Raad van State
Uitspraak Raad van State -
Zaaknummer: 200705498/2
Publicatie datum: vrijdag 19 oktober 2007
Tegen: het college van gedeputeerde staten van Groningen
Proceduresoort: Voorlopige voorziening
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Ontgrondingenwet
---
200705498/2.
Datum uitspraak: 19 oktober 2007
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de
Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige
voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het
geding tussen:
{verzoekers}, wonend te {woonplaats},
en
het college van gedeputeerde staten van Groningen,
verweerder.
1. Procesverloop
Verweerder heeft bij besluit van 19 juni 2007, nr. 2007-17.113/25, MV,
een vergunning onder voorschriften ingevolge de Ontgrondingenwet
verleend aan de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
InVraplus B.V. voor ontgrondingswerkzaamheden ten behoeve van de
ontwikkeling van het natuurgebied Reiderwolde (Zuidoosthoek) nabij de
Blauwe Stad (gemeenten Reiderland, Scheemda en Winschoten).
Tegen dit besluit hebben verzoekers bij brief van 1 augustus 2007, bij
de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2007, beroep ingesteld.
Bij deze brief hebben verzoekers de Voorzitter verzocht een voorlopige
voorziening te treffen.
De Voorzitter heeft de zaak ter zitting behandeld op 9 oktober 2007,
waar verweerder, vertegenwoordigd door C. Dijkstra en ing. D.J.P.
Wever, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar
als partij gehoord InVraplus B.V., vertegenwoordigd door J. Beender,
ing. L.T. Olthof en A. de Vriese. Verzoekers zijn, met bericht
achteraf, niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is
niet bindend in de bodemprocedure.
2.2. De vergunning is gevraagd met als doel het ontwikkelen van het
nieuwe natuurgebied Reiderwolde en het recreatief medegebruik daarvan.
Om tot de gewenste natuurtypen te komen, is het nodig het waterpeil in
het gebied te verhogen en daarbinnen natte en moerasachtige gebieden
in te richten. De vergunde werkzaamheden zien op het ontgraven van
toekomstige moeras- en waterpartijen en het maken van dijken en
kwelsloten ter bescherming van de omliggende woongebieden en
agrarische gebieden.
2.3. Verzoekers wonen nabij het gebied Reiderwolde. In beroep voeren
zij aan dat door het ontgronden het grondwater zal zakken, waardoor
hoger gelegen gronden, zoals de hunne, worden drooggelegd. Het
natuurgebied dat zij op hun gronden hebben ingericht, zal, naar zij
vrezen, worden vernietigd. Tevens voeren zij aan dat in het verleden
bij een ruilverkaveling hun tuin ook al is drooggelegd en voorts dat
er naast hun huis en tuin geruime tijd een afvalstortplaats is
geweest. Door deze omstandigheden hebben zij veel schade geleden aan
de gewassen in de tuin en zijn zij ook anderszins benadeeld, aldus
verzoekers. Zij vragen om schorsing van de vergunning totdat uitspraak
is gedaan in de bodemprocedure.
2.4. De vergunninghoudster heeft meegedeeld dat het, mede in verband
met de samenloop met andere trajecten, van belang is dat met de
werkzaamheden op korte termijn kan worden begonnen. Hieruit volgt dat
verzoekers een spoedeisend belang hebben bij hun verzoek.
2.5. Het te ontwikkelen natuurgebied is opgenomen in de ter plaatse
geldende bestemmingsplannen "Bestemmingsplan Blauwe Stad, partiële
herziening 2004 Zuidoosthoek" van de gemeenten Reiderland en Scheemda
en "Bestemmingsplan Blauwe Stad, partiële herziening 2004
Vaarverbinding" van de gemeente Winschoten. De vergunde ontgronding is
volgens mededelingen van de gemeenten Reiderland en Winschoten in
overeenstemming met deze bestemmingsplannen.
2.6. Uit de stukken, waaronder de vergunningsvoorschriften en het
verslag van de gedachtewisseling naar aanleiding van de
ontwerpbeschikking, alsmede het verhandelde ter zitting is gebleken,
dat er door de vergunninghoudster en het waterschap Hunze en Aa's
maatregelen moeten en zullen worden getroffen om te voorkomen dat de
waterhuishouding van aangrenzende percelen door de ontgronding nadelig
wordt beïnvloed. Om dit te controleren, zullen peilbuizen worden
geplaatst. Voorts heeft het waterschap toegezegd dat verdere
maatregelen nabij het perceel van verzoekers kunnen worden getroffen,
ook om verlaging van de waterstand in het verleden te compenseren.
2.7. Gezien het voorgaande ziet de Voorzitter geen aanleiding te
verwachten dat de verleende vergunning in de bodemprocedure niet in
stand zal blijven. Derhalve is hij van oordeel dat het verzoek dient
te worden afgewezen.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van
State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, als Voorzitter, in
tegenwoordigheid van mr. H.E. Troost, ambtenaar van Staat.
w.g. Oosting w.g. Troost
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2007
234.