Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

logoocw

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Postbus 20018

2500 EA Den Haag

Den Haag Ons kenmerk Uw brief van 23 oktober 2007 COM/CM/2007/39558

Onderwerp
Onderwijsmeter 2007

Hierbij bied ik u de Onderwijsmeter 2007 aan. De Onderwijsmeter is het verslag van het jaarlijkse onderzoek dat het ministerie van OCW laat uitvoeren naar de opinies van Nederlanders in het algemeen en ouders van schoolgaande kinderen in het bijzonder. Hoe denken zij over het onderwijs en de leraren? Waarover maken zij zich zorgen? En wat gaat er goed in het onderwijs?

In de Onderwijsmeter zijn alle onderwijssectoren vertegenwoordigd, van het primair tot aan het hoger onderwijs. Er hebben in totaal 2017 respondenten meegedaan aan het onderzoek. Het veldwerk vond plaats tussen 12 maart en 14 april 2007.

Belangrijkste bevindingen
De Onderwijsmeter 2007 maakt duidelijk dat ouders en Nederlanders1 het onderwijs verschillend beoordelen. Ouders met kinderen in het basis- en voorgezet onderwijs zijn over het algemeen tevreden over het onderwijs, zij oordelen vanuit hun directe ervaring met het onderwijs van hun kinderen. Zij geven de kwaliteit van de school van hun eigen kinderen respectievelijk een 7,8 en een 7,4. Net als vorige jaren beoordelen ouders de kwaliteit van de school en leraren van hun eigen kinderen hoger dan Nederlanders. De Nederlanders, die minder direct betrokken bij het onderwijs zijn, zijn in hun oordeel over het onderwijs doorgaans kritischer, de cijfers schommelen rond de zes. Het oordeel van Nederlanders over het onderwijs en de leraren is de afgelopen jaren telkens gedaald.


1 De respondenten van het opinieonderzoek De onderwijsmeter 2007 zijn verdeeld over verschillende groepen. Ouders geven een oordeel over het onderwijs (primair en voortgezet onderwijs) van hun kinderen, zij oordelen vanuit hun directe ervaring met het onderwijs. Verder is er een groep `Nederlanders' die hun oordeel geven over een onderwijssector in zijn algemeenheid (van primair tot aan wetenschappelijk onderwijs).

Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl E

blad 2/4

De Onderwijsmeter 2007 laat ook zien dat de respondenten dezelfde zorgen hebben over het onderwijs als het kabinet. Zo zijn ouders in het basisonderwijs in vergelijking met vorig jaar minder tevreden over de aandacht voor reken- en taalvaardigheid op de basisschool. En volgens ouders met kinderen in het voortgezet onderwijs zijn lesuitval en het dreigende lerarentekort de grootste problemen. Deze en andere zorgpunten ondersteunen de ambitie van het kabinet om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren en de positie van de leraar te versterken. In het vervolg van deze brief ga ik in op de uitkomsten van de Onderwijsmeter 2007 op deze terreinen.

Kwaliteit Primair Onderwijs

Taal en rekenen
Uit de Onderwijsmeter 2007 blijkt dat de tevredenheid over de aandacht voor basisvaardigheden (lezen, schrijven, rekenen) op de basisschool over de hele linie is afgenomen. De grote meerderheid (71%) van ouders met kinderen op de basisschool is overigens nog wel tevreden. De overige Nederlanders zijn daar kritischer over. Van hen is slechts een kwart tevreden over de aandacht voor taal- en rekenvaardigheid in het basisonderwijs.

De verbetering van de taal- en rekenvaardigheid in het primair onderwijs staat hoog op de agenda van het kabinet. Samen met de scholen stelt het ministerie van OCW de Kwaliteitsagenda PO op, waarin dit onderwerp een prominente plaats krijgt. In samenwerking met de sector, met name ook met leraren, wordt vastgelegd wat leerlingen aan het einde van de basisschool moeten kennen en kunnen als het gaat om taal en rekenen. Dit gebeurt op basis van het advies van de Expertgroep Rekenen en Taal. Twee onderwerpen staan daarbij centraal: 'zichtbare verbeteringen in taal en rekenen' en 'scholen en leraren leren van elkaar'. De Kwaliteitsagenda PO wordt vóór de komende begrotingsbehandeling gepresenteerd.

Kwaliteit voortgezet onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs

Onderwijstijd/lesuitval:
Lesuitval staat in de zorgpuntenlijsten bovenaan in alle sectoren, behalve het primair onderwijs. We zagen dit zorgpunt vorig jaar al aanzienlijk groeien in het voortgezet onderwijs en mbo. In deze sectoren, maar ook in het hoger onderwijs vormen lesuitval en de uiteindelijk geboden onderwijstijd verreweg de grootste zorgpunten. Bijna de helft van de ouders in het voortgezet onderwijs zegt dat hun kind minimaal een keer per week geconfronteerd wordt met lesuitval. Deze maand nog ontvangt de Tweede Kamer het inspectierapport over de naleving van de wettelijke voorschriften voor het voortgezet onderwijs en het mbo. Dit rapport zal vergezeld gaan van een beleidsreactie.

Taal en rekenen
"Wat leerlingen moeten kennen en kunnen aan het einde van hun leerloopbaan zal duidelijk worden vastgelegd, evenals de maatschappelijke doelen van het onderwijs". Dat staat in het Coalitieakkoord, en het blijkt goed aan te sluiten bij de wensen van ouders. In het voortgezet onderwijs zijn deze

blad 3/4

namelijk in vergelijking met voorgaande jaren minder tevreden over de aandacht voor feitenkennis in het onderwijs; 46% vindt de aandacht voldoende. Nederlanders waren overigens al langer kritisch op dit punt.

Ook het kabinet wil dat scholen in het voortgezet onderwijs meer aandacht schenken aan feitenkennis. Zo moeten de prestaties van leerlingen vmbo, havo en vwo op de basisvaardigheden op het terrein van rekenen / wiskunde en (Nederlandse) taal omhoog. Om scholen daarbij te helpen en om betere doorlopende leerlijnen voor rekenen en taal te realiseren, is dit jaar de Expertgroep Rekenen en Taal geïnstalleerd. Deze Expertgroep zal voor verschillende `referentiepunten' in de onderwijsloopbaan van jongeren (van primair tot en met hoger onderwijs) beschrijven welke kennis en vaardigheden jongeren nodig hebben voor rekenen en taal, en op welk niveau. De Expertgroep zal rond de jaarwisseling zijn advies uitbrengen. Dit advies moet direct praktisch toepasbaar zijn op schoolniveau. Het ministerie bespreekt met de sector voortgezet onderwijs ook de kwaliteit van het onderwijs. Het doel is om te komen tot een gezamenlijke kwaliteitsagenda VO. Versterken van rekenen en taal is daarbij een van de onderwerpen (ddorlopende leerlijnen rekenen en taal PO/VO/BVE).

VMBO/MBO
De afgelopen jaren zijn Nederlanders kritischer geworden over het vmbo en het mbo. We zien dit terug in de dalende rapportcijfers. Verder vinden steeds minder Nederlanders dat het vmbo een goede basis biedt voor een vervolgopleiding. En ook de waardering van Nederlanders voor het mbo daalt. Het kabinet ziet beroepsonderwijs als de basis voor een goed functionerende arbeidsmarkt. De vraag naar mbo'ers blijft groeien en de mbo-opleidingen steken er veel energie in om deelnemers op een hoger niveau af te leveren voor de arbeidsmarkt. Van de deelnemers die in 2006 hun mbo-diploma hebben afgerond, had 95% binnen een half jaar werk of volgde een nieuwe opleiding.

Het ministerie wil de kwaliteit van het vmbo verbeteren door:
· betere integrale afstemming van de onderwijsinhoudelijke programma's vmbo en mbo bevorderen;
· extra inzet op de pedagogisch didactische aanpak om verschillen tussen vmbo en mbo te verkleinen respectievelijk te verwijderen;

· meer maatwerkopties om zwakkere leerlingen te bieden;
· afstemming competentiegerichte aanpak in het vmbo met die in het mbo versterken;
· mogelijkheden te creeren om de bovenstaande punten op te nemen in een project geintegreerd vmbo/mbo;

· de maatregelen die uitgewerkt zijn in de notitie "Aanval op de uitval".

Het ministerie wil de kwaliteit van het mbo verbeteren door:
· extra inzet op de professionalisering van de docenten in het mbo;
· extra inzet op de professionalisering van de praktijkbegeleiders in de leerbedrijven;
· een zorgvuldige invoering van het competentiegericht onderwijs in het mbo;
· een doorlopende leerlijn voor de gehele onderwijskolom (PO,VO,BVE), hiermee wordt een verbetering van het niveau van rekenen en taal bewerkstelligd.

blad 4/4

Leraarschap en lerarenbeleid

Uit de Onderwijsmeter 2007 blijkt dat de waardering voor het leraarschap in alle sectoren achteruit gaat. Vooral ouders van kinderen in het voortgezet onderwijs noemen het lerarentekort en de kwaliteit van leraren vaker als grote zorgpunten dan in 2006. Meer carrièreperspectief is volgens alle respondenten de belangrijkste maatregel om het tekort aan leraren tegen te gaan.

Het kabinet wil de leraar zijn centrale plaats in het onderwijsproces teruggeven. Op 12 september heeft de Commissie Leraren, onder leiding van de heer A. Rinnooy Kan, het advies uitgebracht over de aanpak van het lerarentekort en over de verbetering van de kwaliteit van de leraar. De commissie heeft geconstateerd dat er binnen afzienbare tijd een groot tekort zal ontstaan aan kwalitatief goede leraren. Daarnaast deelt de Commissie de zorg van de Nederlandse burger over de kwaliteit van het onderwijs. De kern van het advies is dat het leraarschap structureel versterkt moet worden door te voorzien in een betere beloning, een sterker beroep en een professionelere school.

Het kabinet gaat het advies in grote lijnen uitvoeren. Over enkele weken zal het actieplan onderwijspersoneel, de beleidsreactie op het advies van deze Commissie, aangeboden worden aan de Tweede Kamer.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Dr. Ronald H.A. Plasterk