KAMERVRAGEN EN ANTWOORDEN
22-10-2007
Beleidsbrief Wereldwijd dienstbaar
Vraagsteller: Tweede Kamer
Antwoorden op vragen over beleidsbrief 'Wereldwijd dienstbaar' van Defensie
Ministerie van Defensie
Postbus 20701
2500 ES Den Haag
Telefoon (070) 318 81 88
Fax (070) 318 78 88
Aan De Voorzitter van de Tweede Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 1A
2513 AA Žs-Gravenhage
Afschrift aan De Voorzitter van de Eerste Kamer
der Staten-Generaal
Binnenhof 21
2513 AA ÂŽs-Gravenhage
Datum 22 oktober 2007
Ons kenmerk HDAB2007028647
Onderwerp Kamervragen beleidsbrief "Wereldwijd dienstbaar"
Hierbij bieden wij u de antwoorden aan op de vragen over de beleidsbrief `Wereldwijd
dienstbaar' van Defensie (31200 X, nr. 3).
In een aantal vragen wordt zeer gedetailleerde (personele) informatie gevraagd over de
periode 2000 tot en met 2007. In 2004 is het systeem People Soft ingevoerd. Vanaf 2005 is
People Soft ook operationeel. Dit betekent dat het pas met ingang van 2005 mogelijk is de
gevraagde informatie centraal te genereren. Om betrouwbare overzichten op te stellen over
de periode 2000 tot en met 2004 zou decentraal nader onderzoek moeten worden verricht in
de gegevensbestanden van de oude personeelsinformatiesystemen. Dit zou zeer
arbeidsintensief zijn en is op deze korte termijn niet te realiseren. In de beantwoording van de
desbetreffende vragen is daarom volstaan met de periode 2005 tot en met 2007.
DE MINISTER VAN DEFENSIE DE STAATSSECRETARIS VAN DEFENSIE
E. van Middelkoop
Pagina 1/76
Ministerie van Defensie
Nr Vraag
1 Kunt u nogmaals, maar dan veel uitgebreider ingaan op de eerdere vraag naar
aanleiding van de Hoofdlijnennotitie, waarom er met gelden van materieel naar
personeel wordt geschoven? Waarom is hier sprake van, terwijl anderzijds wordt
toegegeven dat er sprake is van geringe instroom, grotere uitstroom, dus ondervulling
en - als gevolg daarvan - onderuitputting op de personeelsexploitatie?
Er is in slechts beperkte zin sprake van het schuiven van gelden van materieel naar
personeel. De opbrengsten van de in de beleidsbrief `Wereldwijd dienstbaar' (Kamerstuk 31
200 X, nr. 3) beschreven doelmatigheidsmaatregelen en de operationele reducties zullen op
langere termijn voor een deel worden ingezet voor intensiveringsmaatregelen voor het
personeel. Daarbij is echter geen sprake van de rechtstreekse koppeling van maatregelen.
Het geheel van extensiveringsmaatregelen moet de benodigde ruimte scheppen voor de
beoogde intensiveringsmaatregelen.
De vrijval door ondervulling van het personeelsbestand is voorshands overigens incidenteel.
De - eveneens incidentele - maatregelen voor het behoud van personeel en de incidentele
extra wervingsinspanningen moeten de gewenste vulling bevorderen. Er worden geen extra
structurele maatregelen genomen en meerjarig berust de begroting op volledige vulling.
Indien er de komende jaren incidenteel sprake is van ondervulling, zullen ook dan de
vrijvallende gelden in de eerste plaats worden ingezet voor personele maatregelen. Het gaat
daarbij om de intensivering van de wervingsinspanningen, maar extra geld kan ook worden
gebruikt voor aanstellings- en bindingspremies.
2 Hoeveel geld wordt er in totaal vrijgespeeld met het beëindigen van de (deelname aan
de) projecten Tactom, Medium Altitude Long Endurance Unmanned Aerial Vehicle
(MALE UAV) en NATO AGS? Klopt het dat het om een bedrag gaat van meer dan 500
miljoen? Waarom is dit in overzichten tussen in- en extensiveringen niet
meegenomen?
Door het beëindigen van de projecten Tactom en Medium Altitude Long Endurance
Pagina 2/76
Ministerie van Defensie
Unmanned Aerial Vehicle (MALE UAV) en het door de Navo afgelasten van het project
Alliance Ground Surveillance (AGS) valt een bedrag vrij van in totaal ongeveer 440 miljoen
(in de periode tot 2017). Hierbij zijn zowel investerings- als exploitatiekosten inbegrepen.
Van dit bedrag heeft ongeveer 340 miljoen betrekking op de periode 2007-2012. Deze
maatregelen zijn verwerkt in het overzicht van extensiveringen op bladzijde 26 van de
begroting (als onderdeel van de regel "overige maatregelen in de investeringen").
3 Zal de krijgsmacht, met de voorgenomen reductie van de aantallen tanks en
houwitsers, nog wel kunnen voldoen aan het ambitieniveau in het hogere
geweldsspectrum met landstrijdkrachten, dat wil zeggen, de inzet van een peace
enforcement brigade voor de duur van maximaal een jaar?
4 Zullen de gemechaniseerde brigades, met de voorgenomen reductie van aantallen
tanks en houwitsers, nog wel over voldoende reservecapaciteit beschikken? Is bij de
resterende aantallen tanks en houwitsers voorzien in vredes- en gevechtsverliezen?
13 Is de afstoting van 28 Leopard-2 tanks met een levensduur tot na 2020 wel
verantwoord gezien het feit dat hiermee een onomkeerbare reductie in gang wordt
gezet die twintig jaar doorwerkt?
21 Kunt u uiteenzetten waarom het vanzelfsprekend is dat grote wapensystemen, en
vooral tanks, niet afgeschaft worden? Kunt u een overzicht geven van inzet van
Leopard tanks tijdens vredesmissies in de afgelopen tien jaar?
Ook na de aangekondigde vermindering van de aantallen tanks en pantserhouwitsers
beschikt de krijgsmacht over voldoende middelen om deel te nemen aan een operatie in het
hogere deel van het geweldsspectrum met onder meer een brigade van landstrijdkrachten.
Al in de Prinsjesdagbrief 2003 is vastgesteld dat het niet langer waarschijnlijk is dat
Nederland of het bondgenootschap in de voorzienbare toekomst betrokken raakt bij een
langdurige operatie hoog in het geweldsspectrum. Tegen deze achtergrond achten wij de
beoogde operationele reducties verantwoord. Ondanks deze maatregelen blijft elke
gemechaniseerde brigade overigens beschikken over een geduchte tank- en
houwitsercapaciteit. Over de conceptuele samenhang tussen de verschillende
Pagina 3/76
Ministerie van Defensie
pantservoertuigen waarover de landstrijdkrachten kunnen beschikken, bent u ingelicht op 4
oktober 2006 (Kamerstuk 26 396, nr. 62).
De Nederlandse krijgsmacht heeft jarenlang Leopard-2 tanks ingezet in de door de Navo
geleide troepenmacht Ifor en Sfor in Bosnië-Herzegowina. Leopard-2 tanks maken ook
regelmatig deel uit van de Nederlandse bijdrage aan de snelle reactiemacht van de Navo Â
de NATO Response Force (NRF). Bondgenoten en partners hebben de afgelopen jaren
eveneens regelmatig tanks ingezet.
4 Zullen de gemechaniseerde brigades, met de voorgenomen reductie van aantallen
tanks en houwitsers, nog wel over voldoende reservecapaciteit beschikken? Is bij de
resterende aantallen tanks en houwitsers voorzien in vredes- en gevechtsverliezen?
Zie het antwoord op vraag 3.
5 Wat waren de overwegingen om de inhoud van de brief "Wereldwijd dienstbaar" niet
als integraal onderdeel van de begroting Defensie 2008 aan te bieden?
De in de beleidsbrief "Wereldwijd dienstbaar" genoemde maatregelen zijn wel degelijk
verwerkt in de begroting 2008 (Kamerstuk 31200 X, nr. 2). De brief is bedoeld als toelichting
op de maatregelen en op het defensiebeleid van de komende jaren, mede ten behoeve van
het overleg daarover met de Staten-Generaal.
6 De beleidsbrief meldt dat er 250 miljoen euro beschikbaar komt voor versterkingen op
personeels- en operationeel gebied, maar dat daarmee niet alle aanpassingen kunnen
worden bekostigd die noodzakelijk zijn. Welke aanpassingen kunnen daarmee niet
worden bekostigd, en welke wel?
23 Welke waardevolle aanpassingen die noodzakelijk worden geacht kunnen niet worden
bekostigd uit de financiële injectie die is afgesproken in het regeerakkoord?
In de beleidsagenda van de begroting 2008 is weergegeven op welke terreinen de
krijgsmacht wordt versterkt met behulp van de budgettoevoeging van 250 miljoen (zie de
Pagina 4/76
Ministerie van Defensie
tabel op bladzijde 21). Ook is een volledig overzicht opgenomen van alle intensiverings- en
extensiveringsmaatregelen. De maatregelen die niet of niet in zijn geheel kunnen worden
bekostigd met behulp van dit extra geld, worden betaald door interne herschikkingen.
7 Als er, zoals in de beleidsbrief vermeld jaarlijks meer dan 6000 militairen op
uitzending zijn, nog los van andere verplichtingen als de NRF en de EU", waarom
wordt deze verplichtingen dan niet drastisch beperkt? Hoeveel militairen worden er in
2007 uitgezonden?
64 Hoeveel vrije keuzemogelijkheid voor de inzet van Nederlandse troepen
respectievelijk militaire eenheden is nog over wanneer men rekening houdt met de
omvang van een operatie als die in Uruzgan, met de toezeggingen die worden gedaan
ten behoeve van de NATO Response Force en de EU Battlegroups, de twee
kustwachten en met de groeiende defensiebijdrage aan veiligheid binnen de
landsgrenzen resp. de lijst van taken die op p.12 en 13 is vermeld?
In 2007 worden wederom ongeveer 6.000 militairen uitgezonden, het grootste deel ten
behoeve van de bijdrage aan Isaf in Afghanistan. Ook heeft Nederland in 2007 en 2008
bijdragen toegezegd aan de NATO Response Force (NRF) en de EU Battlegroups, waarover
u eerder bent ingelicht. Deze bijdragen zijn van belang voor het vermogen van de Navo en
de EU om snel te reageren op crises. Door aan de NRF en de battlegroups bij te dragen,
wordt bovendien de omvorming en de interoperabiliteit van de bondgenootschappelijke
strijdkrachten gestimuleerd. Er wordt daarom niet overwogen deze bijdragen drastisch te
beperken. Zoals u op 2 juli jl. is gemeld in de Hoofdlijnennotitie (30 800 X, nr. 109) zijn,
afhankelijk van besluitvorming over het blijven leveren van een bijdrage aan Isaf na 1
augustus 2008, de toezeggingen voor de NRF en de battlegroups wellicht nog aan
verandering onderhevig.
8 Kunt u, zowel in menskracht als in financiële omvang uitdrukken hoe groot het
aandeel van Diplomatie, Development en Defensie is bij militaire operaties in
algemene zin en in Uruzgan in het bijzonder?
9 Is het waar dat de 3D-benadering (Diplomacy, Defence and Development) het
Pagina 5/76
Ministerie van Defensie
uitgangspunt is geworden van de totale Defensiestrategie? Wordt de krijgsmacht
omgebouwd tot een vredeskorps? Acht u een volwaardige krijgsmacht niet langer
noodzakelijk?
42 Hoe wordt hier concreet invulling gegeven aan de ondersteunende rol voor de
krijgsmacht bij fragiele staten? Wat betekent dit in financieel opzicht? Betaalt het
ministerie van Defensie de kosten van de uitvoering van ontwikkelingsrelevante
activiteiten?
57 Wat is uw standpunt over de effectiviteit van de 3D-benadering?
58 Deelt u de mening dat verwachtingen over te bereiken resultaten weliswaar niet te
hooggespannen mogen zijn, maar wel realistisch? In hoeverre kan TNO hierin een rol
spelen? Wat zijn de ervaringen tot dusver?
59 Hoe is een geïntegreerde veelomvattende aanpak mogelijk wanneer hulporganisaties
(zoals NOVIB) zich maximaal distantiëren van de inspanningen die de krijgsmacht
verricht? Is een organisatie als NOVIB bereid om werkelijk 'de krachten te bundelen '
voor vrede, veiligheid en ontwikkeling?
60 Is het Nederlandse motto bij militair optreden "zo civiel als mogelijk, zo militair als
noodzakelijk" ook ingebed in de militaire praktijk van de bondgenoten waarmee
Nederland samenwerkt in EU en Navo-verband?
61 Kunt u een overzicht geven van spanningen die ontstaan door het hanteren van
andere normen en waarden in samenwerking met lokale autoriteiten? Kunt u
voorbeelden geven van de verschillen waarop hier wordt gedoeld?
65 Betekent volgens u het opnemen van Diplomacy als onderdeel van de 3-D benadering
ook dat gesproken moet of kan worden met tegenstanders? Zijn hierop
uitzonderingen? Zo ja, wat zijn hiervoor de criteria?
De noodzaak van een geïntegreerde benadering  in de wandeling wordt vaak gesproken
Pagina 6/76
Ministerie van Defensie
van de `3D-benadering' Â bij de preventie en de oplossing van conflicten is wijd en zijd
onderkend. Ook militaire missies moeten passen in een dergelijke omvattende aanpak,
waarbij vaak een groot aantal beleidsinstrumenten dient te worden gehanteerd. Het gaat
daarbij overigens niet uitsluitend om de bijdragen van Defensie, Buitenlandse Zaken en
Ontwikkelingssamenwerking. Overeenkomstig de motie-Ferrier (Kamerstuk 31 031 V nr. 13,
d.d. 14 juni 2007) beziet de regering hoe de interdepartementale samenwerking kan worden
verbreed en verdiept, en de binnen en buiten de overheid aanwezige deskundigheid kan
worden ontsloten.
De regering zoekt daarbij ook de samenwerking met niet-gouvernementele organisaties
(NGO's), zoals maatschappelijke en religieuze instellingen, het bedrijfsleven en de
wetenschap. Zij maken uiteraard een zelfstandige afweging over de mate waarin zij met de
overheid wensen samen te werken, variërend van geen betrokkenheid of contact tot directe
samenwerking. Dat geldt ook voor Novib. Defensie hecht groot belang aan de samenwerking
met NGO's en het bedrijfsleven en heeft met hen in het recente verleden goede ervaringen
opgedaan. Het met het Akkoord van Schokland opgerichte Kennisnetwerk Fragiele Staten,
waarvan Defensie deel uitmaakt, zal een belangrijke rol spelen bij het verder ontwikkelen en
uitvoeren van het geïntegreerde beleid.
Een geïntegreerde aanpak moet aansluiten bij goede internationale analyses van de
plaatselijke omstandigheden. Het "Post Conflict Needs Assessment"-instrument, ontwikkeld
door de VN en de Wereldbank, kan daarbij als uitgangspunt dienen. Nieuwe ontwikkelingen
en inzichten nopen echter ook tot flexibiliteit en zo nodig aanpassing van de strategie en de
fasering op het politieke, militair-strategische en operationele niveau. Duidelijk is wel dat
duurzame stabiliteit in (post-)conflictlanden vaak uitsluitend tot stand kan komen als sprake
is van een goed functionerend plaatselijk bestuur, een werkende rechtsorde en een
doeltreffend veiligheidsapparaat. In veel gevallen ligt de nadruk daarom aanvankelijk op het
verbeteren van de veiligheidssituatie. Militairen kunnen niet alleen met missies bijdragen aan
de verbetering van de veiligheidssituatie, maar ook een belangrijke rol spelen als adviseurs
en opleiders van plaatselijke veiligheidsorganisaties (security sector reform). Tevens kunnen
zij faciliterend optreden voor de (weder)opbouw in een gebied. Een belangrijk uitgangspunt
van de geïntegreerde benadering blijft daarbij de stelregel: "zo civiel als mogelijk, zo militair
als nodig". Ook onze bondgenoten hanteren deze stelregel. Hij houdt onder meer in dat de
Pagina 7/76
Ministerie van Defensie
verantwoordelijkheden zo snel mogelijk moeten worden overgedragen aan plaatselijke
veiligheidsorganisaties, de plaatselijke overheid en civiele organisaties. De contacten met de
plaatselijke bestuurders kunnen daarbij soms tot spanningen leiden vanwege corruptie,
tribale structuren en andere democratische waarden.
Militaire bijdragen moeten, zoals gezegd, passen in een omvattende aanpak. Een aanpak
waarbij de te behalen effecten in plaats van militaire doelen centraal staan, maakt het
mogelijk militaire bijdragen beter te plaatsen in de bredere context van civiel-politieke
doelstellingen en binnen de geïntegreerde benadering. Defensie maakt hier dan ook werk
van. Het meten van de effecten in het operatiegebied geschiedt bij de Isaf-missie in Uruzgan
onder meer met de ondersteuning van operationele analisten van TNO. Om een compleet
beeld van de resultaten te krijgen berusten de beoordelingen niet alleen op operationele
analyses, maar ook op het oordeel van de commandant en van de civiele adviseurs van het
ministerie van Buitenlandse Zaken. De personele en de financiële omvang van de bijdragen
van de uiteenlopende actoren binnen en buiten de overheid verschillen zodanig per missie
en per missiefase dat zij zich moeilijk in algemene zin laten uitdrukken.
Het belang van een geïntegreerde aanpak betekent niet dat de krijgsmacht tot een
`vredeskorps' wordt omgebouwd. De ervaringen in Afghanistan en eerder in Irak wijzen uit
dat het brengen van stabiliteit ten behoeve van de ontwikkeling van een land zeer hoge
militaire eisen stelt aan de krijgsmacht. Bovendien moet de krijgsmacht op grond van het
ambitieniveau in staat blijven tot een bijdrage aan de bondgenootschappelijke verdediging
en aan operaties in het hogere deel van het geweldsspectrum.
9 Is het waar dat de 3D-benadering (Diplomacy, Defence and Development) het
uitgangspunt is geworden van de totale Defensiestrategie? Wordt de krijgsmacht
omgebouwd tot een vredeskorps? Acht u een volwaardige krijgsmacht niet langer
noodzakelijk?
Zie het antwoord op vraag 8.
10 Is het waar dat de Nederlandse krijgsmacht helemaal is ingericht langs de meetlat van
één specifieke operatie (Task Force Uruzgan) waar de Nederlandse krijgsmacht bij
Pagina 8/76
Ministerie van Defensie
betrokken is? Welke garantie is er dat een volgende operatie waar de Nederlandse
krijgsmacht bij betrokken is, niet weer zodanige eisen stelt, dat dan betreurd moet
worden dat belangrijk materieel van de hand is gedaan?
De inrichting van de krijgsmacht is geënt op de operationele invulling van de hoofdtaken van
de krijgsmacht in het ambitieniveau. Hoewel de huidige operatie in Afghanistan hoge eisen
aan de krijgsmacht stelt die tot aanpassingen nopen, moet de krijgsmacht een scala van
operaties kunnen blijven uitvoeren. De vermindering van het aantal hoofdwapensystemen in
enkele categorieën wordt op grond van de internationale veiligheidssituatie verantwoord
geacht.
11 Hoe is het mogelijk dat de Canadese krijgsmacht volledig andere conclusies, zoals
een verhoging van het aantal tanks en het aantal Houwitsers, verbindt aan de
deelname aan Isaf-operaties in het Zuiden van Afghanistan dan de Nederlandse
krijgsmacht?
De regering matigt zich geen oordeel aan over de verwervingsbesluiten van andere landen.
12 Welke tijdhorizon geldt voor de huidige plannen met betrekking tot de omvang en de
samenstelling van de krijgsmacht?
31 Wordt bij de Defensieplanning nu alleen nog maar rekening gehouden met 'vandaag
de dag'?
In de defensiebegroting en de beleidsbrief `Wereldwijd dienstbaar' zijn de omvang en de
samenstelling van de krijgsmacht weergegeven voor het begrotingsjaar 2008 en de
daaropvolgende vier jaar. Voor interne planningsdoeleinden gebruikt Defensie een
tijdhorizon van tien jaar of zoveel langer als nodig. De planningssystematiek van de Navo
hanteert een tijdhorizon van tien jaar voor de omvang en samenstelling van de krijgsmacht.
13 Is de afstoting van 28 Leopard-2 tanks met een levensduur tot na 2020 wel
verantwoord gezien het feit dat hiermee een onomkeerbare reductie in gang wordt
gezet die twintig jaar doorwerkt?
Pagina 9/76
Ministerie van Defensie
Zie het antwoord op vraag 3.
14 Waarom schaffen bondgenoten als Canada, Denemarken, Noorwegen en Portugal
juist nu de Leopard-2 tank aan? Maken zij een andere veiligheidsanalyse dan
Nederland?
De regering matigt zich geen oordeel aan over de verwervingsbesluiten van andere landen.
De Leopard-2 gevechtstank is een modern wapensysteem waarvan de capaciteiten
onomstreden zijn. Nederland zal over zestig operationele Leopard-2 tanks blijven
beschikken. Zij blijven een onmisbare bijdrage aan de gevechtskracht van de krijgsmacht
leveren.
15 Hoe kunt u verwijzen naar de brief 'Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen; naar een
toekomstbestendige krijgsmacht' als een onderdeel van de solide basis waar het
huidige kabinet op voorbouwt, terwijl het nieuwe kabinet de financiële kaders die
behoorden bij 'Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen' (1,2 miljard euro extra voor
investeringen en 170 miljoen extra op jaarbasis voor exploitatie) weer heeft
losgelaten? Was in 'Nieuw evenwicht, nieuwe ontwikkelingen' al sprake van het
afstoten van 18 F-16's, 28 Leopard II-tanks en 12 pantserhouwitsers 2000? Hoe valt dit
verschil te verklaren? Was de strategische situatie in de zomer van 2007 radicaal
anders dan de strategische situatie in de zomer van 2006?
De beleidsbrief `Wereldwijd dienstbaar' behelst geen trendbreuk met het beleid van het
vorige kabinet en is erop gericht de eerder begonnen transformatie van de krijgsmacht voort
te zetten. Dit laat onverlet dat niet alle versterkingen die in de brief `Nieuw evenwicht, nieuwe
ontwikkelingen' nodig werden geacht, kunnen worden uitgevoerd met de Defensie ter
beschikking staande financiële middelen. Keuzes, ook pijnlijke, waren daarom
onontkoombaar.
16 Kunt u uitleggen wat u bedoelt met "de laatste loodjes zullen zwaar wegen"? Komt dit
neer op gedwongen ontslagen? Zo ja, kunt u aangeven hoe groot het aantal verwachte
ontslagen zal zijn? Hoe verhoudt zich een en ander tot het feit dat er in toenemende
Pagina 10/76
Ministerie van Defensie
mate sprake is van ondervulling?
18 Wanneer zal de "verkleining van de organisatie met 11.700 functies" naar verwachting
worden afgerond? Hoeveel van de te saneren 11.700 functies zijn inmiddels
daadwerkelijk komen te vervallen? Hoeveel civiele en hoeveel militaire werknemers is
in dit kader per kalenderjaar vanaf 2003 tot nu toe gedwongen ontslag aangezegd?
Waarom is het Sociaal Beleidskader (SBK) tot 1 januari 2013 verlengd als de
verkleining van de organisatie "de komende tijd haar finale beslag" krijgt?
80 Wanneer is de reorganisatie (personeelsreductie) werkelijk klaar en komt een einde
aan de onzekerheid onder het personeel? Om hoeveel mensen gaat het (naar
onderdeel)?
De omvangrijke reorganisatie die in 2003 is begonnen in het kader van de operatie Nieuw
evenwicht, is intussen voor een groot deel voltooid. Over de stand van zaken is de Tweede
Kamer onlangs ingelicht (Kamerstuk 30 800 X, nr. 121). De komende jaren moeten nog
1.900 functies verdwijnen, waarvan ruim 1.700 als opbrengst van de projecten SPEER en de
tweede fase van de reorganisatie van het personele functiegebied. Deze nasleep is het
gevolg van vertragingen in de desbetreffende projecten. De meeste medewerkers die bij de
reorganisaties waren betrokken, hebben intussen een andere functie gekregen. Voor bijna
200 medewerkers is het echter niet gelukt een passende andere functie te vinden en moest
tot ontslag worden overgegaan. Voor nog eens 175 herplaatsingskandidaten geldt dat zij in
het tweede jaar van hun herplaatsingstraject verkeren en tot dusverre nog geen nieuwe
functie hebben gekregen. Als de maximale herplaatsingstermijn van twee jaar is verstreken,
volgt ook voor hen gedwongen ontslag. In hoeverre het restant van de reducties in het kader
van Nieuw evenwicht tot gedwongen ontslagen zal leiden, is niet te voorspellen. De huidige
ondervulling van het personele bestand biedt uiteraard mogelijkheden om herplaatsings-
kandidaten een nieuwe functie aan te bieden. Daarbij moet wel worden aangetekend dat de
ondervulling zich vooral voordoet in het militaire functiebestand. Dit beperkt de
herplaatsingsmogelijkheden voor burgerpersoneel. Het Sociaal beleidskader (SBK) is tot
2013 verlengd om een verantwoorde afwikkeling van de laatste reorganisaties als gevolg
van de operatie-Nieuw evenwicht mogelijk te maken. Delen van het SBK, zoals herplaatsing
en verschillende vormen van scholing, zullen ook worden toegepast in het kader van de
reorganisaties die losstaan van de operatie-Nieuw evenwicht en die de komende jaren hun
Pagina 11/76
Ministerie van Defensie
beslag krijgen.
17 Kan een specificatie gegeven worden hoe, en met welke bedragen "de komende jaren
extra geïnvesteerd wordt in sociaal leiderschap, werk- en leefomstandigheden,
sportvoorzieningen en de integriteitorganisatie"?
Op dit ogenblik worden de sociale aspecten van leidinggeven in alle initiële opleidingen en
loopbaanopleidingen verwerkt. Voor het leidinggevende burgerpersoneel worden specifieke
trainingen ontwikkeld. Verder worden coaching- en begeleidingstrajecten voor
leidinggevenden en (groeps)trainingen over de gedragscode ontwikkeld.
Investeringen in de werk- en leefomstandigheden van het personeel zijn van belang om
ongewenst gedrag te voorkomen. In dat kader worden onder meer voorzieningen
aangebracht die een zinvollere vrijetijdsbesteding mogelijk maken. Vanaf eind dit jaar krijgen
alle binnen- en boordslapers de beschikking over internet op de kamer en wordt het aantal
internetcafés uitgebreid. Verder komen er meer faciliteiten voor studie en de beoefening van
hobby's en wordt geld beschikbaar gesteld voor plaatselijke initiatieven ter verbetering van
de leefomstandigheden. Hiertoe behoren ook infrastructurele verbeteringen. De
sportvoorzieningen worden uitgebreid en er worden extra sportinstructeurs in dienst
genomen opdat sporten ook in de avonduren mogelijk wordt.
De reorganisatie van de integriteitszorg is in volle gang. De inrichting van de nieuwe
organisatie met centrale integriteitsfunctionarissen en een onderzoeksteam, een
onafhankelijk meldpunt en een nieuwe meldings-, registratie- en rapportagesystematiek, zal
in de loop van 2008 zijn voltooid. Voor al deze activiteiten is de komende jaren ongeveer 20
miljoen euro per jaar begroot.
18 Wanneer zal de "verkleining van de organisatie met 11.700 functies" naar verwachting
worden afgerond? Hoeveel van de te saneren 11.700 functies zijn inmiddels
daadwerkelijk komen te vervallen? Hoeveel civiele en hoeveel militaire werknemers is
in dit kader per kalenderjaar vanaf 2003 tot nu toe gedwongen ontslag aangezegd?
Waarom is het Sociaal Beleidskader (SBK) tot 1 januari 2013 verlengd als de
verkleining van de organisatie "de komende tijd haar finale beslag" krijgt?
Pagina 12/76
Ministerie van Defensie
Zie het antwoord op vraag 16.
19 Zijn er onderdelen binnen Defensie die niet in rustiger vaarwater zijn te brengen? Zo
ja, welke zijn dit?
Het beleid is, zoals de brief `Wereldwijd dienstbaar' duidelijk maakt, erop gericht de
transformatie van de krijgsmacht voort te zetten en de organisatie, waar mogelijk, in rustiger
vaarwater te brengen. De reorganisaties waartoe in 2003 is besloten hebben inmiddels
goeddeels hun beslag gekregen. Dit laat onverlet dat de defensieorganisatie de komende
jaren in beweging zal blijven. Zo zijn de oprichting van een defensiebreed
helikoptercommando en de uiteenlopende reorganisaties als gevolg van de Marinestudie
vermeldenswaard. Te denken valt ook aan de verdere ontwikkeling van de
Defensiematerieelorganisatie (DMO) en van de dienstencentra. Voorts zijn in de
Hoofdlijnennotitie enkele maatregelen genomen om de defensiebegroting 2008 sluitend te
krijgen met gevolgen voor de bedrijfsvoering van eenheden of de inrichting van het
operationele vermogen van Defensie (Kamerstuk 30 800 X, nr. 109) Bij al deze grote en
kleine reorganisaties zal Defensie de komende jaren nadrukkelijk aandacht blijven besteden
aan de gevolgen voor het personeel.
20 Is het mogelijk om aan te geven hoe groot de verwachte inkomsten zijn uit de verkoop
van tweede hands defensie materieel in de jaren 2008 tot en met 2012?
De te verwachten inkomsten uit de verkoop van materieel en onroerende zaken maken deel
uit van de post "totaal ontvangsten" in niet-beleidsartikel 90 (bladzijde 84 van de begroting).
Een overzicht van de te verwachten inkomsten uit de verkoop is hieronder weergegeven.
Hierin zijn overigens de verkoopopbrengsten uit de tabel op bladzijde 26 van de begroting (te
weten de vermindering van het aantal tanks, pantserhouwitsers en F-16-jachtvliegtuigen)
nog niet verwerkt. Deze verkoopopbrengsten zijn onderdeel van het subtotaal operationele
doelmatigheidsmaatregelen in de tabel.
Begroting 2008
In miljoenen euro's 2008 2009 2010 2011 2012
Pagina 13/76
Ministerie van Defensie
Totale verkoopopbrengsten 439 321 314 307 123
21 Kunt u uiteenzetten waarom het vanzelfsprekend is dat grote wapensystemen, en
vooral tanks, niet afgeschaft worden? Kunt u een overzicht geven van inzet van
Leopard tanks tijdens vredesmissies in de afgelopen tien jaar?
Zie het antwoord op vraag 3.
22 Sporen de financiële uitgangspunten van het defensiebeleid met de Navo-regel dat
landen die minder dan het Navo-gemiddelde uitgeven aan Defensie, een reële groei
moeten nastreven van hun Defensiebegroting?
36 Wat is de mening van de Navo over de hoogte van de Nederlandse defensiebegroting
in het huidige tijdsbestek?
43 Kunt u uiteenzetten hoeveel de verschillende lidstaten van de Navo bijdragen (bijv. in
aantallen militaire eenheden) aan de ontwikkeling van een bondgenootschap dat tot
ver buiten het eigen grondgebied stabiliteit brengt, en hoe die bijdragen zich
verhouden tot het Bruto Binnenlands Product van die Navo-lidstaten?
De Navo hanteert als norm dat lidstaten twee procent van hun bruto binnenlands
product (BBP) aan defensiedoeleinden besteden. Lidstaten die deze norm niet halen,
zoals Nederland, worden geacht te streven naar een groei van de defensieuitgaven in
reële termen. De toevoeging als gevolg van het coalitieakkoord van 250 miljoen aan
het defensiebudget in de periode 2008 tot en met 2011 en de aan Defensie toegekende
prijsbijstelling voor 2008 passen bij dit streven.
Zoals u is meegedeeld in het verslag van de informele bijeenkomst van Navo-ministers van
Defensie in Poiana Brasov op 18 november 2004 (Kamerstuk 28 676, nr. 15) is de Navo-
norm voor de doorlopende inzet van de krijgsmacht 8 procent en de norm voor minimale
totale beschikbaarheid van eenheden voor inzet 40 procent van de totale omvang van de
krijgsmacht. De inzetbaarheidsgegevens van de Navo-lidstaten zijn vertrouwelijk. Wel kan
worden meegedeeld dat Nederland op beide normen een voldoende scoort.
Pagina 14/76
Ministerie van Defensie
Zoals aangekondigd in de beleidsbrief 'Wereldwijd dienstbaar' zullen de komende tijd
verkenningen worden uitgevoerd naar het niveau van de defensiebestedingen op langere
termijn, mede in relatie tot het huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk
perspectief. Over de manier waarop het kabinet deze verkenningen zal uitvoeren, zult u vóór
de behandeling van de defensiebegroting per brief nader worden ingelicht.
23 Welke waardevolle aanpassingen die noodzakelijk worden geacht kunnen niet worden
bekostigd uit de financiële injectie die is afgesproken in het regeerakkoord?
Zie het antwoord op vraag 6.
24 Is het waar dat de voortdurende reorganisaties en reducties bij de krijgsmacht leiden
tot een verminderde arbeidsproductiviteit en tot demotivatie van het personeel?
Hoewel de reorganisaties en reducties een beslag leggen op het personeel heeft dit niet
merkbaar geleid tot een verminderde arbeidsproductiviteit of motivatie van het personeel.
Wel leiden reorganisaties en reducties begrijpelijkerwijs tot onrust en ongerustheid. Om die
reden achten wij snelle besluitvorming van belang. Alleen dan kan het personeel ook snel
duidelijkheid worden geboden.
25 Binnen welke termijn kan de Kamer de uitkomst van de verkenningen naar de
defensiebestedingen op langere termijn tegemoet zien?
27 Wie verricht de verkenningen naar de `defensiebestedingen op langere termijn'? Is dit
afwijkend van reguliere toekomstverkenningen? Kunt u inzicht verlenen in de
achterliggende vraagstelling ten behoeve van deze verkenningen?
35 Kunnen verkenningen naar het niveau van de defensiebestedingen op langere termijn,
mede in relatie tot het huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk perspectief,
ertoe leiden dat het defensiebudget gedurende deze kabinetsperiode naar boven zal
worden bijgesteld?
Pagina 15/76
Ministerie van Defensie
Over de manier waarop het kabinet de komende tijd verkenningen zal uitvoeren naar het
niveau van de defensiebestedingen op langere termijn, mede in relatie tot het huidige
ambitieniveau en in bondgenootschappelijk perspectief, zult u vóór de behandeling van de
defensiebegroting per brief nader worden ingelicht.
26 Zullen eventuele overschrijdingen bij het project "vervanging van de F-16" (door
onder andere hogere aanschafkosten of het niet in staat zijn van het betrokken
Nederlandse bedrijfsleven te voldoen aan de aangegane financiële verplichtingen ten
opzichte van het Rijk in deze) in de betreffende periode 2010-2020 in principe binnen
de beschikbare investeringsruimte van Defensie in die periode gecompenseerd
moeten worden? Welke marges worden hiervoor bij de planning gehanteerd?
28 Kunt u aangeven hoe groot het beslag is dat de vervanging van de F-16 legt op de
investeringsruimte in de periode van 2010 tot 2020? Zo neen, waarom niet?
121 Wat is uiteindelijk bepalend voor de vervanging F-16: de behoeftestelling, of het
beschikbare budget? Hoe worden, indien behoeftestelling leidend is, eventuele
kostenstijgingen budgettair verwerkt? Hoe hoog is het budget voor de vervanging F-
16 dat in de meerjarenraming is opgenomen?
Het budgettaire beslag dat met de verwerving van het planningsaantal van 85 toestellen zal
zijn gemoeid is vooralsnog vastgesteld op ongeveer 5,5 miljard. De Kamer is hierover
geïnformeerd met de jaarrapportage over 2006 van het project Vervanging F-16 (Kamerstuk
26 488 nr. 58 van 11 april 2007). Het budgettaire beslag in de periode 2010 tot 2020
bedraagt ongeveer 4,7 miljard. Eventuele hogere aanschafkosten zullen binnen de
investeringsruimte van Defensie moeten worden gevonden, waarbij uiteraard een afweging
zal moeten worden gemaakt tussen de verschillende investeringsbehoeften.
Volgens de afspraken uit de Medefinancieringsovereenkomst tussen het ministerie van
Economische Zaken en de betrokken industrie wordt het definitieve afdrachtpercentage van
de business case op 1 juli 2008 vastgesteld for better and for worse. De afdrachten komen
ten bate van de algemene middelen van de Rijksbegroting.
Pagina 16/76
Ministerie van Defensie
27 Wie verricht de verkenningen naar de `defensiebestedingen op langere termijn'? Is dit
afwijkend van reguliere toekomstverkenningen? Kunt u inzicht verlenen in de
achterliggende vraagstelling ten behoeve van deze verkenningen?
Zie het antwoord op vraag 25.
28 Kunt u aangeven hoe groot het beslag is dat de vervanging van de F-16 legt op de
investeringsruimte in de periode van 2010 tot 2020? Zo neen, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 26.
29 Kunt u de verhoudingen tussen uitgaven voor personeel, materieel, infrastructuur en
overig aangeven in de jaren 1990, 1995, 2000, 2004, 2005, 2006, 2007 en 2008? Zo
neen, waarom niet?
Uitgaven/begroting 1990 1995 2000 2004 2005 2006 2007 2008
Bedragen x 1000,- Uitgaven % Uitgaven % Uitgaven % Uitgaven % Uitgaven % Uitgaven % Begroting % Begroting %
Personeel 3.640.763 57 3.684.414 61 3.764.193 56 4.351.500 58 4.362.117 57 4.376.331 54 4.298.857 54 4.489.689 55
Materieel 2.564.087 40 2.135.405 35 2.506.524 37 2.792.447 37 2.920.971 38 3.182.458 39 3.246.094 41 3.118.145 39
Infrastructuur 222.738 3 141.817 2 244.261 4 145.380 2 176.980 2 250.040 3 210.194 3 212.081 3
Overig 2.101 0 127.596 2 214.903 3 261.763 3 233.304 3 336.573 4 156.510 2 274.828 3
Totaal 6.429.690 100 6.089.233 100 6.729.881 100 7.551.090 100 7.693.372 100 8.145.402 100 7.911.655 100 8.094.743 100
Noot: Personeel is opgebouwd uit Burgerpersoneel, Militair personeel, Personele exploitatie, Militaire pensioenen en Wachtgelden
Materieel is opgebouwd uit Materiele exploitatie, Investeringen en Bijdragen baten-lastendiensten
Infrastructuur is Infrastructuur.
Overig is Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties, Attaches, Geheime uitgaven en Nominaal en onvoorzien.
30 Zouden MALE UAV's (wanneer daarvan een goed functionerend type zou worden
aangeschaft) niet onmiddellijk ten goede komen aan het operationele optreden van
vandaag de dag?
De operationele betekenis van MALE UAV staat buiten kijf. De krappe budgettaire kaders
bieden echter onvoldoende ruimte voor de verwerving van dit nieuwe systeem. Nederland
heeft enkele tactische mini-UAV's van het type Aladin aangeschaft om de urgente
operationele behoefte in te vullen. De aanschaf van de MALE UAV zou betekenen dat de
huidige capaciteit wordt aangevuld op een hoger operationeel niveau. Vooralsnog wordt
echter prioriteit gegeven aan versterking van het tactische niveau met de Aladin en de
Pagina 17/76
Ministerie van Defensie
verwerving van Short Range UAV's ter vervanging van de Sperwer. Deze systemen staan
onder rechtstreekse aansturing van de tactische commandant. Zijn omgevingsbeeld
verbetert hierdoor al in belangrijke mate.
31 Wordt bij de Defensieplanning nu alleen nog maar rekening gehouden met 'vandaag
de dag'?
Zie het antwoord op vraag 12.
32 Welke versobering wordt beoogd van generieke opleidingen? Welke gevolgen heeft
die versobering?
Op dit ogenblik worden de mogelijkheden tot versobering van de generieke opleidingen nog
onderzocht. De uitkomsten van dit onderzoek zijn nog niet beschikbaar.
33 Kan het vasthouden aan ten minste 20 procent als investeringsquote ook worden
bereikt door zowel de Defensiebegroting in haar totaliteit als de uitgaven voor nieuw
materieel op een hoger niveau te brengen? Waarom wordt die weg niet gevolgd maar
wel de weg van extra bezuinigingen bij bijv. de Defensie Materieel Organisatie (DMO)
en het Commando Dienstencentra (CDC)?
De investeringsquote wordt bepaald door de verhouding tussen investeringsuitgaven en
exploitatieuitgaven binnen de totale defensiebegroting. Als de groei van investeringsuitgaven
groter is dan de groei van de totale defensiebegroting, stijgt dus de investeringsquote. De
investeringsquote stijgt ook als de exploitatieuitgaven verminderen bij een gelijkblijvende
defensiebegroting. Ongeacht de stijging of daling van de defensiebegroting is het streven
erop gericht de uitgaven voor materiële exploitatie altijd zo laag mogelijk te houden. Op deze
manier kan namelijk meer ruimte ontstaan voor uitgaven voor werving en behoud van
personeel en voor investeringen in nieuw materieel. De extensiveringsmaatregelen bij de
DMO en het CDC moeten dan ook in dit licht worden begrepen.
34 Welke aanpassingsproblemen kunnen optreden door strengere budgettaire kaders bij
onder meer de generieke opleidingen, de DMO en het CDC?
Pagina 18/76
Ministerie van Defensie
38 Op welke eventuele aanpassingsproblemen wordt precies gedoeld betreffende de
strengere budgettaire kaders?
De aanpassingsproblemen die kunnen optreden zijn bijvoorbeeld het herfaseren van niet
rechtstreeks met de uitvoering van operaties samenhangende opleidingen. Wat de DMO en
het CDC betreft gaat het om versoberen en herprioriteren van activiteiten op het gebied van
de interne ondersteuning en dienstverlening.
35 Kunnen verkenningen naar het niveau van de defensiebestedingen op langere termijn,
mede in relatie tot het huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk perspectief,
ertoe leiden dat het defensiebudget gedurende deze kabinetsperiode naar boven zal
worden bijgesteld?
Zie het antwoord op vraag 25.
36 Wat is de mening van de Navo over de hoogte van de Nederlandse defensiebegroting
in het huidige tijdsbestek?
Zie het antwoord op vraag 22.
37 Is voor de langere termijn hervatting van de projecten MALE UAV, Allied Ground
Surveillance en TacTom voorzien of wordt een hervatting door u wenselijk geacht?
Op dit ogenblik wordt hervatting van deze projecten niet overwogen. Eventuele hervatting is
uiteraard afhankelijk van de beschikbare budgettaire ruimte. Vanzelfsprekend zullen dan ook
andere investeringsbehoeften in de afweging moeten worden betrokken. Wat het Alliance
Ground Surveillance (AGS)-programma betreft geldt dat de deelnemende Navo-landen dit
programma onlangs hebben beëindigd. Op dit ogenblik wordt binnen de Navo gesproken
over de mogelijkheid van voortzetting van dit programma in afgeslankte vorm. Nederland zal
deze besprekingen volgen.
38 Op welke eventuele aanpassingsproblemen wordt precies gedoeld betreffende de
Pagina 19/76
Ministerie van Defensie
strengere budgettaire kaders?
Zie antwoord op vraag 34.
39 Deelt u de opvatting dat een deel van het extra geld voor de inzet van militairen in het
kader van het geïntegreerde buitenlands beleid gevonden kan worden bij
Ontwikkelingssamenwerking (OS)? Waarom betaalt Defensie, en niet OS de extra
Civil-military Cooperation (Cimic)-capaciteit?
128 Wie betaalt 30 extra Cimic-funtionarissen? Defensie of OS?
Civil-military cooperation (Cimic) is een integraal onderdeel van modern militair optreden en
heeft tot doel de militaire operatie te ondersteunen. Cimic richt zich op de relatie tussen de
militaire operatie en de civiele omgeving. Commandanten dienen bij de planning,
voorbereiding en uitvoering van een militaire operatie rekening te houden met de civiele
omgeving waarin deze plaats vindt. Afstemming tussen militaire en civiele actoren in een
operatiegebied is voor beiden van belang. Cimic is een militaire functie en wordt daarom
door Defensie betaald.
Vaak is er sprake van enige vorm van ondersteuning door militairen aan civiele partijen. Dit
kan in de vorm van projecten ter ondersteuning van het draagvlak voor de militaire operatie.
Voor dit soort "hearts and minds"-projecten stelt Ontwikkelingssamenwerking een budget
beschikbaar. Dit geld is afkomstig uit ODA-middelen. Voorbeelden van dergelijke projecten
zijn het herstellen van irrigatiewerken, wegen, bruggen en scholen.
40 Wat verstaat u onder '...de bescherming van het individu en samenleving...' onder het
kopje 'Verbreding veiligheidsrisico's'?
Hiermee wordt bedoeld dat de krijgsmacht naast de klassieke taak van de verdediging en
bewaking van het nationale en bondgenootschappelijke grondgebied in toenemende mate is
betrokken bij het tegengaan van maatschappijontwrichtende ontwikkelingen en bij de
bescherming van burgers binnen en buiten de landsgrenzen. Deze trend heeft de afgelopen
jaren onder meer geleid tot de intensivering in de samenwerking van Defensie met civiele
Pagina 20/76
Ministerie van Defensie
autoriteiten op het terrein van de nationale veiligheid.
41 Kunt u op basis van (specifieke) resultaten aangeven of de investeringen in
ontwikkelingssamenwerking de afgelopen jaren (duurzaam) effectief zijn gebleken en
daarmee gerechtvaardigd?
De minister voor Ontwikkelingssamenwerking heeft daarover gerapporteerd in twee brieven
aan de Tweede Kamer: "Een zaak van iedereen, investeren in ontwikkeling in een
veranderende wereld" (16 oktober 2007) en "Kabinetsagenda 2015" over de
millenniumontwikkelingsdoelen (29 juni 2007). Ook verwijzen wij naar de rapportage
"Resultaten in ontwikkeling" (mei 2007) en de reacties op de evaluaties van de Inspectie
Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie (IOB) van de minister voor
Ontwikkelingssamenwerking.
42 Hoe wordt hier concreet invulling gegeven aan de ondersteunende rol voor de
krijgsmacht bij fragiele staten? Wat betekent dit in financieel opzicht? Betaalt het
ministerie van Defensie de kosten van de uitvoering van ontwikkelingsrelevante
activiteiten?
Zie het antwoord op vraag 8.
43 Kunt u uiteenzetten hoeveel de verschillende lidstaten van de Navo bijdragen (bijv. in
aantallen militaire eenheden) aan de ontwikkeling van een bondgenootschap dat tot
ver buiten het eigen grondgebied stabiliteit brengt, en hoe die bijdragen zich
verhouden tot het Bruto Binnenlands Product van die Navo-lidstaten?
Zie het antwoord op vraag 22.
44 Kunt u uiteenzetten welke initiatieven Nederland in Navo-verband ontplooid heeft om
de relevantie van de NATO Response Force (NRF) voor lopende operaties te
verhogen? Wat is hierover uw standpunt in relatie tot de inzet van de Navo in
Afghanistan, het voortdurende tekort aan militairen daar, de vullingproblemen bij de
NRF en het feit dat het een "papieren tijger" is die niet wordt ingezet maar wel beslag
Pagina 21/76
Ministerie van Defensie
legt op - voor Afghanistan - broodnodige capaciteiten?
Nederland heeft in de aanloop naar de vergadering van Navo-ministers van Defensie in
Sevilla in februari dit jaar twee suggesties gedaan (zie Kamerstuk 28676, nr. 33 d.d. 21
februari 2007). Ten eerste een verruiming van de inzetmogelijkheden van de NRF door een
relatie te leggen met de Strategic Reserve Forces (SRF), waarbij Nederland pleit om de
SRF-taak geheel of gedeeltelijk neer te leggen bij de NRF. Ten tweede een rationalisering
van de omvang en samenstelling van de benodigde strijdmacht. Nederland is er voorstander
van nog eens kritisch te kijken naar het door Saceur uitgewerkte ambitieniveau voor de
omvang en samenstelling van de NRF in deze tijden van grote operationele druk. Dit
overigens zonder afbreuk te doen aan het concept, op grond waarvan de NRF voor het
volledige scala van Navo-missies moet kunnen worden ingezet.
45 Welke overleg is er met de Navo geweest over de Nederlandse voornemens om meer
F-16's, meer Leopard 2 tanks en meer pantserhouwitsers 2000 af te stoten?
Er is geen overleg met de Navo gevoerd over specifieke maatregelen. Wel passen deze
maatregelen bij de oproep van de Navo prioriteit te verlenen aan ondersteunde capaciteiten
boven de instandhouding van grote aantallen hoofdwapensystemen. De Navo onderschrijft
de redenering die ten grondslag ligt aan de gemaakte keuzen.
46 Is de inzet van Nederland in de NRF afhankelijk van de uitkomst van het debat over
`common funding'? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke invloed heeft het op het
Nederlandse defensiebeleid als er geen vorm van `common funding' wordt
ontwikkeld? Wanneer verwacht u dat deze discussie een (voorlopig) einde krijgt?
De Nederlandse bijdrage aan de NRF staat los van de gesprekken in bondgenootschappelijk
verband over gemeenschappelijke financiering. Mede op Nederlands aandringen is voor de
duur van twee jaar wel een proefregeling overeengekomen waarin een gedeeltelijke
vergoeding van transportkosten wordt voorzien voor de initiële verplaatsing van een korte
termijn ontplooiing van de NRF. Deze proefregeling geldt tot eind 2009.
47 Hoe denkt de regering de eigen bijdrage aan de NRF `snel, effectief en flexibel' in te
Pagina 22/76
Ministerie van Defensie
kunnen zetten met in acht neming van de Artikel 100-procedure? Worden in NRF
verband dezelfde Rules of Engagement (ROE) en caveats gehanteerd, of kan dit per
nationaal onderdeel afwijken? In hoeverre bent u bereid de Nederlandse ROE en
caveats aan te passen aan die van de andere NRF deelnemers?
De NRF kan zowel voor internationale crisisbeheersingsoperaties als ter verdediging van het
bondgenootschappelijke grondgebied worden ingezet. Bij de inzet van de NRF voor
crisisbeheersingsoperaties is de artikel 100-procedure van toepassing. Binnenkort kan de
Kamer de regeringsreactie tegemoet zien op het rapport van de commissie-Van Baalen
("Inzet met instemming - De rol van de Tweede Kamer bij het uitzenden van militairen") en
het advies daarover van de Adviesraad Internationale Vraagstukken ("Inzet van de
krijgsmacht: wisselwerking tussen nationale en internationale besluitvorming"). Daarin zal
nader worden ingegaan op de besluitvorming bij de inzet van NRF en EU Battlegroups .
In Navo-operaties wordt doorgaans gewerkt met één set geweldsinstructies (Rules of
Engagement (ROE)). Dat geldt ook voor de eventuele inzet van de NRF. Deze
geweldsinstructies worden verstrekt door Saceur nadat zij zijn overeengekomen in het
Militair Comité en de Noord-Atlantische Raad. Voor elke operatie worden nieuwe, op het
desbetreffende mandaat toegesneden geweldsinstructies opgesteld. Elke geweldsinstructie
wordt beoordeeld door de Nederlandse autoriteiten alvorens zij aan de Nederlandse
militairen wordt verstrekt. Daarbij wordt de wens om zo min mogelijk nationale voorbehouden
te maken afgewogen tegen de Nederlandse juridische en politieke kaders.
48 Wordt er, gezien de moeizame samenwerking tussen civiele (politie) missies van de
Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) en de Navo, gestreefd naar een
nauwere samenwerking tussen EVDB civiele missies en de EU Battlegroups?
Civiel-militaire samenwerking is een belangrijk aandachtspunt binnen het EVDB. Om hier op
een juiste manier invulling aan te geven is er binnen de EU-Militaire Staf een civiel/militaire
cel en een operatiecentrum ingericht. Het operatiecentrum is in staat om zowel militaire- als
civiele operaties te plannen en aan te sturen.
49 Geldt de verbreding van de inzet van de krijgsmacht ook voor de financiering ervan,
Pagina 23/76
Ministerie van Defensie
door andere departementen?
Ja. Afhankelijk van de aard van de inzet van de krijgsmacht kan voor de financiering ervan
een beroep worden gedaan op de HGIS-post crisisbeheersingsoperaties, het
Stabiliteitsfonds of de verrekeningsmethode die in het kader van de Intensivering Civiel-
Militaire Samenwerking (ICMS) is overeengekomen voor de inzet van de krijgsmacht binnen
de landsgrenzen.
50 Kunt u uiteenzetten welke materiële tekorten zijn vastgesteld? Welke worden binnen
het Europees Defensie Agentschap (EDA) aangegrepen om op te lossen? Welke
worden binnen de Navo opgelost? Is er sprake van taakverdeling tussen EDA en
Navo? Zo ja hoe ligt deze? Zo neen, hoe wordt dan overlap voorkomen?
Het verschil (in termen van operationele risico's) tussen de behoefte van de EU en de
aangeboden capaciteiten wordt thans uitgewerkt in een `Progress Catalogue' die eind 2007
gereed moet zijn. De `Progress Catalogue' stelt eenduidig vast welke capaciteiten nog
ontbreken en welke beperkingen dat oplegt aan de mogelijkheden van militair optreden door
de EU, binnen het gestelde ambitieniveau. De belangrijkste opdracht voor het EDA is te
komen tot een capaciteitenontwikkelingsplan. Dit plan moet richtinggevend worden voor de
lange termijncapaciteitenontwikkeling. De afstemming van capaciteitsprojecten tussen de EU
en de Navo gebeurt in de EU-Nato Capability Group.
51 Is een versterking gewenst van middelen die kunnen worden ingezet bij
noodhulpoperaties? Zo ja, aan welk type materieel wordt hierbij gedacht? Zo neen,
waarom niet?
De ervaring met recente noodhulpoperaties in Indonesië (tsunami), Pakistan (aardbeving),
de VS (orkaan Katrina), Portugal (bosbranden), Suriname (overstroming) en Griekenland
(bosbranden) toont aan dat Defensie ook voor dergelijke operaties toereikend is uitgerust.
52 Kunt een overzicht geven van de taken die dagelijks worden uitgevoerd in het kader
van de nationale veiligheid? Zo neen, waarom niet?
Pagina 24/76
Ministerie van Defensie
Defensie voert structureel een aantal (veiligheids)taken uit voor civiele overheden. Hieronder
vallen de politietaken van de Koninklijke marechaussee (artikel 6 Politiewet 1993), de
bijdrage van Defensie aan Nederlandse Kustwacht (o.a. Search & Rescue), de opsporings-
en ruimingstaken van de Explosievenopruimingsdienst Defensie, het bewaken van het
luchtruim in het kader van de bestrijding van luchtvaartterrorisme (o.a. de gereedstelling van
twee F-16's als Quick Reaction Alert), de nationale terrorismebestrijdingstaak van de
bijzondere bijstandseenheden en ten slotte het beschikbaar stellen van gegarandeerde
medische opvangcapaciteit bij ongevallen en rampen in het Calamiteitenhospitaal.
Daarnaast zijn in het kader van de Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking afspraken
gemaakt over de beschikbaarheid en inzet van vooral specialistische defensiecapaciteiten bij
het verlenen van militaire bijstand of steunverlening.
53 Wie koos de Nederlandse militairen in Uruzgan uit tot 'Nederlander van het jaar 2006'?
Het weekblad Elsevier.
54 Hoe groot is het budget voor Security Sector Reform? Kunt u een overzicht geven van
de aanwending van deze middelen (welke landen, welke financiële omvang, effect en
bereik)?
Er is geen afzonderlijk budget voor SSR. Voor de financiering van SSR-projecten kan een
beroep worden gedaan op het Stabiliteitsfonds. Binnenkort zal de minister van Defensie u
een aparte brief sturen over de ontwikkeling van de SSR-capaciteit van Defensie. Daarvan
zal ook het gevraagde overzicht deel uitmaken.
55 Kunt u een overzicht geven van alle kleinschalige civiele missies en (civiele)
politiemissies waaraan de krijgsmacht een bijdrage levert? Zo ja, hoeveel financiële
middelen, hoeveel personen, zijn waar, met welke effect, en met welke doelstelling
ingezet? Zo neen, waarom niet?
Defensie levert een bijdrage aan de volgende kleinschalige civiele missies en (civiele)
politiemissies:
Pagina 25/76
Ministerie van Defensie
· European Force/Integrated Police Unit (EUFOR/IPU): twaalf functionarissen van de
Koninklijke marechaussee die worden ingezet voor recherchetaken en het
analyseren van inlichtingen.
· EU Police Mission Bosnië-Herzegovina (EUPM): zes civiele politiefunctionarissen en
vier functionarissen van de Koninklijke marechaussee voor de opbouw van het
politieapparaat, met een versterkte aandacht voor ondersteuning bij de bestrijding
van de georganiseerde misdaad.
· United Nations Mission in Sudan (UNMIS): vijftien United Nations Police Officers (
UNPO's) waaronder elf marechaussees en vier civiele politiefunctionarissen en
vijftien United Nations Military Observers ( UNMO's ) voor het toezien op en
begeleiden van de implementatie van het vredesakkoord tussen Noord-en Zuid-
Sudan.
· European Union Border Assistance Mission Rafah (EUBAM Rafah): drie
functionarissen van de Koninklijke marechaussee verzorgen op verzoek van zowel
Israël als de Palestijnse Autoriteit de aanwezigheid van een derde partij bij de
grensovergang in Rafah.
· European Communications Security and Evaluation Agency (EUSEC en EUSEC
FIN): drie militairen ondersteunen de hervorming van het Congolese
defensieapparaat.
· Bureau Intégré des Nations Unies au Burundi (BINUB) : één militair ondersteunt de
Burundese regering bij de coördinatie met donoren.
· Burundi: twee militairen ter ondersteuning van de Burundese regering bij het
hervormen van de krijgsmacht en de politie.
De additionele uitgaven voor de politiebijdrage aan UNMIS zijn opgenomen in de totale
additionele uitgaven voor deze missie. De verwachte uitgaven voor de kleinschalige civiele
missies en (civiele) politiemissies in 2007 zijn circa 1,5 miljoen euro. Deze additionele
uitgaven worden ten laste gebracht van de structurele voorziening 'uitvoeren
crisisbeheersingsoperaties' van HGIS.
56 Kan worden aangegeven wat thans de stand van zaken is bij de invoering van Network
Enabled Capabilities (NEC) en van het daarmee verwante Soldier Modernisation
Programma (SMP) in de Nederlandse krijgsmacht?
Pagina 26/76
Ministerie van Defensie
De invoering van NEC vordert gestaag. Verschillende projecten dragen bij aan de
totstandkoming van de voor NEC benodigde geïntegreerde Netwerk- en Informatie-
Infrastructuur (NII). Hierdoor kunnen steeds meer capaciteiten onderling worden verbonden
door informatienetwerken. Met behulp van projecten zoals het Battlefield Management
System, NIMCIS en Link-16 worden de operationele informatievoorziening, de
commandovoering en het omgevingsbeeld op tactisch niveau de komende jaren verder
verbeterd. Het project Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS), voortgekomen uit
het Soldier Modernisation Program, richt zich in dit kader specifiek op de individuele militair
die is ingedeeld bij eenheden die te voet of uitgestegen optreden. De behoeftestelling voor
VOSS zal u het komende halfjaar worden aangeboden; de invoering van deze capaciteit is
voorzien vanaf 2010.
Met de Hoofdlijnennotitie van 2 juli 2007 bent u geïnformeerd over de voorgenomen verdere
verbetering van de Netwerk Informatie Infrastructuur (NII) en de ondersteuning van de
commandovoering en operationele inzet. Deze aanvulling op de voorziene projecten is van
groot belang om de benodigde interoperabiliteit met samenwerkingspartners te verzekeren
en de onderlinge samenhang van capaciteiten uit de diverse operationele commando's te
versterken.
57 Wat is uw standpunt over de effectiviteit van de 3D-benadering?
Zie het antwoord op vraag 8.
58 Deelt u de mening dat verwachtingen over te bereiken resultaten weliswaar niet te
hooggespannen mogen zijn, maar wel realistisch? In hoeverre kan TNO hierin een rol
spelen? Wat zijn de ervaringen tot dusver?
Zie het antwoord op vraag 8.
59 Hoe is een geïntegreerde. veelomvattende aanpak mogelijk wanneer hulporganisaties
(zoals NOVIB) zich maximaal distantiëren van de inspanningen die de krijgsmacht
verricht? Is een organisatie als NOVIB bereid om werkelijk 'de krachten te bundelen '
Pagina 27/76
Ministerie van Defensie
voor vrede, veiligheid en ontwikkeling?
Zie het antwoord op vraag 8.
60 Is het Nederlandse motto bij militair optreden "zo civiel als mogelijk, zo militair als
noodzakelijk" ook ingebed in de militaire praktijk van de bondgenoten waarmee
Nederland samenwerkt in EU en Navo-verband?
Zie het antwoord op vraag 8.
61 Kunt u een overzicht geven van spanningen die ontstaan door het hanteren van
andere normen en waarden in samenwerking met lokale autoriteiten? Kunt u
voorbeelden geven van de verschillen waarop hier wordt gedoeld?
Zie het antwoord op vraag 8.
62 Is de volgorde zoals beschreven in de volgende teksten: Ten eerste moeten stabiliteit
en veiligheid worden bewerkstelligd, ten tweede moet een begin van rechtsorde
worden gevestigd, ten derde moet het geweldsmonopoly van krijgsmacht en politie
worden gevestigd of hersteld en ten vierde moet de sociaaleconomische ontwikkeling
op gang worden gebracht of gaande worden gehouden, eveneens een rangorde in
tijd? Zo neen, hoe moet ten eerste, ten tweede etc. dan worden uitgelegd. Zo ja, wat is
de reden dat ervoor gekozen wordt dat stabiliteit gaat voor het opgang brengen van
sociaaleconomische ontwikkelingen?
De volgorde waarin deze elementen worden benoemd houdt niet noodzakelijkerwijs in dat zij
in de tijd opeenvolgend zijn. Integendeel, een geïntegreerde aanpak vereist dikwijls dat
tegelijkertijd op verschillende terreinen vooruitgang wordt geboekt en dat sprake is van een
nauwe samenhang tussen deze elementen. Op grond van ervaringen met de oplossing van
conflicten is wel duidelijk dat stabiliteit en veiligheid vaak essentiële voorwaarden zijn voor
politieke, sociale en economische ontwikkeling.
63 Betaalt de groeiende defensiebijdrage aan veiligheid binnen de landsgrenzen zich ook
Pagina 28/76
Ministerie van Defensie
terug in een toenemende 'goodwill' voor defensie binnen de ministerraad? Zo ja,
waaruit blijkt dat?
Over `goodwill' heeft Defensie niet te klagen, mede als gevolg van de inzet van de
krijgsmacht in binnen- en buitenland. Deze `goodwill' komt onder meer tot uitdrukking in de
financiële besluiten van dit kabinet ten aanzien van Defensie. Overeenkomstig het
coalitieakkoord komt deze kabinetsperiode 500 miljoen extra beschikbaar voor de
uitvoering van crisisbeheersingsoperaties en het helpen oplossen van operationele
knelpunten bij Defensie. Voorts is Defensie in tegenstelling tot andere departementen voor
het jaar 2008 prijsbijstelling toegekend voor de materiële exploitatie en investeringen (zie
ook het antwoord op vraag 154). In het kader van de operatie Vernieuwing Rijksdienst is de
oorspronkelijk aan Defensie opgelegde taakstelling met een beroep op de knelpuntenreserve
verlaagd van 45 miljoen naar 36,6 miljoen om ingrepen in het operationele domein te
voorkomen.
Zoals aangekondigd in de beleidsbrief 'Wereldwijd dienstbaar' zullen de komende tijd voorts
verkenningen worden uitgevoerd naar het niveau van de defensiebestedingen op langere
termijn, mede in relatie tot het huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk
perspectief. Over de manier waarop het kabinet deze verkenningen zal uitvoeren, zult u vóór
de behandeling van de defensiebegroting per brief nader worden ingelicht.
64 Hoeveel vrije keuzemogelijkheid voor de inzet van Nederlandse troepen
respectievelijk militaire eenheden is nog over wanneer men rekening houdt met de
omvang van een operatie als die in Uruzgan, met de toezeggingen die worden gedaan
ten behoeve van de NATO Response Force en de EU Battlegroups, de twee
kustwachten en met de groeiende defensiebijdrage aan veiligheid binnen de
landsgrenzen resp. de lijst van taken die op p.12 en 13 is vermeld?
Zie het antwoord op vraag 7.
65 Betekent volgens u het opnemen van Diplomacy als onderdeel van de 3-D benadering
ook dat gesproken moet of kan worden met tegenstanders? Zijn hierop
uitzonderingen? Zo ja, wat zijn hiervoor de criteria?
Pagina 29/76
Ministerie van Defensie
Zie het antwoord op vraag 8.
66 Kunt u uiteenzetten wat u bedoelt met het woord "beperkt" bij de beantwoording van
de vragen over de Hoofdlijnennotitie waarin is aangegeven dat de gevolgen van de
reductie van het aantal F-16's "beperkt" zullen zijn? Om welke gevolgen gaat het
precies? Zal het ambitieniveau, in het bijzonder betreffende het hoge
geweldsspectrum voor de duur van een jaar met twee squadrons jachtvliegtuigen
gehandhaafd?
De gevolgen zijn beperkt in die zin dat door achttien F-16 jachtvliegtuigen af te stoten, maar
het aantal squadrons gelijk te houden, het aantal F-16's per squadron afneemt. Verder is er
verlies aan voorzettingsvermogen doordat het totale aantal F-16's van de krijgsmacht
afneemt. Daar staat tegenover dat de inzetbaarheid van de F-16 vloot zal verbeteren omdat
de vrijgekomen vlieger- en onderhoudscapaciteit ten dele zal worden ingezet voor de
resterende F16's. De ambitie om gedurende maximaal een jaar een bijdrage te leveren aan
een operatie hoger in het geweldsspectrum met onder meer twee squadrons
gevechtsvliegtuigen kan nog steeds worden waargemaakt.
67 Is het waar dat het ambitieniveau op termijn, bij gelijkblijvend budget, niet meer waar
te maken is? Kunt u garanderen dat het ambitieniveau in elk geval wel de komende
kabinetsperiode ten volle waargemaakt kan worden? Ook als er zich onverhoopt
nieuwe tegenvallers voordoen?
Zoals in de beleidsbrief is gemeld zal het kabinet de komende tijd verkenningen uitvoeren
naar het niveau van de defensiebestedingen op de langere termijn, mede in relatie tot het
huidige ambitieniveau en in bondgenootschappelijk perspectief. Op de uitkomsten van deze
verkenningen kan niet worden vooruitgelopen. Over de manier waarop het kabinet de
komende tijd de verkenningen zal uitvoeren, zult u vóór de behandeling van de
defensiebegroting per brief nader worden ingelicht.
68 In hoeverre is het nog opportuun om de onderverdeling naar "hoogte van
geweldsspectrum" te maken, wanneer gesteld wordt dat het onderscheid tussen
Pagina 30/76
Ministerie van Defensie
operaties in het hogere en lagere geweldsspectrum onmiskenbaar is vervaagd?
69 Kunt u een definitie van optreden in het hoge, het midden en het lage geweldspectrum
geven?
71 Is het afzien van de optie van deelneming gedurende maximaal een jaar aan een
operatie in het hogere deel van het geweldspectrum een wijziging ten opzichte van de
ambities gedurende de vorige kabinetsperiode? Zo ja, wat is er sindsdien gewijzigd in
de internationale veiligheidssituatie?
73 Hoe verhoudt het niet-waarschijnlijk verklaren van een deelname van een jaar aan een
operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum zich tot de vaststelling dat de
grens tussen het hogere en het lagere deel van het geweldsspectrum onmiskenbaar is
vervaagd?
75 Betekent deelname gedurende maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel
van het geweldspectrum dat de deelname aan de militaire operaties binnen
Afghanistan door landmacht en luchtmacht niet valt binnen de definitie van het hogere
geweldspectrum? Of moet de langere aanwezigheid gezien worden als een
uitzonderlijke inspanning?
77 Heeft de vervaging van het onderscheid tussen operaties in het lagere en hogere
geweldspectrum ook gevolgen voor het materieel dat ingezet moet worden bij
operaties in het lagere deel van het geweldspectrum? Zo ja, welke? Welke gevolgen
heeft dit voor de garantie dat Nederland bijdraagt aan de verschillende delen van het
geïntegreerde buitenlandbeleid van ons land?
Het onderscheid tussen het hogere en lagere deel van het geweldsspectrum is vooral
relevant voor het omschrijven van het hoofddoel van een missie. In het hogere deel van het
geweldsspectrum richt de uitgezonden eenheid zich op het uitvoeren van gevechtsoperaties.
In het lagere deel van het geweldsspectrum richten de activiteiten zich onder meer op het
toezien op bestanden, het bevorderen van veiligheid en ontwapening, het assisteren van de
overheid bij bestuur en veiligheid en het faciliteren van wederopbouw.
Pagina 31/76
Ministerie van Defensie
Al in de Prinsjesdagbrief van 2003 (29 800 X nr. 3) is vastgesteld dat het niet langer
waarschijnlijk is dat Nederland of het bondgenootschap in de voorzienbare toekomst
betrokken raakt bij een langdurige, grote operatie hoog in het geweldsspectrum. Het
optreden bij een dergelijke operatie is er op gericht om het conflict zo snel mogelijk te
beslechten. Het ambitieniveau van de krijgsmacht, dat is uiteengezet in de
Actualiseringsbrief van 2 juni 2006 en onverkort van kracht blijft, voorziet daarom in de inzet
van een brigade of equivalent in het hogere deel van het geweldsspectrum gedurende
maximaal één jaar. Is dit conflict eenmaal beslecht, dan kan het optreden worden gevolgd
door een bijdrage aan een meer langdurige crisisbeheersingsoperatie.
Bij de huidige operaties in het lagere deel van het geweldsspectrum moet ermee rekening
worden gehouden dat het geweldsniveau binnen het missiegebied in tijd en plaats sterk kan
variëren. Daar waar één deel van de eenheid wordt geconfronteerd met een geweldssituatie
kan een ander deel van dezelfde eenheid in een ander deel van het missiegebied zich in een
relatief rustige situatie bevinden. Deze ontwikkeling heeft gevolgen voor het materieel en het
personeel. Een uitgezonden eenheid moet zijn voorbereid op verschillende vormen van
optreden. De eenheid moet kunnen beschikken over voldoende vuurkracht en over een
toereikende bescherming. De operationele noodzaak het beschermingsniveau te verhogen,
zorgt ervoor dat Defensie ook bij missies met een geringer voorzien risico een grotere
inspanning moet leveren bij de uitrusting en training van de uitgezonden eenheid. Door op
deze ontwikkeling adequaat te reageren, blijft de krijgsmacht in staat bij te dragen alle
vormen van crisisbeheersingsoperaties, en daarmee een bijdrage te leveren aan het
geïntegreerde buitenlands beleid van Nederland.
De missie in Afghanistan is volgens de hierboven gegeven omschrijving geen operatie in het
hogere deel van het geweldsspectrum. Zoals is gebleken kan het geweldsniveau tijdens
deze operatie in tijd en plaats sterk variëren. De huidige inzet in Afghanistan past binnen het
ambitieniveau, in die zin dat deze inzet kan worden beschouwd als een langdurige bijdrage
aan een operatie lager in het geweldsspectrum met drie keer een taakgroep van
bataljonsgrootte of een equivalent daarvan.
69 Kunt u een definitie van optreden in het hoge, het midden en het lage geweldspectrum
Pagina 32/76
Ministerie van Defensie
geven?
Zie het antwoord op vraag 68.
70 Houdt u nog rekening met de mogelijkheid van een wat langer durend conflict hoog in
het geweldsspectrum bijvoorbeeld in spanningshaarden als het gebied tussen de
Zwarte Zee en de Kaspische Zee, Syrië, Iran, Taiwan enzovoorts?
Al in de Prinsjesdagbrief 2003 (Kamerstuk 29 800 X nr. 3) is vastgesteld dat het niet langer
waarschijnlijk is dat Nederland of het bondgenootschap in de voorzienbare toekomst
betrokken raakt bij een langdurige, grote operatie hoog in het geweldsspectrum. Het
ambitieniveau van de krijgsmacht blijft voorzien in de inzet van een brigade of equivalent in
het hogere deel van het geweldsspectrum gedurende maximaal één jaar. Het optreden bij
een dergelijke operatie is er op gericht om het conflict zo snel mogelijk te beslechten.
71 Is het afzien van de optie van deelneming gedurende maximaal een jaar aan een
operatie in het hogere deel van het geweldspectrum een wijziging ten opzichte van de
ambities gedurende de vorige kabinetsperiode? Zo ja, wat is er sindsdien gewijzigd in
de internationale veiligheidssituatie?
Zie het antwoord op vraag 68.
72 Wie heeft vastgesteld dat het niet langer waarschijnlijk is dat het Navo-
bondgenootschap in de voorzienbare toekomst betrokken raakt bij een langdurige
operatie hoog in het geweldsspectrum? Bij welke gelegenheid is dit vastgesteld? Was
dat de Navo zelf? Zo ja, hoe is dat door de Navo verwoord? Wat is de mening wat dat
betreft van Midden-Europese lidstaten zoals Polen en Slowakije?
De vaststelling dat wat de duur van dergelijke operaties betreft er voortaan voor
planningsdoeleinden geen rekening mee hoeft te worden gehouden dat Nederland of het
bondgenootschap betrokken raakt bij een langdurige militaire operatie in het hogere deel van
het geweldsspectrum, maakt deel uit van de Prinsjesdagbrief 2003 (29 800 X nr. 3). Het
militaire optreden is er bij dergelijke operaties juist op gericht het conflict zo snel mogelijk te
Pagina 33/76
Ministerie van Defensie
beslechten. Op grond hiervan is destijds geconcludeerd dat Nederland in de komende tien
jaar niet over het vermogen hoeft te beschikken om een brigade of het equivalent ervan
langer dan een jaar in te zetten.
Voorts hebben de Navo-ministers van Defensie in juni 2006 de Ministerial Guidance 2006
goedgekeurd. Daarin is tevens het aangepaste ambitieniveau van de Navo opgenomen. In
dit ambitieniveau is vastgesteld dat de Navo operaties in het gehele geweldsspectrum moet
kunnen uitvoeren, maar dat de focus moet liggen op de meest waarschijnlijke operaties.
Verder spreekt het nieuwe ambitieniveau niet langer van drie grote operaties op
legerkorpsniveau in Navo-verband, maar van twee grote operaties en zes kleinere. Alle
lidstaten van de Navo hebben hiermee ingestemd.
73 Hoe verhoudt het niet-waarschijnlijk verklaren van een deelname van een jaar aan een
operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum zich tot de vaststelling dat de
grens tussen het hogere en het lagere deel van het geweldsspectrum onmiskenbaar is
vervaagd?
Zie het antwoord op vraag 68.
74 Deelt u de mening dat ondanks onmiskenbare verbeteringen van de inzetbaarheid van
de krijgsmacht ter ondersteuning van het geïntegreerde veiligheidsbeleid, de
gevechtskracht en operationele capaciteiten van Defensie per saldo afnemen als
gevolg van de herschikkingen?
De militaire slagkracht wordt niet alleen bepaald door hoofdwapensystemen, maar in
toenemende mate ook door andere elementen van militair vermogen. Defensie heeft er voor
gekozen juist deze, vooral ondersteunende capaciteiten te versterken. Voorts worden door
gerichte investeringen de capaciteiten van de resterende F-16ÂŽs (verbeterde
luchtgrondbewapening, datacommunicatie en zelfbescherming) en pantserhouwitsers
(precisiemunitie) vergroot. Hoewel Defensie over minder hoofdwapensystemen zal
beschikken, neemt het expeditionaire vermogen van de krijgsmacht dan ook niet af.
75 Betekent deelname gedurende maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel
Pagina 34/76
Ministerie van Defensie
van het geweldspectrum dat de deelname aan de militaire operaties binnen
Afghanistan door landmacht en luchtmacht niet valt binnen de definitie van het hogere
geweldspectrum? Of moet de langere aanwezigheid gezien worden als een
uitzonderlijke inspanning?
Zie het antwoord op vraag 68.
76 Hoe verhoudt de extra behoefte aan transport zich tot de huidige voornemens met
betrekking tot bijvoorbeeld het (niet) aanschaffen van C17-vrachtvliegtuigen?
109 Deelt u de opvatting dat versterking van de strategische transportcapaciteit een
belangrijke prioriteit is?
110 Kunt u (mede) in het verband van het onderzoek naar de mogelijkheden om deel te
nemen aan het C-17 initiatief van de Navo om de strategische luchttransportcapaciteit
te vergroten, uiteenzetten hoeveel Nederland in de periode augustus 2006 t/m eind
2007 heeft uitgegeven of zal uitgeven aan het inhuren van luchttransport?
114 Kunt u een nadere toelichting geven over het C-17 initiatief van de Navo ter vergroting
van de strategische luchttransportcapaciteit? Kan een vliegtuig als de C-17, net als de
C-130, stijgen en landen in gebieden als Afghanistan, of dient er rekening gehouden te
worden met aanleg van infrastructuur in missiegebieden?
115 Welke uitgaven zijn er per begrotingsjaar tot nu toe gedaan voor
luchttransportcapaciteit ten behoeve van de inzet van Nederlandse militairen in
Afghanistan? Welk percentage (in tonnage en in geld) betrof inzet van eigen
capaciteit? Welk percentage (in tonnage en in geld) betrof inzet van ingehuurde
capaciteit? Wordt de capaciteit van de C-130 Herculesvliegtuigen volledig benut? Zijn
er lessen geleerd wat betreft benodigde eigen capaciteit? Hoe wordt de afweging
gemaakt tussen structureel noodzakelijke capaciteit versus inhuur in verband met
incidentele piekbelasting? Welke kostenafweging ligt er ten grondslag aan een keuze
tussen de C-17 en de C-130? Welke kwalitatieve afweging ligt er ten grondslag aan
een keuze tussen de C-17 en de C-130?
Pagina 35/76
Ministerie van Defensie
116 In hoeverre kan poolen met andere Navo of EU-bondgenoten een oplossing bieden
voor het tekort aan strategisch luchttransport?
147 Hoe komt bij de materieelaanschaf tot uitdrukking dat, bij de toenemende
expeditionaire inzet van de krijgsmacht, de behoefte aan luchttransport toeneemt?
Hoe staat het in dat verband met de aanschaf van een of twee C 17-vliegtuig(en)?
In de Navo en EU bestaat een groot tekort aan strategische luchttransportcapaciteit
waarmee zware, zogenaamde `buitenprofiel'-ladingen kunnen worden vervoerd. Om die
reden is in Navo-verband het initiatief genomen tot een pool van C-17
luchttransportvliegtuigen waarvan de aan het initiatief deelnemende landen gebruik kunnen
maken. Op dit ogenblik nemen vijftien Navo-landen alsmede Zweden en Finland deel in dit
initiatief. Door de inspanningen te bundelen kunnen vooral relatief kleine bondgenoten
gemakkelijker toegang krijgen tot deze belangrijke strategische luchttransportcapaciteit.
Nederland heeft laten weten in dit initiatief te willen deelnemen, waarbij wordt uitgegaan van
een gebruik van 500 C-17 vlieguren per jaar. Daarmee zou een deel van de Nederlandse
strategische luchttransportbehoefte kunnen worden afgedekt. Bij de Voorjaarsnota zal
worden teruggekomen op de financiering van de Nederlandse deelneming.
De Nederlandse behoefte aan strategisch transport is gedefinieerd als de capaciteit die is
benodigd om een (generiek) gemechaniseerd bataljon aan het begin van een operatie in het
hogere deel van het geweldsspectrum te kunnen verplaatsen. Dit transport kan zowel door
de lucht als over zee. Na de ontplooiing moet de eenheid logistiek kunnen worden
ondersteund. Om deze behoefte te vervullen zou de krijgsmacht, naast de C-130
transportvliegtuigen en (K)DC-10 vliegtuigen, moeten kunnen beschikken over ongeveer
1700 vlieguren C-17. Dit staat gelijk aan de capaciteit van ten minste één vliegtuig van het
type C-17 (zie de Actualiseringsbrief van 2 juni 2006, Kamerstuk 30 300 X, nr. 127).
Voor luchttransport maakt de krijgsmacht op dit ogenblik gebruik van eigen
transportvliegtuigen, vliegtuigen van militaire partners en vliegtuigen die van vooral
Russische en Oekraïnse civiele bedrijven worden ingehuurd. Het is van belang de
afhankelijkheid van de civiele inhuur van vliegtuigen te beperken. Deze vliegtuigen mogen
Pagina 36/76
Ministerie van Defensie
niet iedere lading vervoeren, onder meer als gevolg van regelgeving van de International Air
Transport Association. Ook zijn zij niet altijd beschikbaar of operationeel inzetbaar,
bijvoorbeeld bij het optreden in gevaarlijke gebieden en bij slecht verharde en korte
landingsbanen. Ook kleven aan civiele inhuur beperkingen met betrekking tot het
laadvermogen, speciale vrachten en de gebruikelijke ontbindende bepalingen in contracten.
Aangezien ook onze bondgenoten kampen met tekorten zijn de mogelijkheden beperkt om
op hun luchttransportmiddelen een beroep te doen. Wel streven Navo- en EU-lidstaten naar
een doelmatiger gebruik van de beschikbare luchttransportcapaciteit. Het recente initiatief tot
een European Airlift Transportation Command is hiervan een sprekend voorbeeld. Nederland
is krachtig voorstander van dit initiatief en heeft hiervoor de vliegbasis Eindhoven kandidaat
gesteld (zie ook de antwoorden op vragen 151 en 152). Dergelijke initiatieven leveren op
zichzelf echter niet meer luchttransportmiddelen op. Nederland heeft ter ondersteuning van
expeditionaire operaties de afgelopen jaren besloten het aantal C-130 transportvliegtuigen
en DC-10 uit te breiden. Het tekort aan `buitenprofiel' luchttransportcapaciteit wordt daarmee
echter niet weggenomen.
De C-130 is beduidend kleiner dan de C-17 en is zeer geschikt om in het missiegebied te
opereren vanaf kleinere vliegvelden en met lichtere ladingen. De C-17 geldt als strategisch
luchttransport en kan snel over grote afstanden veel lading vervoeren. Dit toestel beschikt
bovendien over tactische vliegeigenschappen waardoor het ook gebruik kan maken van
kleinere vliegvelden in een operatiegebied. De keuze voor het gebruik van een van de
vliegtuigen wordt ingegeven door de verschillende operationele kenmerken zoals
laadvermogen, volume van het laadruim, vliegsnelheid, grootte en kwaliteit van de start- en
landingsbanen. Zowel de C-130 als de C-17 worden veelvuldig in Afghanistan ingezet. Extra
infrastructuur in Afghanistan is hiervoor niet vereist.
Het is niet eenvoudig aan te geven welke uitgaven zijn gemoeid met de inhuur van
luchttransport. Dit komt omdat deze uitgaven voor een deel  bijvoorbeeld voor het vervoer
van personeel  deel uitmaken van de normale bedrijfsvoering en omdat luchttransportsteun
die wordt geleverd door militaire partners wordt verrekend op basis van uiteenlopende
overeenkomsten. Ter ondersteuning van operaties in Afghanistan waren de uitgaven voor
ingehuurd luchttransport in 2006 ongeveer 22 miljoen en in 2007 (tot en met september)
Pagina 37/76
Ministerie van Defensie
ongeveer 20 miljoen.
77 Heeft de vervaging van het onderscheid tussen operaties in het lagere en hogere
geweldspectrum ook gevolgen voor het materieel dat ingezet moet worden bij
operaties in het lagere deel van het geweldspectrum? Zo ja, welke? Welke gevolgen
heeft dit voor de garantie dat Nederland bijdraagt aan de verschillende delen van het
geïntegreerde buitenlandbeleid van ons land?
Zie het antwoord op vraag 68.
78 Is het waar dat het ambitieniveau zoals verwoord in `actualiseringsbrief' (2 juni 2006)
actualisering behoeft? Zo ja, waarom wordt de formulering dan niet aangepast in de
zin die u aangeeft? Kunt u uiteenzetten wat u bedoelt met de zinsnede 'het
ambitieniveau blijft onverkort gehandhaafd' interpreteren, als de omgevingsanalyse
om een andere definitie van het ambitieniveau vraagt?
Het ambitieniveau dat is aangepast in de Actualiseringsbrief blijft van kracht. In de
beleidsbrief is een verduidelijking gegeven over delen van het ambitieniveau waar actuele
ontwikkelingen daar aanleiding toe geven. Een herdefiniëring van het ambitieniveau is niet
noodzakelijk.
79 In welke zin komen etnische en culturele verscheidenheid de kwaliteit van de
defensieorganisatie en van de operationele inzet ten goede?
105 Kunt u ons een overzicht verstrekken van best practices op het gebied van
diversiteitbeleid?
Uit onderzoek komt naar voren dat divers samengestelde teams beter presteren. Zij
beschikken over een rijkere kennis en ervaring, functioneren beter en flexibeler en leveren
daardoor betere prestaties. Dit geldt ook voor Defensie. De ervaringen bij operationele inzet
wijzen daar ook op. Zo is gebleken dat vrouwelijke militairen onmisbaar zijn bij het opbouwen
van contacten met lokale vrouwen in missiegebieden, vooral als het gaat om civiel-militaire
Pagina 38/76
Ministerie van Defensie
taken en bij humanitaire hulpverlening in wederopbouwmissies. Ook bij andere taken van
Defensie is de meerwaarde van divers samengestelde teams gebleken. Zo is bij uitoefening
van de grensbewakingstaken van de Koninklijke marechaussee gebleken dat het voordelen
heeft werknemers met een bepaalde etnisch-culturele achtergrond in de teams te hebben.
80 Wanneer is de reorganisatie (personeelsreductie) werkelijk klaar en komt een einde
aan de onzekerheid onder het personeel? Om hoeveel mensen gaat het (naar
onderdeel)?
Zie het antwoord op vraag 16.
81 Hoeveel medewerkers maakten binnen het ministerie van Defensie gebruik van de
Sociaal Beleidskader (SBK)-regeling in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005,
2006, 2007? Hoeveel medewerkers die gebruik maakten van het SBK zijn herplaatst in
de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007? Hoeveel medewerkers die
gebruik maakten van het SBK zijn uitgestroomd in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003,
2004, 2005, 2006, 2007?
Het gebruik van het Sociaal Beleidskader als zodanig wordt niet afzonderlijk geregistreerd.
Als de functie van een medewerker vervalt, wordt deze overtollig verklaard en wordt in
eerste instantie maximaal 6 maanden binnen Defensie gezocht naar een andere functie
eventueel in combinatie met om-, her- of bijscholing. Als dit niet leidt tot herplaatsing wordt
de medewerker aan Kansrijk overgedragen, waar een extern bemiddelingstraject in gang
wordt gezet. Als ook het externe traject niet leidt tot een succesvolle herplaatsing, wordt
overgegaan tot overtolligheidontslag en ontvangt betrokkene wachtgeld.
Gebruik van wachtgeldregelingen (per standdatum):
31-12-2005 31-12-2006 30-09-2007
burgers 1877 1910 2102
militairen 718 555 520
totaal 2595 2465 2622
Uitstroom uit wachtgeldregeling (op jaarbasis, 2007 tot en met 30 september):
Pagina 39/76
Ministerie van Defensie
2005 2006 2007
burgers 179 260 266
militairen 638 379 229
totaal 817 639 495
Gegevens over het herplaatsen van medewerkers die een wachtgelduitkering hebben zijn
niet beschikbaar.
82 Hoeveel medewerkers maakten binnen het ministerie van Defensie gebruik van een
wachtgeldregeling in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007? Hoeveel
medewerkers die gebruik maakten van een wachtgeldregeling zijn herplaatst in de
jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007? Hoeveel medewerkers die
gebruik maakten van een wachtgeldregeling zijn uitgestroomd in de jaren 2000, 2001,
2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007?
Zie het antwoord op vraag 81.
83 Is er naast loopbaanbegeleiding ook begeleiding naar de civiele maatschappij als van
een militair op een leeftijd van 35 jaar of ouder het contract niet verlengd wordt?
Een militair die in FPS niet binnen Defensie doorstroomt zal door het Dienstencentrum
Externe Bemiddeling Defensie (DC EBD) worden begeleid bij het vinden van een baan op de
civiele arbeidsmarkt.
84 Wanneer zijn de resultaten van de `nulmeting' beschikbaar en welke datum wordt er
voor de nulmeting gehanteerd?
De brief "Stand van zaken en nulmeting FPS" is op 5 oktober 2007 (Kamerstuk 31200, nr.9 )
aan de Kamer aangeboden.
85 Heeft u doelstellingen op het gebied van gender, etniciteit en leeftijdsopbouw? Zo ja,
welke zijn dat?
Pagina 40/76
Ministerie van Defensie
In het Actieplan Gender 2004-2010 zijn de doelstellingen en maatregelen van het
genderbeleid vastgelegd. Defensie streeft naar 12 procent vrouwelijke militairen en 30
procent vrouwelijke burgermedewerkers in het personeels bestand. Op dit ogenblik wordt
bezien hoe in deze streefcijfers kan worden gedifferentieerd om gerichter beleid te kunnen
voeren. Voor sommige functies - bijvoorbeeld in de techniek - blijkt het lastig te zijn de
gewenste aantallen te halen terwijl voor andere functies - bijvoorbeeld in de medische zorg-
het wellicht mogelijk blijkt boven de streefcijfers uit te komen. Voor de doelstellingen met
betrekking tot etniciteit verwijs ik u naar de kamerbrief over diversiteit die u vóór het
wetgevingsoverleg van 5 november aanstaande wordt aangeboden. In de brief "Stand van
zaken en nulmeting FPS" (Kamerstuk 31200 X, nr.9) is aangeboden, staan de doelstellingen
met betrekking tot de leeftijdsopbouw van het militair personeel.
86 Hoeveel allochtone medewerkers zijn er binnen het ministerie van Defensie als militair
personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006, 2007? Hoeveel
allochtone medewerkers zijn binnen de diverse rangen in elk krijgsmachtonderdeel
van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en
2007?
Uit de resultaten van het onderzoek "Kleur bekennen", zoals u aangeboden met mijn brief
van 29 september 2006 (30 800X nr. 5), blijkt dat het percentage etnisch culturele
minderheden bij Defensie in 2005 rond 7 procent ligt. Aangezien de registratie sinds het
beëindigen van de Wet Samen (2003) plaatsvindt op basis van vrijwilligheid, zijn geen
actuele gegevens beschikbaar.
87 Hoeveel vrouwen werken er binnen het ministerie van Defensie als militair personeel
in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel vrouwen werken
er als militair personeel binnen de diverse rangen in elk krijgsmachtonderdeel van het
ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
89 Hoeveel mannen werken er binnen het ministerie van Defensie als militair personeel in
de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel mannen werken er
als militair personeel binnen de diverse rangen in elk krijgsmachtonderdeel van het
ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
Pagina 41/76
Ministerie van Defensie
2005 2006 2007
MAN VROUW MAN VROUW MAN VROUW
Commando Zeestrijdkrachten Manschappen 3.131 511 2.947 455 2.742 380
Onderofficier 4.578 317 4.095 309 3.685 304
Subalterne officier 1.027 153 780 119 715 109
Hoofdofficier 752 45 615 47 572 53
Vlag- en opperofficier 20 0 14 0 14 0
Subtotaal 9.508 1.026 8.451 930 7.728 846
Commmado Landstrijdkrachten Manschappen 9.599 1.051 9.791 1.080 9.268 1.004
Onderofficier 6.736 337 6.307 302 6.225 302
Subalterne officier 2.077 185 1.667 140 1.531 136
Hoofdofficier 1.495 43 1.326 34 1.281 35
Vlag- en opperofficier 27 0 20 1 22 1
Subtotaal 19.934 1.616 19.111 1.557 18.327 1.478
Commando Luchtstrijdkrachten Manschappen 2.083 269 2.204 249 2.133 222
Onderofficier 4.368 330 3.895 287 3.660 265
Subalterne officier 1.283 155 1.090 148 1.001 121
Hoofdofficier 818 51 700 50 668 55
Vlag- en opperofficier 17 0 12 0 12 0
Subtotaal 8.569 805 7.901 734 7.474 663
Koninklijke Marechaussee Manschappen 854 139 921 203 1.030 281
Onderofficier 3.953 426 3.871 423 3.435 397
Subalterne officier 359 13 356 14 400 19
Hoofdofficier 115 6 131 8 165 9
Vlag- en opperofficier 6 0 5 0 5 0
Subtotaal 5.287 584 5.284 648 5.035 706
Bestuursstaf Manschappen 10 3 8 4 9 3
Onderofficier 163 12 159 10 155 8
Subalterne officier 105 15 114 17 107 16
Hoofdofficier 392 18 495 23 496 27
Vlag- en opperofficier 28 0 29 0 25 0
Subtotaal 698 48 805 54 792 54
Commando Diensten Centra Manschappen 363 71 734 120 884 175
Onderofficier 643 89 1.131 140 1.060 122
Subalterne officier 259 86 690 161 722 170
Hoofdofficier 278 22 375 34 572 62
Vlag- en opperofficier 5 0 8 0 8 0
Subtotaal 1.548 268 2.938 455 3.246 529
Defensie Materieel Organisatie Manschappen 19 1 18 1
Onderofficier 410 12 551 11
Subalterne officier 251 11 316 13
Hoofdofficier 262 6 374 8
Vlag- en opperofficier 7 0 8 1
Subtotaal 949 30 1.267 34
Defensie Totaal 45.544 4.347 45.439 4.408 43.869 4.310
De Defensie Materieel Organisatie is pas in 2006 opgericht; in 2005 maakt de hierin opgenomen
onderdelen nog deel uit van de andere defensieonderdelen.
88 Hoeveel vrouwen werken er binnen het ministerie van Defensie als burgerpersoneel in
de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel vrouwen werken er
als burgerpersoneel binnen de diverse schalen in elk krijgsmachtonderdeel van het
ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
90 Hoeveel mannen werken er binnen het ministerie van Defensie als burgerpersoneel in
de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
Hoeveel mannen werken er als burgerpersoneel binnen de diverse schalen in elk
Pagina 42/76
Ministerie van Defensie
krijgsmachtonderdeel van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002,
2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
2005 2006 2007
MAN VROUW MAN VROUW MAN VROUW
Commando Zeestrijdkrachten t/m schaal 5 1.230 254 652 163 396 128
schaal 6 t/m schaal 8 1.223 162 510 90 248 64
Schaal 9 t/m schaal 15 829 87 345 52 173 41
Schaal 16+ 6 0 0 0 1 0
Subtotaal 3.288 503 1.507 305 818 233
Commando Landstrijdkrachten t/m schaal 5 3.174 717 2.554 569 2.226 484
schaal 6 t/m schaal 8 1.345 346 914 271 755 243
Schaal 9 t/m schaal 15 1.319 217 773 154 550 124
Schaal 16+ 12 0 5 0 4 0
Subtotaal 5.850 1.280 4.246 994 3.535 851
Commando Luchtstrijdkrachten t/m schaal 5 483 247 284 188 227 191
schaal 6 t/m schaal 8 333 95 157 58 112 42
Schaal 9 t/m schaal 15 326 64 191 42 131 30
Schaal 16+ 2 0 0 0 0 0
Subtotaal 1.144 406 632 288 470 263
Koninklijke Marchaussee t/m schaal 5 89 108 95 118 105 126
schaal 6 t/m schaal 8 63 46 69 51 73 63
Schaal 9 t/m schaal 15 103 44 115 52 130 57
Schaal 16+ 0 0 2 0 1 0
Subtotaal 255 198 281 221 309 246
Bestuursstaf t/m schaal 5 65 85 64 100 48 74
schaal 6 t/m schaal 8 155 121 139 131 118 135
Schaal 9 t/m schaal 15 19 2 652 179 613 186
Schaal 16+ 16 1 15 1 18 2
Subtotaal 255 209 870 411 797 397
Commando Diensten Centra t/m schaal 5 1.111 814 1.118 900 1.294 1.000
schaal 6 t/m schaal 8 1.286 624 1.423 701 1.447 735
Schaal 9 t/m schaal 15 1.873 387 2.173 465 2.408 520
Schaal 16+ 5 0 16 0 19 2
Subtotaal 4.275 1.825 4.730 2.066 5.168 2.257
Defensie Materieel Organisatie t/m schaal 5 1.133 180 1.374 242
schaal 6 t/m schaal 8 1.172 139 1.541 206
Schaal 9 t/m schaal 15 972 96 1.343 140
Schaal 16+ 2 0 2 0
Subtotaal 3.279 415 4.260 588
Defensie Totaal 15.067 4.421 15.545 4.700 15.357 4.835
89 Hoeveel mannen werken er binnen het ministerie van Defensie als militair personeel in
de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007? Hoeveel mannen werken er
als militair personeel binnen de diverse rangen in elk krijgsmachtonderdeel van het
ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
Zie het antwoord op vraag 87.
90 Hoeveel mannen werken er binnen het ministerie van Defensie als burgerpersoneel in
de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
Hoeveel mannen werken er als burgerpersoneel binnen de diverse schalen in elk
Pagina 43/76
Ministerie van Defensie
krijgsmachtonderdeel van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002,
2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
Zie het antwoord op vraag 88.
91 Hoeveel personeelsleden werken er op 1 januari van 2000, 2001, 2002, 2003, 2004,
2005, 2006 en 2007 in deeltijd? Hoeveel vrouwen en hoeveel mannen zijn dit?
92 Welke functies werden in deeltijd vervuld op 1 januari van 2000, 2001, 2002, 2003,
2004, 2005, 2006 en 2007?
Aantal deeltijdwerkers naar geslacht in 2005, 2006 en 2007
(1 januari):
2005 2006 2007
MAN 545 637 689
VROUW 1897 2040 2202
Totaal 2442 2677 2891
Het aantal medewerkers dat in deeltijd werkt is groter dan het aantal deeltijdfuncties. Om in
de behoefte van medewerkers te kunnen voorzien wordt waar mogelijk toegestaan dat
voltijds functies in deeltijd worden ingevuld door ofwel meerdere deeltijdmedewerkers op één
functie te plaatsen of door de herverdeling van het werk. Een bruikbaar overzicht van
deeltijdfuncties is dan ook niet te geven.
Over het algemeen geldt dat militair personeel weinig in deeltijd werkt. Onder
burgerpersoneel komt dit meer voor, vooral onder medewerkers met administratieve en
ondersteunende functies evenals beleidsfuncties.
92 Welke functies werden in deeltijd vervuld op 1 januari van 2000, 2001, 2002, 2003,
2004, 2005, 2006 en 2007?
Zie het antwoord op vraag 91.
93 In welke functies is het aandeel vrouwen relatief groot? In welke functies is het tekort
aan vrouwen relatief groot, terwijl daar wel vrouwen gewenst zijn?
Pagina 44/76
Ministerie van Defensie
Het aandeel vrouwelijke burgers bij Defensie is relatief groot in de administratieve en
secretariële functies. Vooral in de technische functies is het aandeel vrouwen klein, terwijl
een hoger percentage vrouwen in deze functies zeer gewenst is. Het aandeel vrouwelijke
militairen is relatief groot in de logistieke functies en in de medische functies. In de
technische functies en gevechtsfuncties is het aandeel relatief klein. Het geringe aandeel
van vrouwen in technische functies binnen Defensie komt overeen met het algemene beeld
van een relatieve ondervertegenwoordiging van vrouwen in deze sector.
Voorts geldt in algemene zin dat het aandeel vrouwen in de schalen vanaf schaal 10 en de
hogere rangen (vanaf LTZ1/majoor) met respectievelijk 16 procent en 5 procent, relatief klein
is.
Het beleid van Defensie is erop gericht het aandeel van vrouwen in alle functies te vergroten,
vooral bij onderofficieren, officieren en vlagofficieren en burgermedewerkers in de schalen
vanaf schaal 10.
94 Hoeveel vrouwen maakten op 1 januari van 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en
2007 gebruik van kinderopvang in elk krijgsmachtonderdeel? Hoeveel vrouwen
maakten er op die datum gebruik van voorschoolse- dan wel naschoolse opvang?
Met ingang van 2007 verstrekt Defensie, zoals alle werkgevers, geen werkgeversbijdrage
meer aan ouders. Als gevolg van wijzigingen in de wet en regelgeving heeft Defensie als
werkgever thans te maken met een heffing kinderopvang, die los staat van het feitelijke
aantal ouders met kinderen. Defensiemedewerkers ontvangen een bijdrage in de kosten
voor kinderopvang via de belastingdienst. Daarom registreert Defensie de door u gevraagde
gegevens niet meer. De in het verleden gevoerde registratie was bovendien niet
gespecificeerd naar het type kinderopvang. Voor het verstrekken van de werkgeversbijdrage
was dat niet relevant.
Defensie beschikt over zes kinderdagverblijven bij de werkplek: in Oirschot, Woensdrecht,
Gilze-Rijen, Eindhoven, Soesterberg en Leeuwarden. In totaal worden hier ongeveer 150
kinderen van defensiemedewerkers opgevangen. Er is nog een aantal kinderdagverblijven in
Pagina 45/76
Ministerie van Defensie
ontwikkeling bij Defensie. Het CSZK krijgt een kinderdagverblijf op het marineterrein in Den
Helder en het CLAS krijgt een kinderdagverblijf in Garderen.
95 Hoeveel mannen maakten op 1 januari van 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en
2007 gebruik van kinderopvang in elk krijgsmachtonderdeel? Hoeveel mannen
maakten er op die datum gebruik van voorschoolse- dan wel naschoolse opvang?
Zie het antwoord op vraag 94.
96 Hoe volgt Defensie de instroom, de doorstroom en de uitstroom van werknemers?
Hoe wordt onderscheid gemaakt naar het aantal mannen en het aantal vrouwen? En
hoe wordt onderscheid gemaakt naar rang of naar schaal?Kunt u een overzicht geven
van deze gegevens voor de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
Voor de managementinformatie op personeelsgebied wordt gebruik gemaakt van People
Soft. Hierin worden in beginsel alle personele mutaties op het niveau van de individuele
medewerker verwerkt. Daarmee is deze informatie beschikbaar in allerlei sorteringen.
Over de in- en uitstroom is de Kamer de afgelopen jaren afzonderlijk geïnformeerd via de
Integrale Monitor Personeelsvoorziening Defensie, die steeds gelijktijdig met het jaarverslag
is aangeboden. Voor de in- en uitstroomcijfers over de eerste negen maanden van 2007
verwijs ik u naar de brief "Stand van zaken en nulmeting FPS" van 5 oktober jl. (Kamerstuk
31200, nr. 9). Wat de doorstroom betreft: jaarlijks hebben tienduizenden interne
verplaatsingen plaats, zowel horizontaal (binnen dezelfde rang/schaal) als verticaal (naar
een naast hogere rang/schaal). Een overzicht hiervan is te omvangrijk om bij deze
beantwoording te voegen.
Wat betreft de instroom en de doorstroom betreft van vrouwen wordt gewerkt met
streefcijfers. De streefcijfers voor de doorstroom zijn verdeeld naar vrouwen vanaf de rang
LTZ1/majoor en vanaf de rang kolonel. Tweejaarlijks worden deze cijfers gerapporteerd en
besproken met de genderambassadeurs van de defensieonderdelen. Dit maakt deel uit van
het genderbeleid van Defensie.
97 Welke instrumenten gaat u benutten om de uitstroom en doorstroom te beschrijven?
Pagina 46/76
Ministerie van Defensie
Welke informatie met betrekking tot het personeelsbeleid wilt u verzamelen? Met welk
doel? Speelt het Flexibel Personeelsysteem (FPS) hier een rol in?
Om te kunnen sturen op personeelsgebied zullen de huidige "meetinstrumenten" worden
gebundeld en geharmoniseerd in een Integrale Personeelsmonitor Defensie (IPD). De IPD
bevat een arbeidsmarktmonitor, kengetallen op het gebied van in-, door- en uitstroom,
personeelsopbouw naar rang en leeftijd, kwantitatieve en kwalitatieve en mismatch en een
beeld van de werkbeleving van defensiepersoneel
In mijn brief van 5 oktober 2007 over de stand van zaken en de nulmeting FPS heb ik u
nader geïnformeerd over de kengetallen naar de stand van 30 september 2007.
98 Hoe ligt de verhouding tussen militairen Beroeps Bepaalde Tijd en militairen Beroeps
Onbepaalde Tijd in de jaren 2006 en 2007? Hoe zijn deze verhoudingscijfers tot stand
gekomen?
Verhouding BBT- en BOT-personeel in 2006 en 2007
2006 2007
# % # %
BBT-personeel 24.347 48,7% 24.738 50,4%
BOT-personeel 25.644 51,3% 24.323 49,6%
Totaal 49.991 100,0% 49.061 100,0%
In de Defensienota 2000 is gemeld dat om te kunnen voldoen aan de eisen die de
organisatie stelt, de opbouw van het personeelsbestand ingrijpend zal moeten worden
gewijzigd. Een belangrijk aspect daarbij is verjonging die werd geoperationaliseerd met de
doelstelling om de verhouding BOT/BBT van ongeveer 60/40 in 1999 in tien jaar tijd om te
buigen naar 40/60. In het reguliere plan- en begrotingsproces binnen Defensie is dit traject
verankerd en daarop zijn onder meer de aanstellingsopdrachten voor BOT- en BBT-
personeel gebaseerd. Met het invoeren van het Flexibel Personeelssysteem (FPS) vanaf 1
januari 2008 verdwijnen de aanstellingsvormen BOT en BBT. Vooruitlopend hierop wordt
momenteel ook niet meer actief gestuurd op de verhouding BOT/BBT. De verjonging blijft
echter in het kader van FPS wel een belangrijke doelstelling. In de brief "Stand van zaken en
nulmeting FPS van 5 oktober 2007 (Kamerstuk 31200, nr. 9) over FPS is een overzicht
Pagina 47/76
Ministerie van Defensie
gegeven van de leeftijdsopbouw van het militaire personeel. Het aandeel van militairen tot 35
jaar (de maximale leeftijd voor BBT) op de totale militaire populatie is ruim 60 procent.
99 Ligt u op schema ten aanzien van de streefcijfers vrouwen in de krijgsmacht 2010? Zo
neen, waarin wijkt de huidige situatie hiervan af?Welke planning houdt u aan om de
streefcijfers te halen? Welke concrete acties worden ondernomen tot aan 2010, om de
planning te monitoren? Hoe gaat u de planning (tussentijds) bijsturen indien de
streefcijfers achterblijven bij de geformuleerde doelen? In hoeverre kan het FPS hier
een rol in spelen?
Hoewel dit mede gelet op de huidige arbeidsmarktsituatie niet eenvoudig zal zijn, is de
verwachting dat de streefcijfers ten aanzien van het aandeel vrouwen in de krijgsmacht
worden gehaald.
Het huidige percentage vrouwelijke militairen is 9 procent terwijl het streefcijfer ligt op 12
procent per 2010. Het aandeel vrouwelijke burgermedewerkers bij Defensie bedraagt thans
24 procent, het streefcijfer is 30 procent.
Over de hele linie is sinds het Actieplan Gender 2004-2010 een aanmerkelijke verbetering in
het instroompercentage van vrouwen zichtbaar, zij het dat de instroom van vrouwelijke
militairen in 2007 licht teleurstellend is (1 procent lager dan 2006).
Voor burgerpersoneel stijgt het aandeel vrouwen in de instroom langzaam in de richting van
het streefpercentage. De instroom van vrouwen blijft voor het militair personeel evenwel
structureel achter bij de beoogde 30 procent. De defensieonderdelen waarvoor een instroom
van 30 procent vrouwelijke militairen niet realistisch is, is intussen gevraagd te komen tot
meer realistische, gedifferentieerde streefcijfers.
Met de genderambassadeurs wordt regelmatig overlegd over de resultaten van het
genderbeleid en het behalen van de streefcijfers. Gezamenlijk worden concrete acties in
gang gezet om extra impulsen te geven aan de instroom, het behoud en de doorstroom van
vrouwen voor onze organisatie. Deze acties staan beschreven in het werkplan Gender 2007-
2008 en bestaan onder meer uit het organiseren van speciale op vrouwen gerichte
wervingacties zoals survivalweekenden, "meidenvaardagen" en specifieke begeleiding van
Pagina 48/76
Ministerie van Defensie
vrouwen bij de sollicitatie. Om de doorstroom te bevorderen worden mentorprojecten en
bijeenkomsten voor vrouwelijke onderofficieren georganiseerd. Ook worden vrouwen
gestimuleerd deel te nemen aan de loopbaanopleidingen van Defensie. FPS biedt
mogelijkheden tot het verbeteren van de instroom, het behoud en de doorstroom van
vrouwen omdat er verschillende momenten zijn waarbij ook gestuurd kan worden op het
vergroten van het aandeel van vrouwen in de organisatie. Daarnaast biedt FPS ook
instrumenten om de combinatie arbeid en zorg te beter mogelijk te maken.
100 Welke concrete maatregelen treft u om vrouwen de gelegenheid te bieden om binnen
schooltijden te werken en zorgtaken te verrichten?
Werktijden zijn afspraken tussen de leidinggevende en de medewerkers. Op centraal niveau
worden de kaders vastgesteld waarbinnen deze afspraken gemaakt kunnen worden. Deze
kaders zijn mede gericht op het toepassen van maatwerk, gericht op het combineren van
arbeid en zorg. De feitelijke afweging van belangen wordt vervolgens gemaakt op decentraal
niveau, binnen de defensieonderdelen. Als uitgangspunt geldt dat zowel mannen als
vrouwen te maken hebben met zorgtaken en de behoefte kunnen hebben aan flexibiliteit in
de werktijden. Vanuit het Actieplan Gender is er daarom veel aandacht voor de verbetering
van de mogelijkheden voor deeltijdwerk. Alle functies kunnen in deeltijd worden vervuld
tenzij het dienstbelang zich hiertegen verzet. Naar verwachting zal eind 2007 een nieuwe
brochure over `Arbeid en zorg bij Defensie' verschijnen om de defensiemedewerkers op de
hoogte te brengen van de mogelijkheden voor flexibele werktijden.
101 Hoeveel vrouwen zijn er binnen het ministerie van Defensie heringetreden bij het
militaire personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
Hoeveel vrouwen zijn er heringetreden bij het burgerpersoneel in de diverse schalen
van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en
2007?
102 Hoeveel mannen zijn er binnen het ministerie van Defensie heringetreden bij het
militaire personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
Hoeveel mannen zijn heringetreden bij het burgerpersoneel binnen de diverse schalen
van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en
Pagina 49/76
Ministerie van Defensie
2007?
De personeelssystemen van Defensie registreren niet of nieuwe personeelsleden
herintreders zijn. Herintreders worden geregistreerd als nieuw personeel, Het is daarom niet
mogelijk een overzicht te geven van personeelsleden die in de afgelopen jaren in de diverse
categorieën zijn heringetreden.
102 Hoeveel mannen zijn er binnen het ministerie van Defensie heringetreden bij het
militaire personeel in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en 2007?
Hoeveel mannen zijn heringetreden bij het burgerpersoneel binnen de diverse schalen
van het ministerie van Defensie in de jaren 2000, 2001, 2002, 2003, 2004, 2005, 2006 en
2007?
Zie het antwoord op vraag 101.
103 Welke knelpunten zijn er binnen de combinatie van arbeid en zorg in relatie tot
uitzending, naast militaire met jongen kinderen, nog meer? Zijn er functies die niet in
aanmerking komen voor deeltijdwerken? Zo ja, welke en hoeveel? Zo neen, hoe
verhoudt het in deeltijd werken zich tot uitzendingen?
De algemene knelpunten binnen de combinatie en arbeid en zorg in relatie tot uitzending
richten zich vooral op de afwezigheid van een militair en het gegeven dat de zorg voor het
gezin op de achterblijvende partner rust.
Het werken in deeltijd voor militairen kan worden afgewezen of worden beëindigd om
zwaarwegende redenen van dienstbelang. Het "Besluit aanpassing arbeidsduur militairen"
stelt dat het daarbij in ieder geval gaat om varen, vliegen, oefenen, evenals de inzet van de
krijgsmacht, de voorbereiding daarop en voltijdse opleidingen. In algemene zin gaat het
hierbij om functies in het operationele functiegebied. Tijdens uitzending wordt het werken in
deeltijd tijdelijk beëindigd.
104 Kunt u aangeven met welke belangenorganisaties op het gebied van diversiteit wordt
samengewerkt om de kennis hieromtrent te verdiepen? Wordt ook met
wetenschappelijke en onderzoeksinstituten samengewerkt, die actief zijn op dit
Pagina 50/76
Ministerie van Defensie
gebied? Zo neen, waarom niet? Zo ja, welke?
De samenwerking met belangenorganisaties op het gebied van diversiteit kent een veelheid
aan partners en partijen.
Binnen Defensie wordt samengewerkt met de zogenaamde netwerken, te weten: het
Multicultureel netwerk Defensie, het Defensie vrouwennetwerk, de Stichting homoseksualiteit
en krijgsmacht en het jongerennetwerk Defensie. Deze netwerken vormen een belangrijke
schakel in de beleidsontwikkeling en uitvoering van het diversiteitbeleid.
Defensie neemt deel in diverse interdepartementale werkgroepen: het interdepartementale
Diversiteitsnetwerk Rijk, de interdepartementale werkgroep "Overheid en homoseksualiteit"
en de interdepartementale werkgroep Emancipatie. Voorts participeert Defensie in
netwerken met marktgerichte bedrijven, zoals het netwerk "Partners for diversity en
opportunity in bedrijf".
Verder werkt Defensie samen met wetenschappelijke en onderzoeksinstituten. Binnen
Defensie voert zowel de Nederlandse Defensieacademie (NLDA) als het dienstencentrum
gedragswetenschappen onderzoek uit op het gebied van diversiteit, o.a. gericht op etniciteit
en gender. Verder maakt Defensie gebruik van de diensten van het Sociaal en Cultureel
Planbureau, TNO en de Stichting NOA (het Nederlands onderzoeksbureau voor
arbeidsmarkt en allochtonen).
Tot slot legt Defensie contact met multiculturele netwerkorganisaties, waaronder
studentenorganisaties.
105 Kunt u ons een overzicht verstrekken van best practices op het gebied van
diversiteitbeleid?
Zie het antwoord op vraag 79.
106 Hoe wordt de Nationale Reserve materieel versterkt? Overweegt u de Patria door te
schuiven naar de Nationale Reserve?
Pagina 51/76
Ministerie van Defensie
Een eventuele versterking van het materieel van de NATRES maakt integraal deel uit van de
afwegingen over investeringen voor de landstrijdkrachten. De Nationale Reserve krijgt haar
materieel uit bestaande voorraden. Voorwaarde daarbij is dat de gereedstelling van
operationele eenheden hierdoor niet mag worden verstoord.
Het doorschuiven van de Patria naar de Nationale Reserve wordt op dit moment niet
overwogen.
107 Wat is de omvang van de reservisten die als vrijwilligers binnen de landsgrenzen of
als specialist in internationale operaties kunnen worden ingezet?
De inzet van Reservisten geschiedt uitsluitend op basis van vrijwilligheid. Binnen de
landsgrenzen worden overeenkomstig de richtlijnen van het vernieuwde reservistenbeleid uit
2005 in beginsel Reservisten Militaire Taken (RMT) ingezet. Het functieplafond voor RMT-
reservisten is vastgesteld op 4.610 functies. Reservisten Specifieke Deskundigheid (RSD)
worden in beginsel ingezet bij internationale operaties. Het functieplafond voor RSD-
reservisten is vastgesteld op 1.000 functies.
108 Aan welk selectie-instrumentarium dat ongevoelig is voor verschillen in culturele
achtergrond wordt gedacht? Gaat het niet meer om het voorzichtig interpreteren van
resultaten, omdat slechts gekozen kan worden voor instrumenten waarbij de culturele
bias gering is?
Defensie laat twee onderzoeken uitvoeren naar de selectiemethoden die momenteel worden
gebruikt.
Het eerste onderzoek moet antwoord geven op de vraag in hoeverre de beheersing van de
Nederlandse taal een rol speelt in de resultaten op bepaalde onderdelen van de
psychologische selectie. Als uit dit onderzoek blijkt dat de beheersing van de Nederlandse
taal een negatieve invloed heeft op de uitslag van het psychologisch onderzoek, dan zal een
IQ- of aanlegtest gaan worden gebruikt die zoveel mogelijk vrij is van de invloed van de
taalbeheersing. Deze test zou allochtone kandidaten die nu mogelijk op grond van
taalbeheersing de psychologische test niet halen maar desondanks geschikt zijn, beter
moeten kunnen identificeren.
Pagina 52/76
Ministerie van Defensie
Het tweede onderzoek zal ingaan op de vraag of kandidaten van allochtone en autochtone
afkomst - afgezien van de beheersing van de Nederlandse taal - evenveel kans hebben om
een positief advies te krijgen op basis van psychologisch onderzoek, de zogenaamde
testbias. Mocht blijken dat het instrumentarium biased is, dan is aanpassing van de
selectiemethodes noodzakelijk.
109 Deelt u de opvatting dat versterking van de strategische transportcapaciteit een
belangrijke prioriteit is?
Zie het antwoord op vraag 76.
110 Kunt u (mede) in het verband van het onderzoek naar de mogelijkheden om deel te
nemen aan het C-17 initiatief van de Navo om de strategische luchttransportcapaciteit
te vergroten, uiteenzetten hoeveel Nederland in de periode augustus 2006 t/m eind
2007 heeft uitgegeven of zal uitgeven aan het inhuren van luchttransport?
Zie het antwoord op vraag 76.
111 Waarom is in plaats van het Besluit Medezeggenschap Defensie bij het ministerie van
Defensie op de Wet op Ondernemingsraad (WOR) af te stemmen, niet de WOR zo
aangepast dat hij ook bij het ministerie van Defensie kan worden ingevoerd? Volgt het
nieuwe BMD de ontwikkelingen van de WOR automatisch, of wordt dat van geval tot
geval bekeken en `op de behoeften van defensie aangepast'? Vindt u dit, indien dit
laatste het geval is, een efficiënte manier van werken?
Bij de behandeling van de defensiebegroting 2005 is toegezegd een onafhankelijk
onderzoek uit te laten voeren naar het Besluit medezeggenschap Defensie (BMD) in relatie
tot de Wet op de Ondernemingsraden (WOR). Prof. dr. R. Goodijk heeft dit onderzoek
uitgevoerd. Op grond van zijn onderzoek adviseerde professor Goodijk het BMD voorlopig te
handhaven en de verbeteringen binnen het huidige BMD door te voeren. Een overstap naar
de WOR zou de aandacht afleiden van het eigenlijke doel, namelijk het verbeteren van het
feitelijk functioneren van de medezeggenschap. Het probleem bij de medezeggenschap was
immers niet zozeer het gevolg van de inhoud van het BMD, maar van de cultuur rondom de
Pagina 53/76
Ministerie van Defensie
medezeggenschap. Daarom zijn enerzijds de knelpunten in het BMD opgelost en anderzijds
maatregelen genomen om de cultuur te verbeteren.
In het vernieuwde BMD zijn de bepalingen die het bijzondere karakter van de
defensieorganisatie waarborgen - de uitzonderingsbepalingen (artikel 2), de onderwerpen
van overleg (artikel 25) en het overeenstemmingsvereiste voor voorgenomen maatregelen
(artikel 31) - niet gewijzigd. Wel zijn diverse voorzieningen uitgebreid die door de
medezeggenschapscommissies binnen Defensie als een knelpunt werden ervaren. Deze
voorzieningen zijn zoveel mogelijk op hetzelfde niveau gebracht van de WOR-bepalingen.
Het betreft onder andere de bepalingen over werknemers, werkgroepen, reglement,
deskundigen, voorzieningen, faciliteiten, kosten, geheimhoudingsplicht en
overlegvergadering. Bij de evaluatie van het vernieuwde BMD zal worden bezien of de
doorgevoerde wijzigingen in het BMD hebben bijgedragen aan de gewenste verbetering van
de medezeggenschap.
112 Geldt de zorgplicht van het ministerie van Defensie ook voor ex-medewerkers die door
de dienst een (permanente) beperking hebben opgelopen?
De zorgplicht van Defensie geldt voor alle ex-medewerkers die tijdens de uitoefening van de
militaire dienst onder oorlogs- of daarmee vergelijkbare omstandigheden (uitzendingen en
oefeningen daaronder begrepen) een - al dan niet permanente - beperking hebben
opgelopen.
113 Kunt u een nadere toelichting geven over doel en deelnemers van de
rondetafelconferentie over veteranenbeleid?
Met de rondetafelconferentie over het veteranenbeleid was bedoeld om met deskundigen
van gedachten te wisselen over de wijze waarop optimaal invulling kan worden gegeven aan
de integrale benadering van de erkenning, de waardering van en de zorg voor veteranen.
Het betrof een conferentie met een brede maatschappelijke vertegenwoordiging, met
deelname vanuit de politiek, de overheid en de (civiele) zorgsector. De Tweede Kamer is
over de uitkomsten van de rondetafelconferentie ingelicht (Kamerstuk 30 139, nr. 35, 17
oktober 2007).
Pagina 54/76
Ministerie van Defensie
114 Kunt u een nadere toelichting geven over het C-17 initiatief van de Navo ter vergroting
van de strategische luchttransportcapaciteit? Kan een vliegtuig als de C-17, net als de
C-130, stijgen en landen in gebieden als Afghanistan, of dient er rekening gehouden te
worden met aanleg van infrastructuur in missiegebieden?
Zie het antwoord op vraag 76.
115 Welke uitgaven zijn er per begrotingsjaar tot nu toe gedaan voor
luchttransportcapaciteit ten behoeve van de inzet van Nederlandse militairen in
Afghanistan? Welk percentage (in tonnage en in geld) betrof inzet van eigen
capaciteit? Welk percentage (in tonnage en in geld) betrof inzet van ingehuurde
capaciteit? Wordt de capaciteit van de C-130 Herculesvliegtuigen volledig benut? Zijn
er lessen geleerd wat betreft benodigde eigen capaciteit? Hoe wordt de afweging
gemaakt tussen structureel noodzakelijke capaciteit versus inhuur in verband met
incidentele piekbelasting? Welke kostenafweging ligt er ten grondslag aan een keuze
tussen de C-17 en de C-130? Welke kwalitatieve afweging ligt er ten grondslag aan
een keuze tussen de C-17 en de C-130?
Zie het antwoord op vraag 76.
116 In hoeverre kan poolen met andere Navo of EU-bondgenoten een oplossing bieden
voor het tekort aan strategisch luchttransport?
Zie het antwoord op vraag 76.
117 Kan een overzicht worden verstrekt van de specifieke bijdragen aan de nonrecurring
costs in verband met de deelname aan de Productie-, Instandhouding en
Doorontwikkelingsfase van de JSF? Zo neen, waarom niet?
Voor de Nederlandse bijdrage aan de productie, instandhouding en doorontwikkeling van de
JSF is in het daarover gesloten MoU een kostenplafond van 359 miljoen (prijspeil 2006)
vastgesteld. Hiervan is 153 miljoen bestemd voor de inrichting van de productie en de
Pagina 55/76
Ministerie van Defensie
instandhouding en 206 miljoen voor de technische voorbereiding van de doorontwikkeling.
De plafondbedragen gelden voor de looptijd van het MoU, te weten 45 jaar, met een
betalingsreeks van 40 jaar. U bent hierover geïnformeerd met de brief van 17 oktober 2006
(Kamerstuk 26 488 nr. 54). De uitgaven voor de technische voorbereiding van de
doorontwikkeling van 206 miljoen maken weliswaar deel uit van de PSFD-MoU, maar
daarvoor is nog geen verplichting aangegaan.
118 Wat wordt bedoeld met het 'vooralsnog' in reserve houden van de vijf Apaches?
Wordt overwogen om ze later op dezelfde standaard te brengen als de overige 24, of
wordt hiermee gesuggereerd dat ze op een later moment alsnog verkocht moeten
worden?
125
Waarom wordt gesteld dat de vijf Apachetoestellen waarvan al eerder was besloten
om de verkoop niet door te laten gaan, "vooralsnog in reserve (worden) gehouden"?
Verdient het niet de voorkeur deze vijf Apaches weer aan het operationele bestand toe
te voegen? Zo nee, waarom niet?
Er wordt afgezien van het voornemen uit de Prinsjesdagbrief 2003 om vijf Apache-
gevechtshelikopters te verkopen. De wijze waarop deze toestellen worden aangehouden, de
standaard waarop zij moeten worden gebracht en de hiermee gemoeide kosten zijn
onderwerp van studie. De Kamer zal over de besluiten terzake worden geïnformeerd.
119 Wanneer zullen de maatregelen ter verbetering van de inzetbaarheid van de Apache
concreet gerealiseerd worden? Zal er bijvoorbeeld eind 2008 al sprake zijn van meer
onderhoud- en vliegend personeel?
De plannen voor de uitvoering van deze maatregel worden op dit moment uitgewerkt. Uit een
eerste inventarisatie blijkt dat naar verwachting in 2008 een aanvang met de uitvoering kan
worden gemaakt. Gezien het lange opleidingstraject en de beperkte opleidingscapaciteit
voor in het bijzonder vliegers, zal de maatregel waarschijnlijk pas in de eerste helft van het
volgende decennium volledig zijn uitgevoerd.
120 Hoe moet het doorzettingsvermogen van de Apaches nu beoordeeld worden, tegen
Pagina 56/76
Ministerie van Defensie
het licht van de reductie van het aantal in Uruzgan? Zal de eerdere ambitie om zes
toestellen voor langere duur in te zetten met de maatregelen ter verbetering van de
inzetbaarheid weer behaald kunnen worden?
Door het terugbrengen van het aantal Apaches in Uruzgan van zes naar vijf is Defensie in
staat om het voortzettingsvermogen gedurende de lopende missie te garanderen. De
maatregel "Verbetering voortzettingsvermogen Apaches" is erop gericht het
voortzettingsvermogen van de Apache te verbeteren en tegelijkertijd de uitzenddruk voor het
personeel te verminderen. Gelet op onder andere het wervings- en opleidingstraject van
nieuw personeel zal het effect van deze maatregel niet op korte termijn in de volle omvang
voelbaar zijn. Met deze maatregel zal de ambitie om zes toestellen voor langere duur in te
zetten op de langere termijn wel volledig gehaald kunnen worden.
121 Wat is uiteindelijk bepalend voor de vervanging F-16: de behoeftestelling, of het
beschikbare budget? Hoe worden, indien behoeftestelling leidend is, eventuele
kostenstijgingen budgettair verwerkt? Hoe hoog is het budget voor de vervanging F-
16 dat in de meerjarenraming is opgenomen?
Zie het antwoord op vraag 26.
122 Is het besluit om, gezien het project vervanging F-16, slechts de helft van het aantal
voor de Navo beschikbare toestellen met Mode 5 IFF uit te rusten definitief, of kan in
een later stadium besloten worden om de gehele F-16 vloot van Mode 5 IFF te
voorzien mochten de omstandigheden daar aanleiding toe geven? Zo ja, speelt deze
mogelijkheid een rol bij de business case vervanging F-16?
Met de brief van 3 oktober jl. over het project `F-16 Mode 5 IFF' (Kamerstuk 26 488, nr. 62) is
de Kamer geïnformeerd over het geschikt maken van de F-16 voor Mode 5 IFF. Daarin is
uiteengezet waarom besloten is dit bij de helft van het aantal voor de Navo beschikbare
toestellen door te voeren. Indien zich nieuwe omstandigheden voordoen, blijft het altijd
mogelijk om meer toestellen geschikt te maken voor Mode 5 IFF. F-16 projecten maken
geen deel uit van de business case. In algemene zin geldt dat Defensie bij alle met de F-16
gerelateerde projecten een afweging maakt in hoeverre de voorziene aanpassingen
Pagina 57/76
Ministerie van Defensie
operationeel noodzakelijk zijn, gezien de vervanging van de F-16 in het volgende
decennium.
123 Heeft de plaatsing van een voorlopige bestelopdracht voor het eerste testtoestel ook
financiële dan wel juridische consequenties? Zo ja, welke? Zo neen, welk doel dient
de plaatsing dan wel?
Aan de hand van de gezamenlijke voorlopige bestelopdrachten van de JSF-partnerlanden
zal Lockheed Martin begin volgend jaar haar bestelling voor de zogenaamde `long lead
items' plaatsen ter voorbereiding van de productie. Bij de ondertekening van het contract
voor de `long lead items' moet ongeveer 10 procent van de stuksprijs van het eerste toestel
door Nederland worden aanbetaald. Het gaat naar schatting om een bedrag van 10 miljoen.
Het juridisch bindende contract over de aankoop van het eerste testtoestel moet in 2009
worden gesloten.
124 Was de verkoopopbrengst van de vijf Apaches, waarvan de verkoop niet doorgaat,
nog niet ingeboekt?
Ten gevolge van het besluit de vijf Apaches niet te verkopen en deze in reserve te houden is
de raming van de verkoopopbrengsten aangepast. Dit is vervolgens verwerkt in de
begroting.
125 Waarom wordt gesteld dat de vijf Apachetoestellen waarvan al eerder was besloten
om de verkoop niet door te laten gaan, "vooralsnog in reserve (worden) gehouden"?
Verdient het niet de voorkeur deze vijf Apaches weer aan het operationele bestand toe
te voegen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 118.
126 Kan uit het investeringsschema's en de oplopende reeks uitgaven voor bescherming
tegen Improvised Explosive Device's (IED's) de conclusie worden getrokken dat
Nederland nog vele jaren in Afghanistan zal blijven?
Pagina 58/76
Ministerie van Defensie
Nee. De budgetten voor Counter-IED zijn op geen enkele manier gerelateerd aan eventuele
besluiten over voortzetting van de Nederlandse militaire bijdrage in Uruzgan na augustus
2008.
Zoals beschreven in de beleidsbrief "Wereldwijd dienstbaar" zijn maatregelen nodig om de
bescherming van het personeel te vergroten. Het optreden van opponenten kenmerkt zich
veelal door terroristische activiteiten en aanslagen, waarbij geïmproviseerde explosieven
veelvuldig als wapen worden gebruikt. De huidige missie in Afghanistan is daar een
voorbeeld van. Gezien de eenvoud van het gebruik van geïmproviseerde explosieven is de
toepassing daarvan niet beperkt tot Afghanistan. Als antwoord op deze mondiale dreiging is
in 2006 door de CDS het Counter-IED-concept vastgesteld, dat zich niet alleen richt op de
detectie en de neutralisatie van explosieven, maar ook op het aanvallen van het
achterliggende netwerk. Daarnaast moet worden geïnvesteerd in de opleiding en training die
nodig is om IED's te bestrijden. Het ontwerp en gebruik van IED's blijft zich zeer snel
ontwikkelen. De krijgsmacht moet die ontwikkelingen voor blijven om IED's te kunnen
bestrijden. Daarom kan niet worden volstaan met een incidentele investering, maar zal
structureel geld voor deze zeer urgente taak beschikbaar moeten zijn.
127 Zijn de voertuigen CV-90 en Boxer al standaard voorzien van IED-bescherming?
Ja, de Boxer en het Infanterie Gevechtsvoertuig CV-90 bieden in overeenstemming met de
gestelde eisen een hoge bescherming tegen IED's.
128 Wie betaalt 30 extra Cimic-funtionarissen? Defensie of OS?
Zie het antwoord op vraag 39.
129 Ligt het voor de hand de administratie van reserveonderdelen te verbeteren terwijl er
bovendien met minder personeel zal worden gewerkt?
Wanneer ERP is ingevoerd heeft dat tot gevolg dat zowel de werklast afneemt als de
kwaliteit van de administratie toeneemt. Het ligt inderdaad voor de hand de administratie van
reserveonderdelen te verbeteren. Zowel in de materiële als de personele exploitatie kunnen
Pagina 59/76
Ministerie van Defensie
hiermee voordelen worden behaald.
130 Zullen de infanteristen die op Curaçao worden gestationeerd in plaats van de thans
daar aanwezige mariniers beschikken over dezelfde militaire vaardigheden die zijn
gericht op optreden in dit waterrijke gebied van betrekkelijk kleine eilanden?
Om de kennis over de plaatselijke omstandigheden en de benodigde amfibische
deskundigheid te waarborgen, blijven de ondersteuningsstaf en het ondersteuningspeloton
inclusief de vaartuigen permanent op Curaçao gestationeerd. Alleen de infanteriecompagnie
wordt gerouleerd. Hiervoor zullen compagnieën van het Commando landstrijdkrachten
worden ingezet. Deze eenheden krijgen vóór hun plaatsing een op de taken toegesneden
opleiding.
131 Is bij de reductie met 70 functies in de staf van de Koninklijke marechaussee sprake
van burgerfuncties of militaire functies? Wat betekent deze reductie voor de kwaliteit
van de staf van de Koninklijke Marechaussee?
Bij de reductie is zowel sprake van burgerfuncties als van militaire functies. De reductie
wordt verdeeld over de verschillende staven van de Koninklijke marechaussee, dat wil
zeggen de staf van de commandant Koninklijke marechaussee, de districtsstaven en de staf
van het Landelijk opleidings- en kenniscentrum. Daarmee wordt het effect op de kwaliteit van
de staven zoveel mogelijk beperkt.
132 Welke hoofdwapensystemen kwamen, naast de wapensystemen die nu daadwerkelijk
verminderd zullen worden, in aanmerking voor vermindering in het kader van
'Operationele reducties'?
Bij het vaststellen van de operationele reducties zijn alle middelen beschouwd. Wij zijn tot de
conclusie gekomen dat geen van de middelen zijn operationele waarde heeft verloren en om
die reden in zijn geheel voor afstoting in aanmerking zou komen. Om desondanks ruimte te
maken voor de benodigde versterkingen, is bezien waar de toegevoegde waarde van deze
intensiveringen opweegt tegen een vermindering van het aantal hoofdwapensystemen. Alles
afwegende is besloten tot de in de beleidsbrief opgenomen reducties.
Pagina 60/76
Ministerie van Defensie
133 Is de uitbreiding met 30 Cimic-functionarissen alleen een kwantitatieve, of ook een
kwalitatieve uitbreiding? Aan welke expertise is vooral behoefte?
134 Kunt u aangeven welke deskundigheid ontbreekt bij het huidige Cimic-personeel dat
wordt ingezet?
De uitbreiding met 32 Cimic-functionarissen betreft zowel een kwalitatieve als een
kwantitatieve versterking. De toegenomen complexiteit van missies en van de civiele context
waarin zij worden uitgevoerd vergen een grotere mate van deskundigheid van het Cimic-
personeel. Tot op heden werden de Cimic-functies vrijwel geheel als neventaak vervuld
waardoor de mogelijkheden tot verdere professionalisering beperkt waren en militairen niet
konden worden geselecteerd op voor Cimic noodzakelijke competenties. De aard van de
hedendaagse Cimic-werkzaamheden vereist specifieke kennis en kunde waarvoor niet
iedereen geschikt is, zoals het analyseren van de civiele context en het leggen van contact
met civiele actoren, waaronder lokale overheden, non-gouvernementele organisaties,
intergouvernementele organisaties en burgers. Dit is de reden waarom de uitbreiding met 32
voltijdse Cimic-deskundigen wordt ondergebracht in het recent opgerichte 1 (NL) Cimic
Bataljon. De bundeling van alle Cimic-capaciteit binnen de krijgsmacht garandeert de
noodzakelijke borging van de aanwezige Cimic-expertise en verhoogt de doelmatigheid en
flexibiliteit. In deze eenheid is ook de pool met 480 functioneel specialisten opgenomen die
bestaat uit reservisten.
134 Kunt u aangeven welke deskundigheid ontbreekt bij het huidige Cimic-personeel dat
wordt ingezet?
Zie het antwoord op vraag 133.
135 Is de twee miljoen euro begroot die in 2008 is gereserveerd voor het uitbreiden van
het functiebestand van vliegend en onderhoudspersoneel bedoeld om loonkosten te
dekken? Zo ja, hoe groot is het bedoelde functiebestand? Zo neen, is het bedoeld om
nieuwe medewerkers te werven? Zo ja, hoeveel nieuwe medewerkers moeten worden
aangetrokken?
Pagina 61/76
Ministerie van Defensie
Het in de begroting opgenomen bedrag van 2 miljoen ten behoeve van de verbetering van
het personele en logistieke voortzettingsvermogen van de operationele Apache-
gevechtshelikopters is onderdeel van een oplopende reeks om de extra personele exploitatie
(o.a. loon- en opleidingskosten) en de met de uitbreiding van de formatie gemoeide
materiële exploitatie te dekken. Momenteel wordt het plan van aanpak dat invulling moeten
geven aan deze maatregel uitgewerkt. Dit plan van aanpak zal uiterlijk 1 maart 2008 in finale
vorm voor besluitvorming voorliggen. Dan is ook duidelijk hoeveel extra functies worden
gecreëerd en hoeveel nieuwe medewerkers moeten worden aangetrokken.
136 Leidt het niet-invoeren van de MALE UAV, waarvan "de operationele betekenis buiten
kijf staat", tot een suboptimale toerusting van Nederlandse eenheden in bijvoorbeeld
Uruzgan?
Zie het antwoord op vraag 30.
137 Zouden de Tactoms ook kunnen worden ingezet ter bescherming van Nederlandse
troepen in een operatiegebied als Uruzgan?
Met de Tactom zou Nederland beschikken over extra inzetmogelijkheden voor de
ondersteuning van het landoptreden. Daaronder kan in beginsel ook de bescherming van
eenheden te land worden verstaan. Of de Tactom daarvoor het meest geschikte
wapensysteem is, is echter sterk afhankelijk van de situatie en van de overige in het
operatiegebied aanwezige wapensystemen.
138 Is het uitstellen van de midlife update van de Cougars verantwoord met het oog op de
regelmatige inzet ervan bij crisisbeheersingsoperaties?
Ja. In de voorbereiding van het besluit de Midlife Update (MLU) van de Cougar-
transporthelikopter uit te stellen is tevens bezien of een dergelijk uitstel verantwoord is in het
licht van de veelvuldige inzet van deze helikopter in crisisbeheersingsoperaties.
139 Hoe wordt het operationele gat opgevuld nu de bouw van de patrouillevaartuigen met
Pagina 62/76
Ministerie van Defensie
één jaar is vertraagd, en M-fregatten pas konden worden afgestoten als de nieuwe
patrouillevaartuigen in de vaart kwamen?
143 Wat is uw standpunt over de (beperkte) operationele capaciteit van de vloot in de
periode van 2009 tot 2011?
In de Marinestudie 2005 (30 300X, nr. 19) valt te lezen dat de verkoopopbrengsten van de
vier af te stoten M-fregatten en de daarmee samenhangende besparingen in de sfeer van
investeringen en exploitatie, de ruimte moeten scheppen voor de verwerving en de
uitbreiding van de in de studie beschreven benodigde capaciteiten. Het lag dan ook nooit in
de bedoeling dat de M-fregatten pas zouden worden afgestoten als de nieuwe
patrouillevaartuigen in de vaart kwamen. Omdat de uitvoering van de Marinestudie in
belangrijke mate afhangt van de verkoop van de M-fregatten, is onmiddellijk naar kopers
gezocht. Deze gang van zaken is met de Tweede Kamer besproken bij de behandeling van
de Defensiebegroting 2006 en de Marinestudie 2005.
Als gevolg van de voorspoedige verkoop van de M-fregatten en de latere ingebruikname van
de patrouillevaartuigen is de operationele capaciteit van de vloot in de periode van 2009 tot
2011 beperkt. De gevolgen hiervan zullen worden opgevangen door aanpassing van de
gereedstellingsopdracht en een zo zorgvuldig mogelijke inzet van de resterende middelen.
140 Betekent het feit dat 'personeelszaken' niet tot het bezwarenonderzoek van de
Algemene Rekenkamer behoort (31031 X, nr. 13) dat PeopleSoft momenteel geheel
zonder problemen functioneert en dat de integratie PeopleSoft - SPEER (SAP) volledig
onder controle is?
PeopleSoft functioneert op dit ogenblik op een niveau zoals dat van een systeem van een
dergelijke omvang en complexiteit mag worden verwacht. In technische zin is de koppeling
van PeopleSoft en de ERP-software (SAP) voor het eerste plateau voltooid. Bij de verdere
uitbouw van SPEER is de koppeling van PeopleSoft en de ERP-software een blijvend punt
van aandacht en verdergaand onderzoek.
141 Wordt het Commando Grondgebonden Luchtverdediging een paarse organisatie of
Pagina 63/76
Ministerie van Defensie
een organisatie binnen het Commando luchtstrijdkrachten?
De grondgebonden luchtverdedigingeenheden van het Commando landstrijdkrachten en van
het Commando luchtstrijdkrachten worden gebundeld in een Commando grondgebonden
luchtverdediging. Hierbij blijven de eenheden ressorteren onder hun desbetreffende
operationele commando. Oefeningen en operationele inzet worden in gezamenlijk verband
uitgevoerd onder eenhoofdige leiding. De bundeling van de betrokken eenheden op
luchtmachtbasis De Peel biedt operationele en bedrijfsvoeringstechnische voordelen en leidt
tot doelmatigheidwinst.
142 Wat is de laatste stand van zaken met betrekking tot de productie van de NH-90's qua
tijdsplanning en kwaliteit?
Het NH-90 project heeft sinds een aantal jaren te kampen met aanzienlijke vertragingen.
Deze worden in het bijzonder veroorzaakt door de problemen in het kwalificatieprogramma.
De laatste stand van zaken is nog steeds dat de levering van de eerste Nederlandse NH-90
helikopter is voorzien voor juli 2009. De Kamer is over het NH-90 project verschillende malen
geïnformeerd, laatstelijk met de brief van 27 juni 2007 (Kamerstuk 25 928 nr. 25). Binnenkort
zal naar verwachting de zevende jaarrapportage over dit project naar de Kamer worden
gezonden.
Ondanks de gemelde vertraging van de kwalificatieactiviteiten verloopt de voortgang van de
productie echter goed. In mei 2006 is volgens planning begonnen met de assemblage van
de eerste Nederlandse NH-90. Het betreft een toestel van het type NFH, een boordhelikopter
voor een fregat. De assemblage van de tweede helikopter ligt op schema. De assemblage
van de derde helikopter is begonnen. Op 10 augustus 2007 heeft de eerste Nederlandse
NH-90 zijn eerste testvlucht gemaakt. Deze test was succesvol. Wel moet nog een aantal
missiesystemen worden geplaatst en moet tevens nog een uitgebreid kwalificatie- en
certificeringsprogramma worden voltooid alvorens deze helikopter volledig operationeel kan
worden.
143 Wat is uw standpunt over de (beperkte) operationele capaciteit van de vloot in de
periode van 2009 tot 2011?
Pagina 64/76
Ministerie van Defensie
Zie het antwoord op vraag 139.
144 Wordt definitief afgezien van de uitrusting van de Apache met de Longbow radar?
Het uitrusten van de Apache met de Longbow-radar is niet meer opgenomen in de plannen
omdat de inzetmogelijkheden waarvoor de radar diende minder actueel is geworden.
145 Wat wordt precies bedoeld met zeeroof? Aan welke gebieden wordt gedacht?
De term zeeroof duidt op het misdrijf dat in Nederland strafbaar is gesteld in artikel 381 van
het Wetboek van Strafrecht. Het verschilt in detail van het internationale begrip piraterij,
zoals bedoeld in het VN-verdrag inzake het recht van de zee (UNCLOS). In het Nederlandse
begrip van zeeroof wordt meer nadruk gelegd op het geweldsaspect van het delict en in
mindere mate op het aspect diefstal. De voornaamste gebieden waar zeeroof plaatsvindt
zijn: Indonesië (inclusief de Straat van Malakka), Somalië, Bangladesh, Nigeria en Tanzania.
146 Aan welke landen wordt gedacht bij de genoemde dreiging van onderzeeërs in Azië en
het Midden-Oosten? Betekent deze constatering dat Nederland actief aan
onderzeebootbestrijdingstaken in dit gebied deel gaat nemen? Zo neen, waarom wordt
het wel genoemd?
Tot de landen in Azië en het Midden-Oosten die recent hun onderzeebootcapaciteiten
hebben versterkt, behoren onder meer Iran, Pakistan, India, Maleisië en China. De groei van
deze capaciteiten is een van de factoren om rekening mee te houden bij expeditionair
optreden in de desbetreffende regio's.
147 Hoe komt bij de materieelaanschaf tot uitdrukking dat, bij de toenemende
expeditionaire inzet van de krijgsmacht, de behoefte aan luchttransport toeneemt?
Hoe staat het in dat verband met de aanschaf van een of twee C 17-vliegtuig(en)?
Zie het antwoord op vraag 76.
Pagina 65/76
Ministerie van Defensie
148 Heeft de constatering dat onbemande toestellen aan belang winnen en gaandeweg
hun capaciteiten voor bewapend optreden toe nemen gevolgen voor het aantal aan te
schaffen vliegtuigen als opvolger van de F-16? Zo neen, waarom niet?
Defensie volgt de ontwikkelingen op het gebied van onbemande gevechtsvliegtuigen
voortdurend en nauwlettend. In de Beleidsbrief is uiteengezet dat bij de vervanging van de F-
16 een fasegewijze aanschaf is voorzien. Door een fasegewijze aanschaf schept Defensie
voor zichzelf de mogelijkheid de internationale veiligheidssituatie en de technologische
ontwikkelingen op het gebied van het luchtwapen gedurende een reeks van jaren te volgen.
Daarbij zullen zeker de dan beschikbare onbemande alternatieven worden betrokken.
149 Welke rol speelt de mogelijkheid van pooling in de aanschafplannen van het
ministerie van Defensie? Welke wapens worden nu al gepoold en voor welke
wapensystemen wordt dat de komende tien jaar voorzien?
Bij de aanschaf van materieel worden in het behoeftestellingstraject de kwantiteit en de
kwaliteit van het aan te schaffen materieel bepaald. Bij het vaststellen van de kwantiteit
wordt de mogelijkheid en de haalbaarheid van `pooling' bezien ten aanzien van verschillende
aspecten (zoals opleiding en training, beheer, beschikbaarheid, opslag en financiën).
Op dit ogenblik maken alle met HGIS-gelden gekochte middelen die niet bij een specifiek
operationeel commando zijn ingedeeld, deel uit van de krijgsmachtbrede pool. Voorts is in
het verleden besloten de Patria-pantserwielvoertuigen deel te laten uitmaken van deze pool.
Gelet op de vergelijkbare capaciteiten van de Bushmaster en de Patria, en het feit dat de
Bushmaster op dit moment een niet-organiek uitrustingsstuk is, wordt overwogen de
Bushmaster-voertuigen na de missie in Afghanistan in te delen in een krijgsmachtbrede pool.
De besluitvorming hierover is nog niet voltooid.
Bovendien wordt bij toekomstige defensiebrede projecten een maximale inzet van het
materieel als uitgangspunt gehanteerd. Bij de aanschaf van voertuigen voor de speciale
eenheden van het Commando landstrijdkrachten en het Commando zeestrijdkrachten heeft
al poolvorming plaats.
Pagina 66/76
Ministerie van Defensie
Naast de poolvorming van materieel als voertuigen is er ook poolvorming van gerelateerde
middelen. Zo wordt er bij diverse projecten gekozen voor het aanbrengen van `provisions for'
in alle voertuigen en een kleinere pool van in te bouwen middelen. Zo is voorzien dat bij de
Leopard-2 tank niet voor alle operationele tanks een aircosysteem wordt aangeschaft. In het
toekomstige project `Defensiebrede vervanging tactische wielvoertuigen' wordt voorzien dat
ballistische pakketten en voertuigwapens ten behoeve van de Remotely Controlled Weapon
Systems in een pool worden ondergebracht en niet per voertuig worden toebedeeld.
Voorts wil Nederland in internationaal verband aansluiten bij het Navo-initiatief tot een pool
van C17-transportvliegtuigen (zie verder het antwoord op vraag 76).
150 Waar ligt de grens tussen het aanwenden van gelden voor de oplossing van
operationele knelpunten en het aanwenden van gelden voor de financiering van
crisisbeheersingsoperaties? Valt bijvoorbeeld het eventueel aanschaffen van
vrachtvliegtuigen onder het oplossen van operationele knelpunten en de inhuur van
vrachtvliegtuigen of vrachthelikopters onder crisisbeheersingsoperaties? Kunt u
uiteenzetten welk type uitgaven valt onder de noemer 'operationele knelpunten' en van
het type uitgaven dat valt onder de noemer `crisisbeheersingsoperaties'?
Er is een onderscheid tussen de oplossing van operationele knelpunten en de financiering
van crisisbeheersingsoperaties. De oplossing van operationele knelpunten komt in beginsel
ten laste van de defensiebegroting aangezien het dikwijls gaat om investeringen in materieel
en personeel. Dit geldt derhalve in de regel ook voor de verwerving van
luchttransportmiddelen. De financiering van crisisbeheersingsoperaties komt ten laste van de
Homogene groep internationale samenwerking (HGIS) voor zover het de additionele kosten
betreft die met de uitvoering van de operatie samenhangen. De kosten van inhuur van
transportvliegtuigen ten behoeve van een operatie zijn hierbij inbegrepen.
151 Indien Duitsland, Frankrijk en België akkoord gaan met de inrichting van het European
Air Transport Command (EATC) in Eindhoven, op wiens kosten zal dit dan worden
ingericht en geëxploiteerd? Hoe zijn deze kosten in de begroting verwerkt?
152 Welke landen hebben al belangstelling voor een EATC getoond?
Pagina 67/76
Ministerie van Defensie
Naast Nederland hebben Frankrijk en België een vestigingslocatie voor het European Air
Transport Command (EATC) aangeboden. Op 22 februari 2007 heeft mijn ambtsvoorganger
de Tweede Kamer gemeld dat Nederland bereid is voor de vestiging van het EATC in
Eindhoven eenmalig ruim 10 miljoen te investeren. Eind 2007 wordt een besluit verwacht.
Mocht worden besloten het EATC inderdaad op Eindhoven te vestigen, dan wordt dit bedrag
in de begroting opgenomen. De exploitatie wordt naar rato verdeeld over de deelnemende
landen. Voor Nederland betekent dit ongeveer 200.000 per jaar.
Naast de deelnemende landen  Frankrijk, Duitsland, België en Nederland  hebben Spanje
en Italië ieder een liaisonofficier toegevoegd aan het EATC in afwachting van nationale
besluitvorming over deelneming. Luxemburg zal via een partnerschap met België
deelnemen. Noorwegen en het Verenigd Koninkrijk hebben verzocht op de hoogte te worden
gehouden over de voortgang en de werkzaamheden van het EATC.
152 Welke landen hebben al belangstelling voor een EATC getoond?
Zie het antwoord op vraag 151.
153 Is de bezuiniging in het kader van de Vernieuwing Rijksdienst van 37 miljoen nog wel
in de efficiencyverbetering te behalen, omdat het ministerie van Defensie al jaren
grootschalig daarmee bezig is? Is deze maatregel niet ten onrechte aan het ministerie
van Defensie opgelegd omdat al zoveel is gedaan in het kader van
efficiencyverbetering en omdat al 11.000 functies zijn geschrapt? Gaan er nu functies
geschrapt worden? Zo ja, hoeveel en voor welk defensieonderdeel?
160 Is het in overeenstemming met de doelstelling van de `operatie vernieuwing
rijksdienst' om efficiencymaatregelen deels ten laste van de operaties te laten komen?
Wordt er bij andere departementen ook op deze wijze met die taakstelling omgegaan?
Defensie heeft in het recente verleden inderdaad al veel bezuinigd. Aanvankelijk gold voor
Defensie een taakstelling van 45 miljoen. Defensie heeft echter een beroep op de
knelpuntenreserve gedaan, om ingrepen in het operationele domein te voorkomen. Deze is
Pagina 68/76
Ministerie van Defensie
deels toegewezen, waardoor een taakstelling van 36,6 miljoen overblijft. Defensie heeft nu
voor 27 miljoen aan doelmatigheidsmaatregelen in het ambtelijk apparaat en 9,6 miljoen
aan maatregelen in het operationele domein genomen. De opgelegde taakstelling bedraagt
684 vte. Er dient nog een besluit te worden genomen over de verdeling van deze
taakstelling.
Voor beantwoording van de vraag of bij andere departementen op eenzelfde wijze met de
taakstelling wordt omgegaan verwijs ik naar de plannen van aanpak van de andere
departementen. Wel kan worden opgemerkt dat in de Nota Vernieuwing Rijksdienst
(paragraaf 95) wordt erkend dat departementen als Defensie, Justitie en Verkeer en
Waterstaat een nauwere relatie kennen tussen beleidskern en uitvoering.
154 Is de toegekende prijsbijstelling genoeg om de volledige prijsontwikkeling te
compenseren? Zo neen, welk bedrag zou dan extra nodig zijn om de prijsontwikkeling
te compenseren?
Jaarlijks stelt het ministerie van Financiën de prijsbijstelling vast op basis van de
prijsindexcijfers van het CPB. Voor het jaar 2008 is ruim 28 miljoen prijsbijstelling
toegekend voor de materiële exploitatie en investeringen. Defensie is in tegenstelling tot
andere departementen niet gekort op de prijsbijstelling voor 2008. De toekenning berust op
een combinatie van prijsindexcijfers voor de materiële overheidsconsumptie, investeringen
en de bouw. Deze gemiddelde prijsindices kunnen, zowel opwaarts als neerwaarts, in enig
jaar afwijken van de prijsstijging in afzonderlijke materieelprojecten, zeker als het een
internationaal project betreft. Ook worden in voorkomende gevallen met leveranciers
afspraken gemaakt over de indexering van prijzen. Voor Defensie geldt dat de prijsbijstelling
voor 2008 niet volledig de prijsstijgingen van militair materieel compenseert.
155 Wat zijn de kosten die zijn verbonden aan het sneller slijten van Defensiematerieel bij
vooral de operatie in Uruzgan? Wordt het ministerie van Defensie hiervoor
gecompenseerd? Zo ja, in welke mate?
De kosten verbonden aan het sneller slijten van Defensiematerieel bestaan uit extra verbruik
van reservedelen in Afghanistan (instandhouding) en Nederland (herstel van teruggekeerd
Pagina 69/76
Ministerie van Defensie
materieel) en snellere vervanging van materieel door verkorting van de levensduur
(vervangingskosten). Het verbruik van reservedelen in Afghanistan bedraagt momenteel
ongeveer 1 miljoen per maand. Het verbruik van reservedelen in Nederland na afloop van
de operatie in Uruzgan wordt op dit moment geraamd op 23,6 miljoen. De benodigde
vervangingsinvesteringen als gevolg van de operatie in Uruzgan worden op dit moment
geraamd op 106,3 miljoen. Het verbruik van reservedelen wordt geheel ten laste van het
HGIS-budget gebracht en komt niet ten laste van de defensiebegroting. Met de motie van
het lid van Geel c.s. (Kamerstuk 31 200 nr. 16) wordt de regering verzocht in de begroting
voor 2008 budget vrij te maken voor defensiematerieel. Defensie bereidt een nota van
wijziging op de begroting voor, waarmee de begroting voor het jaar 2008 met 50 miljoen
wordt verhoogd; voor 2009 wordt een gelijk bedrag aan de begroting toegevoegd. Met de
nota van wijziging in de defensiebegroting zal Defensie voor 100 miljoen van de 106,3
miljoen voor snellere vervanging van materieel zijn gecompenseerd. Deze regeling staat los
van de vergoeding van reservedelen ten laste van de HGIS.
156 Zal het huidige beleid er niet toe leiden dat over enkele jaren opnieuw een aanzienlijk
financieel tekort bij het ministerie van Defensie optreedt?
De betaalbaarheid van de organisatie binnen de gestelde budgettaire kaders is een van de
pijlers van het defensiebeleid. De beleidsbrief stelt dan ook dat gedurende de
kabinetsperiode een sluitende begroting is verzekerd. Voor de periode daarna zal Defensie
verkenningen uitvoeren naar het niveau van de defensiebestedingen op langere termijn.
157 Kunt u een overzicht verstrekken van de internationale Research and Development
(R&D) programma's waarin het ministerie van Defensie participeert? Zo neen, waarom
niet?
Het Ministerie van Defensie neemt deel aan vele grote en kleine internationale Research &
Development (R&D)-programma's. De belangrijkste daarvan staan weergegeven in
onderstaande tabel.
Defensie R&D - internationale projecten (contract research)
Pagina 70/76
Ministerie van Defensie
Samenwerkings- Titel Korte beschrijving
verband
Zweden, Canada, Nabije onderwater explosie Onderzoek naar de effecten op zeer korte
Nederland effecten afstand van schokgolfpulsen en jet-
vorming bij de explosie van zeemijnen, en
hun effect op de buitenzijde van de romp
van marineschepen.
Zweden, Nederland SiC en GaN microgolf vermogens Onderzoek naar nieuwe microgolfchips
versterkerchips ten behoeve van hoogvermogen
opwekking van radargolven. Materialen
als SiliciumCarbon en GalliumNitriet zijn
hierbij interessant omdat ze beter bestand
zijn tegen hoge temperaturen en in een
voor defensieradar gunstige
frequentieband werken.
Verenigde Staten, DYCOSS Onderzoek naar de manier waarop
Nederland composiet en hybride binnenconstructies
bij marineschepen scheuren en bezwijken
ten gevolge van zeemijn- en
raketexplosies. Deze resultaten worden
vervolgens gebruikt om
voorspellingsmethodieken te ontwikkelen,
zodat zwakke plekken in
marinescheepsconstructies onderkend en
verbeterd kunnen worden.
Canada, Duitsland, CAMELEON Onderzoek naar nieuwe adaptieve en
Nederland actieve camouflage technieken. In het
project CAMELEON maakt een voertuig
een opname van zijn omgeving en past
hierop zijn eigen kleur en contrast aan,
zodat het voertuig voor de vijand
moeilijker te detecteren is.
EDA Radar Simulatie Raamwerk Opzetten van een internationaal
raamwerk ten behoeve van
gestructureerd radaronderzoek, naar
nieuwe radar technologieën en radar-
netwerkconcepten, radarprocessing en
zend- en ontvangstmodules.
EDA RUMBLE Sonarmetingen en experimenten van de
reflectie en absorptie eigenschappen van
de zeebodem, om de sonarprestaties bij
lage frequenties beter te kunnen
voorspellen.
Pagina 71/76
Ministerie van Defensie
EDA MINERVE Onderzoek naar het elektronisch
markeren en registreren van kostbare en
gevaarlijke defensiesystemen en
onderdelen. Door het
temperatuursverloop en schokken tijdens
transport en opslag te registreren kan de
levensduur en betrouwbaarheid, van
bijvoorbeeld munitie, nauwlettend in de
gaten gehouden worden. Dit komt ten
goede aan de veiligheid van het
personeel en inzetbaarheid van
defensiematerieel.
EDA JIP on Force Protection Het Gemeenschappelijk
investeringsprogramma (JIP-programma)
is het eerste research & technology
pilotprogramma van de EDA waarbij
getracht wordt onderzoek te
harmoniseren en gezamenlijk uit te
voeren. JIP richt zich op het brede
defensiethema "Bescherming eigen
eenheden". Er nemen 20 Europese
landen aan deel. Nederlandse bedrijven
en kennisinstituten dingen mee naar de
opdrachten.
EDA ALOA Onderzoek naar stealth-eigenschappen
van nieuwe materialen, om
defensiesystemen minder zichtbaar te
maken voor vijandelijke radarsystemen.
WEAG Nieuwe beschermingsmethoden Door verbetering van voertuigontwerp en
voor voertuigen tegen landmijnen constructie, en met gebruikmaking van
nieuwe materialen, de uitwerking van
landmijnen beperken ter bescherming van
het voertuig en personeel.
WEAG Nieuwe materialen en concepten Onderzoek naar verbeterde nucleaire,
voor NBC-kleding biologische en chemische
beschermingpakken door het gebruik van
nieuwe materialen, maar met behoud en
verbetering van draagcomfort in
bijvoorbeeld warme gebieden.
WEAG Snelle diagnose van biologische Ontwikkeling van ultra snelle
wapens identificatiediagnostiek van biologische
wapens. Na de DNA-isolatie van het
biologische micro-organisme, moeten
speciale chips aard en type van het
micro-organisme vaststellen.
Pagina 72/76
Ministerie van Defensie
EDA : samenwerking binnen de European Defence Agency
WEAG : samenwerking binnen de Western European Armaments Group
158 Kunt u in aantallen voltijds equivalenten (VTE) aangeven hoeveel de bestuursstaf is
verkleind? Kunt u aangeven hoeveel van de huidige VTE 'staf' bij het kerndepartement
is ondergebracht en hoeveel VTE 'bestuur en beleid' er bij de vier commando's is
ondergebracht? Is de reorganisatie wat dit betreft afgerond? Zo neen, wanneer
verwacht u dat de reorganisatie voltooid is? Wordt er nog aan een verdere krimp en/of
efficiencyslag gewerkt?
In 2003 is besloten het toenmalige kerndepartement en delen van de krijgsmachtdeelstaven
samen te voegen tot een bestuurstaf. Het doel hiervan was het doorvoeren van de scheiding
tussen beleid en uitvoering en het versterken van de positie van de CDS. Beleid en
aansturing zijn als gevolg hiervan van de krijgsmachtdelen overgegaan naar en
gecentraliseerd in de nieuwe Bestuursstaf. In vergelijking met het kerndepartement is de
bestuurstaf hierdoor gegroeid van 1580 vte op 1 januari 2003 tot 1905 vte'n op 1 januari
2007 (waarvan ongeveer 800 vte uitvoerende taken bij de MIVD). Defensiebreed is de totale
stafcapaciteit in deze periode met een derde verkleind. Bij de vier operationele commando's
is geen beleidscapaciteit meer aanwezig met uitzondering van een kleine afdeling
bestuursondersteuning (maximaal 15 vte). In de komende periode wordt, mede als gevolg
van de maatregelen `operatie Vernieuwing Rijksdienst', gewerkt aan verdere
doelmatigheidsverbetering binnen de staven van Defensie, inclusief de Bestuursstaf.
159 Kunt u een overzicht geven van het aantal vlagofficieren dat in 2002 en 2007
werkzaam was binnen de Nederlandse krijgsmacht?
In 2002 waren er 112 militaire topfunctionarissen werkzaam in de Nederlandse krijgsmacht.
Op dit moment (oktober 2007) zijn er nog 96 militaire topfunctionarissen, waarvan er
overigens twee werken bij en ten laste komen van andere departementen. Gestreefd wordt
naar een verdere vermindering van het aantal militaire topfunctionarissen tot 85.
160 Is het in overeenstemming met de doelstelling van de `operatie vernieuwing
Pagina 73/76
Ministerie van Defensie
rijksdienst' om efficiencymaatregelen deels ten laste van de operaties te laten komen?
Wordt er bij andere departementen ook op deze wijze met die taakstelling omgegaan?
Zie het antwoord op vraag 153.
161 Gaat het volledige `saldo' van de onvolkomen vullinggraad van de krijgsmacht naar
`werving en behoud'? Zo ja, is er voldoende budget voor `werving en behoud' bij een
hoge vullinggraad? Zo nee, voor welke andere uitgaven wordt dit `saldo' uitgegeven?
Is hier sprake van besteding van incidenteel geld voor structurele uitgaven? Hoeveel
geld is er structureel op de begroting opgenomen voor 'werving en behoud'? Hoeveel
incidenteel?
Het budget voor werving en behoud is toereikend. Er worden geen incidentele middelen voor
structurele uitgaven ingezet. Voor werving en behoud is 40 miljoen in de begroting
opgenomen. Indien in enig jaar blijkt dat er sprake is van incidentele ondervulling zullen deze
gelden in de eerste plaats worden ingezet voor extra uitgaven voor werving en behoud.
Daarbij gaat het om intensivering van de wervingsinspanningen en om extra geld voor
financiële instrumenten als aanstellings- en bindingspremies. Het is op voorhand niet
mogelijk te voorspellen wat de omvang van de ondervulling voor enig jaar zal zijn.
162 Welke bedragen zijn er m.b.t. het budget materiële exploitatie tot op heden uitgegeven
ten gevolge van de Uruzgan-missie? Acht u deze uitgaven incidenteel of, gezien het
expeditionaire karakter van de Nederlandse krijgsmacht, als structureel? Hoe verwerkt
u een eventueel grotere budgettaire behoefte voor materiële exploitatie in de
meerjarenbegroting?
Additionele uitgaven die specifiek zijn te relateren aan de operaties en die dus niet worden
gedaan in het kader van de reguliere bedrijfsvoering worden ten laste gebracht van de
structurele voorziening `uitvoeren crisisbeheersingsoperaties' van de Homogene Groep
Internationale Samenwerking (HGIS) en zijn incidenteel. Overige uitgaven als gevolg van de
Uruzganmissie die verband houden met de noodzaak om voorbereid te zijn op expeditionair
optreden komen ten laste van de reguliere defensiebegroting. Wij achten deze uitgaven,
gezien het expeditionaire karakter van de Nederlandse krijgsmacht, structureel. Indien
Pagina 74/76
Ministerie van Defensie
daartoe budgetten aanwezig zijn, wordt een eventueel grotere budgettaire behoefte voor
de materiele exploitatie in de meerjarenbegroting verwerkt.
163 Doelt u met 'de introductie van een nieuw financieel systeem' op SPEER?
Ja. Vanuit het programma SPEER zal begin 2008 het huidige financiële systeem van
Defensie worden vervangen door de ERP-software (SAP).
164 Kunt u aangeven hoeveel ingehuurd personeel, adviseurs e.d., meer dan het volledige
boekjaar - aaneengesloten en inclusief contractverlengingen - bij defensie in dienst
zijn geweest? Onderneemt Defensie pogingen om 'structureel incidenteel werk' in
kaart te brengen en om te zetten in reguliere arbeidscontracten?
In de brief "Onderbezetting en inhuur" van 22 juni jl. (Kamerstuk 30800 X, nr. 99) is
uiteengezet dat Defensie een terughoudend beleid voert ten aanzien van inhuur van
personeel. De regelgeving voor externe inhuur is aangescherpt en het aantal functionarissen
dat een besluit kan nemen om extern in te huren is beperkt. Hierbij is tijdelijke aanstelling
versus inhuur een aandachtspunt. Door de wijze van registreren van externe inhuur is de
duur van de individuele inhuur niet vast te stellen.
165 Aan welke functies (zowel civiel, als militair) is er momenteel een aanmerkelijk tekort
bij Defensie? Welke maatregelen neemt u om die tekorten op te heffen? Hoeveel wordt
er uitgegeven aan bindingspremies in aantallen premies en totale hoogte? Betreft dit
premiestelsel uitsluitend de categorieën functies waar een aanwijsbaar tekort is?
Het tekort aan personeel betreft vooral het technisch personeel, vliegend personeel en
medisch personeel. De maatregelen richten zich zowel op werving als op behoud. Een van
de instrumenten van behoud is de bindingspremie. In de eerste negen maanden van 2007
zijn 543 bindingspremies uitbetaald. Hiermee was een bedrag gemoeid van 1,9 miljoen.
Bindingspremies zijn primair bestemd voor personeel dat behoort tot een categorie schaars
personeel. Naast bindingspremies worden ook andere middelen ingezet voor het behoud
van schaars personeel. Het gaat hierbij om gerichte aandacht in de vorm van functionerings-
en loopbaangesprekken, loopbaanontwikkeling en functietoewijzing en nadrukkelijker
Pagina 75/76
Ministerie van Defensie
aandacht voor de mogelijkheden van combinatie van arbeid en zorg.
Pagina 76/75
---- --
Ministerie van Defensie