Raad van State
Zaaknummer: 200706608/2
Publicatie datum: woensdag 24 oktober 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 3 - Hoger Beroep - Overige
---
Datum uitspraak: 24 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op het verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) hangende
het hoger beroep van:
1. de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden,
gevestigd te Leiden,
2. de Regionale Brandweer en Geneeskundige Hulpverlening bij
Ongevallen en Rampen Hollands Midden, gevestigd te Leiden,
verzoekers,
tegen de uitspraak in zaak nos. AWB 07/2310 en 07/3534 van de
voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage van 30 juli 2007
in het geding tussen:
verzoekers
en
het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.
1. Procesverloop
Bij besluit van 8 februari 2007 heeft het college van gedeputeerde
staten van Zuid-Holland (hierna: het college) aan Ambulance Service
Nederland (hierna: ASN) vergunning verleend voor het verrichten van
buitenlandvervoer onder de in de beschikking vermelde beperkingen en
voorschriften.
Bij uitspraak van 30 juli 2007, verzonden op 31 juli 2007, heeft de
voorzieningenrechter van de rechtbank 's-Gravenhage de daartegen door
de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden, de
Regionale Brandweer en Geneeskundige Hulpverlening bij Ongevallen en
Rampen Hollands Midden (hierna: verzoekers) ingestelde beroepen
ongegrond verklaard.
Tegen deze uitspraak hebben verzoekers bij brief van 11 september
2007, bij de Raad van State ingekomen op 13 september 2007 hoger
beroep ingesteld.
Bij dezelfde brief hebben verzoekers de Voorzitter tevens verzocht een
voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2007,
waar verzoekers, vertegenwoordigd door mr. F.P. van Galen, advocaat te
Leiden, het college, vertegenwoordigd door drs. E. Boonstra, ambtenaar
van de provincie, en ASN, vertegenwoordigd door mr. F. Bonefaas,
advocaat te Leiden, en , zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 6:16 van de Algemene wet bestuursrecht geldt
als hoofdregel dat besluiten uitvoerbaar zijn, ook als daartegen een
rechtsmiddel is aangevoerd. Dat uitgangspunt geldt nog sterker indien
een tegen een besluit ingesteld beroep door de eerste rechter
ongegrond is verklaard, zoals in deze zaak.
2.2. De Voorzitter stelt voorop dat de door verzoekers opgeworpen
vragen uitleg vergen van artikel 10 van de Wet ambulancevervoer,
hetgeen in de bodemprocedure zal dienen te geschieden omdat de
voorlopige voorzieningenprocedure zich minder goed leent voor
beantwoording van deze vragen. Ten aanzien van de vraag of in
afwachting van de bodemprocedure aanleiding bestaat tot het treffen
van de gevraagde voorlopige voorziening, die ertoe strekt dat de aan
ASN verleende vergunning wordt geschorst totdat op het hoger beroep
van verzoekers is beslist, wordt tegen de achtergrond van het onder
2.1. uiteengezette uitgangspunt als volgt overwogen.
2.3. Verzoekers voeren aan dat zij belang hebben bij toewijzing van de
gevraagde voorlopige voorziening omdat ASN, indien uitvoering wordt
gegeven aan de vergunning, rechtstreeks concurreert met de Regionale
Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden die daardoor schade
zal lijden in de vorm van omzetderving. Voorts moeten kosten worden
gemaakt alvorens het praktisch mogelijk is uitvoering te geven aan de
vergunning, welke kosten als de vergunning niet in stand zal blijven,
voor niets zullen zijn gemaakt. Ook vrezen verzoekers dat de
uitvoering van de vergunning de kwaliteit van het ambulancevervoer
niet ten goede komt omdat ASN de enige vervoerder is die geen deel
uitmaakt van de Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands
Midden, zodat er geen waarborg is dat optimaal zal worden
samengewerkt.
2.3.1. Ter zitting hebben verzoekers desgevraagd bevestigd dat de
Regionale Dienst Openbare Gezondheidszorg Hollands Midden slechts een
zeer beperkt aantal ritten buitenlandvervoer uitvoert. Daarom is het
door verzoekers gestelde concurrentiebelang naar het oordeel van de
Voorzitter niet van dien aard dat de bodemprocedure niet kan worden
afgewacht. Hetzelfde geldt voor het door verzoekers gestelde over het
maken van kosten. Indien ASN investeringen doet om tot uitvoering van
de vergunning over te kunnen gaan voordat de vergunning in rechte
onaantastbaar is, doet zij dat immers voor eigen risico. Wat betreft
de door de centrale post te maken kosten wordt overwogen dat deze
voortvloeien uit de wettelijke taak van de post en dat verzoekers niet
aannemelijk hebben gemaakt dat zij hierdoor onevenredig in hun belang
worden getroffen. Ook valt voorshands niet in te zien dat de centrale
post en ASN als professionele partijen niet goed zullen kunnen
samenwerken. Onder deze omstandigheden bestaat er onvoldoende
spoedeisend belang om het verzoek tot schorsing van de vergunning te
honoreren. De Voorzitter zal het verzoek dan ook afwijzen. Wel
bestaat, gelet op de wederzijdse belangen, aanleiding de behandeling
van de bodemprocedure te bespoedigen. De Voorzitter zal bevorderen,
dat partijen worden uitgenodigd voor een zitting in de maand januari
2008.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. M.J.M. Mathot, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Mathot
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 oktober 2007
413.