Universiteit van Tilburg

17 oktober 2007

'Laat succesvolle allochtonen rolmodel zijn'

Promotie Artwell Cain over sociale mobiliteit allochtonen

Leden van etnische minderheden in Nederland bereiken steeds vaker een leidinggevende functie. Een van de belangrijkste factoren daarbij is hun drijfveer om meer te willen bereiken dan hun ouders of vrienden en kennissen. Dat concludeert Artwell Cain in het proefschrift dat hij op 26 oktober verdedigt aan de Universiteit van Tilburg. Niettemin wordt de sociale mobiliteit van allochtone werknemers nog steeds afgeremd, onder andere doordat hun sociale netwerk zich binnen de eigen etnische groep bevindt.

Artwell Cain onderzocht hoe leden van etnische minderheidsgroepen managementfuncties bereiken in de sectoren onderwijs, welzijn, gezondheidszorg en overheid. Hij verrichtte 55 case studies van zowel allochtone als autochtone werknemers in managementposities. Een van de opvallendste bevindingen is dat managers van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst ondanks verschillende uitgangsposities uiteindelijk dezelfde positie bereiken. Turken en Marokkanen zijn doorgaans afkomstig uit een lage sociale klasse en Surinamers en Antillianen uit de middenklasse. Maar allen worden door hun ouders gestimuleerd om te gaan studeren. Bovendien delen ze de krachtige motivatie om meer te willen bereiken dan hun ouders of 'peer group'. Opleiding, talent, motivatie en hard werken staan echter niet garant voor een gemakkelijke doorstroming naar managementposities. Hoewel de ondervraagden discriminatie niet noemen als belemmerende factor (zij hebben het per slot van rekening een managementpositie bereikt), erkennen zij het bestaan daarvan wel. Daarom denken ze dat andere allochtonen baat zouden hebben bij diversiteitsbeleid. Volgens Cain is een van de belangrijkste belemmerende factoren dat allochtonen hun sociale netwerk vooral binnen de eigen etnische groep hebben, terwijl hun werkomgeving voornamelijk autochtoon is. Het netwerk sluit hen uit.

Rolmodellen
Cain bepleit een personeelsbeleid op basis van kennis uit onderzoek en praktijk, dat meer gericht is op diversiteit, training en het excelleren van talenten van allochtone werknemers. Het delen van ervaringen door succesvolle allochtonen zou ook effect sorteren. Nu er steeds meer rolmodellen komen in hogere functies, kunnen zij anderen stimuleren en daarmee ook het negatieve imago van minderheden verbeteren. Tevens zouden leidinggevenden zich moeten realiseren dat het stimuleren van allochtone werknemers ten goede komt aan de resultaten van de organisatie.

Artwell Cain (1952, Saint Vincent & the Grenadines), studeerde Culturele antropologie aan de Universiteit Utrecht. Na de afronding van zijn studie in 1989 werkte hij als onderzoeker bij Stichting Studia Interethnica. Vervolgens was hij directeur van de Stichting Welzijnsbevordering Antillianen te Rotterdam en werkte hij twee jaar als manager innovatie en strategie in een commercieel adviesbureau. Sinds 2002 heeft hij een eigen management en adviesbureau, Ace Advies, dat gespecialiseerd is in management en diversiteit. Cain voerde zijn promotieonderzoek uit in het kader van de promotiekamer van Stichting Vorming Multicultureel Kader.