Raad van State



Uitspraak Raad van State -
Zaaknummer: 200605834/1
Publicatie datum: vrijdag 19 oktober 2007
Tegen: provinciale staten van Limburg
Proceduresoort: Overig
Rechtsgebied: Kamer 1 - RO - Limburg
---

200605834/1.
Datum uitspraak: 19 oktober 2007

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:


1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Camping Mooi Bemelen b.v." (hierna: Camping Mooi Bemelen), gevestigd te Bemelen, gemeente Margraten,

2. de stichting "Stichting Verontruste Plateaubewoners", gevestigd te Margraten, en anderen (hierna: de Stichting en anderen), appellanten,

en

provinciale staten van Limburg,
verweerders.


1. Procesverloop

Bij besluit van 30 juni 2006 hebben verweerders, op voorstel van het college van gedeputeerde staten van 24 mei 2005, de aanvulling van het Provinciaal Omgevingsplan Limburg "POL-aanvulling Uitbreiding groeve 't Rooth" (verder: de POL-aanvulling) vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben Camping Mooi Bemelen bij brief van 8 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 9 augustus 2006, en de Stichting en anderen bij brief van 28 augustus 2006, bij de Raad van State ingekomen op 29 augustus 2006, beroep ingesteld. De Stichting en anderen hebben hun beroep aangevuld bij brief van 6 september 2006.

Bij brief van 27 februari 2007 hebben verweerders een verweerschrift ingediend.

Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de naamloze vennootschap "Ankerpoort nv" (hierna: Ankerpoort nv), belanghebbende. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.

De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 september 2007, waar Camping Mooi Bemelen, vertegenwoordigd door mr. M.J.A.M. Muijres, advocaat te Venlo, en de Stichting en anderen, vertegenwoordigd door mr. J.E. Dijk, advocaat te Amsterdam, en {gemachtigde}, en verweerders, vertegenwoordigd door mr. I.W. Neleman, advocaat te Den Haag, {gemachtigde} en mr. J.J.A.J.M. Timmermans, ambtenaren van de provincie, zijn verschenen. Voorts is gehoord Ankerpoort nv, vertegenwoordigd door mr. A. ten Veen, advocaat te Amsterdam, en mr. M.R.J. Baneke, advocaat te Nijmegen.


2. Overwegingen

2.1. Om ontvankelijk te kunnen zijn in deze procedure dienen appellanten procesbelang te hebben bij de beoordeling van de door hen aangevoerde bezwaren tegen het bestreden besluit. Ten aanzien van hun procesbelang overweegt de Afdeling het volgende.

2.1.1. Op 22 september 2006 hebben verweerders het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2006 (hierna: het POL 2006) vastgesteld. Het POL 2006 is op 1 december 2006 in werking getreden. In het POL 2006 is, voor zover thans van belang, vermeld:

De concrete beleidsbeslissingen die thans van kracht zijn worden in het POL 2006 zonder heroverweging overgenomen. Voor de onderbouwing en exacte formulering wordt verwezen naar de documenten waarin deze concrete beleidsbeslissingen zijn vastgelegd. Het gaat daarbij om de navolgende concrete beleidsbeslissingen: {} winplaats 't Rooth (POL-aanvulling 't Rooth, 2006)"

2.1.2. De Afdeling stelt vast dat de POL-aanvulling groeve 't Rooth een herziening is van het POL 2001. Naar zijn aard maakt deze herziening en de daarin opgenomen cbb, na de vaststelling daarvan deel uit van het POL 2001 en gaat daarin op. Anders dan verweerders ter zitting hebben gesteld, kan bedoelde POL-aanvulling dan ook niet worden gezien als beleid dat onafhankelijk van het POL 2001 bestaat.

Nu het POL 2006 een integrale herziening is van het POL 2001 en de herzieningen daarvan, wordt het POL 2001 vervangen door het POL 2006. Als gevolg hiervan zijn het POL 2001 en de herzieningen daarvan komen te vervallen. Hieruit volgt eveneens dat de besluiten dan wel de cbb's die daarin zijn opgenomen, zoals de cbb betreffende groeve 't Rooth, zijn komen te vervallen. Voor zover een besluit uit het POL 2001 dan wel een cbb uit een herziening daarvan zonder heroverweging is overgenomen in het POL 2006 zijn deze onderdelen als onderdeel van de integrale herziening opnieuw vastgesteld bij het POL 2006.

2.1.3. Nu de POL-aanvulling en de daarin opgenomen cbb waartegen appellanten hun bezwaren richten, zijn komen te vervallen, hebben zij geen belang meer bij beoordeling van deze bezwaren.

Anders dan appellanten ter zitting hebben betoogd, kunnen hun beroepen niet op grond van artikel 6:18 en 6:19 van de Algemene wet bestuursrecht worden geacht mede te zijn gericht tegen het POL 2006 en de daarin opgenomen cbb betreffende groeve 't Rooth. Nu geen sprake is van een intrekking van een besluit, maar van een integrale herziening, en de POL-aanvulling groeve 't Rooth ook niet is gewijzigd, is geen sprake van een situatie als bedoeld in artikel 6:18 van voornoemde wet.

2.1.4. Uit het vorenstaande volgt dat het procesbelang van appellanten bij de beoordeling van de door hen aangevoerde bezwaren tegen het bestreden besluit ontbreekt. De beroepen dienen derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

2.2. De Afdeling hecht er aan ten overvloede op het navolgende te wijzen.

2.2.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat in de publicatie betreffende de vaststelling van het POL 2006 is vermeld dat geen beroep mogelijk is tegen dat besluit. Dit is onjuist. Ingevolge artikel 54, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening, staat namelijk beroep open tegen de onderdelen die in het POL 2006 opnieuw zijn vastgesteld door verweerders en die daarbij tevens zijn aangemerkt als cbb, zoals de cbb betreffende groeve 't Rooth.

Nu uit de stukken en het verhandelde ter zitting is komen vast te staan dat appellanten geen gebruik hebben gemaakt van de mogelijkheid om beroep in te stellen tegen de in het POL 2006 opnieuw vastgestelde cbb betreffende groeve 't Rooth wegens voornoemde publicatie, ziet de Afdeling aanleiding om te wijzen op de mogelijkheid om daartegen alsnog beroep in te stellen. Indien dat gebeurt zo spoedig als redelijkerwijs mogelijk is, dat wil zeggen in beginsel binnen twee weken na verzending van deze uitspraak, is redelijkerwijs te verwachten dat een overschrijding van de beroepstermijn gelet op voornoemde onjuiste publicatie verschoonbaar zal worden geacht.

2.3. Voorts ziet de Afdeling aanleiding om verweerders ten aanzien van de stichting "Stichting Verontruste Plateaubewoners" op na te melden wijze in de proceskosten te veroordelen.

Ten aanzien van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "Camping Mooi Bemelen b.v." is niet gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen.


3. Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State

Recht doende in naam der Koningin:

I. verklaart de beroepen niet-ontvankelijk;

II. veroordeelt Provinciale staten van Limburg tot vergoeding van bij de stichting "Stichting Verontruste Plateaubewoners" in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van 686,93 (zegge: zeshonderdzesentachtig euro en drieënnegentig cent), waarvan een gedeelte groot 644,00 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Limburg aan de stichting "Stichting Verontruste Plateaubewoners" onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;

III. gelast dat de provincie Limburg aan appellanten het door hun voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van 281,00 (zegge: tweehonderdeenentachtig euro) ieder, vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. A. Kosto, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M. Vogel-Carprieaux, ambtenaar van Staat.

w.g. Kosto w.g. Vogel-Carprieaux
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat

Uitgesproken in het openbaar op 19 oktober 2007

458.