Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk SV/V&G/2007/32785, Doorkiesnummer SV/V&G/2007/32788 Datum 23 oktober 2007 Onderwerp Kamervragen van de leden Omtzigt en Cörüz en
Kamervragen van de leden Wilders, Agema en Van
Dijck

Hierbij zend ik u, mede namens de minister van Jeugd en Gezin, de antwoorden op de Kamervragen van de leden Omzigt en Cörüz (CDA) en de antwoorden op de Kamervragen van de leden Wilders, Agema en Van Dijck (PVV). Beide sets Kamervragen hebben betrekking op de situatie van een AOW-gerechtigde vrouw die de zorg draagt voor haar drie kleinkinderen.

De Staatssecretaris van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(A. Aboutaleb)

2070801120
Vragen van de leden Omtzigt en Cörüz (beiden CDA) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Jeugd en Gezin over een vrouw die de voogdij heeft over 3 kleinkinderen. (Ingezonden 2 oktober 2007)


1
Deelt u de mening dat het van een oma, wiens dochter is overleden, een grote inspanning vraagt om haar drie kleinkinderen helemaal alleen op te voeden?1

Antwoord: Ja. Mevrouw Boom heeft een zware taak op zich heeft genomen. Ik heb hier veel respect en waardering voor.


2

Ons kenmerk SV/V&G/2007/32785, SV/V&G/2007/32788

Op welke financiële tegemoetkomingen heeft zij recht voor het opvoeden van haar kleinkinderen?

Antwoord: Het is aan de SVB, de gemeente en Bureau Jeugdzorg om te bepalen op welke financiële tegemoetkomingen mevrouw recht heeft. In zijn algemeenheid gelden de volgende regelingen in situaties zoals deze mevrouw:

· AOW-pensioen ter hoogte van 90% WML, ten bedrage van 1101,52 netto. Dit is inclusief de AOW-tegemoetkoming ten bedrage van 13,82 en vakantietoeslag.
· Kinderbijslag voor de kinderen, aangezien zij deze kinderen onderhoudt en opvoedt als waren het haar eigen kinderen. In dit geval (drie kinderen van 14 jaar) bedraagt de kinderbijslag 3 maal 316,82 = 950,46 per kwartaal, dit is omgerekend 316.82 per maand.

In totaal ontvangt een mevrouw in dergelijke situaties (AOW+AKW): 1418,34 per maand.

De betrokkene heeft mogelijk ook recht op onderstaande aanvullende financiële regelingen:
· Fiscale Kinderkorting. Het verzamelinkomen mag dan niet hoger zijn dan 45.309,-. De hoogte van de kinderkorting hangt af van het inkomen en bedraagt voor 65-plussers maximaal 440 per jaar. Als deze mevrouw weinig belasting betaald, treedt de verzilveringsproblematiek op. Deze wordt opgelost met de invoering van de Wet op het kindgebonden budget die is beoogd in te gaan op 1 januari 2008. Anders dan de hoogte van de kinderkorting is de hoogte van het kindgebonden budget niet gekoppeld aan de premieplicht voor de volksverzekeringen, zodat 65-plussers in 2008 maximaal 994 euro per huishouden aan kindgebonden budget kunnen ontvangen.
· Tegemoetkoming voor de schoolkosten op grond van de Wet tegemoetkoming Onderwijsbijdrage en Schoolkosten (WTOS). Deze regeling geldt voor kinderen tot 18 jaar. De hoogte van de tegemoetkoming is afhankelijk van een aantal factoren zoals: het inkomen van de ouders, het aantal kinderen in het gezin en het soort onderwijs.
· (wellicht hogere) Huurtoeslag. Door de inwoning van de kinderen is een meerpersoonshuishouden is ontstaan dit kan effect hebben op de hoogte van de huurtoeslag.

· Bijzondere bijstand. Wanneer deze persoon vanwege bijzondere omstandigheden noodzakelijke kosten moet maken die zij zelf naar draagkracht niet kan betalen, kan de gemeente bijzondere bijstand verlenen. De gemeente kan bijvoorbeeld schoolkosten, een wasmachine of woninginrichting vergoeden. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de bijzondere bijstand ligt bij de afzonderlijke gemeenten, waarbij gekeken wort naar de totale financiële situatie van het huishouden.


3
Als zij pleegouder geweest zou zijn van haar drie kleinkinderen, op welke middelen zou zijn dan recht gehad hebben?


---

Ons kenmerk SV/V&G/2007/32785, SV/V&G/2007/32788

Antwoord: Voor een alleenstaande pleegouder met AOW met drie pleegkinderen in de zin van de Wet op de jeugdzorg, gelden onderstaande vergoedingen.


· AOW-pensioen ter hoogte van 70% van het WML, dit is 915,12 netto. Dit is inclusief de AOW-tegemoetkoming van 13,82 en de vakantieuitkering.
· Pleegvergoeding. Dit omvat een vast basisbedrag (afhankelijk van de leeftijd van het pleegkind) en een eventuele toeslag. Met ingang van 1 januari 2007 is de maximumtoeslag verhoogd naar 3,- per kind per dag. Deze toeslag kan bovenop het basisbedrag worden verleend als er sprake is van één van de drie in de Regeling pleegzorg vermelde situaties. Dit betreft crisis, grote pleeggezinnen en/of handicap. In de voorliggende casus zou deze persoon met 3 kinderen in de leeftijd van 14 jaar, bij plaatsing vanuit BJZ vanuit de indicatie pleegzorg, recht hebben op een basisbedrag van 3 x 492 = 1476 per maand. Deze persoon zou vanwege het feit dat ze 3 kinderen verzorgt, daarnaast recht hebben op een toeslag van 1 (toeslag gaat in vanaf derde pleegkind) x 3 per dag x 30 = 90 per maand. In totaal zou de pleegvergoeding van deze persoon voor deze kinderen daarmee uitkomen op 1476 + 90 = 1566 per maand.

In totaal ontvangt deze persoon uit deze casus per maand (AOW + Pleegzorgvergoeding): 2481,12

Omdat de pleegzorgvergoeding in beginsel kostendekkend is bestaat er geen recht op:
· Kinderbijslag. Voor Kinderbijslag moet gelden dat de kinderen worden verzorgd en onderhouden als waren het eigen kinderen. Aangezien voor deze kinderen een pleegzorgvergoeding wordt ontvangen uit hoofde van de Wet op de Jeugdzorg en deze pleegzorgvergoeding een onkostenvergoeding is voor het verzorgen van kinderen, is hiervan in deze casus geen sprake.

· Een-ouder AOW-pensioen ter hoogte van 90% van het WML. Aangezien de kosten van de pleegkinderen volledig worden vergoed via de pleegzorgvergoeding vindt er geen verhoging plaats van het alleenstaande AOW-pensioen (70% van het WML) naar het de een-ouder AOW-pensioen (90% van het WML).

Voor een mevrouw in een dergelijke situatie zou er recht kunnen zijn op andere aanvullende financiële regelingen. Kortheidshalve verwijs ik naar de beantwoording hieromtrent bij vraag 2.


4
Hoe verklaart u het verschil tussen deze bedragen?

Antwoord: Zie beantwoording bij vraag 5.


---

Ons kenmerk SV/V&G/2007/32785, SV/V&G/2007/32788


5
Komt zij, nu zij genoodzaakt was te kiezen voor de voogdij vanwege de huisvesting, niet in aanmerking voor de pleegzorgvergoedingen? Acht u dit wenselijk en kan zij alsnog in aanmerking komen voor pleegzorg (achtige) vergoedingen?

Er is een fundamenteel verschil tussen voogdijschap en pleegouderschap. Dit verschil heeft consequenties voor de mate waarin en uit hoofde waarvan men financiële tegemoetkomingen kan krijgen in de kosten van kinderen.

Bij een voogdijschap gaat het om het volgende:

· Er bestaat een gezagsrelatie tussen de (volwassen; ondergrens 18 jaar, geen bovengrens in leeftijd) voogd en een minderjarige. Het is in feite hetzelfde als het gezag van ouders. Alleen: wanneer de gezagsdrager niet de ouder is, wordt deze 'voogd' genoemd.

· Net als voor ouders zijn er voor voogden geen criteria.
· Men kan zelfstandig kiezen voogd te worden. Dat wil zeggen dat, wanneer iemand zich
- bijvoorbeeld na het overlijden van de gezagsdragende ouder(s) - als voogd opwerpt, een rechter die persoon ook zal benoemen tenzij tijdens de rechtszitting blijkt dat tegen die persoon bezwaren bestaan.

· Een voogd zal over het algemeen zelf de verzorging en opvoeding van een kind op zich nemen. Dat maakt die persoon niet tot pleegouder. Zoals ouders ook niet tegelijk pleegouders kunnen zijn.

Bij het pleegouderschap gaat het om het volgende:

· Een pleegouder is iemand met een opvoedingsrelatie met een minderjarige: deze persoon draagt dus dagelijks de zorg voor de verzorging en opvoeding van het kind.
· Een pleegouder in de zin van de Wet op de jeugdzorg moet aan specifieke eisen voldoen.

· Men kan niet zelfstandig voor het pleegouderschap kiezen. Een Voorziening voor Jeugdzorg toetst aspirant-pleegouders aan de gestelde eisen.
· Pleegouderschap functioneert doorgaans naast ouder- of voogdijschap; 'gezag' en 'opvoeding' zijn dan gescheiden.

Het verschil in de bedragen genoemd in de antwoorden op vragen 2 en 3 vloeit voort uit het bovengenoemde onderscheid.
Wanneer er sprake is van voogdijschap zoals in de casus uit vraag 2 geldt hetzelfde regime aan financiële regelingen als voor ouders. Het gaat dan om een tegemoetkoming in de kosten van kinderen. Een mevrouw in dergelijke situaties heeft recht op Kinderbijslag en het een-ouder AOW-pensioen.

---

Ons kenmerk SV/V&G/2007/32785, SV/V&G/2007/32788

In het geval er sprake is van pleegouderschap is er recht op een pleegzorgvergoeding zoals bedoeld in de Wet op de jeugdzorg. Het uitgangspunt van de pleegzorgvergoeding is dat deze vergoeding kostendekkend is. De vergoeding blijft bij een beoordeling van inkomsten van de pleegouders, bijvoorbeeld in het kader van de loon- of inkomstenbelasting, buiten beschouwing. Deze vergoeding voor pleegouders is verbonden met het pleegouderschap als vorm van geïndiceerde jeugdzorg, dat wil zeggen dat
a) deze vorm van jeugdzorg nodig is omdat de ouders vanwege opvoed- en opgroeiproblemen tijdelijk of blijvend niet in staat zijn zelf de opvoeding vorm te geven b) de in dit geval grootouder door een Voorziening voor Pleegzorg is geaccepteerd als pleeggezin dat geschikt is om kinderen te helpen bij hun opgroeiproblemen. Aangezien een pleegouder geen `normale' ouder is, kan er geen recht bestaan op Kinderbijslag en één-ouder AOW-pensioen.


6
Is het waar dat zij geen recht heeft op de halfwezenuitkering, ondanks het feit dat zij drie half- wezen opvoedt?

Antwoord: In zijn algemeenheid geldt in situaties zoals bij deze mevrouw het volgende. Wanneer een mevrouw een AOW-uitkering ontvangt voor éénoudergezinnen is er niet gelijktijdig recht op een halfwezenuitkering uit hoofde van de Anw. Dit komt omdat in het één-ouder AOW-pensioen rekening wordt gehouden met de kosten van kinderen. In de Anw is dit niet zo en wordt er naast de alleenstaandeuitkering een halfwezenuitkering verstrekt op het moment er kinderen worden verzorgt die jonger zijn dan 18 jaar. Het maakt voor een mevrouw in een dergelijke situatie voor de hoogte van de totale uitkering overigens niet uit of er sprake is van een uitkering vanuit de Anw (nabestaande is jonger dan 65 jaar) of de AOW (nabestaande is 65 jaar of ouder).

Toelichting: Een AOW-pensioen voor alleenstaanden bedraagt 70% van het WML, wanneer deze alleenstaande AOW-er de zorg heeft over kinderen, ongeacht het aantal kinderen, ontvangt deze alleenstaande het een-ouder AOW-pensioen ter hoogte van 90% van het WML. Een gelijksoortige systematiek geldt ook in de nabestaandenwet. Een alleenstaande nabestaande ontvangt een uitkering ter hoogte van 70% van het WML. Wanneer deze nabestaande kinderen verzorgt, ongeacht het aantal kinderen, ontvangt deze nabestaande een halfwezenuitkering ter hoogte van 20% van het WML. In totaal ontvangt deze nabestaande een uitkering van 90% van het WML.


---

Ons kenmerk SV/V&G/2007/32785, SV/V&G/2007/32788


7
Waar in de brochure «Nabestaandenuitkering ANW» van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), uitvoerder van de nabestaandenuitkeringen en de AOW, had zij kunnen vinden dat zij geen recht heeft op de halfwezenuitkering?

Antwoord: Het is praktisch niet mogelijk en om reden van effectieve voorlichting onwenselijk om in een algemene voorlichtingsbrochure alle mogelijk voorkomende (uitzonderings)situaties op te nemen. Personen met meer specifieke vragen worden in de brochure gevraagd contact op te nemen met de SVB. Dit kan zowel via het internet, de telefoon of door een bezoek af te leggen op een van de SVB-kantoren. De adressen, de relevante telefoonnummers en het internetadres staan in de brochure vermeld.


8
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om ervoor te zorgen dat zij goed voor haar kleinkinderen kan zorgen?

Antwoord: Zie beantwoording bij vraag 9.


9
Bent u bereid persoonlijk haar op de hoogte te stellen van de maatregelen die u neemt?

Antwoord: Ja. Ik zal mevrouw Boom schriftelijk én telefonisch informeren over de financiële regelingen waar zij aanspraak op heeft of zou kunnen maken. 2070801130


---

Ons kenmerk SV/V&G/2007/32785, SV/V&G/2007/32788

2070801130
Vragen van de leden Wilders, Agema en Van Dijck (allen PVV) aan de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en voor Jeugd en Gezin over een vrouw van 70 die de voogdij over haar drie kleinkinderen heeft en niet rond kan komen. (Ingezonden 2 oktober 2007)

Toelichting
Deze vragen dienen ter aanvulling op eerdere vragen ter zake van de leden Omtzigt en Cörüz (beiden CDA), ingezonden 2 oktober 2007 (vraagnummer 2070801120).


1
Bent u bekend met het bericht dat een 70 jarige mevrouw na de dood van haar dochter de voogdij heeft gekregen over haar kleinkinderen (drieling) en niet kan rondkomen?

Antwoord: Ja. Ik heb veel respect en waardering voor het feit dat mevrouw Boom in deze moeilijke omstandigheden de zorg voor haar kleinkinderen op zich heeft genomen.


2
Is het waar dat deze mevrouw slechts een één-ouder AOW krijgt en geen recht heeft op een halfwezenuitkering omdat ze al boven de 65 is? Deelt u de mening dat dit een schrijnende situatie is? Bent u voornemens de wet op dit punt te wijzigen? Zo neen, waarom niet?

Antwoord: In zijn algemeenheid geldt in situaties zoals bij deze mevrouw het volgende. Wanneer een mevrouw een AOW-uitkering ontvangt voor éénoudergezinnen is er niet gelijktijdig recht op een halfwezenuitkering uit hoofde van de Anw. Dit komt omdat in het één-ouder AOW-pensioen rekening wordt gehouden met de kosten van kinderen. In de Anw is dit niet zo en wordt er naast de alleenstaandeuitkering een halfwezenuitkering verstrekt op het moment er kinderen worden verzorgt die jonger zijn dan 18 jaar. Het maakt voor een mevrouw in een dergelijke situatie voor de hoogte van de totale uitkering overigens niet uit of er sprake is van een uitkering vanuit de Anw (nabestaande is jonger dan 65 jaar) of de AOW (nabestaande is 65 jaar of ouder).

Toelichting: Een AOW-pensioen voor alleenstaanden bedraagt 70% van het WML, wanneer deze alleenstaande AOW-er de zorg heeft over kinderen, ongeacht het aantal kinderen, ontvangt deze alleenstaande het een-ouder AOW-pensioen ter hoogte van 90% van het WML. Een gelijksoortige systematiek geldt ook in de nabestaandenwet. Een alleenstaande nabestaande ontvangt een uitkering ter hoogte van 70% van het WML. Wanneer deze nabestaande kinderen verzorgt, ongeacht het aantal kinderen, ontvangt deze nabestaande een halfwezenuitkering ter hoogte van 20% van het WML. In totaal ontvangt deze nabestaande een uitkering van 90% van het WML.

---

Ons kenmerk SV/V&G/2007/32785, SV/V&G/2007/32788


3
Is het waar dat deze mevrouw beter pleegouder had kunnen worden in plaats van voogdes omdat ze dan een vergoeding tot 500 euro per kind per maand zou kunnen krijgen?

Antwoord: Een pleegouder heeft pas recht op de bedoelde pleegzorgvergoeding wanneer er een indicatiestelling is voor verzorging en verblijf in een residentiële instelling of een pleeggezin. Het Bureau Jeugdzorg is krachtens de Wet op de jeugdzorg bevoegd tot het afgeven van een dergelijke indicatiestelling; deze wordt alleen afgegeven wanneer er sprake is van opvoed- en/of opgroeiproblemen bij de kinderen in hun eigen gezin. Na de indicatiestelling zoekt een Voorziening voor Jeugdzorg een pleeggezin waar de kinderen kunnen worden ondergebracht. Dit kan eventueel bij familie zijn. Het is niet mogelijk een pleegzorgvergoeding te ontvangen zonder een dergelijke indicatiestelling. Voorts is van belang op te merken dat de pleegzorgvergoeding geen inkomen is maar een onkostenvergoeding. Als een pleegkind is geplaatst via een Voorziening voor Jeugdzorg dan komen de pleegouders in aanmerking voor een pleegvergoeding voor de opvoeding en verzorging van het pleegkind. De pleegvergoeding bestaat uit een basisbedrag en een eventuele toeslag. De hoogte van de pleegvergoeding wordt onafhankelijk van het inkomen, van zowel de ouders van het kind als die van de pleegouders, vastgesteld. De pleegvergoeding is een onkostenvergoeding en blijft bij een beoordeling van inkomsten van de pleegouders, bijvoorbeeld in het kader van de loon- of inkomstenbelasting, buiten beschouwing.

De pleegvergoeding omvat een vast basisbedrag (afhankelijk van de leeftijd van het pleegkind) en een eventuele toeslag. Met ingang van 1 januari 2007 is de maximumtoeslag verhoogd naar 3 per kind per dag. Deze toeslag kan bovenop het basisbedrag worden verleend als er sprake is van één van de drie in de Regeling pleegzorg vermelde situaties. Dit betreft crisis, grote pleeggezinnen en/of handicap.

Uitgaande van de hypothetische situatie dat in het geval van mevrouw er sprake is van een indicatie vanuit het Bureau Jeugdzorg voor haar drie kleinkinderen en de Voorziening voor Jeugdzorg de kinderen bij haar heeft geplaatst zou ze met 3 kinderen in de leeftijd van 14 jaar recht hebben op een basisbedrag van 3 x 492 (zie tabel uit Regeling pleegzorg) = 1476 per maand.
Mevrouw zou in deze situatie vanwege het feit dat ze 3 kinderen verzorgt, daarnaast recht hebben op een toeslag van 1 (toeslag gaat in vanaf derde pleegkind) x 3 per dag x 30 = 90 per maand. In totaal zou de pleegvergoeding van mevrouw Boom daarmee uitkomen op 1476 + 90 = 1566 per maand. Dit komt neer op 522,- per kind per maand.

Overigens bestaat er in het geval er voor een kind een pleegzorgvergoeding wordt ontvangen voor dit kind geen recht op Kinderbijslag. De AKW stelt als voorwaarde dat om in aanmerking te komen voor de kinderbijslag het kind verzorgt en onderhouden moeten worden als ware het
---

Ons kenmerk SV/V&G/2007/32785, SV/V&G/2007/32788

een eigen kind. Wanneer er een onkostenvergoeding, in de vorm van een pleegzorgvergoeding, wordt ontvangen voor het onderhouden van het kind is hiervan geen sprake.


4
Hoe gaat u bewerkstelligen dat deze dappere vrouw de financiële ondersteuning voor haar drie kleinkinderen krijgt die ze verdient?

Antwoord: Ja. Ik zal mevrouw Boom schriftelijk én telefonisch informeren over de financiële regelingen waar zij aanspraak op heeft of zou kunnen maken.


---