelen te nemen? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet, en op basis waarvan meent u dat niet-handelen de volksgezondheid niet in gevaar brengt?

4 en 5
We hebben op dit moment nog geen instrumenten in handen om verspreiding onder dieren te voorkomen. Gezien het groot aantal diersoorten waarbij Q-koorts voor kan komen is ook niet te verwachten dat verspreiding in zijn geheel voorkomen zal kunnen worden. Op dit moment worden bedrijven waar Q-koorts is geconstateerd onderzocht om te kijken of er in

de bedrijfsvoering aanknopingspunten zijn te vinden om besmetting en verspreiding van Q- koorts onder dieren te kunnen verminderen.
Op dit moment kunnen geen algemene, doeltreffende maatregelen worden genomen.

6
Kunt u aangeven hoe de ziekte kan worden overgedragen van besmette dieren op mensen, terwijl deze mensen niet in direct contact zijn geweest met dieren?

6
De ziekte wordt meestal overgebracht naar de mens door besmet fijnstof dat wordt ingeademd. De bacterie kan lang (maanden tot jaren) overleven in stof of zand. Door verwaaiing kan de bacterie in de lucht komen. Ondanks dat er nog onduidelijkheden zijn over de overdracht van Q-koorts van dier op mens, is wel duidelijk dat hoe dichter men bij besmette dieren is geweest des te groter het (nog steeds kleine) risico op besmetting.

7
Kunt u aangeven in hoeverre het gevaar bestaat van de uitbraak van een epidemie? Welke maatregelen kunnen worden genomen om dit te voorkomen?

7
Q-koorts komt voor in heel Nederland. Contact met een dier uit een gebied waarvan bekend is dat dieren besmet zijn met Q-koorts kan een verhoogde kans op besmetting geven, maar het risico blijft klein. Mensen die veel met vee in aanraking komen, zoals veehouders, dierenartsen, slachthuispersoneel en laboratoriummedewerkers lopen het meeste risico op besmetting. Patiënten met een verminderde weerstand en zwangeren lopen meer risico om na besmetting ziek te worden. Overigens is mens-op-mens besmetting niet mogelijk.

Voor zover wij het nu kunnen inschatten, is er in de regio Brabant sprake geweest van een uitbraak in mei-juni ­ juli 2007, gevolgd door enkele meldingen in de maanden daarna. De uitbraak in Herpen (waar het grootste deel van de gevallen woont) lijkt te zijn gestopt, maar er komen wel incidenteel meldingen uit andere gebieden in Brabant. Er is dus sprake van een ongebruikelijke toename van het aantal gevallen van Q-koorts in de regio Brabant. In heel Brabant en de aangrenzende provincies zijn de huisartsen en ziekenhuizen geïnformeerd om snel de diagnose te kunnen stellen en te behandelen. Ook de GGD'en in de regio zijn alert. Bij ieder nieuw geval volgt bron- en contactonderzoek door de GGD waarbij vooral wordt gekeken naar contact met dieren en mogelijke beroepsblootstelling. Wanneer er uit het brononderzoek aanknopingspunten zijn voor verdenking richting een bepaald bedrijf, wordt de VWA (Voedsel en Waren Autoriteit) direct ingeschakeld.

8
Kunt u aangeven welke factoren en parameters worden meegenomen in het onderzoek van de Gezondheidsdienst naar de uitbraak van de Q-koorts en besmetting van bewoners? Op welke wijze zullen de resultaten door u worden gebruikt voor toekomstig beleid?

8
Momenteel wordt naar aanleiding van de uitbraak medisch onderzoek verricht door de Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst (GGD) Hart van Brabant en veterinair onderzoek door de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD). GGD en RIVM verrichten een bevolkingsonderzoek naar Q-koorts in en rond Herpen. Het onderzoek is er op gericht om risicofactoren en mogelijke bronnen te identificeren en de manier van overdracht van dieren naar mensen op te helderen. De gegevens worden geanalyseerd door het RIVM.

De GD verricht een nader onderzoek bij de bedrijven in zuidelijk Nederland, waar in 2006 en 2007 sprake was van Q-koorts die gepaard ging met klinische verschijnselen bij dieren. Het op elkaar afgestemde humane en veterinaire onderzoek is er op gericht om meer te weten te komen over de mogelijke bronnen en risicofactoren voor het oplopen van een infectie.
De GGD continueert in samenwerking met de VWA, bron- en contact opsporing en brengt aan de hand van een vragenlijst de risico's in kaart bij patiënten, waar nodig aangevuld door onderzoek bij dieren.

Wanneer de onderzoeken nieuwe inzichten opleveren worden deze uiteraard meegenomen bij het formuleren van beleid.

9
Kunt u aangeven hoeveel mensen in de afgelopen jaren zijn besmet met de Q- koortsbacterie? Heeft zich daarbij een significante stijging in het aantal gevallen of wijziging in virulentie voorgedaan? Zo ja, waaraan is die stijging van het aantal ziektegevallen toe te schrijven? Zo neen, beschouwt u de Q-koorts als stabiel of onder controle?

9
Jaarlijks worden gemiddeld vijf tot tien patiënten met Q-koorts gemeld bij de GGD'en. Dit jaar is er sprake van een aanzienlijke toename van gevallen in de provincie Noord-Brabant: 66 bevestigde gevallen en 24 vermoedelijke gevallen waar nog onderzoek naar loopt. In totaal zijn er in heel Nederland 82 patienten gemeld bij de GGD'en. De ongebruikelijke toename van Q-koorts lijkt over het hoogtepunt te zijn, maar er werden in augustus nieuwe gevallen gemeld; de situatie lijkt stabiel, maar de uitbraak is mogelijk nog niet afgelopen.

10
Deelt u de mening dat de omvang van de veehouderijsector in het dichtbevolkte Nederland steeds grotere risico's teweeg brengt voor de volksgezondheid? Zo ja, op welke wijze wilt u dit risico aanpakken en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en wat wijst erop dat uitbraken van dierziekten geen potentiële gevaren vormen voor de volksgezondheid?

10
Er zijn geen gevallen bekend waaruit blijkt dat de volksgezondheid grote risico's loopt door de omvang van de veehouderijsector in Nederland. De veterinaire infrastructuur in Nederland staat op hoog niveau, monitoring en surveillance zijn goed georganiseerd. Door een goede samenwerking tussen de veterinaire en de humane sector wordt ernaar gestreefd eventuele risico's voor de volksgezondheid tijdig te ontdekken en aan te pakken. Uitbraken van onder meer aviaire influenza zijn aanleiding om ook andere potentiële ziektedreigingen goed te blijven monitoren en om de samenwerking tussen de veterinaire en de humane sector te intensiveren.

11
Deelt u de mening dat de omvang van de veehouderijsector leidt tot een verhoogde kans op de uitbraak van besmettelijke dierziekten en daarmee het onnodig lijden en sterven van dieren? Zo ja, op welke wijze en binnen welke termijn wilt u het risico op uitbraken verkleinen? Zo neen, wat is volgens u de reden voor de toename in het aantal uitbraken van (nieuwe) dierziekten?

11
De oorzaak van de toename in het aantal uitbraken van (nieuwe) dierziekten kent een aantal oorzaken. Geconstateerd moet worden dat in de laatste decennia het proces van industrialisatie heeft geleid tot klimaatveranderingen. Daarbij verschuiven de grenzen van de habitats voor verschillende dierziekten en vectoren richting de polen waardoor de kans op insleep uit (sub)tropische landen toeneemt. Daarbij kunnen de ziektekiemen ook gebruik maken van vectoren (m.n. insecten) voor hun verplaatsing. Ook heeft de wereldwijde handel in levende dieren en dierlijke producten de afgelopen decennia een grote groei doorgemaakt. Al deze ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat Nederland kwetsbaar is voor uitbraken van nieuwe ziekten. Het tijdig signaleren van (nieuwe) dierziekten door middel van risicogebaseerde monitoringsprogramma's is daarom van groot belang.

12
Deelt u de mening dat in Nederland de mogelijkheden voor het (intensief) houden van vee ophouden daar waar de gevaren voor de volksgezondheid beginnen? Zo ja, op welke wijze wilt u deze insteek in uw beleid tot uitdrukking laten komen en binnen welke termijn? Zo neen, waarom niet en hoeveel risico mag de volksgezondheid lopen voordat een start wordt gemaakt met een ander beleid ten aanzien van het bestaansrecht van de (intensieve) veehouderij in haar huidige vorm?

12
De toename van het aantal uitbraken van (nieuwe) dierziekten zoals beschreven in vraag 11, kan ook een bedreiging vormen voor de volksgezondheid. Sommige ziekten kunnen de sprong van dier naar mens maken. Voorbeelden hiervan uit de afgelopen jaren zijn de variant van Creutzfeld-Jacob veroorzaakt door BSE en vogelgriep. In sommige gevallen kunnen ziekten zich verder ontwikkelen en overdraagbaar worden van mens op mens. Zo werd de wereld in 2003 opgeschrikt door SARS (Severe Acute Respiratory Syndrome) en bestaat op dit moment als gevolg van het aanhoudende vogelgriepvirus H5N1, angst voor een grieppandemie. Het is dan ook van groot belang om dierziekten goed te monitoren. Early warning en respons van opduikende zoönosen (dierziekten die overdraagbaar zijn van dier op mens) moeten op een adequate wijze zijn ingericht en dienen goed gecoordineerd te verlopen. Inmiddels is opdracht gegeven aan een breed consortium om te komen tot een prioritering van opduikende zoönosen.

De recente uitbraak in Herpen van Q-koorts onder mensen is op dit moment geen aanleiding om het bestaansrecht van de intensieve veehouderij in Nederland ter discussie te stellen. Wel toont Q-koorts aan dat goede monitoring in de veterinaire wereld ook van groot belang is voor de volksgezondheid en dat samenwerking tussen de veterinaire en de humane sector essentieel is.


1) http://www.omroepbrabant.nl/news.aspx?id=86431
2) Leeuwarder Courant, 29 augustus 2007


---- --