SGP


19 - 10 - 07 | Kritische vragen n.a.v. het bericht dat embryoâs ter adoptie kunnen worden afgestaan.

Schriftelijke vragen van het lid Van der Staaij aan de minister van Justitie en de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over het afstaan van embryoâs ter adoptie

19 oktober 2007


1 Hebt u kennis genomen van het bericht dat in de afgelopen jaren in Nederland diverse keren embryoâs die zijn overgebleven na een reageerbuisbevruchting zijn afgestaan aan anderen dan de natuurlijke ouders?


2 Is het juist dat het binnen Nederland wettelijk mogelijk is om embryoâs af te staan? Welke rechtsregels zijn op deze situatie van toepassing? Wat is uw oordeel over deze mogelijkheid?


3 Is er bij de onder meer door het Medisch Centrum Kinderwens aan te bieden mogelijkheid sprake van de ruimte die gegeven wordt in artikel 8 van de Embryowet om een embryo ter beschikking te stellen ten behoeve van de zwangerschap van een ander?


4 Wat is in dit verband de precieze status van de in het tweede lid van artikel 8 Embryowet genoemde schriftelijke terbeschikkingstelling? Staat deze mogelijkheid gelijk aan het doen van afstand van het betrokken embryo?


5 Is er bij het afstaan van embryoâs in juridische zin (tevens) sprake van adoptie door de ontvangende ouders? In hoeverre zijn de artikelen
1:227 e.v. van het Burgerlijk Wetboek op deze situatie van toepassing? Is er hierbij â mede in het licht van artikel 1:2 BW - nog verschil tussen de situatie vóór en na de geboorte?


6 Is vóór de geboorte van het kind het effect van de schriftelijke terbeschikkingstelling gelijk aan de juridische gevolgen van adoptie?


7 Is na de geboorte van het kind dat voortkomt uit het ter beschikking gestelde embryo nog sprake van een juridische, familierechtelijke band tussen de natuurlijke ouders en het kind of is er automatisch sprake van een familierechtelijke betrekking tussen het kind en degenen die het embryo hebben ontvangen, vergelijkbaar met artikel 1:229 BW?


8 Maakt het voor de toepasselijkheid van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting uit of er sprake is van afzonderlijke donatie van zaad- en eicellen of van een embryo? Is de conclusie juist dat deze wet niet van toepassing is op het embryo dat door de natuurlijke ouders ter beschikking gesteld is ten behoeve van de zwangerschap van een ander, omdat er geen sprake is van donatie van zaad- of eicellen?


9 Is de consequentie van bevestigende beantwoording van de voorgaande vraag dat er in het geval van de terbeschikkingstelling van een embryo geen registratie op grond van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting verplicht is en dat de donoren daarom volledig anoniem kunnen zijn? Zijn er andere mogelijkheden om embryodonoren toch te verplichten hun identiteit bekend te maken, zodat volledig anonieme terbeschikkingstelling wettelijk onmogelijk is of wordt?


10 Bent u voornemens om het regime van de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting van overeenkomstige toepassing te verklaren?


11 In hoeverre wordt bij de ter beschikkingstelling van het embryo ook uitdrukkelijk rekening gehouden met de belangen van het kind? Waarom is de afweging van de belangen van het kind in de Embryowet niet uitdrukkelijk meegenomen? Bent u van plan richtlijnen te (laten) ontwikkelen om het belang van het kind uitdrukkelijk te betrekken in de overwegingen?


12 Bent u van mening dat het huidige wettelijke kader voldoende sluitend is vormgegeven, zodat de ter beschikkingstelling van embryoâs met zodanige waarborgen is omgegeven, dat het belang van het kind maximaal wordt meegewogen?

Kritische vragen n.a.v. het bericht dat embryoâs ter adoptie kunnen worden afgestaan.