Algemene vragen
Waarom is er een toetsingskader gemaakt voor veehouderijen en Natura
2000?
Het Toetsingskader ammoniak en Natura 2000 is opgesteld voor veehouders
en bevoegd gezag (gemeenten en provincies). Het is een handreiking die
duidelijkheid biedt voor veehouderijbedrijven in of nabij Natura 2000
gebieden. Tot op heden vernietigde de Raad van State veel vergunningen en
was niet duidelijk op welke manier toetsing van veehouderijbedrijven in of
nabij Natura 2000 gebieden moest gebeuren.
Het Toetsingskader bepaalt de spelregels die gelden bij aanpassing - meestal
uitbreiding - van veehouderijbedrijven. Gemeenten en provincies gebruiken
deze regels bij het verlenen van een milieuvergunning of een
natuurbeschermingswetvergunning.
Bij wie moet ik zijn voor vragen over de mileu- en/of
natuurbeschermingswetvergunning
Bijna alle veehouderijbedrijven hebben een milieuvergunning nodig van de
gemeente. Als een vergunning gewijzigd wordt of oprichting plaatsvindt, is
het goed om in het contact tussen bedrijf en gemeente te bekijken of een
Natura 2000 gebied mogelijk consequenties heeft voor de mogelijkheden van
de wijziging / oprichting.
De gemeente bekijkt of dit in de (gemeentelijke) milieuvergunning of
(provinciale) natuurbeschermingswetvergunning geregeld moet worden. Dit is
afhankelijk van de status van het gebied.
Bij de Natura 2000 gebieden zijn 3 soorten (delen van) gebieden te
onderscheiden, (de kaarten van de Natura 2000 gebieden kunnen worden
geraadpleegd op de website van het ministerie van LNV. Ook zijn de
geografische GIS-bestanden op aanvraag beschikbaar bij het LNV-loket. Deze
GIS-bestanden worden ook samen met het verspreidingsmodel op een cd-rom
toegestuurd aan gemeenten en provincies.
De overzichtskaart met de betreffende Natura 2000-gebieden is te vinden op
www.minlnv.nl/natura2000
1. Een Habitatrichtlijngebied of een deel daarvan dat geen onderdeel
is van een Vogelrichtlijngebied of Beschermd natuurmonument,
2. Een gebied dat bestaat uit Habitatrichtlijngebied dat tevens
Vogelrichtlijngebied en/of Beschermd natuurmonument is of
3. Een gebied dat bestaat uit Vogelrichtlijngebied en/of Beschermd
natuurmonument maar geen Habitatrichtlijngebied is.
Voor de laatste 2 soorten gebieden, voert de provincie als bevoegd gezag voor
de Natuurbeschermingswet de officiële toetsing uit. Voor de eerste soort
gebieden voert de gemeente als bevoegd gezag voor de Wet milieubeheer in
bepaalde gevallen de toetsing uit.
Hoe moet een gemeente omgaan met de toetsing van
Habitatrichtlijngebieden die niet overlappen met Vogelrichtlijngebieden of
Beschermde Natuurmonumenten?
Voor deze gebieden (zoals beschreven bij gebiedsoort 1 in de vorige vraag)
geldt de Natuurbeschermingswet 1998 vooralsnog niet (omdat deze gebieden
nog niet formeel zijn aangewezen). Gemeenten kunnen echter bij hun
vergunningverlening op grond van de Wet milieubeheer wijzen op
rechtstreekse werking van de Habitatrichtlijn. Gemeenten kunnen alleen
worden verplicht het toetsingskader toe te passen als er door een
belanghebbende een zienswijze wordt ingebracht tegen de milieuvergunning
of als er beroep wordt aangetekend. Echter, gemeenten kunnen
vergunningaanvragers wel adviseren het toetsingskader toe te passen.
Immers: als de vergunning moet worden verleend terwijl dat op grond van het
toetsingskader niet zou kunnen, loopt de veehouder het risico dat behalve de
milieuvergunning later (wanneer de Natuurbeschermingswet 1998 wel geldt
voor dit gebied) ook een Natuurbeschermingwetvergunning nodig is en deze
niet wordt verleend. De uitbreiding kan dan alsnog niet plaatsvinden.
Waar kan ik de grenzen van de gebieden vinden?
Voor de gebieden waarvan al ontwerp-aanwijzingsbesluiten zijn gepubliceerd
moet uit worden gegaan van de begrenzing van de Habitatrichtlijngebieden
op de bij deze ontwerpbesluiten behorende kaarten. Zie
www.minlnv.nl/natura2000, gebiedendatabase. Dit betreft ten eerste de
gebieden die op de kaart "Natura2000-gebieden in Nederland,
ontwerpbesluiten 1e tranche" in groen of geel zijn aangeduid.
Ook van zeven gebieden in het Waddengebied zijn in mei 2007 ontwerpaanwijzingsbesluiten
gepubliceerd (Waddenzee, Duinen en lage Land Texel,
Duinen Vlieland, Duinen Terschelling, Duinen Ameland, Duinen
Schiermonnikoog en Noordzeekustzone vanaf de grens met Duitsland tot aan
Petten). Naar verwachting zullen in de tweede helft van 2007 nog meer
gebieden in procedure worden gebracht.
Uit een recente uitspraak van de Raad van State (200607725/1) volgt dat
rekening moet worden gehouden met de in de ontwerp-aanwijzingsbesluiten
opgenomen begrenzing.
Kaarten van de overige Habitatrichtlijngebieden kunnen worden
geraadpleegd middels de Gebiedendatabase (met zoekfunctie):
www.minlnv.nl/natura2000, gebiedendatabase. De snelkoppeling naar de
kaarten van het Habitatrichtlijngebied is te vinden onder het kopje
"Documenten" onderaan de webpagina van het betreffende gebied.
Wat is de status van het toetsingskader?
Het toetsingskader bepaalt de spelregels die gelden bij aanpassing - meestal
uitbreiding - van veehouderijbedrijven. Het toetsingskader is de invulling van
het criterium of er significante effecten te verwachten zijn op de Natura 2000
gebieden wat betreft ammoniak bij veehouderijen. Een precieze
onderbouwing vindt u in het document "Wetenschappelijke en juridische
inbedding toetsingskader ammoniak en Natura 2000". Het toetsingskader
vloeit voort uit de bestuurlijke overleggen tussen de minister van LNV,
provincies, gemeenten en LTO. In het bestuurlijk overleg is afgesproken dat
gemeenten en provincies deze regels bij de beoordeling van aanvraag voor
een milieuvergunning of natuurbeschermingswetvergunning zullen
gebruiken. De minister zal de juridisch belangrijke aspecten van het
toetsingskader ook in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB)
vastleggen. Naar verwachting zal deze AmvB begin 2008 in werking kunnen
treden.
Vanaf welke afstand van een gebied gelden Natura 2000 en de
Natuurbeschermingswet niet meer en is het toetsingskader niet meer van
toepassing voor een veehouderijbedrijf?
Het toetsingskader geldt voor alle veehouderijbedrijven die invloed kunnen
hebben op de natuurwaarden in een Natura 2000 gebied. Natuurlijk geldt hoe
groter de afstand van het veehouderijbedrijf tot zo'n gebied en hoe kleiner de
ammoniakemissie, hoe kleiner de invloed zal zijn. Hiervoor zijn echter geen
harde (afstands-)criteria te geven. Bij twijfel biedt het verspreidingsmodel
uitkomst over de depositie.
Tot wanneer geldt het toetsingskader?
Het toetsingskader is bedoeld voor de periode totdat de beheerplannen voor
de Natura 2000 gebieden zijn vastgesteld. Een beheerplan moet klaar zijn
binnen 3 jaar na definitieve aanwijzing van het Natura 2000 gebied. Het
toetsingskader is uitgangspunt bij het opstellen van die beheerplannen. In de
beheerplannen wordt per gebied afgesproken via welke weg en specifieke
maatregelen de uiteindelijke instandhoudingsdoelstellingen bereikt worden.
Een van de aspecten die hierbij een rol spelen, is ammoniak.
Hoe werkt het verspreidingsmodel?
Op de cd-rom staat een handleiding die ingaat op hoe het model werkt. Heeft
u vragen over het invullen van het rekenmodel? Of werkt de cd-rom niet
goed? Kijkt u dan eerst of uw vraag wordt beantwoord of uw probleem wordt
opgelost met de technische vragen en antwoorden hieronder. Komt u er toch
niet uit? Neem dan contact op met Het LNV-Loket op werkdagen van 8.30 tot
16.30uur. U kunt ook een e-mail sturen met het contactformulier op
www.minlnv.nl/loket onder Contact.
Vragen techniek en gebruik
Wat is een ammoniakgevoelige locatie?
Voor het model moet worden uitgegaan van de locatie die op de rand van het
nabijgelegen natuurgebied ligt. Voor zo'n locatie kan de ammoniakdepositie
worden berekend (zie handleiding 2.2.2). De exacte ligging van deze locatie
moet worden ingevoerd met Amersfoortse x- en y-coördinaten.
Wanneer moet ik een ammoniakgevoelige locatie invoeren?
Het ammoniakdepositiemodel is een instrument om te bepalen of de
ammoniakdepositie van een veehouderijbedrijf na uitbreiding niet hoger is
dan vijf procent van de kritische depositiewaarde. Om snel een indruk te
krijgen of het veehouderijbedrijf de drempelwaarde van vijf procent niet
overschrijdt, volstaat het maken van een berekening waarbij de uitkomst een
'illustratie' is met daarop de contouren van de verschillende berekende
deposities.
Als de contour van de drempelwaarde van vijf procent in de buurt ligt van de
rand van het nabijgelegen natuurgebied, dan moet aanvullend een
berekening worden gemaakt op de ammoniakgevoelige locatie.
Hoe bepaal ik of de uitkomst van de berekening onder de drempelwaarde
van 5% van de kritische depositie blijft?
U zoekt de lijst met meest kritische depositiewaarden per habitatgebied op.
Deze zijn te vinden op: http://www.minlnv.nl/natura2000 - Toetsingskader
ammoniak voor agrarische bedrijven - aanbieding Toetsingskader ammoniak
en Natura 2000. U neemt de kritische depositiewaarde van het betreffende
gebied. Deze kritische depositiewaarde vermenigvuldigt u met 5%. Hiermee
heeft u de drempelwaarde uitgerekend.
U vergelijkt nu de berekende drempelwaarde met de uitkomst van de
berekeningen van Aagro-Stacks. Op basis hiervan vervolgt u het
Toetsingskader ammoniak en Natura 2000.
Voorbeeldberekening: bereken drempelwaarde
Uw bedrijf bevindt zich in de buurt van het habitatgebied "Bennekomse
Meent". Dit gebied heeft een kritische depositiewaarde van 729 mol N per
hectare per jaar. De drempelwaarde is 729 x 0,05 = 36,35 mol N per hectare per
jaar.
Na elke berekening wordt mijn vorige berekening overschreven. Kan ik dat
voorkomen? Het oorspronkelijke bronbestand wordt steeds overschreven.
Wilt u deze gegevens bewaren dan dient u na elke berekening het programma
te sluiten, in Windows verkenner het betreffende .dat bestand te kopiëren en
op te slaan onder een andere naam. Als u het bestand dan weer wilt openen,
dient u het betreffende .dat bestand weer te vervangen door dit bestand.
Is het uitwisselen van *.dat bestanden tussen V-Stacks vergunning en
AAgro-Stacks mogelijk?
Nee, uitwisseling tussen die bestanden is niet mogelijk. De benodigde
gegevens van V-Stacks vergunning kunnen niet automatisch worden gebruikt
als invoer voor AAgro-Stacks. De gegevens voor AAgro-Stacks moeten apart
ingevoerd worden.
Draait AAgro-Stacks op Windows Vista?
Bij het gebruik van AAgro-Stacks op een computer met Windows Vista kunnen
problemen optreden. We adviseren u daarom Windows XP te gebruiken.
Welk GIS-programma moet ik gebruiken voor het visualiseren van de
uitkomst van de berekeneningen (garfiek / diagram) of het gebruik van het
bestand "gridpoints2300.dat"?
Het formaat van het bestand "gridpoints2300.dat" is zo algemeen mogelijk
gehouden, waardoor in principe ieder GIS-programma geschikt zou moeten
zijn.
Ik krijg een bepaalde foutmelding. Wat betekent dat en hoe kan het
worden opgelost?
De meest voorkomende foutmeldingen hebben te maken met het draaien van
het rekenmodel op een netwerkomgeving. Het programma is ook niet zonder
meer geschikt om via een netwerk te draaien. Als de bestanden op de juiste
manier zijn opgeslagen en u heeft voldoende lees- en schrijfrechten op de
schijf van het netwerk waar het is opgeslagen, zou het moeten werken.
Overigens is het wel aan te raden om het rekenmodel op een stand-alone
computer te draaien.
Mogelijke foutmeldingen bij het werken met AAgro-Stacks in het menu
Berekenen:
* unable to open requested file
* file not open (...) attempting to acces a record from...
* onvolledig ruwheidsbestand X: 123800 y: 386300
* simulatie niet goed beëindigd, controleer uw instellingen en begin
opnieuw: code 3
Oorzaken van deze foutmeldingen kunnen zijn:
1. U werkt rechtstreeks van de Cd-rom.
De bestanden kunnen daarom niet overschreven worden. De oplossing is om
het programma te installeren op uw computer, let dan ook op de
aandachtspunten bij de volgende oorzaken.
2. U werkt in een (citrix)netwerkomgeving
Het programma is bedoeld om gebruikt te worden op een stand-alone
computer zodat ook een veehouder er gemakkelijk zelf mee kan werken. Het
is niet zonder meer geschikt om via een netwerk te draaien. De oorzaak van
de foutmelding is de wijze van het opslaan van bestanden en de schrijfrechten
binnen de netwerkomgeving. Het is in sommige gevallen mogelijk om het
programma wel op een netwerk te laten draaien maar dan moet uw
systeembeheerder een aantal instellingen wijzigen (Zie 2a en 2b). Deze
oplossingen zijn echter op eigen risico! Wij raden aan om het programma op
een stand-alone computer of laptop te installeren.
2a. Windows beveiligingsinstellingen verhinderen de benodigde registratie van
een bestand. Om dit op te lossen dient het TTFI6.ocx bestand geregistreerd te
worden:
o Ga naar Start (links onder) en dan naar uitvoeren (of RUN afhankelijk
van de ingestelde taal binnen Windows).
o Druk op Bladeren (of Browse). Zoek (met Alle bestanden / All files) de
OCX op:
o In dit voorbeeld staat het programma op de c: schijf onder program
files
* "C:\Program Files\AAgro-Stacks\Bin\TTFI6.ocx"
o Zet dan VOOR de bovenstaande tekst REGSVR32. Dan komt er dus te
staan:
o REGSVR32 "C:\Program Files\AAgro-Stacks-Vergunning\Bin\TTFI6.ocx"
o Let op de spatie tussen REGSVR32 en de quotes.
o Druk op OK. Er wordt een dialoog zichtbaar waarin staat of dat is
gelukt.
2b.De rechten van de programma bestanden zijn ingesteld op read-only.
Hierdoor is het niet mogelijk is om de door u ingevoerde gegevens naar een
nieuwe grafische afbeelding weg te schrijven. In dat geval dient u of uw
systeembeheerder de rechten aan te passen van de .tps bestanden die in de
bin- directory van het programma staan. Selecteer de bestanden en druk op de
rechtermuisknop, kies eigenschappen en verwijder het vinkje bij "alleenlezen".
Kijk ook bij eigenschappen onder het tabblad beveiligingen of er daar
ook volledige schrijfrechten bij de gebruikers staan en laat dit indien nodig
aanpassen.
Vragen emissiepunt
Welk punt moet als emissiepunt worden gehanteerd bij meerdere
ventilatoren. Is het emissiepunt het geometrisch gemiddelde van de stal
of het geometrisch gemiddelde van de ventilatoren? Hoe bepaal ik de
diameter van de uitstroomopening?
Het geometrisch gemiddelde van de emissiepunten wordt aangemerkt als
punt waar de ammoniak uit het dierenverblijf treedt of wordt gebracht. Het
gaat dus niet het geometrisch gemiddelde van de stal, maar van de
emissiepunten. De ventilatoren zijn de emissiepunten (zie figuur).
Als sprake is van een centraal emissiepunt met meerdere ventilatoren in
de uitstroomopening dan wordt de totale diameter berekend. De totale
diameter wordt berekend door alle oppervlaktes bij elkaar op te tellen en dan
een fictieve diameter te berekenen (zie voorbeeldberekening). Als in
de uitstroomopening één ventilator is geplaatst, dan wordt de diameter van
die ventilator gebruikt. Als sprake is van een centraal emissiepunt, maar
zonder ventilatoren in de uitstroomopening dan wordt de binnendiameter van
de uitstroomopening gebruikt.
Voorbeeldberekening: totale diameter bij centraal emissiepunt
Er zijn 9 ventilatoren met een diameter van 0,82 m (straal r = 0,41 m). Van deze
9 ventilatoren moet de totale diameter worden berekend aan de hand van het
totale doorstroomoppervlak van de ventilatoren. Oppervlakte van 1 ventilator
= (ð x r2) = ð x 0,412 = 0,53 m2. Het oppervlak van 9 ventilatoren is 9 x 0,53 m2 =
4,75 m2. Voor het berekenen van de straal van het totaal van de 9 ventilatoren
volg je de omgekeerde rekenwijze: 4,75 m2 = ð x r2. Hieruit volgt dat r = 1,23 m,
dus de diameter = 2,46 m.
Een stal, waarbij sprake is van één dierenverblijf, heeft meerdere centraal
gelegen emissiepunten. Welk punt moet als emissiepunt worden
gehanteerd?
Als er sprake is van twee of meer centrale emissiepunten per stal, dan moeten
de punten apart beschouwd worden. De punten worden als aparte bron
ingevoerd. Per emissiepunt moet worden bepaald wat de ammoniakemissie
is: de lucht van welk deel van de stal (aantal dieren) wordt via het ene centrale
emissiepunt afgevoerd en van welk deel van de stal via het andere
emissiepunt.
Let op: mogelijk is sprake van meerdere verspreid liggende ventilatoren en
niet van meerdere centraal gelegen emissiepunten.
Een stal is opgedeeld in meerdere dierverblijven met eigen
emissiepunten. Moet ik nu toch één emissiepunt aanhouden?
Nee. Als een stal bestaat uit meerdere dierverblijven en sprake is van een
duidelijke afscheiding tussen die verblijven, niet alleen fysiek via een
afscheidingswand maar ook met een gescheiden ventilatiesysteem, dan
worden deze dierverblijven beschouwd als aparte bronnen met elk een eigen
emissiepunt en ammoniakemissie.
Wat is de hoogte van het emissiepunt bij een ventilator in de zijgevel met
horizontale uitstroming (zonder windkap). Is dit het midden of de
onderkant van de ventilator?
Voor de bepaling van de hoogte van het emissiepunt wordt uitgegaan van het
midden van deze ventilator ten opzichte van het maaiveld. Dit komt overeen
met het middelpunt van de luchtstroom en daarmee de geur zoals deze zich
bij benadering in werkelijkheid zal verspreiden.
Wat is de hoogte van het emissiepunt indien de stal op een helling staat?
Voor de bepaling van de hoogte van het emissiepunt is de
afstand ten opzichte van het maaiveld loodrecht onder het emissiepunt
bepalend.
Hoe bepaal ik de diameter van de uitstroomopening in geval van een
centraal emissiepunt met een luchtwasser?
Als de ventilatoren vóór de luchtwasser zijn geplaatst, wordt de diameter van
de uitlaatopening gebruikt. Als de ventilatoren zijn geplaatst na de
luchtwasser, dan moet de fictieve totale diameter van de ventilatoren worden
berekend.
Voor de bepaling van de diameter van de uitstroomopening van
meerdere verspreid liggende ventilatoren wordt de gemiddelde diameter
berekend. Bij een centraal emissiepunt wordt de totale diameter berekend.
Wat is de achterliggende gedachte bij deze verschillende wijze van
berekening?
Als bij de verspreid liggende ventilatoren zou worden uitgegaan van de totale
diameter, gaat AAgro-Stacks ervan uit dat alle ammoniak vanuit één grote
kolom opstijgt en dit is niet het geval. Dit is wel het geval bij een centraal
emissiepunt.
Vragen uittreesnelheid
Wat moet worden ingevuld bij de uittreesnelheid?
In AAgro-Stacks moet de uittreesnelheid worden ingevoerd. De
uittreesnelheid is een standaardwaarde, behalve indien sprake is van een
centraal emissiepunt en verticale uitstroming (zie onderstaande tabel). In dat
geval moet de uittreesnelheid worden berekend.
wijze ventilatie horizontale
uitstroming
verticale uitstroming
natuurlijk geventileerd 0,4 m/s 0,4 m/s
verspreidliggende
ventilatoren
0,4 m/s 4,0 m/s
centraal emissiepunt 0,4 m/s 0,4 - 10 m/s
(berekenen)
Ik heb een centraal emissiepunt en een uittreesnelheid van meer dan 10,0
m/s. Wat moet ik invoeren?
Als uit de aangeleverde gegevens of uit uw berekeningen blijkt dat de
gemiddelde uittreesnelheid hoger dan 10 m/s is, dan adviseren wij om toch 10
m/s aan te houden. De gemiddelde uittreesnelheid is namelijk gebaseerd op
standaard ventilatienormen en dit zijn gemiddelde waarden. De feitelijke
maximale uittreesnelheid zal dus nog hoger zijn dan 10 m/s en dat is niet
aannemelijk. Bij waarden van 10 m/s of meer is het van belang om te
controleren of de gebruikte gegevens kloppen en overeenkomen met de
feitelijke situatie. Mogelijk is in de aanvraag de uittreesnelheid vermeld die
gebaseerd is op maximale ventilatienormen, in plaats van gemiddelde
normen. Of is het werkelijk aantal ventilatoren groter dan in de aanvraag is
vermeld. Het aantal en de oppervlakte van ventilatoren speelden vroeger geen
enkele rol in de vergunningverlening. Nu zijn deze gegevens wel van belang
aangezien de gemiddelde diameter van de ventilatoren een groot effect heeft
op de uittreesnelheid en daarmee de verspreiding van de geur. Hoe kleiner de
diameter, hoe hoger de verticale uittreesnelheid en hoe gunstiger in het
algemeen de verspreiding vanuit het bedrijf gezien. Alleen met een goede
onderbouwing (inclusief technisch rapport) in de aanvraag, kan een hogere
uittreesnelheid worden toegepast.
Hoe bereken ik de uittreesnelheid bij een centraal emissiepunt met
verticale uitstroming?
De uittreesnelheid (m/s) is de ventilatiecapaciteit (m3/s) gedeeld door
het oppervlak van de ventilator(en) (m2). De ventilatiecapaciteit wordt bepaald
door het aantal dieren x de standaardventilatienorm (zie hieronder). Er is ook
een voorbeeldberekening toegevoegd.
Voorbeeldberekening: berekenen uittreesnelheid
De diameter van de luchtwasser van een stal voor 2.345 vleesvarkens is 2,46 m.
Vervolgens moet de uittreesnelheid worden berekend aan de hand van het
oppervlak van de ventilatoren (ð x r2 = 4,75 m2) en de ventilatiecapaciteit van
het aantal vleesvarkens. Per vleesvarken bedraagt de benodigde
ventilatiecapaciteit 31 m3 lucht per uur. De totale benodigde
ventilatiecapaciteit is : 2.345 x 31 m3 lucht per uur = 72.695 m3 lucht per uur.
Dit is 20,19 m3 lucht per seconde. De uittreesnelheid is 20,19 m3 per seconde /
4,75 m2 = 4,25 m/s.
Wat is de uittreesnelheid bij ventilatoren met een regenkap?
De wijze van uitstroming is bepalend. Als het regen- of stofkappen betreft die
verticale uitstroming belemmeren, is altijd sprake van horizontale
uitstroming. Hierbij moet voor de uittreesnelheid de factor 0,4 m/s worden
gebruikt.
Voor verspreid liggende ventilatoren geldt een standaard uittreesnelheid
van 4,0 m/s. Bij sommige ventilatiesystemen wordt de ventilatie geregeld
door één of meerdere ventilatoren aan of uit te zetten. Bij 100% vermogen
is de uittreesnelheid veel hoger dan 4,0 m/s. Is dit een reden om
gemotiveerd af te wijken van de standaard uittreesnelheid?
Uitgangspunt voor de uittreesnelheid is de gemiddelde situatie. De factor
van 4,0 m/s is gebaseerd op een gemiddelde situatie. Afwijken van deze norm
is alleen mogelijk met een goede onderbouwing. De aanvrager moet dan
aantonen dat zijn gemiddelde uittreesnelheid lager of hoger is dan de
standaardfactor (bijvoorbeeld registratiegegevens per ventilator over
gebruiksduur en ingesteld vermogen).
Vragen ventilatienormen
De ventilatienorm is alleen relevant bij een centraal emissiepunt!
Welke standaard ventilatienormen gelden voor vleeskalveren en voor
opfokzeugen?
o Voor witvleeskalveren geldt een ventilatienorm van 100 m3/dier/uur.
o Voor rosévleeskalveren geldt vanwege het hogere aflevergewicht een
ventilatienorm van 150 m3/dier/uur.
o Voor opfokzeugen kunnen de ventilatienormen gelijk gesteld worden
aan de ventilatienorm voor vleesvarkens, dit is 31 m3/dier/uur.
Waar zijn de standaard ventilatienormen op gebaseerd? Is het mogelijk
om hier van af te wijken?
De waarden die hierboven genoemd worden in paragraaf 2.2 zijn
representatieve gemiddelde waarden, waarbij rekening is gehouden met
onder andere de groeifasen met bijbehorende ventilatiebehoefte en de pieken
en dalen van seizoensinvloeden. Alleen goed onderbouwd kan van de
standaard ventilatienormen worden afgeweken.
De standaardventilatienormen wijken af van de normen van het
Klimaatplatform. Welke normen moet ik gebruiken?
De standaardventilatienormen moeten gebruikt worden. De waarden van
het Klimaatplatform zijn minimum- en maximumwaarden gespecificeerd naar
de leeftijdsklassen van dieren. De standaardventilatienormen zijn gemiddelde
waarden, waarbij rekening is gehouden met onder andere de groeifasen
met bijbehorende ventilatiebehoefte en de pieken en dalen van
seizoensinvloeden. Alleen goed onderbouwd kan van de
standaardventilatienormen worden afgeweken.
Moeten de standaard ventilatienormen ook worden gehanteerd bij
luchtwassers?
In het dimensioneringsrapport dat bij een luchtwasser hoort, wordt uitgegaan
van de maximale ventilatiecapaciteit (zie stalbeschrijving op www.infomil.nl).
Het luchtkanaal en de luchtwasser zijn gedimensioneerd op de maximale
ventilatiebehoefte. Voor het bepalen van de uittreesnelheid moet gerekend
worden met de gemiddelde ventilatiebehoefte en niet met de maximale
ventilatiebehoefte.
De standaardventilatienormen zijn gemiddelde waarden, waarbij rekening is
gehouden met onder andere de groeifasen met bijbehorende
ventilatiebehoefte en de pieken en dalen van seizoensinvloeden. De
standaardventilatienormen moeten gebruikt worden voor het berekenen van
de uittreesnelheid. Alleen goed onderbouwd kan van de
standaardventilatienormen worden afgeweken.
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit