Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44
2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl
2513AA22XA

Contactpersoon Ons kenmerk UB/S/2007/34637 Doorkiesnummer Datum 19 oktober 2007

Onderwerp Evaluatie en toekomstperspectief SUWI

Hierbij ontvangt u de reactie van het kabinet op de in 2006 uitgevoerde Evaluatie SUWI, waarvan de uitkomsten bij brief van 28 augustus 2006 (Kamerstukken II, 2005/06, 26 448, nr.
290) door de toenmalige bewindslieden van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aan de Tweede Kamer is aangeboden. De evaluatie is eveneens toegezonden aan de Eerste Kamer.

Een van de hoofddoelstellingen van dit kabinet is participatie de komende kabinetsperiode substantieel te verhogen. De ambities op dit terrein zijn fors en vragen om grote inspanningen gezamenlijk met andere partijen1. In dit kader heeft het Kabinet onder andere afspraken gemaakt met de sociale partners en gemeenten om de ambitieuze doelstellingen te behalen. Leidraad bij de uitwerking van veel afspraken is maatwerk. Geen blauwdrukken vanuit Den Haag, maar ruimte voor professionals in de uitvoering. Een gerichte aanpak, toegesneden op de specifieke individuele omstandigheden, maakt het participatiebeleid effectiever. Goede samenwerking en verbinding ook met werkgevers in de regio is hierbij onontbeerlijk. Een samenwerking die erop gericht is elkaar te versterken, zonder in elkaars verantwoordelijkheden te treden. Een integrale en samenhangende aanpak staat voorop. De CWI, het UWV en de gemeenten vervullen hierin een essentiële rol.

In de Evaluatie SUWI is geconstateerd dat op alle hoofddoelstellingen (werk boven uitkering, klantgerichtheid en doelmatigheid) ten opzichte van de situatie vóór invoering van SUWI verbetering is gerealiseerd. In paragraaf 2 van de kabinetsreactie wordt nader op de vorderingen en resultaten van de afgelopen periode ingegaan. Hieruit komt duidelijk naar voren dat er in de uitvoering een respectabele prestatie is geleverd. Belangrijk voorbeeld hiervan is dat de realisatiecijfers met betrekking tot de verschillende prestatie-indicatoren over vrijwel de hele linie een voortdurend stijgende lijn laten zien.

Met de invoering van de Wet SUWI (waarvan de doelstelling werk boven inkomen strikt genomen niet van toepassing is op de SVB en die voor wat deze organisatie betreft alleen een wijziging van het bestuurlijk model impliceert) is een substantiële stap in de goede richting


1 Actieprogramma Iedereen doet mee (zie Kamerstukken II, 2007/08, 31 200 XV, nr. 5).

Ons kenmerk UB/S/2007/34637

ingeslagen. Tegelijkertijd is er ­ in overeenstemming met het beeld uit de meest recente voortgangsrapportage SUWI ­ nog wel verbetering nodig en mogelijk. In die zin heeft de evaluatie onmiskenbaar ook een aantal tekortkomingen blootgelegd. Voor een deel is ­ zoals geschetst in de kabinetsreactie ­ , zowel binnen de organisaties als in de samenwerking in de keten werk en inkomen, al een verbeterslag gaande. Effectiviteit (werk boven uitkering), klantgerichtheid (met aandacht ook voor de werkgever) en doelmatigheid zijn blijvende thema's op de agenda van de uitvoering.

Het zwaartepunt van de verder noodzakelijke verbeteringen ligt in de samenwerking binnen de `keten van werk en inkomen'. Dat sluit aan bij het Coalitieakkoord, waarin de koers met betrekking tot de inrichting van de samenwerking in de keten van werk en inkomen en de beoogde wijze van dienstverlening wordt geformuleerd. De CWI, het UWV en gemeenten dienen hun werkzaamheden op elkaar af te stemmen en de kwaliteit en effectiviteit van de dienstverlening en re-integratie te verbeteren, waarbij op lokaal niveau geïntegreerde dienstverlening tot stand wordt gebracht. Hiermee is ook de doelmatigheidsdoelstelling gediend. In deze kabinetsreactie wordt uitgebreid aandacht besteed aan deze nieuwe beleidsvoornemens, waar het kabinet ­ in goed overleg met de ketenpartners ­ voortvarend mee aan de slag wil gaan.

Het kabinet gebruikt deze kabinetsreactie mede om op onderdelen nadere doelen te formuleren, zoals bijvoorbeeld op het punt van deregulering. In bijgevoegde notitie komen dan ook diverse onderwerpen aan de orde.
Met het gereedkomen van de Evaluatie SUWI en de reactie van het kabinet daarop is voldaan aan uiteenlopende toezeggingen en aankondigingen uit het verleden die betrekking hebben op de opzet en werking van SUWI. Een aantal meer recente toezeggingen is bij de kabinetsreactie betrokken en komt in de slotparagraaf van bijgevoegde kabinetsreactie aan orde.

Verbetering keten werk en inkomen: locaties werk en inkomen

De dienstverlening vanuit de keten werk en inkomen moet beter met het oog op kwaliteit en effectiviteit. Het Coalitieakkoord geeft hier nadere richting aan. De CWI, het UWV en gemeenten moeten hun werkzaamheden beter op elkaar afstemmen, zodat de klant werkelijk met één loket wordt geconfronteerd. Geïntegreerde dienstverlening vormt de `stip op de horizon' voor de uitvoering. Voor de invulling hiervan zal worden voortgebouwd op de ervaringen met de zogeheten `toonkamers', waarover de Tweede Kamer bij brief van 16 mei
2007 (Kamerstukken II, 2006/07, 26 448, nr. 331) is geïnformeerd. Een belangrijke innovatie van deze aanpak is het bieden van één loket (aanspreekpunt) voor werk, waarbij het voor de klant werkzoekende niet relevant is door wie van de ketenpartners hij geholpen wordt.

Geïntegreerde dienstverlening impliceert dat de ketenpartners (het UWV, de CWI en gemeenten) een samenhangende op de klant (werkzoekende en werkgevers) gerichte
---

Ons kenmerk UB/S/2007/34637

dienstverlening realiseren, waarin de klant de keten als geheel kan aanspreken en de keten ook als geheel zijn diensten aanbiedt. In de nieuwe locatie werk en inkomen (LWI) staat niet het instrumentarium, maar de integrale ondersteuning van de klant, voorop. Het is belangrijk om te benadrukken dat de innovatie het dienstverleningsconcept betreft en niet de specifieke locatie.

De locatie werk en inkomen vormt eveneens de frontoffice voor (lokale) werkgevers. Hier vindt immers de matching van vraag en aanbod plaats. Voor grote werkgevers die op een grotere schaal dan de LWI werken zal in een grotere arbeidsmarktregio één LWI aanspreekpunt zijn. Voor de dienstverlening aan werkgevers op landelijk of sectorniveau zal een coördinerend landelijk account worden gecreëerd. Hierdoor kunnen werkgevers worden bediend op het niveau waarop zij dit vragen.

Een verdere verhoging van de arbeidsparticipatie vereist een goed werkende arbeidsmarkt: een markt waar vraag en aanbod in evenwicht is. Arbeidsmarkten functioneren vooral op regionaal niveau. Knelpunten kunnen alleen opgelost worden door samenwerking tussen regionale en lokale partijen (werkgevers, het UWV, de CWI, gemeenten, Poortwachtercentra, ROC's, brancheorganisaties, uitzendbureaus e.d.). Zo ontstaat een netwerk van werk en inkomen. Vanuit de keten werk en inkomen hebben de gemeenten een voortrekkersrol bij de totstandkoming van een regionaal participatie- en arbeidsmarktbeleid. De rol van de gemeente is vooral het nemen van het initiatief om partijen bij elkaar te brengen, draagvlak te verkrijgen en afspraken met elkaar te laten maken.
De feitelijke dienstverlening aan werkgevers en werkzoekenden vindt plaats in de locatie werk en inkomen, waarin gemeenten en UWV/CWI op basis van consensus samenwerken.

Bijdrage aan de SUWI-doelen

De hierboven beschreven wijze van dienstverlening effent het pad voor verder verbeterde resultaten op de SUWI-doelen werk boven uitkering, klantgerichtheid en doelmatigheid.

Werk boven uitkering
Uit de evaluatie van de toonkamers, waarover de Tweede Kamer in de brief van 16 mei 2007 is geïnformeerd, komt naar voren dat deze aanpak een positief effect heeft op `werk boven uitkering'. Door de snellere en meer op maat ingezette activering, `matching', en re-integratie komt de klant sneller aan het werk. De verblijfsduur in de uitkering wordt bekort. De uitstroom is niet alleen hoger, maar betreft ook vaker werkhervatting dan in de controlegroep het geval is. Verdere (landelijke) implementatie van dit dienstverleningsconcept moet het mogelijk maken deze voordelen maximaal te benutten. Het kabinet is verheugd over de ambitie van de ketenpartners om eind 2008 op alle locaties tripartiet de invoering van de integrale en ontschotte dienstverlening gestart en grotendeels werkend te hebben.


---

Ons kenmerk UB/S/2007/34637

Klantgerichtheid
Klantgerichte dienstverlening kent vele facetten. Maatwerk is daar een essentieel onderdeel van. Het is hierbij van belang dat de klant in staat wordt gesteld zijn wensen en mogelijkheden (met betrekking tot re-integratie) te verwoorden. De klant wordt maximaal gestimuleerd zijn eigen verantwoordelijkheid te nemen. Er is intensiever contact met de klant waardoor tevens nauwlettend gevolgd kan worden of de klant zijn verplichtingen nakomt en actie kan worden ondernomen indien hiertoe aanleiding is. Het werken met één aanspreekpunt biedt betere mogelijkheden om klantgerichte dienstverlening te realiseren. Dit blijkt ook uit de positieve ervaringen tot nu toe, zoals op het punt van klanttevredenheid. Daarnaast is het ­ als het onderdeel ook van klantgerichtheid ­ van belang een betere verbinding tot stand te brengen tussen de keten van werk en inkomen en de vraagkant van de arbeidsmarkt.

Doelmatigheid
Door met één aanspreekpunt te werken kan er sneller worden gehandeld, waarmee de doelmatigheid van werken is gediend. Er zijn minder overdrachtsmomenten en de overlap in taken vermindert. Verder is van belang dat samenhangend met de vorming van het één loket de samenwerking tussen de CWI, het UWV en de gemeenten nauwer wordt. Het UWV en de CWI hebben, voortbouwend op het Position-Paper CWI-UWV (zie Kamerstukken II, 2006/07,
26 448, nr. 313) als uitgangspunt geformuleerd dat zij hun dienstverlening integreren. Het UWV en de CWI willen zo snel mogelijk komen tot de vorming van een gezamenlijk WERKbedrijf dat aan de kop van het proces van dienstverlening aan cliënten, samen met gemeenten, een volwaardig pakket aan dienstverlening aanbiedt dat past bij hetgeen de lokale/regionale arbeidsmarkt vraagt. Ook dit komt de doelmatigheid ten goede. Het integratieproces zal uiteindelijk leiden tot het onder één bestuur brengen van deze uitvoeringsorganisaties. Beoogde datum voor fusie van beide organisaties is 1 januari 2009. De opgave voor de uitvoering die invoering van e.e.a. impliceert, wordt in paragraaf 4.7 van bijgevoegde kabinetsreactie geschetst. Ook de wetgevingsagenda komt hier aan de orde.

Taakstelling Coalitieakkoord

Met de hierboven geschetste verdere ontwikkeling van SUWI wordt een forse verbeterslag gerealiseerd. Er is niet alleen sprake van een meer klantgerichte uitvoering; de uitvoering wordt ook effectiever en efficiënter. Met de wijze waarop de samenwerking in de keten werk en inkomen in de toekomst wordt vorm gegeven ­ die op onderdelen verandering kan ondergaan maar per saldo een betere dienstverlening impliceert ­ , kan een substantiële efficiencywinst worden geboekt.

De taakstelling uit het Coalitieakkoord is structureel (vanaf 2012) 190 mln. Aan deze taakstelling wordt voor tweederde bijgedragen door UWV/CWI ­ die zoals gezegd per
1 januari 2009 zullen integreren ­ gezamenlijk en voor éénderde door de gemeenten (waarbij
---

Ons kenmerk UB/S/2007/34637

de wijze van invulling nog voorwerp is van overleg met de VNG). Het hanteren van een werkproces volgens de nieuwe aanpak levert immers ook voor gemeenten aanzienlijke besparingen in de uitvoeringskosten op.

Bij de uitvoering van de taakstelling staat borging van kwalitatief hoogwaardige basisdienstverlening aan werkzoekenden en werkgevers voorop. Onverlet dit uitgangspunt kunnen de besparingen soms tot moeilijke keuzes dwingen. Wijziging van de dienstverlening van CWI/UWV ­ met mogelijke versobering op onderdelen ­ laat onverlet dat per saldo hun dienstverlening in de LWI's structureel beter wordt, zoals beoogd in het Coalitieakkoord. Indien extra taken bovenop de standaard dienstverlening wenselijk worden geacht, kan worden bezien of hiervoor aparte programmamiddelen beschikbaar kunnen worden gesteld.

Voor de invulling van de taakstelling in tussenliggende jaren (via een oplopende reeks) vindt nog nadere besluitvorming plaats. De wijze waarop de structurele taakstelling wordt ingevuld, is hierbij leidend. Bij de invulling van de taakstelling in tussenliggende jaren worden daarnaast de ambities van dit kabinet ten aanzien van participatie meegewogen.

De invulling van de taakstelling komt aan de orde in paragraaf 4.6 van de kabinetsreactie. Naast de kabinetsreactie bevat de onderhavige brief tevens een tweetal hiermee verband houdende bijlagen. De voorzitters van de Raden van bestuur van de CWI en het UWV geven in hun brief d.d. 27 september 2007 aan hoe zij aan e.e.a. invulling denken te geven.

Groot Project Status SUWI Tweede Kamer

In het Algemeen Overleg SUWI d.d. 4 juli 2007 is mogelijke beëindiging van de `Groot Project status' voor SUWI gekoppeld aan deze kabinetsreactie en bespreking ervan door de Tweede Kamer. Het kabinet merkt op dat het transformatieproces dat aanleiding was tot deze bijzondere status, is afgerond. De partijen in de keten van werk en inkomen staan weliswaar opnieuw voor een niet geringe opdracht, maar die veranderingen rechtvaardigen niet de status van Groot Project. In de kabinetsreactie wordt, zoals in het Algemeen Overleg is toegezegd, kort op de toekomstige wijze van rapporteren en bijbehorende prestatie-indicatoren ingegaan. Het kabinet stelt dan ook voor om de status Groot Project nu te beëindigen.

U blijft van ons de jaarplannen, ketenprogramma's, tussentijdse verslagen en jaarverslagen van de SUWI-organisaties ontvangen. Deze zullen worden vergezeld van ons oordeel. Bij dit oordeel zullen ook de overzichten met de relevante prestatie-indicatoren worden toegevoegd. Samen met de SUWI-organisaties hebben wij de frequentie van de tussentijdse rapportages kritisch bezien. Daarbij is de wens geuit om de rapportages aan te laten sluiten op de verantwoordingscyclus binnen het ministerie. De SUWI-organisaties zouden daarom,
---

Ons kenmerk UB/S/2007/34637

vooruitlopend op wijziging van artikel 49 Wet SUWI, dat de rapportagefrequentie regelt, vanaf
2008 kunnen volstaan met twee tussentijdse rapportages in plaats van de huidige drie. U ontvangt deze in juli en november.

De Minister van Sociale Zaken De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner) (A. Aboutaleb)

Bijlage(n):

- Kabinetsreactie Evaluatie SUWI 2006;

- Brief de heer Linthorst d.d. 15 mei 2007 met Rapport Samen Beter;
- Brief voorzitters Raden van bestuur CWI en UWV d.d. 27 september 2007 inzake structurele taakstelling zbo's


---