Raad van State
Zaaknummer: 200705212/2
Publicatie datum: dinsdag 23 oktober 2007
Tegen: het college van burgemeester en wethouders van Rucphen
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 2 - Milieu - Vee en andere dieren
---
200705212/2.
Datum uitspraak: 23 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
1. , wonend te ,
2. , wonend te ,
3. , wonend te ,
en
het college van burgemeester en wethouders van Rucphen,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 29 mei 2007 heeft verweerder aan
een revisievergunning als bedoeld in artikel 8.4, eerste lid, van de
Wet milieubeheer verleend voor een varkenshouderij, gelegen aan de
te . Dit besluit is op 14 juni 2007 ter inzage
gelegd.
Tegen dit besluit hebben verzoeker sub 1 bij brief van 23 juli 2007,
bij de Raad van State ingekomen op 25 juli 2007, verzoeker sub 2 bij
brief van 23 juli 2007, bij de Raad van State ingekomen op 25 juli
2007, en verzoeker sub 3 bij brief van 21 juli 2007, bij de Raad van
State ingekomen op 25 juli 2007, beroep ingesteld.
Bij dezelfde brieven als waarmee beroep is ingesteld hebben verzoekers
de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 11 oktober 2007,
waar verzoekers , in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door
A.J.J.P. Schrauwen, ambtenaar van de gemeente, en R. van Diepen,
medewerker van de Regionale Milieudienst West-Brabant, zijn
verschenen.
Voorts is vergunninghoudster, vertegenwoordigd door , als
partij gehoord.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. Voor de uitbreiding van de inrichting met een stal is een
bouwvergunning vereist, welke blijkens het verhandelde ter zitting nog
niet is verleend. Voorts is gebleken dat de procedure tot verlening
van de voor de uitbreiding benodigde vrijstelling als bedoeld in
artikel 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening nog moet worden
gevolgd. Het is dan ook niet aannemelijk dat de bouwvergunning binnen
korte tijd zal worden verleend. Nu het bestreden besluit ingevolge
artikel 20.8 van de Wet milieubeheer eerst in werking treedt nadat de
bouwvergunning is verleend, is de Voorzitter van oordeel dat met het
verzoek geen spoedeisend belang is gemoeid.
2.3. De Voorzitter wijst de verzoeken om het treffen van een
voorlopige voorziening af.
2.4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst de verzoeken af.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, als
Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. D. van Leeuwen, ambtenaar van
Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Van Leeuwen
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 23 oktober 2007
373-517