NALEVING VAN DE WET ARBEID
VREEMDELINGEN IN 2006
Onderzoek onder werkgevers
- eindrapport -
Drs. M. Groenewoud
Dr. C. van Rij
Amsterdam, 20 september 2007
Regioplan publicatienr. 1518
Regioplan Beleidsonderzoek
Nieuwezijds Voorburgwal 35
1012 RD Amsterdam
Tel.: +31 (0)20 - 5315315
Fax : +31 (0)20 - 6265199
Onderzoek, uitgevoerd door Regioplan
Beleidsonderzoek in opdracht van het ministerie
van SZW.
INHOUDSOPGAVE
1 Inleiding ........................................................................................... 1
1.1 Achtergronden en overtreding WAV.................................. 2
1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen..................................... 3
1.3 Kader voor naleving WAV.................................................. 5
1.4 Onderzoeksaanpak............................................................ 8
1.5 Leeswijzer.......................................................................... 10
2 Willens en wetens?.......................................................................... 11
2.1 Kennis en normgetrouwheid (norm)................................... 12
2.2 Handhaving........................................................................ 19
2.3 Marktwerking (economisch voordeel en aanbod).............. 23
2.4 Centrale factoren uit het model gewogen.......................... 25
2.5 Aangrijpingspunten voor beïnvloeding van
nalevingsniveau................................................................. 26
3 Omvang regelovertreding WAV 2006............................................. 29
3.1 Over de validiteit en betrouwbaarheid............................... 29
3.2 Omvang overtreding WAV 2006........................................ 31
3.3 Omvang overtreding WAV met uitsplitsing naar bedrijfs-
omvang (zeven risicosectoren) in 2006............................. 33
3.4 Uitzendbureaus.................................................................. 34
3.5 Alternatieve aanpak........................................................... 35
3.6 Aantal illegale arbeidsrelaties............................................ 36
3.7 Aantal illegaal tewerkgestelden in breder perspectief....... 38
4 Samenvatting en conclusies........................................................... 43
Literatuur ........................................................................................... 49
Bijlagen ........................................................................................... 51
Bijlage 1 Responsverantwoording.................................................... 53
Bijlage 2 Algemene achtergrond fixed randomized
responsemethode.............................................................. 59
Bijlage 3 Technische achtergrond fixed randomized
responsemethode.............................................................. 63
Bijlage 4 Schatting regelovertreding stap voor stap......................... 69
Bijlage 5 Definities ............................................................................ 75
Bijlage 6 Branche-indeling op basis van sbi-codes.......................... 77
Bijlage 7 Vragenlijst .......................................................................... 81
1 INLEIDING
De regering heeft zich ten doel gesteld dat in 2008 het percentage werkgevers
uit zogenoemde `risicosectoren' dat de Wet arbeid vreemdelingen (WAV)
overtreedt, is teruggebracht tot minder dan vijftien procent. Als risicosectoren
zijn benoemd: de land- en tuinbouw, de horeca, de bouw, de uitzendbranche,
de schoonmaakbranche en de vlees- en visverwerkende industrie.1 Het beleid
en met name het handhavingsbeleid2 is op deze sectoren gericht.
Om beter inzicht te krijgen in de redenen om de WAV wel of niet na te leven
en de effecten van daarop gericht beleid te bepalen, is voorliggend onderzoek
uitgevoerd. Het onderzoek is uitgewerkt in twee hoofdthema's. Het eerste deel
van het onderzoek gaat in op de vraag waarom werkgevers gebruikmaken van
illegaal tewerkgestelden en welke factoren een rol spelen bij het wel/niet
naleven van de WAV. Het tweede deel zoekt een antwoord op de vraag in
welke mate bedrijven en instellingen in 2006 de WAV naleven (of overtreden).
Om de onderzoeksvragen te beantwoorden zijn 8339 werkgevers
geënquêteerd.
In dit hoofdstuk bespreken we kort de achtergronden van de WAV (paragraaf
1.1), gaan we in op de onderzoeksvragen (paragraaf 1.2) en ontwikkelen we
een denkmodel over de factoren die de naleving van de WAV beïnvloeden
(paragraaf 1.3). In paragraaf 1.4 staat de gebruikte onderzoeksmethode
centraal en paragraaf 1.5 bevat een leeswijzer.
Verandering sinds 1 mei 2007 en de effecten voor het onderzoek
Per 1 mei 2007 zijn de grenzen open voor werknemers uit Midden- en Oost-Europa
(MOE-landen) die op 1 mei 2004 tot de Europese Unie zijn toegetreden (Polen,
Slowakije, Hongarije, Tsjechië, Slovenië, Estland, Letland en Litouwen). Door deze
wetswijziging is een totaal andere situatie van toepassing dan ten tijde van het
onderzoek. Het voorliggende onderzoek heeft betrekking op het jaar 2006. Destijds
golden voor de genoemde MOE-landen strengere regels. Dit leidt tot de mogelijk
verwarrende situatie dat werknemers uit deze landen zonder tewerkstellingsvergunning
(twv) in het onderzoek als illegaal tewerkgesteld gelden, terwijl zij medio 2007 (bij het
schrijven van dit rapport) niet als zodanig worden aangemerkt. De lezer dient bij het
interpreteren van de resultaten en het trekken van conclusies hiermee rekening te
houden.
1 In het onderzoek is hier de metaalindustrie nog aan toegevoegd. Officieel behoort de
metaalindustrie niet tot één van de risicogroepen. Dit onderzoek behandelt de
metaalindustrie op dezelfde wijze als de officiële risicosectoren.
2 Zie het Handhavingsprogramma 2007-2012 ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid, 2007.
---
1.1 Achtergronden en overtreding WAV
De WAV kent vijf doelen:3
· arbeidsmigranten restrictief toelaten;
· allocatie op de arbeidsmarkt verbeteren;
· illegale tewerkstelling bestrijden;
· duurzaam tot Nederland toegelaten vreemdelingen een zo groot mogelijke
keuzevrijheid op de arbeidsmarkt laten;
· beschermen van de rechtspositie van toegelaten arbeidsmigranten.
Het onderzoek richt zich met name op het derde doel door de achtergronden
en het nalevingsniveau van illegale tewerkstelling in kaart te brengen.
Op grond van de WAV is het in 2006 verboden om personen van buiten de
EU-154, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen, Cyprus, Malta en Zwitserland in
Nederland arbeid te laten verrichten zonder dat de werkgever beschikt over
een tewerkstellingsvergunning (twv). Ook voor werknemers uit acht van de
nieuwe lidstaten5 die op 1 mei 2004 tot de EU zijn toegetreden, was tot 1 mei
2007 nog steeds een twv verplicht.
De WAV stelt aldus eisen aan de werkgevers van vreemdelingen. Een
werkgever is iedereen die iemand anders arbeid laat verrichten. Het kan hierbij
ook gaan om huishoudelijke of persoonlijke diensten. Werkgevers kunnen dus
niet alleen bedrijven en instellingen zijn, maar ook particulieren. De WAV
hanteert het zogenaamde brede werkgeversbegrip.
De twee belangrijkste bepalingen zijn neergelegd in artikel 2 en artikel 15.
Artikel 2, lid 1 stelt dat het een werkgever verboden is zonder twv een
vreemdeling arbeid te laten verrichten in Nederland.
Artikel 15, lid 1 verplicht een werkgever die personeel uitleent, of laat werken
via aangenomen werk, om van elke vreemdeling een afschrift van het
identiteitsdocument toe te sturen aan de inlener of (hoofd)aannemer.
Artikel 15, lid 2 en 3 verplicht een werkgever die personeel inleent of die
arbeid laat verrichten via aangenomen werk, de identiteit van de vreemdeling
te controleren en het kopie-identiteitsdocument dat hij van de uitlener of
aannemer ontvangt, op te nemen in zijn administratie.
Een werkgever overtreedt artikel 2 van de WAV, indien hij een vreemdeling
voor wie een twv is vereist, arbeid laat verrichten zonder dat hij over zo'n
vergunning beschikt. Deze situatie staat bekend als illegale tewerkstelling.
3 Kamerstukken II 1993-1994, 23 574, nr. 3, p. 4.
4 Finland, Zweden, Denemarken, Groot-Brittannië, Ierland, Duitsland, Nederland, België,
Luxemburg, Oostenrijk, Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland.
5 Estland, Letland, Litouwen, Polen, Tsjechië, Slowakije, Hongarije en Slovenië.
2
Tewerkstellingsvergunningen moeten worden aangevraagd bij het Centrum
voor Werk en Inkomen (CWI). De afgelopen jaren is het aantal tewerkstellings-
vergunningen behoorlijk gestegen. In 2004 verstrekte het CWI 44.207 vergun-
ningen en in 2006 waren dit er 75.051. Dit is een toename van 68 procent.
Hierbij moet wel worden opgemerkt dat in 2006 voor meer sectoren de eisen
voor tewerkstelling zijn versoepeld dan voorheen.
Artikel 15 van de WAV stelt eisen aan de inleners en uitleners van personeel,
en aan werkgevers die gebruikmaken van aangenomen werk. Uitleners zijn
verplicht een kopie te verstrekken van het identiteitsbewijs van een uitgeleen-
de vreemdeling. Werkgevers die personeel inlenen of gebruikmaken van
aangenomen werk, dienen de identiteit van ingeleende vreemdelingen te
controleren. Op grond van andere wetgeving zijn werkgevers verplicht de
identiteit te controleren van werknemers met wie zij een formele dienstbetrek-
king hebben.
Handhaving van de WAV (en daarmee de bestrijding van illegale tewerk-
stelling) is een taak van de Arbeidsinspectie (AI). Werkgevers kunnen bij
overtreding van de wet een bestuurlijke boete of strafrechtelijke sanctie krijgen
die kan oplopen tot 8000,- per illegaal tewerkgestelde arbeidskracht.6 Bij
zeer ernstige overtredingen kan een gevangenisstraf volgen.
1.2 Doelstelling en onderzoeksvragen
De WAV heeft tot doel de instroom van `niet EU-arbeidskrachten' tot de
Nederlandse arbeidsmarkt te reguleren en daarbij illegale tewerkstelling te
bestrijden. Het (handhavings)beleid van het ministerie van Sociale Zaken en
Werkgelegenheid (SZW) is erop gericht werkgevers ertoe aan te zetten af te
zien van het illegaal tewerkstellen van werknemers. Het achterliggende doel is
drieledig:
· het voorkomen van verdringing van aanbod van de Nederlandse
arbeidsmarkt (dit in het kader van een optimale arbeidsparticipatie);
· het tegengaan van oneerlijke concurrentie tussen bedrijven;
· het bestrijden van uitbuiting in de arbeid van werknemers.
Voor de invulling van dit beleid, is het essentieel om een goed beeld te krijgen
van het huidige nalevingsniveau van de WAV door werkgevers en de motieven
om de WAV te (niet) na te leven.
6 Bij recidive wordt de boete anderhalf keer zo hoog. Rechtspersonen krijgen bij de eerste
overtreding maximaal 8000,- boete per overtreding. Natuurlijke personen en
eenmanszaken krijgen een boete van maximaal 4000,-.
---
Op basis van deze beleidsbehoefte zijn de volgende onderzoeksvragen
geformuleerd.
· Wat zijn de oorzaken/redenen voor werkgevers om gebruik te maken van
illegaal tewerkgestelden?
· Hoe hoog is het percentage dat de wet overtreedt, omdat zij de wet
onvoldoende kent en/of onvoldoende maatregelen heeft genomen om
identiteitspapieren te controleren?
· Hoe hoog is het percentage werkgevers dat weet dat bij vreemdelingen
tewerkstellen aanvullende verplichtingen van toepassing kunnen zijn?
· Hoe hoog is het percentage werkgevers dat weet waar ze deze informatie
vandaan moeten halen?
· Hoe hoog is het percentage werkgevers dat op de hoogte is dat mogelijk
een twv nodig is om vreemdelingen te werk te stellen?
· Wat zijn de mogelijke effecten van het handhavingsbeleid?
· In hoeverre zou betere of meer toegespitste voorlichting de naleving door
deze groep verbeteren? En/of zijn er andere instrumenten om de
regelovertreding van deze groep te verbeteren?
Daarnaast is het van belang inzicht te geven in de omvang van de illegale
tewerkstelling in Nederland. Het onderzoek moet dan ook een antwoord geven
op de volgende vraag:
· Hoe hoog is het aantal en het aandeel bedrijven en instellingen (in 2006)
waarbij sprake is van illegale tewerkstelling?
Van deze centrale vraag is nog een aantal subvragen af te leiden:
· Hoe hoog is het aantal en het aandeel bedrijven en instellingen (in 2006)
waarbij sprake is van illegale tewerkstelling door werknemers van buiten de
EU?
· Om hoeveel personen/arbeidsjaren gaat het hierbij (in 2006)? Is iets over
de spreiding van de duur van de periode van illegale tewerkstelling te
zeggen (zowel moment in het jaar als duur)?
· Wat is het aandeel van de werknemers uit de nieuwe EU-lidstaten hierin (in
2006)?
· Zijn er bepaalde karakteristieken van overtredende werkgevers (grootte
bedrijven, regio, adres in stad of op platteland)?
· Wat zijn de nalevingsniveaus onder uitleners? Hierbij dient onderscheid te
worden gemaakt naar gecertificeerde en niet-gecertificeerde
uitzendbureaus?
Het antwoord op deze vragen moet worden gegeven op nationaal niveau en
indien mogelijk voor de belangrijkste risicosectoren (te weten de land- en
tuinbouw, de horeca, de bouw, de uitzendbranche, de schoonmaakbranche,
de metaalindustrie en de vlees- en visverwerkende industrie)
4
1.3 Kader voor naleving WAV
Bij de opzet van het onderzoek is de Tafel van Elf (T11) als algemeen
analysekader gekozen.7 De T11 is ontstaan vanuit de praktische behoefte om
inzicht te krijgen in de factoren die de `gehoorzaamheid' van een doelgroep
bepalen en de invloed die de (rechts)handhaving daarop heeft. De basis van
de T11 is een combinatie van sociaalpsychologische, sociologische en crimi-
nologische theorieën, aangevuld met algemene inzichten en praktijkervaringen
op het terrein van de handhaving. De T11 kan inzicht geven in de nalevings-
geneigdheid van werkgevers. De T11 biedt verder de mogelijkheid de
effectiviteit van handhavingstrategieën op de fraudebestrijding te verkennen.
Tijdens het schrijven van dit hoofdstuk, in juni 2007, verscheen het onderzoek
Fraude in Beeld. Dit onderzoek, van het Platform Bijzondere
Opsporingsdiensten, richt zich op de vraag waar fraude zich de komende jaren
gaat voordoen en welke aangrijpingspunten er zijn voor de handhaving om
toekomstige fraude het hoofd te bieden. Oftewel:
· Waar vindt fraude plaats?
· Wat voor fraude vindt plaats?
· Waarom vindt fraude plaats: wat zijn determinanten van regelovertreding?
· Wat is het handhavingsdoel?
· Welke aanpak is het meest effectief?
· Wie pakt de fraude aan?
Fraude in Beeld en de T11 vormen bruikbare denkkaders om de
nalevingsgeneigdheid van de WAV te analyseren. De twee `kaders' hebben
min of meer dezelfde insteek. In essentie gaat het om de vraag: hoe kan de
overheid de naleving van wet- en regelgeving stimuleren? De T11 en Fraude
in Beeld besteden dan ook veel aandacht aan de vraag wat de redenen zijn
om regels te overtreden dan wel deze na te leven. De gedachte is dat deze
redenen de eerste aangrijpingspunten zijn voor de invulling van het beleid.
Tafel van Elf In de T11 zijn de factoren die de nalevingsgeneigdheid beïnvloeden
opgedeeld in drie dimensies: (1) de dimensie voor de spontane naleving (2) de
controle dimensie en (3) de sanctiedimensie. De dimensie voor spontane
naleving heeft betrekking op de omstandigheden, zoals kennis van de regels
en normgetrouwheid, die ertoe leiden dat een burger een wet wel of niet
naleeft. In de controledimensie gaat het om de preventieve werking van
(overheids)controles. De sanctiedimensie heeft betrekking op de preventieve
werking van het boete-instrument. De T11 doet geen uitspraken over welk van
de factoren van doorslaggevend belang is voor het uiteindelijke gedrag van de
werkgevers, i.c. de nalevingsgeneigdheid of de overtredingsgeneigdheid.
Desalniettemin geeft de T11 inzicht in de sterke en zwakke kanten van de
huidige handhavingsstrategie, en biedt het mogelijkheden voor verbetering
hiervan.
7 De T11 is ontwikkeld door de Inspectie voor Rechtshandhaving van het ministerie van
Justitie en D. Ruimschotel. De T11 is ook in het eerste onderzoek gebruikt.
---
ISMA In Fraude in Beeld is een model ontwikkeld waarin interne normen, de sociale
normen, de mogelijkheden tot overtreding en de kosten en baten van gedrag
een centrale plaats innemen. Deze vier factoren `verklaren' volgens de
schrijvers van het rapport fraudegevoeligheid het beste. Fraude in Beeld
presenteert op basis van empirisch onderzoek het ISMA-model (Interne norm,
Sociale norm, Mogelijkheden en Afschrikking). De interne norm verwijst naar
de morele plicht die men voelt om de regels na te leven. In de sociale norm
gaat het erom of regelovertreding acceptabel is en in hoeverre werkgevers
denken dat regelovertredingen binnen hun branche voorkomen. Bij de
mogelijkheden gaat het erom dat werkgevers moeten aangeven in hoeverre zij
mogelijkheden zien bepaalde regels te overtreden dan wel na te leven.
Afschrikking, tot slot, verwijst naar de kans dat men wordt gepakt door een
handhavende instantie en een inschatting van de ernst van de gevolgen.
Ondanks de verschillende accenten en de andere benaderingswijze staan in
beide benaderingen vier elementen centraal. Deze elementen hebben een
duidelijke relatie met de nalevingsgeneigdheid van de WAV:
· Het normbesef van de ondernemer (de mate waarin men vindt dat
regelovertreding, en in dit specifieke geval het gebruikmaken van illegale
arbeidskrachten, verwerpelijk is).
· De handhaving (het aantal controles, de gepercipieerde kans gepakt te
worden en de hoogte van de boetes)8.
· de mogelijkheden om te werken met illegalen (veelal het aanbod van
illegalen of de problemen om aan geschikt personeel te komen).
· economische voordelen (het kostenvoordeel als men illegalen te werk
stelt).
Dit leidt voor dit onderzoek tot het volgende denkmodel9 over factoren die de
naleving van de WAV beïnvloeden.
8 Binnen het denkmodel wordt handhaving beperkt tot controles, boetes en voorlichting.
9 Met dit model pretenderen we niet uitputtend te zijn, het geeft aan welke motieven of
achtergronden waarschijnlijk een rol spelen. Naar motieven van werkgevers om
wetten/regels na te leven is verder onderzoek wenselijk.
6
Schema 1.1 Denkmodel over factoren die de naleving van de WAV beïnvloeden
+ Aanbod legale Aantal illegalen
Kennis arbeidskrachten in Nederland
+
+
Interne norm
Mogelijkheden voor
Norm werken met illegalen
+
Sociale norm -
+
Naleving Wav
+
---
Inspecties, controles ++
en interventieteams
Economisch
Handhaving voordeel illegalen
Publiciteit en + +/ +
voorlichting
Ontwikkeling Kostenvoordeel van
economie illegale arbeidskrachten
Bestuurlijke
boetes ++
Toelichting: een + betekent een positief verband, een betekent een negatief verband tussen de
twee factoren die door de pijl worden verbonden. Bijvoorbeeld: een hogere kans gepakt te
worden, betekent een hogere handhaving en een hogere verwachte naleving. Een sterke
economische ontwikkeling maakt het misschien (maar misschien ook niet) aantrekkelijker om met
illegaal tewerkgestelden te werken. Hoe groter het voordeel, des te lager het nalevingsniveau.
Het denkmodel toont de belangrijkste factoren die de naleving van de WAV in
z'n algemeenheid beïnvloeden. In de praktijk gaat het bij deze factoren
natuurlijk om de perceptie en de ervaringen van werkgevers. Hoe kijkt de
werkgever tegen het aantal controles aan? Wat is zijn perceptie van het
aanbod van illegalen? Wat verwacht hij van de kostenvoordelen? Hoofdstuk 2
gaat hier dieper op in, daarin worden de factoren geoperationaliseerd op het
niveau van de percepties van werkgevers.
Het denkmodel geeft ook aan waarop de overheid kan inzetten, indien zij de
naleving wil bevorderen (de norm, handhaving, kostenvoordelen of het
aanbod) en waar in het beleid accenten kunnen worden gelegd. Ook dit punt
komt in hoofdstuk 2 terug.
---
1.4 Onderzoeksaanpak
Om de onderzoeksvragen te kunnen beantwoorden, heeft Regioplan 8339
werkgevers geënquêteerd. Deze werkgevers zijn per brief uitgenodigd een
vragenlijst via internet in te vullen. In de vragenlijst zijn vragen opgenomen
over de motieven om de wet te overtreden of juist na te leven, aan de hand
van de factoren uit het denkmodel zoals kennis, naleving en regelovertreding/
fraude (zie bijlage 7). Daarnaast zijn vragen gesteld om na te gaan of de
betrokken werkgever de wet al dan niet heeft overtreden in 2006.
Regelovertreding ligt gevoelig. Het is bekend dat respondenten tijdens
enquêtes vaak geneigd zijn om regelovertreding te `onderrapporteren'. Dit leidt
tot een onderschatting van de werkelijke regelovertreding. Om dit effect zo
veel mogelijk te voorkomen, is voor een deel van de vragen gebruikgemaakt
van de randomized responsemethode (rr-methode). Deze methode is speciaal
ontwikkeld voor het in kaart brengen van sociaal onwenselijk of niet
toegestaan gedrag. Meer technische informatie hierover vindt u in de bijlagen.
Voor het onderzoek is een aselecte steekproef uit de zeven risicosectoren
getrokken. De steekproef is aangevuld met werkgevers van buiten deze
sectoren om over 2006 voor heel Nederland een uitspraak te doen. Deze
steekproef vormt de centrale bron om betrouwbare uitspraken over
werkgevers te doen.
Naast de centrale steekproef zijn twee controlegroepen in het onderzoek
opgenomen.
1. Een geanomiseerde steekproef van bedrijven uit de zeven risicosectoren
die door de Arbeidsinspectie in 2006 zijn gecontroleerd.
2. Een aselecte steekproef van bedrijven die ook aan een eerder onderzoek
2004/2005 naar de WAV hebben meegedaan.
De eerste controlegroep is getrokken om meer inzicht te krijgen in de validiteit
van de rr-methode en de tweede controlegroep is van belang om, gezien de
methodeverschillen tussen nu en 2004/2005, beter inzicht te krijgen in de
ontwikkelingen.
Het veldwerk is in samenwerking met Interview-NSS uitgevoerd. Zie verder
responseverantwoording bijlage 1.
Enkele kanttekeningen bij de onderzoeksaanpak
Tijdens het onderzoek is een aantal keuzes gemaakt die van grote invloed zijn
op de onderzoeksresultaten en de interpretatie:
1. definitie werkgever;
2. vergelijkbaarheid 2004/2005 en 2006;
3. schattingen op basis van randomized response.
8
Definitie werkgever
Het onderzoek heeft betrekking op bedrijven en instellingen (met en zonder
personeel). Als basis voor de steekproef geldt hier een registratie bij de Kamer
van Koophandel. Om ook overheden en instellingen in het onderzoek te
betrekken is gebruikgemaakt van de bestanden van Marktselect (zie bijlage 1
voor de steekproefopzet). Voor het gemak spreken we van `werkgevers', maar
hieronder vallen in onze definitie dus ook zelfstandigen zonder personeel.
Er is voor gekozen om particuliere werkgevers in dit onderzoek buiten
beschouwing te laten. Particulieren vallen in strikte zin ook onder de
werkgeversdefinitie van de WAV, indien zij werk laten uitvoeren. Dit kan
bijvoorbeeld huishoudelijk werk zijn of bouwwerkzaamheden. De omvang van
de regelovertreding van particulieren is onbekend en blijft als gevolg van deze
keuze buiten schot. Het buiten beschouwing laten van particulieren leidt tot
een lagere schatting van het aantal overtreders.
Vergelijkbaarheid 2004/2005 en 2006
In 2004/2005 is een vergelijkbaar onderzoek naar naleving van de WAV onder
werkgevers uitgevoerd.10 De methode die nu is gebruikt, wijkt op onderdelen
af van de onderzoeksmethode in 2004/2005. Dit heeft betrekking op de wijze
van bevraging (een andere rr-methode, zie bijlage 2): en de dataverzamelings-
methode (webinterview versus telefonisch). Hierdoor zijn de gegevens uit het
eerste onderzoek (2004/2005) niet te vergelijken met de resultaten van het
huidige onderzoek. Hiervoor is bewust gekozen, onder meer omdat de
betrouwbaarheidsmarges bij de in dit onderzoek gehanteerde rr-methode
kleiner zijn. Om trends toch zichtbaar te maken, is in 2006/2007 een
retrospectieve vraag over illegaal tewerkgestelden in 2004/2005 gesteld.
Hierbij moet nog worden opgemerkt dat de vergelijking van de twee
onderzoeken verder problemen oplevert omdat de cijfers uit 2004/2005
betrekking hebben op werkgevers die werknemers in dienst hebben en het
huidige onderzoek over bedrijven gaat. Hiervoor is gekozen omdat dit
`werkgeversbegrip' dichter bij de definitie van het werkgeversbegrip in de WAV
ligt.
Schattingen op basis van randomized response
Door de rr-methode kunnen antwoorden niet worden herleid tot de individuele
respondent en wordt daarmee anonimiteit gegarandeerd. Desondanks bestaat
het vermoeden dat niet alle respondenten zich aan de instructies in de
vragenlijst hebben gehouden. Ze geven vaker een sociaal wenselijk antwoord
(dan op grond van kansrekening, het gooien van de dobbelstenen, wordt
verwacht). Op deze wijze vertroebelen ze de schattingen. Om die reden is
ervoor gekozen dit deel van de respondenten, voor zover traceerbaar, niet
mee te nemen in de analyse en de schattingen voor regelovertreding.
Daarnaast zijn de schattingen op basis van de enquête gecorrigeerd voor de
10 M. Mosselman & C. van Rij (2005). Naleving van de Wet arbeid vreemdelingen: een
eerste onderzoek onder werkgevers. Regioplan Beleidsonderzoek in opdracht van ministerie
van Sociale Zaken en Werkgelegenheid.
---
uitkomsten bij de AI-controlegroep. Deze controlegroep maakt het mogelijk de
uitkomsten van de gevoelige enquêtevragen te vergelijken met de bevindingen
van de Arbeidsinspectie bij deze groep bedrijven. Dit geeft inzicht in de
validiteit van de rr-methode en geeft zo ook mogelijkheden (onder bepaalde
assumpties) tot `correctie' van de antwoorden op de gevoelige vragen. Het
voert te ver om hier in de inleiding de details uit de doeken te doen. De
achtergronden van deze berekeningsmethode worden, stap voor stap, nader
toegelicht in hoofdstuk 3 en de bijlagen.
1.5 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 behandelt de nalevingsgeneigdheid. Voor de factoren uit het
denkmodel (zie schema 1.1) gaan we na in hoeverre zij de
nalevingsgeneigdheid beïnvloeden. Is het een gebrek aan kennis of een lage
kans te worden betrapt dat werkgevers doet besluiten illegale werknemers te
werk te stellen? Of gaat het uiteindelijk toch gewoon om geld en geeft dat de
doorslag? Nadat de motieven en achtergronden voor regelnaleving of
overtreding in kaart zijn gebracht, tracht hoofdstuk 3 een inschatting van de
omvang van overtreding van de WAV in 2006 te geven. Het inschatten van
regelovertreding op basis van enquêtes is niet eenvoudig, in hoofdstuk 3
proberen we een tip van de sluier op te lichten en geven we een indicatie van
het aandeel en aantal werkgevers dat de WAV (in 2006) overtrad. De
belangrijkste conclusies zijn opgenomen in hoofdstuk 4.
10
2 WILLENS EN WETENS?
Sommige werkgevers stellen werknemers illegaal te werk, doordat ze
onvoldoende op de hoogte zijn van de regels. Anderen menen dat ze niet
anders kunnen, omdat ze bijvoorbeeld onvoldoende personeel kunnen krijgen
en dan is er nog een groep die willens en wetens de wet overtreedt. Voor alle
duidelijkheid: in alle drie gevallen is sprake van regelovertreding (een
beboetbaar feit). In de laatste twee gevallen is er sprake van een bewuste
overtreding. Ook in het eerste geval kan hier sprake van zijn, men is misschien
niet op de hoogte van de regels maar zich er echter wel van bewust dat ze dat
zouden moeten zijn.
Dit hoofdstuk behandelt de factoren die de naleving van de WAV beïnvloeden
(niet-weten, niet-kunnen of niet-willen?). Daarbij komt ook de vraag aan de
orde hoe een hoger nalevingsniveau kan worden bereikt. Het startpunt in deze
analyse is de vraag om welke redenen werkgevers gebruikmaken van illegaal
tewerkgestelden (paragraaf 2.2). Hiervoor gebruiken we het denkmodel uit
hoofdstuk 1 en dit algemene kader wordt vertaald naar de perceptie van
werkgevers. In veel gevallen gaat dit over de perceptie van werkgevers over
(andere) werkgevers die de regels overtreden. Oftewel de redenen om te
frauderen: heeft het te maken met een slechte kennis, de groepsnormen, grote
kostenvoordelen of een groot aanbod van vreemdelingen?1
Het hoofdstuk eindigt met een rangordening van de verschillende motieven om
met illegale arbeidskrachten te werken en mogelijke handvatten voor
handhavingstrategieën.
De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op de directe vragen uit de
werkgeversenquête (n=7293) en geven een beeld van de factoren die de
nalevingsgeneigdheid van de werkgevers in Nederland beïnvloeden. Zie
bijlage 1 voor een gedetailleerde beschrijving van de onderzoeksgroep. In
tegenstelling tot het eerste onderzoek (2004/2005) zijn bij dit onderzoek aan
elke respondent alle (directe) vragen voorgelegd. Bij het eerste onderzoek
gebeurde dat slechts bij een klein deel van de respondenten en daardoor
kunnen de resultaten van de directe vragen uit het eerste onderzoek niet goed
worden vergeleken met de directe vragen uit de tweede onderzoek. Nieuw in
vergelijking met het vorige onderzoek is verder dat de werkgevers zijn
gevraagd de motieven voor het niet naleven van de wet tegen elkaar af te
wegen en een rangorde aan te brengen.
1 De focus in dit hoofdstuk ligt dus op redenen om te frauderen en niet op de redenen om na
te leven. Een uitzondering hierop vormen de normen. Het onderdeel over kennis en normen
heeft betrekking op kennis en normen om na te leven en niet de kennis en normen om te
frauderen.
---
2.1 Kennis en normgetrouwheid (norm)
Het eerste element uit het denkmodel is de normgetrouwheid van werkgevers.
Werkgevers zijn normgetrouw als zij de wet naleven zonder dat deze wordt
gehandhaafd. In de literatuur (zie bijvoorbeeld de Tafel van Elf zoals toegelicht
in het eerste hoofdstuk) wordt hier wel gesproken van spontane naleving. De
kern van deze benadering is dat bedrijven niet zozeer naleven door het
voortdurend afwegen van kosten en baten, waaronder de kans op boetes en
strafmaat, maar omdat de normen gewoonweg worden geaccepteerd. Hier
wordt wel gesproken over geïnternaliseerde waarden en normen (zie Coolman
& Wiering, 2001). Voordat men waarden en normen eigen maakt, moet men
kennis van het normgetrouwe gedrag hebben. Deze paragraaf behandelt dan
ook eerst het kennisniveau van de WAV en daarna de normgetrouwheid.
Kennis
Om de WAV te kunnen naleven, moeten werkgevers goed op de hoogte zijn
van de inhoud van de WAV. De achterliggende gedachte is dat er een positief
verband bestaat tussen kennis over en naleving van een bepaalde regel. Dit
impliceert dat werkgevers die niet op de hoogte zijn van de relevante WAV-
regels, de WAV vaker overtreden. Het is evenwel ook mogelijk dat men naleeft
zonder enige kennis van zaken, bijvoorbeeld omdat men er op geen enkele
wijze mee te maken heeft. De kennis van werkgevers van de WAV is op een
aantal terreinen getoetst.
Een algemene regel die bij de WAV relevant is, is dat werkgevers verplicht zijn
om identiteitsbewijzen en/of verblijfsvergunningen van mensen die bij hun in
dienst treden, te controleren. 95 procent van de respondenten zegt ervan op
de hoogte te zijn dat deze controle dient te worden uitgevoerd. Los van de
kennis, zegt negentig procent de controle op de juistheid van vergunningen en
papieren begrijpelijk te vinden. Waarbij iets minder dan de helft (van deze
groep) wel opmerkt deze controles `lastig' te vinden. Het is niet helemaal
duidelijk waarnaar men hier verwijst. Is het controleren lastig omdat de
werkgever moeilijk kan vaststellen of de papieren geldig zijn, of verwijst lastig
naar de administratieve last die met de controle gepaard gaat. Deze
interpretaties van `lastig' spelen hier door elkaar.
Een tweede onderdeel waarover kennis van de WAV bij werkgevers wenselijk
is, is de tewerkstellingsvergunning (twv). Het was in 2006 alleen onder
bepaalde voorwaarden toegestaan om inwoners van de Oost-Europese
landen die in 2004 zijn toegetreden tot de Europese Unie, voor zich te laten
werken. In 2006, de periode waar dit onderzoek betrekking op heeft, had een
werkgever een twv nodig voor mensen die men arbeid laat verrichten en die
afkomstig zijn van buiten de EU-152, IJsland, Liechtenstein, Noorwegen,
Cyprus, Malta en Zwitserland. Dit gold dus ook voor Polen, Hongarije,
2 Finland, Zweden, Denemarken, Groot-Brittannië, Ierland, Duitsland, Nederland, België,
Luxemburg, Oostenrijk, Frankrijk, Italië, Spanje, Portugal en Griekenland.
12
Tsjechië, Slowakije, Estland, Letland, Litouwen en Slovenië. Aan het begin
van de enquête zijn daarover twee vragen, zonder verdere uitleg, gesteld. Dit
meet een deel van de basiskennis.
Figuur 2.1 Toegestaan MOE-landers te laten werken?
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Landbouw
Vis en vlees
Metaalindustrie
Bouw
Horeca
Uitzendbureaus
Ja, dat mocht
Schoonmaak
Nee, dat mocht niet
(Semi) overheid
Overig particulier bedrijfsleven Ik weet niet of dat
mocht
Totaal
Van de respondenten zegt 41 procent dat het in 2006 was toegestaan
inwoners van de Oost-Europese landen die in 2004 zijn toegetreden tot de
Europese Unie, in dienst te nemen. Elf procent zegt dat men Oost-
Europeanen niet mocht laten werken. Maar belangrijker in deze is dat maar
liefst de helft zegt niet te weten of dit wel/niet mocht.
De eerste kennisvraag had een algemeen karakter. De twv is in deze
vraagstelling buiten beschouwing gelaten. Dit is echter een essentieel element
om te bepalen welk antwoord correct is. Bij de tweede vraag gaat het expliciet
over de twv voor deze groepen werknemers. Figuur 2.2 laat zien hoeveel
procent van de respondenten weet of het wel/niet nodig is een twv te hebben
om mensen uit deze Oost-Europese landen te laten werken.
13
Figuur 2.2 TWV voor MOE-landers nodig?
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Landbouw
Vis en vlees
Metaalindustrie
Bouw
Horeca
Uitzendbureaus Nee, ik kan ze zonder
meer in dienst
Schoonmaak nemen
Ja, ik dien een twv
(Semi) overheid voor hen aan te
vragen
Overig particulier bedrijfsleven Dat weet ik niet
Totaal
Van de respondenten zegt 32 procent dat de werkgever een twv moest
aanvragen als men inwoners van de Oost-Europese landen die in 2004 zijn
toegetreden tot de Europese Unie, in dienst wil nemen. Dit is het goede
antwoord. Deze 32 procent is lager dan de eerder gevonden 41 procent die
zegt dat het in 2006 was toegestaan deze mensen te laten werken. Er zijn
blijkbaar mensen die denken dat het is toegestaan om inwoners van deze
Oost-Europese landen voor je te laten werken zonder dat daarvoor eerst aan
bepaalde voorwaarden moet worden voldaan. De volgende tabel geeft
hierover wat meer duidelijkheid.
Tabel 2.1 Tewerkstellingsvergunning nodig?
Tewerkstellingsvergunning nodig Totaal
(absoluut)
Toegestaan Nee, ik kan Ja, ik dien een Dat weet ik
Oost-Europeanen hen zonder twv voor hen niet
te laten werken? meer in dienst aan te vragen
nemen
Ja, dat mocht 5% 49% 46% 2952
Nee, dat mocht 0% 67% 32% 764
niet
Ik weet niet of dat 1% 11% 89% 3578
mocht
Totaal (absoluut) 189 2329 4775 7293
14
Zowel voor de groep respondenten die eerder aangaf dat het wel was
toegestaan om inwoners uit deze landen voor zich te laten werken als de
groep die aangaf dat dit niet mocht, geldt dat velen (respectievelijk 46% en
32%) niet weten of er een twv nodig is. Verder is het zo dat veel van de
mensen die eerst zeiden dat het niet was toegestaan om deze mensen te
laten werken, nu zeggen dat dit met een twv wel is toegestaan (67%). Het is,
zoals aangegeven, inderdaad zo dat hier een twv voor nodig is. In totaal zegt
66% van (alle) de respondenten hiervan niet op de hoogte te zijn.3
Op zich hoeft een laag kennisniveau over de twv en twv-procedures niet tot
problemen te leiden, bijvoorbeeld omdat men er niet mee te maken heeft of
omdat men weet waar de juiste informatie te krijgen is als het aan de orde is.
Gevraagd is waar werkgevers zouden zoeken als ze iemand in dienst willen
nemen met een buitenlandse nationaliteit. De volgende drie instanties werden
door hen het vaakst genoemd:
- Brancheorganisatie/werkgeversvereniging (35,9%)
- Belastingdienst (38,4%)
- Centrum voor Werk en Inkomen (35,1%)
Als de respondenten vooral via deze kanalen naar info zouden zoeken, is het
belangrijk dat die informatie via deze kanalen ook beschikbaar is of dat
personen die informatie zoeken worden doorverwezen naar de juiste plek.
Voor alle duidelijkheid: onbekend is of de respondenten ook daadwerkelijk via
deze kanalen naar informatie zoeken, maar ze geven wel aan dat ze in het
hypothetische geval via deze kanalen zouden zoeken.
Verderop in de vragenlijst kregen de respondenten te lezen in welke situaties
er precies een twv in 2006 nodig was. Deze uitleg, zoals gepresenteerd in de
enquête, is opgenomen in onderstaand kader.
Wanneer hebt u een tewerkstellingsvergunning nodig?
Het onderzoek gaat over 2006. In 2006 had u een `tewerkstellingsvergunning' nodig
voor personen die u arbeid laat verrichten en die afkomstig zijn van buiten de Europese
Unie, of uit de nieuwe landen van de EU: Polen, Hongarije, Tsjechië, Slowakije,
Estland, Letland, Litouwen en Slovenië. Voor werknemers uit Noorwegen, IJsland,
Liechtenstein en Zwitserland hoefde u geen vergunning aan te vragen. U kunt de
tewerkstellingsvergunning aanvragen bij het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI). Als
u voor werknemers uit die landen geen vergunning heeft, kunt u hiervoor een boete
van 8.000 per werknemer krijgen.
Voor werknemers die u inhuurt via een uitzendbureau of loonbedrijf en voor personeel
van een (onder)aannemer, kan het uitzendbureau, het loonbedrijf of de (onder)aanne-
mer deze vergunning aanvragen. U dient te controleren of er voor deze werknemers
een tewerkstellingsvergunning is verkregen en of zij over de juiste papieren beschik-
ken. Als u via een uitzendbureau, loonbedrijf of (onder)aannemer gebruikmaakt van
arbeidskrachten zonder een tewerkstellingsvergunning (terwijl dit wel nodig is), dan
bent u hiervoor aansprakelijk en kunt u eveneens een boete krijgen van 8000 per
werknemer.
3 Helaas is onbekend welke werkgevers deze kennis over de twv werkelijk nodig hadden.
Daardoor is onbekend of het gebrek aan kennis heeft geleid tot overtreding van de regels.
15
Ook wanneer u asielzoekers die nog in procedure zijn zonder tewerkstellingsvergun-
ning voor u laat werken of met een tewerkstellingsvergunning meer dan de toegestane
twaalf weken per jaar laat werken, of wanneer u mensen die illegaal in Nederland
verblijven voor u laat werken, overtreedt u de regels.
Na het lezen van dit verhaal werd gevraagd in welke mate ze op de hoogte
zijn van de precieze regels die gelden voor de twv's. In onderzoek wordt dit
vaak een geholpen kennisvraag genoemd. Figuur 2.3 laat zien hoe de
respondenten die vraag hebben beantwoord.
Figuur 2.3 Op de hoogte precieze details omtrent tewerkstellingsvergunningen
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Landbouw
Vis en vlees
Metaalindustrie
Bouw
Horeca
Uitzendbureaus Ja, ik kende deze
regels al
Schoonmaak
Ja, ik was
(Semi)overheid
gedeeltelijk op de
hoogte
Overig particulier bedrijfsleven
Nee, dit is helemaal
nieuw voor mij
Totaal
Van de respondenten zegt 28 procent dat de precieze details over een twv
helemaal nieuw zijn voor hem/haar. 61 procent antwoordt gedeeltelijk en 11
procent antwoordt helemaal op de hoogte te zijn van deze details. Het
percentage mensen dat zegt gedeeltelijk op de hoogte te zijn van de details
over twv's (61%) is dus hoger dan het percentage mensen dat zegt dat er een
twv nodig is als je inwoners van de Oost-Europese landen die in 2004 zijn
toegetreden tot de Europese Unie in dienst wilt nemen (32%). Dit wijst erop
dat er een vrij grote groep mensen is die wel enige kennis heeft van twv's,
maar blijkbaar toch niet exact weet waar Abraham de mosterd haalt.
Qua kennisniveau springt de uitzendbranche er positief uit. Voor (slechts) tien
procent zijn de details rond de twv nieuw. Ook in de landbouw en in de vis- en
vleessector is de kennis vrij groot. Dit zijn sectoren die veel gebruikmaken van
tewerkstellingsvergunningen.
16
Normconform gedrag
Normconform gedrag is niet vanzelfsprekend. Desalniettemin is er een groep
bedrijven die `naleven' vanuit een overtuiging, gewoonte of gezags-
getrouwheid, omdat het zo hoort, het altijd zo is gegaan of het niet van
toepassing is (komen er niet mee in aanraking).
Een eerste indicator die inzicht geeft in de heersende normen is de stelling of
men het verwerpelijk vindt als mensen gebruikmaken van illegale
arbeidskrachten. 48 procent van de ondervraagden is het hiermee helemaal
eens en 22 procent is het er mee eens. Hieruit blijkt dat werkgevers de
normen voor een groot deel onderschrijven. Oftewel in totaal 70 procent vindt
het verwerpelijk als men werkt met illegale arbeidskrachten. Deze indicator
geeft ook aan dat er in principe draagvlak is voor de activiteiten van
inspectiediensten, ervan uitgaande dat men het aanpakken van verwerpelijk
gedrag door de overheid steunt.
Figuur 2.4 Stelling: Ik vind het verwerpelijk als mensen gebruikmaken van
illegale arbeidskrachten
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Landbouw
Vis en vlees
Metaalindustrie
Bouw
Horeca
Uitzendbureaus (Helemaal) mee
eens
Schoonmaak
Niet eens, niet
(Semi)overheid oneens
Overig particulier bedrijfsleven
(Helemaal) mee
oneens
Totaal
De tweede indicator voor normgetrouw gedrag is afgeleid uit de omgeving.
Gevraagd is of men het erg zou vinden wanneer familie, vrienden of collega's
zouden ontdekken dat men met illegale arbeidskrachten werkt. Hiermee wordt
een beeld geschetst van de druk vanuit de directe omgeving (de sociale
norm). 33 procent is het met deze stelling helemaal eens en 17 procent is het
er mee eens. Dit betekent dat voor ongeveer de helft de sociale norm een
belangrijke rol speelt.
17
Figuur 2.5 Stelling: Als ik gebruik zou maken van illegale arbeidskrachten, zou
ik het heel erg vinden wanneer mijn familie, vrienden of collega's dat
zouden ontdekken
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Landbouw
Vis en vlees
Metaalindustrie
Bouw
Horeca
Uitzendbureaus
(Helemaal) mee
eens
Schoonmaak
Niet eens, niet
(Semi) overheid oneens
Overig particulier bedrijfsleven (Helemaal) mee
oneens
Totaal
Voor het toetsen van normen is het belangrijk hoe erg men het vindt dat
familie en kennissen het achterhalen. Dit speelt een rol bij het al dan niet
overtreden van de wet. Een andere overweging hierbij is het risico dat de
omgeving actie onderneemt en bijvoorbeeld aangifte doet. Als dit risico groot
is, vormt dit extra druk vanuit de omgeving op de werkgever die de WAV
overtreedt.
Als wordt gevraagd hoe groot werkgevers de kans achten dat zij door hun
omgeving (familie, vrienden en collega's) worden aangegeven, dan blijkt dat
drie procent die kans zeer groot acht en tien procent groot. Voor de rest is de
kans klein, of niet groot of niet klein. Al met al is de effectieve druk (het ook
werkelijk aangifte doen in geval van een overtreding) een stuk lager dan de
sociale druk van de omgeving.
Spontane naleving
Om uitspraken te kunnen doen over de effectiviteit van handhavings-
instrumenten en de mate van normconform gedrag, is van belang het niveau
van `spontane naleving' te weten. Daarbij gaat het om de vraag in hoeverre
werkgevers geneigd zijn de wet na te leven als er geen handhaving (controles
en boetes) is. Het effect van de handhaving zou immers moeten zijn dat de
wet beter wordt nageleefd. De maatstaf voor de effectiviteit van die
handhaving is in deze theorie het verschil tussen het spontane nalevings-
niveau en het nalevingsniveau bij handhaving.
Voor het meten van spontane naleving is dus een situatie vereist waarin de
Arbeidsinspectie niet handhaaft. Deze situatie is op de WAV niet van
18
toepassing. Daarom kan de spontane naleving niet formeel worden
vastgesteld. Normgetrouw gedrag is afgeleid uit het antwoord op de vraag of
werkgevers vermoeden dat vrijwel iedereen met illegaal tewerkgestelde
arbeidskrachten zou werken, in het hypothetische geval dat de
Arbeidsinspectie zou stoppen met handhaving. De uitkomsten van deze vraag
worden weergegeven in figuur 2.6.
Zoals uit de figuur blijkt, vermoedt ongeveer 50 procent van de Nederlandse
werkgevers dat vrijwel iedereen met illegaal tewerkgestelde arbeidskrachten
zou gaan werken als de WAV niet langer zou worden gehandhaafd. Dit is een
samengesteld percentage: 25 procent is het helemaal eens met deze stelling
en 29 procent zegt het hier `een beetje' mee eens te zijn. Er zijn ook
respondenten die het niet eens zijn met de stelling: 15 procent is het er
helemaal mee oneens en 9 procent een beetje. Oftewel een vierde van de
ondervraagde werkgevers verwacht dat zonder handhaving het niet zo zal zijn
dat vrijwel iedereen buitenlandse arbeidskrachten zonder twv voor zich zal
laten werken. Dit geeft enig inzicht in de spontane nalevingsgeneigdheid. Op
basis van dit gegeven alleen is het overigens niet mogelijk om tot een
schatting te komen van het daadwerkelijke spontane nalevingsniveau, omdat
niet naar het gedrag van de betrokken werkgever zelf in deze situatie is
gevraagd.
Figuur 2.6 Stelling: als er geen controles en boetes zouden zijn, zou vrijwel
iedereen buitenlandse arbeidskrachten zonder twv voor zich laten
werken
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Landbouw
Vis en vlees
Metaalindustrie
Bouw
Horeca
Uitzendbureau (Helemaal) mee
Schoonmaak eens
Niet eens, niet
(Semi)overheid oneens
Overig particulier bedrijfsleven
(Helemaal) mee
oneens
Totaal
2.2 Handhaving
Ook handhaving heeft effect op de bereidheid tot naleving van de wet. In de
voorgaande paragraaf is ingeschat dat slechts ongeveer een kwart van de
19
werkgevers denkt dat vrijwel iedereen de wet spontaan zou naleven als er
geen handhavingsactiviteiten waren. Handhaving heeft dus voor een deel van
de werkgevers een preventieve werking. Om het effect van handhaving in
kaart te brengen, is in het onderzoek een aantal aspecten bekeken:
· de inschatting van bedrijven dat een bedrijf wordt gecontroleerd door de AI;
· de inschatting van bedrijven van de kans dat werkgevers die werken met
illegale arbeidskrachten een boete krijgen;
· de mate waarin bedrijven de hoogte van deze boete afschrikwekkend
vinden;
· de inschatting van bedrijven dat de AI vooral grotere bedrijven controleert
(selectiviteit).
Deze factoren geven een beeld van hoe groot bedrijven die illegale arbeids-
krachten in dienst hebben de kans inschatten dat zij worden gecontroleerd en
een boete moeten betalen. Deze kans en het totaal te betalen boetebedrag
worden afgewogen tegen de voordelen van het laten werken van illegale
arbeidskrachten.
Aan de respondenten is de stelling voorgelegd dat werkgevers werken met
illegalen omdat de kans op controle klein is. Van deze respondenten denkt
een derde dat de kleine kans op controle voor deze werkgevers een belangrijk
tot heel belangrijk argument is om met illegale arbeidskrachten te werken. De
bouw heeft hier het hoogste percentage, meer dan 40 procent. Verder valt de
lage score van 20 procent in de landbouw op. Blijkbaar denken daar minder
mensen dan in andere sectoren dat werkgevers met illegalen werken omdat
de kans op controle klein is.
Figuur 2.7 Stelling: Werkgevers werken met illegalen omdat de kans op
controle klein is
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Landbouw
Vis en vlees
Metaalindustrie
Bouw
Horeca
Uitzendbureaus
(Heel) belangrijk
argument
Schoonmaak
Niet belangrijk niet
(Semi)overheid
onbelangijk
Overig particulier bedrijfsleven
(Heel) onbelangrijk
argument
Totaal
20
De werkgevers is gevraagd hoeveel procent van de bedrijven die werken met
illegale arbeidskrachten volgens hen door de Arbeidsinspectie wordt beboet.
Als werkgevers de kans daarop hoog inschatten, zullen ze eerder geneigd zijn
de wet na te leven. Een hoge gepercipieerde kans op een boete heeft dus een
preventieve werking. 79 procent van de werkgevers denkt dat bedrijven die
werken met illegale arbeidskrachten niet worden beboet. 21 procent van de
ondervraagde werkgevers denkt dat de overtreders een kans (tussen 0% en
100%) hebben om te worden gepakt. Deze 21 procent die denkt dat een
overtredende werkgever wordt gepakt geeft de overtredende werkgever een
gemiddelde kans van 18 procent dat er een boete wordt opgelegd. Dit
betekent dus dat deze werkgevers denken dat één op de vijf overtreders wordt
beboet.
Figuur 2.8 Schatting percentage door AI beboet
Schatting % beboet
Totaal
Overig particulier bedrijfsleven
(Semi)overheid
Schoonmaak
Uitzendbureaus
Horeca
Bouw
Metaalindustrie
Vis en vlees
Landbouw
0% 2% 4% 6% 8% 10% 12% 14%
Naast de ingeschatte kans op een boete is ook van belang in welke mate
bedrijven de hoogte van deze boete afschrikwekkend vinden. De boete per
illegale arbeidskracht bedraagt maximaal 8000,- euro (bij de eerste
overtreding en bij recidive wordt de boete anderhalf keer zo hoog). Om enig
inzicht te krijgen in deze afschrikwekkende werking is gevraagd of werkgevers
denken dat er met illegalen wordt gewerkt omdat de boetes laag zijn.
21
Figuur 2.9 Stelling: Werkgevers werken met illegalen omdat de boetes laag zijn
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Landbouw
Vis en vlees
Metaalindustrie
Bouw
Horeca
Uitzendbureaus
(Heel) belangrijk
argument
Schoonmaak
Niet belangrijk niet
(Semi)overheid
onbelangijk
Overig particulier bedrijfsleven
(Heel) onbelangrijk
argument
Totaal
Van de werkgevers denkt 27 procent dat de boetehoogte een belangrijk tot
heel belangrijk argument is om met illegale arbeidskrachten te werken. De
bouw laat het hoogste percentage zien: bijna 40 procent van de ondervraagde
werkgevers uit deze branche geeft aan dat dit een (heel) belangrijk argument
is. Hiertegenover staat een sector als de landbouw, waar bijna 50 procent dit
een (heel) onbelangrijk argument vindt.
Een mogelijk misverstand bij de boeteregeling vormt het inhuren van illegale
arbeidskrachten via een uitzendbureau. Gevraagd is wat de reactie van de
Arbeidsinspectie is als een werkgever via een uitzendbureau illegalen in dienst
heeft. Het grootste deel van de respondenten (71%) zegt dat als de Arbeids-
inspectie erachter komt dat een werkgever via een uitzendbureau illegale
arbeidskrachten in dienst heeft, zowel de werkgever als het uitzendbureau een
boete krijgen. Dit komt overeen met de maatregelen die de Arbeidsinspectie
daadwerkelijk zou nemen als een dergelijke overtreding zou worden
vastgesteld. Ten aanzien van dit punt scoort kennisniveau hoger dan bij de
vraag over de twv voor MOE-landers.
Bij de afweging van de kans om gecontroleerd te worden en een boete te
moeten betalen, kan ook een rol spelen dat bedrijven kunnen denken dat de
Arbeidsinspectie een selectie maakt welke bedrijven te controleren, waarbij zij
een inschatting maken al dan niet tot de doelgroep te behoren. De
Arbeidsinspectie zou zich bijvoorbeeld alleen op bepaalde sectoren kunnen
richten, of op bedrijven van een zekere omvang. Gevraagd is dan ook of de
Arbeidsinspectie (in de ogen van de werkgevers) zich vooral op grote
22
bedrijven richt. Van de respondenten is 22 procent het een beetje of helemaal
eens met het idee dat de Arbeidsinspectie zich richt op grote bedrijven. 34
procent van de respondenten is het een beetje of helemaal oneens met deze
stelling. Nagegaan is nog of dit beeld afhangt van de omvang van het bedrijf.
Het blijkt dat dit beeld bij elke bedrijfsgrootte ongeveer hetzelfde is. Hierbij
dient wel te worden opgemerkt dat er relatief weinig grote bedrijven met
honderd of meer werknemers in het onderzochte databestand zaten. De bouw
laat het hoogste percentage werkgevers zien dat denkt dat de AI zich op grote
bedrijven richt. In de landbouw denken de minste werkgevers dat de AI zich
richt op grote bedrijven.
Figuur 2.10 Stelling: De Arbeidsinspectie richt zich op grote bedrijven
0% 20% 40% 60% 80% 100%
Landbouw
Vis en vlees
Metaalindustrie
Bouw
Horeca
Uitzendbureaus
(Helemaal)
eens
Schoonmaak
Niet eens,
(Semi)overheid Niet oneens
Overig particulier bedrijfsleven
(Helemaal)
oneens
Totaal
2.3 Marktwerking (economisch voordeel en aanbod)
De laatste twee elementen uit het (theoretische) denkmodel zijn `aanbod' en
`economisch voordeel'. Het betreft drie economische argumenten en twee
aanbodargumenten. Ook nu zijn aan de werkgevers meerdere vragen gesteld
die tot doel hadden te achterhalen waarom zij denken dat `men' geneigd is de
WAV niet na te leven. In de vragenlijst zijn deze onderdelen geformuleerd in
termen van argumenten om te frauderen.
23
Economische voordelen:
· illegale arbeidskrachten zijn goedkoper;
· het inschakelen van illegale arbeidskrachten is de enige manier om het
bedrijf te laten voortbestaan;
· illegale arbeidskrachten zijn gemotiveerder en werken harder.
Aanbod:
· er is veel aanbod van illegale arbeidskrachten via uitzendbureaus;
· werkgevers hebben veel problemen om op een legale manier aan
voldoende arbeidskrachten te komen.
Figuur 2.11 Argumenten (algemeen) om met illegale arbeidskrachten te
werken %-(heel) belangrijk argument
0 20 40 60 80
illegale arbeidskrachten zijn goedkoper
het inschakelen van illegale arbeidskrachten de enige
manier is omhet bedrijf te laten voortbestaan
illegale arbeidskrachten gemotiveerder zijn en harder
werken
er is veel aanbod van illegale arbeidskrachten via
uitzendbureaus
veel problemen om op een legale manier aan voldoende
arbeidskrachten te komen
Werkgevers wijzen sterk op de economische argumenten of voordelen: (1) 72
procent stelt dat een belangrijk argument is dat illegale arbeidskrachten
goedkoper zijn; (2) 54 procent ziet als reden dat illegale arbeidskrachten
gemotiveerder zijn en harder werken; en (3) 41 procent denkt dat dit voor veel
werkgevers de enige manier is om het bedrijf te laten voortbestaan.
Het mogelijke kostenvoordeel voor werkgevers om met illegale arbeidskrach-
ten te werken, kan behoorlijk oplopen. MOE-landers werken soms voor 4 à 5
per uur, terwijl de loonkosten bij het minimumloon circa 12 per uur bedragen.
Illegaal tewerkgestelde uitzendkrachten worden aangeboden voor 12 à 13
per uur, terwijl gewone uitzendkrachten minstens 18 per uur kosten. Dit
betekent een kostenbesparing van (maximaal) 6 tot 7 per gewerkt uur.
24
Uit het onderzoek blijkt dat vier op de tien werkgevers vermoedt dat er in hun
branche werkgevers zijn die met illegaal tewerkgestelden werken, omdat ze
anders niet kunnen blijven bestaan. Door met illegaal tewerkgestelde
arbeidskrachten te werken, kunnen ze de kosten drukken en het hoofd boven
water houden.
Naast de genoemde economische motieven vindt men dat het aanbod van
legaal personeel te gering is, oftewel het is moeilijk om op een legale manier
aan voldoende arbeidskrachten te komen (57 procent).
Veel werkgevers zijn van mening dat het (te) moeilijk is om aan goede werk-
nemers te komen, en dat het `grote' aanbod het erg verleidelijk maakt om
arbeidsvreemdelingen illegaal te laten werken. 4Werkgevers die zeggen dat ze
problemen ervaren met het werven van goed personeel noemen in ieder geval
dit argument sneller. Mogelijk overtreden zij de WAV ook vaker dan
werkgevers die zeggen geen moeite te hebben met het vinden van legaal
personeel. Toch speelt niet voor iedereen de beschikbaarheid een
doorslaggevende rol. Er zijn ook werkgevers die niet hebben aangeven moeite
te hebben met het vinden van geschikt legaal personeel, maar die toch de
WAV overtreden.
Wat het effect van het openstellen van de grenzen hierop is, kan met het
huidige onderzoek niet worden vastgesteld. Het ligt evenwel voor de hand dat
indien het aanbod van MOE-landers stijgt, in een krappe arbeidsmarkt
werkgevers eerder geneigd zullen zijn deze groepen aan te nemen. Deze
veronderstelling is met de huidige gegevens echter niet hard te maken.
2.4 Centrale factoren uit het model gewogen
In schema 1.1 is het (theoretische) denkmodel gepresenteerd waarin de
belangrijkste factoren zijn opgenomen die mogelijk van invloed zijn op de
nalevingsgeneigdheid van werkgevers in zake de WAV. In de enquête zijn
meerdere vragen gesteld die tot doel hadden te achterhalen waarom
werkgevers denken dat met illegale arbeidskrachten wordt gewerkt. De vragen
waren algemeen geformuleerd en de argumenten hoefden niet gewogen te
worden. De vraag is echter wat de onderlinge verhouding van de argumenten
is.
Gevraagd is voor de (negen) argumenten een rangorde aan te brengen. 55
procent van de ondervraagden geeft aan dat het feit dat illegale arbeidskrach-
ten goedkoper zijn, het belangrijkste argument is om de WAV niet na te leven.
22 procent wijst op de arbeidsmarkt en de problemen die werkgevers hebben
om op een legale wijze aan voldoende personeel te komen. En op de derde
plaats komt het motivatieargument: `ze zijn gemotiveerder en werken harder'
(9%).
4 De WAV biedt overigens wel mogelijkheden personeel in dienst te nemen met een twv.
25
De handhaving in termen van controles en de hoogte van de boetes speelt
een minder zwaarwegende rol voor werkgevers die de wet overtreden als
werkgevers een keuze tussen de argumenten moeten maken. Economische
motieven zijn dus belangrijker om de wet te overtreden dan de indruk dat de
kans klein is gecontroleerd te worden. De procedures voor het aanvragen van
een twv zijn nauwelijks genoemd, zo ook het (mogelijke) aanbod van illegale
arbeidskrachten via uitzendbureaus. Hierbij is niet duidelijk of het om bonafide
of malafide uitzendbureaus gaat.
Tabel 2.2 Belangrijkste argumenten (eerste, tweede en derde plaats) om met
illegale arbeidskrachten te werken
Argument Belangrijkste Op één na Op twee na
argument belangrijkste belangrijkste
argument argument
Illegale arbeidskrachten 55% 15% 8%
zijn goedkoper
Veel problemen om op
een legale manier aan 22% 20% 17%
voldoende personeel te
komen
Illegale arbeidskrachten
gemotiveerder zijn en 9% 28% 17%
harder werken
De enige manier is om
het bedrijf te laten 5% 10% 11%
voortbestaan
De kans om door de AI te
worden gecontroleerd is 1% 7% 10%
klein
Het aanvragen van twv te 1% 4% 8%
lang duurt
Het aanvragen van twv is 2% 5% 10%
ingewikkeld
Er is veel aanbod van
illegale arbeidskrachten 1% 3% 7%
via uitzendbureaus
De boetes zijn laag
(momenteel 8.000 per 1% 3% 6%
illegale arbeidskracht)
Geen antwoord 3% 5% 7%
100% 100% 100%
2.5 Aangrijpingspunten voor beïnvloeding van nalevingsniveau
Over kennis en normen
Het kennisniveau van de werkgevers verschilt sterk per onderdeel van de
WAV. Bijna alle werkgevers weten dat zij verplicht zijn de identiteitsbewijzen
en/of verblijfsvergunningen te controleren van mensen die bij hen in dienst
zijn. Ook is redelijk goed bekend (71%) dat als de Arbeidsinspectie erachter
komt dat een werkgever via een uitzendbureau illegale arbeidskrachten in
26
dienst heeft, zowel de werkgever als het uitzendbureau een boete krijgen.
Anders ligt dit voor de situaties waarin een twv noodzakelijk is. Bijna twee
derde zegt niet te weten of en wanneer men nu werkelijk een twv nodig heeft.
Na het opengaan van de grenzen per 1 mei 2007 is de situatie veranderd. Dit
kan mogelijk tot extra verwarring leiden bij het aanvragen van een twv. Welke
groepen mogen nu wel zonder twv in dienst worden genomen: Polen wel en
Bulgaren niet? Verder is veel informatie over de WAV niet relevant voor
werkgevers die nooit met vreemdelingen werken. Dit betekent dat een
algemene folder of campagne een gering effect zal sorteren.
Op basis van het onderzoek is het niet mogelijk de spontane naleving te
schatten. Het is echter wel mogelijk om iets over de spontane nalevings-
geneigdheid te zeggen. Eén vierde van de werkgevers verwacht dat het
zonder handhaving niet zo zal zijn dat vrijwel iedereen de wet zal overtreden.
We weten echter niet in welke mate ze wel denken dat de wet overtreden zou
worden, in elk geval denken ze niet dat (vrijwel) een ieder dat zou doen. 70
procent vindt het verwerpelijk als werkgevers met illegale arbeidskrachten
werken. De (interne en sociale) norm is duidelijk. Werkgevers vinden het niet
correct als er illegale arbeidskrachten in dienst worden genomen. Dit neemt
echter niet weg dat zonder handhaving, ondanks de gedeelde norm, velen
verwachten dat de wet nog steeds zal worden overtreden. In deze legt de
norm een basis, maar zij is onvoldoende sterk om (totale) naleving te
garanderen.
Over handhaving
34 procent van de werkgevers denkt dat de (lage) kans op boetes meeweegt
in de beslissing om wel of niet met illegale arbeidskrachten te werken. De
hoogte van de boete heeft daarin de laatste jaren wel iets veranderd, maar
nog steeds stelt 27 procent dat een lage boete een belangrijk argument is om
met illegale arbeidskrachten te werken. Een deel van de werkgevers denkt dat
er geen overtreders worden beboet.
Van een verdere verhoging van het aantal inspecties kan een positief effect op
de kans op beboeting (en uiteindelijk de naleving) worden verwacht. De kans
dat een werkgever zich er bewust van kan zijn dat hij kan worden beboet, kan
op korte termijn worden beïnvloed door waarschuwingen en publiciteit. Een
hogere boete heeft vooral effect als ook de verwachting bestaat dat men vaker
en intensiever wordt gecontroleerd en beboet (subjectieve beleving).
Over het aanbod
Het aanbod is één van de belangrijkste factoren. Het is daarbij belangrijk dat
het niet alleen gaat om het aanbod van illegale arbeidskrachten, maar ook om
het, in de ogen van een deel van de ondervraagden, geringe aanbod afkom-
stig van de Nederlandse arbeidsmarkt. Veel werkgevers zijn van mening dat
het te moeilijk is om aan goede werknemers te komen en het grote aanbod
maakt het erg verleidelijk om gebruik te maken van illegale arbeidskrachten.
Bijna 60 procent stelt dat dit één van de argumenten is om de WAV te
overtreden.
27
Wat het effect van de openstelling van de grenzen op het aanbod is, is nog
onduidelijk. Het aanbod is niet alleen gegroeid, maar het is tegelijk ook
makkelijker om mensen uit de voormalige MOE-landen aan te stellen. Zij zijn
nu per definitie legale arbeidskrachten.
Over het economische voordeel
De belangrijkste reden voor werkgevers om met illegale arbeidskrachten te
werken, is zonder twijfel het kostenvoordeel van illegale arbeidskrachten. Dit
voordeel kan oplopen tot 6 à 7 euro per gewerkt uur.
Uit het onderzoek blijkt verder dat 40 procent van de werkgevers vermoedt dat
er in hun branche werkgevers zijn die met illegaal tewerkgestelden werken,
omdat ze anders niet kunnen voortbestaan. Ze moeten de kosten drukken.
Deze bedrijven veroorzaken oneerlijke concurrentie en verpesten daarmee
voor de bonafide bedrijven de markt.
MOE-landers moeten volgens de Nederlandse wetgeving (wettelijk
minimumloon) en geldende cao moeten worden betaald. Het ligt echter niet
voor de hand dat werkgevers die eerst illegale arbeidskrachten inhuurden en
deze uit kostenoverwegingen onderbetaalden nu dezelfde groepen omdat ze
momenteel legaal hier mogen werken minimaal het minimumloon zullen
uitbetalen. De veranderende status van deze groep werknemers van illegale
arbeidskracht naar legale arbeidskracht leidt niet vanzelfsprekend tot een
stijging van de lonen. Logischer is om te veronderstellen dat nu meer
werkgevers door de gegroeide beschikbaarheid gebruik gaan maken van deze
groepen. Kostenvoordelen zijn en blijven in deze doorslaggevend. Aangezien
dit een ongewenste situatie is, zal handhaving zich meer moeten richten op
naleving van de arbeidsvoorwaardelijke afspraken, zodat een bodem (wettelijk
minimumloon of cao) wordt gegarandeerd. Verder zullen de Polen bijvoorbeeld
zelf ook dienen te worden gewezen op hun (nieuwe) rechten. Er valt verder te
verwachten dat het vrije verkeer niet alleen tot extra arbeidsaanbod leidt, maar
ook dat er sprake zal zijn van substitutie van MOE-landers door andere derde-
landers die bereid zijn voor minder geld en in slechtere omstandigheden te
werken en in een afhankelijke positie te verkeren vanwege illegaliteit.
In dit hoofdstuk is ingegaan op factoren die naleving beïnvloeden. Daarbij is
geen aandacht geweest voor de mate waarin bedrijven al dan niet de wet
naleven. Wel is kort de spontane naleving aan de orde geweest. In het
volgende hoofdstuk gaan we nader in op het nalevingsniveau.
28
3 OMVANG REGELOVERTREDING WAV 2006
Dit hoofdstuk gaat op zoek naar de omvang van illegale tewerkstelling in
Nederland anno 2006. De volgende vraag staat centraal:
· Hoe hoog is het aantal en het aandeel bedrijven en instellingen waarbij
sprake is van illegale tewerkstelling?
Het is niet eenvoudig om met behulp van enquêtes de waarheid boven tafel te
krijgen, zeker als het gaat om regelovertreding. Het is en blijft een zoektocht
naar de waarheid of werkelijkheid. In deze zoektocht zijn keuzes gemaakt.
Deze keuzes worden allereerst nader toegelicht. Dit is van belang om de
uitkomsten van het onderzoek, de mate van regelovertreding van de WAV,
goed te kunnen wegen en te interpreteren. De lezer moet zich realiseren dat
veel cijfers in dit hoofdstuk indicatief zijn en een zo goed mogelijke schatting
vormen van illegale tewerkstelling in Nederland. Paragraaf 3.1 is dan ook min
of meer verplichte kost (zie ook de bijlagen). De omvang van de illegale
tewerkstelling, zoals deze in de rest van het hoofdstuk aan de orde is, komt
daarmee in een beter en genuanceerd daglicht te staan.
3.1 Over de validiteit en betrouwbaarheid
Onderzoek naar het nalevingsniveau van de WAV is een zoektocht die een
groot aantal obstakels kent. Regelovertreding is in het algemeen zeer moeilijk
onderzoekbaar, zeker wanneer de onderzoekers daarbij afhankelijk zijn van de
medewerking van de overtreders zelf. Overtreders zijn geneigd om hun
overtredingen te verzwijgen, uit angst voor directe bestraffing, of uit angst dat
hun oprechte medewerking aan het onderzoek ertoe leidt dat de regels of
handhaving in de toekomst worden aangescherpt. Overtreders hebben er dus
belang bij om een dergelijk onderzoek naar regelovertreding te frustreren.
Uit veel onderzoek blijkt dat een `directe' vraag over ongewenst gedrag in een
enquête leidt tot een onderschatting. De vraag: `werkt u met illegale
arbeidskrachten?' wordt maar door een enkeling met `ja' beantwoord. Dit is
niet alleen het geval bij het werken met illegale arbeidskrachten, ook bij
onderwerpen als prostitutiebezoek, drugsgebruik en zwartwerken hebben
enquêtes te maken met onderrapportage.
Het is in zijn algemeenheid dan ook correcter om door middel van controles
regelovertreding te meten. In het geval van de WAV betekent dit intensivering
van de controles van de Arbeidsinspectie. Dergelijke controles geven een
beter beeld, al dient hierbij wel te worden opgemerkt dat ook nu niet alle
overtreders kunnen worden getraceerd.1 Als het selectieproces modelmatig is
1 Ook in deze opzet kan niet worden uitgesloten dat een inspecteur tijdens een controle ten
onrechte geen overtredingen constateert of ten onrechte boetes oplegt. De inspecteur kan
er ook naast zitten. Om die reden wordt van een beter beeld gesproken. Regioplan denkt
29
te beschrijven, zodanig dat weegfactoren kunnen worden bepaald, hoeven
deze controles niet random plaats te vinden.2 Als een dergelijke beschrijving
niet mogelijk is, moeten deze controles echter wel random plaatsvinden. Om
een dergelijk onderzoek met controles uit te voeren, zou een groot aantal
inspecteurs een jaarlang fulltime op pad moeten zijn. Dit is echter geen reële
optie omdat de kosten extreem hoog zouden zijn. Om die reden is gezocht
naar varianten die tevens binnen een kortere periode kunnen worden
uitgevoerd. Er is gebruikgemaakt van een methode die speciaal is ontwikkeld
om overtreding in kaart te brengen: de randomized responsemethode. De rr-
methode is algemeen geaccepteerd als één van de beste methodes die thans
beschikbaar is om aan de hand van enquêtes een schatting te maken van het
niveau van regelovertreding. Deze methode vormt een soort middenweg
tussen schattingen gebaseerd op directe bevraging en schattingen gebaseerd
op de bevindingen van de Arbeidsinspectie. Het unieke van deze methode is
dat de anonimiteit van de respondent is gegarandeerd. Door de
anonimiteitsgarantie reduceert de methode de invloed van effecten als
selection bias en sociaal wenselijk gedrag. Tegelijkertijd echter, introduceert
de rr-methode ook extra onzekerheid. Ten eerste doordat een ingewikkeldere
vraagstelling ertoe leidt dat meer respondenten de vraag niet begrijpen en
mogelijk foutief antwoorden. Ten tweede moet vanwege de techniek rekening
worden gehouden met ruimere betrouwbaarheidsintervallen. Aldus is een
grotere steekproef nodig. Het zwakste punt is en blijft dat men moet blijven
vertrouwen op antwoorden van respondenten over hun eigen (mogelijk)
frauduleus gedrag.
In het huidige onderzoek is de volgende randomized response vraagprocedure
voorgelegd. De respondent wordt gevraagd met twee (virtuele) dobbelstenen
te gooien. Afhankelijk van het totaal aantal ogen van de worp moet de
respondent `ja' of `nee' zeggen, of de vraag eerlijk beantwoorden. Aangezien
de onderzoeker niet weet hoeveel ogen de respondent heeft gegooid, weet
hij/zij ook niet of de vraag eerlijk is beantwoord of dat de respondent verplicht
`ja' of `nee' moest zeggen. Het werkt als volgt:
· Gooi de dobbelstenen.
· Als u 2,3,4 heeft gegooid, antwoordt u altijd ja.
· Als u 11, 12 heeft gegooid, antwoord u altijd nee.
· Als u 5,6,7,8,9,10 heeft gegooid, geeft u altijd eerlijk antwoord met ja of nee.
· Dan volgt nu de vraag: heeft u in 2006 met illegale arbeidskrachten3 gewerkt?
De anonimiteit van de respondenten is, zoals aangegeven (zie ook de
bijlagen), gegarandeerd. Uit de analyses bleek echter dat een deel van de
echter wel dat dit het best mogelijke beeld geeft.
2 De huidige inspecties vinden plaats op basis van een risicoanalyse van de
Arbeidsinspectie en zijn niet random.
3 In de enquête is eerst uitgelegd wat onder illegale arbeidskrachten wordt verstaan, is de
hele procedure geoefend en is nagegaan of de methode is begrepen.
30
respondenten zich vermoedelijk niet aan de procedure heeft gehouden.
Mensen die zich niet aan de spelregels houden omdat ze de waarheid niet
willen vertellen of niet willen dat uitkomt dat ze de wet overtreden, worden
bedriegers genoemd. Mensen die zich om wat voor andere reden dan ook niet
aan de spelregels houden, worden spelbrekers genoemd. Aangezien
onbekend is wie zich nu wel of niet aan de spelregels houdt (door de
anonimiteitsgarantie) kunnen deze mensen niet worden `aangewezen'. Wel is
getracht om de omvang van de groep te schatten. Dan blijkt het te gaan om
een groep van 35 à 40 procent. Vervolgens is deze informatie gebruikt bij de
uiteindelijke schattingen voor regelovertreding (zie bijlage 4, de vier stappen).
Uiteindelijk leidde dit ertoe dat uitspraken werden gedaan gebaseerd op een
deel van de totale netto steekproef. Het totaal aantal voor analyse bruikbare
waarnemingen was aldus kleiner en dit heeft natuurlijk gevolgen voor de
betrouwbaarheidsmarges. Het probleem van grotere betrouwbaarheidsmarges
is echter ondergeschikt aan het probleem van de spelbrekers. Het is dus
belangrijker om voor de spelbrekers te corrigeren (de validiteit te verbeteren)
in plaats van met kleinere marges te werken terwijl de schatting door
spelbrekers is vervuild.
Ondanks dat het onderzoek te kampen heeft gehad met een aantal
moeilijkheden, is het deels gelukt om de omvang van de overtreding van de
WAV voor 2006 zo goed mogelijk te benaderen. Zoals in de inleiding al is
aangegeven, is deze exercitie als een zoektocht naar het werkelijke cijfer op te
vatten. Deze zoektocht heeft in onze ogen geleid tot de best mogelijke
schatting (educated guess), de lezer kan hier vooral indicaties uit halen in
plaats van een exacte schatting van het aantal en aandeel overtreders van de
WAV in Nederland in 2006.
3.2 Omvang overtreding WAV 2006
Deze paragraaf geeft de schattingen van het aantal overtreders van de WAV.
Om tot schattingen voor de mate van regelovertreding te komen, is een aantal
correcties (zie kader en bijlage 4) uitgevoerd. De gepresenteerde
betrouwbaarheidsmarges zijn gebaseerd op dezelfde correctiestappen. Verder
zijn de data gewogen om uitspraken over het totaal of subtotalen mogelijk te
maken. De variabelen waarop is gewogen zijn de sector en het aantal
werknemers.
31
Tabel 3.1 Indicaties regelovertreding WAV na weging, na correctie voor sociaal
wenselijke antwoordpatronen en na correctie voor nonrespons
Vermoeden
Totale aannemers Illegale
Totale schatting 2004 illegale werknemers
schatting (andere werknemers buiten EU N (werkelijke
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid