Radboud Universiteit Nijmegen
Hoe baby's woorden uit de pap vissen
Kinderen van zeven en van tien maanden blijken in staat om
afzonderlijke woorden terug te vinden in gesproken zinnen, ook al
kennen ze de woordbetekenis niet. Dat blijkt uit het onderzoek waarop
Valesca Kooijman maandag 22 oktober promoveert. Ze was de eerste die
hersensignalen heeft gemeten bij kinderen jonger dan een jaar die naar
zinnen luisteren.
Gesproken taal bestaat niet uit losse woorden, maar uit een
aaneengesloten en deels overlappende stroom van klanken. Dat het
moeilijk is om in deze brij woorden te herkennen, kan iedereen ervaren
die naar een radiouitzending in een vreemde taal luistert. In ons
bekende talen kunnen we echter goed horen waar het ene woord eindigt
en het volgende woord begint in gesproken taal.
Valesca Kooijman onderzocht hoe kinderen in het eerste levensjaar in
staat zijn wijs te worden uit de stroom taalklanken om hen heen. Dit
deed zij - als eerste - door hersensignalen te meten bij kinderen
jonger dan een jaar die naar zinnen luisteren. Kinderen van zeven en
van tien maanden blijken in staat om woorden terug te vinden in
gesproken zinnen, ook al kennen ze de woordbetekenis niet. Klemtoon
speelt hierbij een belangrijke rol.
Het onderzoek van Valesca Kooijman (Ede, 1974) is onderdeel van het
programma van het Baby Research Centre. Dit wordt gefinancierd uit de
Spinozapremie die Max Planck-directeur prof. dr. Anne Cutler in 1999
kreeg toegekend. Het centrum doet onderzoek naar het begrip van spraak
en het leren van woorden door jonge kinderen (vier tot dertig
maanden), de ontwikkeling van spraak bij oudere kinderen en de
elektrofysiologische reactie op spraak in de hersenen van kinderen.
Dat gebeurt in het EEG-babylab van het F.C. Donders Centre for
Cognitive Neuroimaging.
Kooijman studeerde (neuro)psychologie aan de Vrije Universiteit in
Amsterdam en werkt momenteel als onderzoeker bij Top Institute Food &
Nutrition, Wageningen.