boormonsters
Dichtheidsbepaling maïs- en
graskuilen met boormonsters
25 okt 2007
Onderdeel: Animal Sciences Group
In 2006 heeft de Animal Sciences Group (ASG) van Wageningen UR en Blgg
een onderzoek uitgevoerd naar de mogelijkheden van het bepalen van de
kuildichtheid met behulp van boormonsters. De reden daarvoor is dat
Blgg voerhoeveelheden (kilogrammen drogestof) schatte op basis van een
tabel uit het Handboek Melkveehouderij. De juistheid van deze cijfers
stond sterk ter discussie omdat deze tabel circa 20 jaar geleden is
opgesteld.
Voor het berekenen van de bedrijfsspecifieke excretie moeten
veehouders voervoorraden vastleggen. Met name een foutieve inschatting
van de hoeveelheid maïskuil leidt direct tot grote afwijkingen in de
berekende excretie. Op basis van conclusies van het onderzoek wat ASG
heeft uitgevoerd, is het bemonsteringsprotocol voor ruwvoeders van de
Handreiking bedrijfsspecifieke excretie inmiddels bijgesteld. Voor
maïskuilen en graskuilen lijkt een gemiddelde bijstelling van de
tabelnormen naar boven van resp. 20 en 10% gerechtvaardigd.
Bij zowel maïs- als graskuilen was de variatie in dichtheden van de
boormonsters binnen de kuilen vrij groot. Hieruit kunnen we
concluderen dat de dichtheid van snijmaïskuilen en graskuilen
onvoldoende nauwkeurig kan worden gemeten met boormonsters. Er zijn
duidelijke aanwijzingen dat de verschillen in dichtheden tussen kuilen
groter zijn dan de maximale verschillen binnen de tabelnormen.
Rapport 64 âDichtheidsbepaling maïs- en graskuilen met boormonstersâ
kunt u hier bekijken.
Contact
Herman van Schooten
herman.vanschooten@wur.nl