Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

De Voorzitter van de Tweede Kamer Postbus 90801 der Staten-Generaal 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Binnenhof 1 A Telefoon (070) 333 44 44 2513 AA S GRAVENHAGE Fax (070) 333 40 33 www.szw.nl 2513AA22XA

Contactpersoon Uw brief 07-SZW-B-078 Doorkiesnummer Ons kenmerk IZ/EA/2007/33570 Datum 19 oktober 2007 Onderwerp Stand van zaken op een aantal EU-dossiers

In uw brief van 10 oktober 2007 (07-SZW-B-078) vraagt u mij u te informeren over de stand van zaken en de inzet van de regering op een aantal EU-dossiers. Hierbij treft u het gevraagde overzicht. In de geannoteerde agenda voor de Raad van 5 december wordt u nader geïnformeerd.

De Minister van Sociale Zaken
en Werkgelegenheid,

(J.P.H. Donner)

Ons kenmerk IZ/EA/2007/33570

Pensioenrichtlijn
Op 9 oktober jl. heeft de Commissie haar gewijzigd voorstel voor de "portability richtlijn" gepresenteerd. In dit herziene voorstel zijn de amendementen van het EP en de besprekingen in de Raad tot nu (met inbegrip van de door Nederland geuite bezwaren) meegenomen. Thans wordt in de raadswerkgroep sociale vraagstukken over het voorstel onderhandeld. Eerst als deze onderhandelingen meer zijn uitgekristalliseerd kan Nederland een definitief oordeel geven. Het Portugese Voorzitterschap streeft naar bespreking van het voorstel tijdens de Raad op 5 december aanstaande.

Inhoud gewijzigd voorstel
Het recht op behoud van opgebouwde pensioenrechten bij verandering van pensioenregeling en de wijze waarop deze rechten bewaard moeten worden in de regeling van de oude werkgever (slapers rechten) zijn op eenduidigere wijze geformuleerd (artikel 5). Hierdoor zijn de juridische en financiële risico's van de richtlijn verminderd. De uitzonderingen die de Commissie op de werkingssfeer voorstelt, betreffen objectief te rechtvaardigen situaties (artikel 2).
Geïnspireerd op het standpunt van het Europees Parlement stelt de Commissie laagdrempelige verwervingsvoorwaarden voor (artikel 4). De tijd die een werknemer moet deelnemen voordat hij pensioenaanspraken heeft verworven is gesteld op maximaal één jaar voor werknemers ouder dan 25 jaar en maximaal vijf jaar voor werknemers jonger dan 25 jaar. De Commissie introduceert een wachtperiode (voordat een werknemer kan deelnemen aan een pensioenregeling) van maximaal één jaar. Een pensioenregeling mag geen hogere minimumleeftijd dan 21 jaar opleggen voor de verwerving van pensioenaanspraken. Als deze voorstellen voor korte wacht- en drempelperioden het zouden halen in de Raad, dan neemt de omvang van het pensioengat voor Nederlandse werknemers die in een andere EU-lidstaat gaan werken af.
Het gewijzigd Commissievoorstel bevat geen recht op communautaire waardeoverdracht meer. Wel laat het nieuwe voorstel, op aangeven van het Europees Parlement, de ruimte om in de toekomst alsnog met voorstellen over waardeoverdracht te komen (artikel 9). Dat is ­mede in het licht van de opvattingen van uw Kamer hieromtrent ­ongewenst. De Commissie stelt bovenop een omzettingstermijn van twee jaar een overgangstermijn voor van vijf jaar om lidstaten meer tijd te geven om waar nodig hun stelsels aan te passen (artikel 8). Het zou dus in de praktijk, geteld vanaf het tijdstip van aanneming door Europees Parlement en Raad, zeven jaar kunnen duren voordat de richtlijn effect zou beginnen te sorteren. De aanvaardbaarheid van een dergelijke termijn dient te worden beoordeeld in het licht van de werkingssfeer en het ambitieniveau van de richtlijn.

Arbeidstijdenrichtlijn
Het Portugese Voorzitterschap heeft het voornemen om de discussie over de herziening van de arbeidstijdenrichtlijn weer op te pakken. Dit onderwerp staat geagendeerd voor de Raad van
---

Ons kenmerk IZ/EA/2007/33570

december. Of dit haalbaar is, is afhankelijk van de uitkomsten van bilaterale gesprekken van het Voorzitterschap met lidstaten.
Sinds 2004 wordt gesproken over herziening van de richtlijn. Deze herziening is nodig na de uitspraken van het Hof in de zaken Simap en Jaeger. Het Hof bepaalde hierin dat tijd die rustend tijdens een aanwezigheidsdienst op de arbeidsplaats wordt doorgebracht arbeidstijd is. Verder moet compenserende rusttijd onmiddellijk na een aanwezigheidsdienst worden verleend.
De laatste vergadering in de Raad vond plaats in november 2006. Toen kon geen overeenstemming worden bereikt over het afschaffen van de opt-out in de richtlijn. Na het uitblijven van een politiek akkoord in 2006 heeft de Commissie vrijwel alle lidstaten ­ waaronder Nederland ­ verzocht om informatie over de implementatie van de huidige arbeidstijdenrichtlijn, in het bijzonder in relatie tot de uitspraken van het Hof in de arresten Simap en Jaeger. De analyse van deze antwoorden, en dus de vraag of inbreukprocedures tegen deze landen gestart zullen worden, is hangende. De Europese Commissie staat onder druk van het Europees Parlement en de Europese Ombudsman om op korte termijn actie te ondernemen als de Raad er niet in blijft slagen om overeenstemming te bereiken. De verwachting is dat de Commissie dat eind van dit jaar of begin volgend jaar zal doen als er dan geen akkoord in de Raad is.
In reactie op een rapport van de Europese Ombudsman, waarin deze de Commissie bekritiseert over de wijze waarop zij omgaat met klachten naar aanleiding van de Hof arresten Simap en Jaeger, heeft Commissaris Spidla aangegeven dat als het Portugees Voorzitterschap niet slaagt in het bereiken van een politiek akkoord, hij eind van het jaar inbreukprocedures zal voorstellen. Tot nu toe heeft de Commissie de behandeling van klachten op de lange baan geschoven, in afwachting van een politiek akkoord over een herziening van de richtlijn.

Nederland hecht veel waarde aan een herziening van de arbeidstijdenrichtlijn, zodat de problematiek rondom Simap/ Jaeger kan worden opgelost. Nederland is op zich geen voorstander van een opt out regeling maar is steeds bereid geweest om te accepteren dat een opt out regeling in de richtlijn blijft staan. Voorwaarde daarbij voor Nederland is dat aan de toepassing van de opt out strenge voorwaarden worden verbonden. Nederland staat open voor oplossingen wanneer het niet mogelijk blijkt om het eens te worden over het totaal van wijzigingsvoorstellen (aanwezigheidsdiensten en opt out), denkbaar is bijvoorbeeld dat de behandeling van het onderdeel aanwezigheidsdiensten met voorrang wordt behandeld door het wijzigingsvoorstel te splitsen.

Uitzendrichtlijn
Het Portugese Voorzitterschap heeft zich ook voorgenomen om de onderhandelingen over de totstandkoming van een richtlijn uitzendarbeid vlot te trekken. De richtlijn staat onder voorbehoud geagendeerd voor een politiek akkoord tijdens de Raad van december. De richtlijn regelt de toegang van uitzendbureaus tot de arbeidsmarkt en de arbeidsvoorwaarden van uitzendkrachten. Op dit laatste punt stelt de richtlijn dat
---

Ons kenmerk IZ/EA/2007/33570

uitzendkrachten gelijk moeten worden behandeld ten opzichte van reguliere werknemers na afloop van een wachtperiode.
Onder Nederlands Voorzitterschap (tweede helft 2004) is voor het laatst onderhandeld over de totstandkoming van een richtlijn uitzendarbeid. De lidstaten bleken toen echter niet bereid te bewegen en de onderhandelingen liepen stuk op een blokkerende minderheid. Belangrijkste punt van deze lidstaten was een voldoende lange overgangsperiode voor toepassing van het beginsel van gelijk loon.
Uit de eerste besprekingen onder Portugees Voorzitterschap blijkt dat lidstaten positief zijn over het initiatief van het Voorzitterschap. Voorlopig lijken de standpunten van lidstaten op het belangrijkste openstaande punt, dat wil zeggen de invoering van het principe van gelijke behandeling van de uitzendkracht met de vaste werknemer van de inlenende onderneming, nog ver uit elkaar te liggen.

Nederland staat positief ten opzichte van een EU richtlijn over uitzendarbeid waarin gelijke behandeling van uitzendkrachten wordt voorgeschreven. Dit kan leiden tot een verbetering van de kwaliteit van uitzendarbeid in de hele Europese Unie. Dit kan positief uitwerken voor het gebruik van uitzendarbeid in de EU. Het kan daarmee ook een bijdrage leveren aan een grotere flexibiliteit op de Europese arbeidsmarkt.

Mededeling flexicurity
Op 27 juni heeft de Commissie een mededeling over het onderwerp flexicurity gepresenteerd. Met het oog op het bereiken van de Lissabondoelstellingen, acht de Commissie het van belang dat Lidstaten geïntegreerde beleidsstrategieën ontwikkelen waarbij zowel arbeidsmarktflexibiliteit als zekerheid voor werknemers wordt nagestreefd. Ter ondersteuning van de lidstaten en als referentiekader bij de implementatie van flexicurity-beleid heeft de Commissie een achttal gezamenlijke uitgangspunten ontwikkeld. Naast deze uitgangspunten heeft de Commissie een viertal routes ontwikkeld die voor de lidstaten als referentiekader dienen bij de ontwikkeling van eigen flexicurity-beleid. Het streven is dat de Europese Raad eind 2007 een set van gezamenlijke uitgangspunten op het gebied van flexicurity aanneemt. De Raad zal daartoe op 5 december de gezamenlijke uitgangspunten bespreken. Ter voorbereiding van de Raad wordt er in de beleidscomités (Werkgelegenheidscomité en Sociale beschermingscomité) gesproken over de mededeling. Deze comités zullen een opinie opstellen ten behoeve van de bespreking in de Raad. In de besprekingen blijkt tot dusverre dat lidstaten de aandacht voor het thema flexicurity steunen. Wel zullen de besprekingen mogelijk leiden tot aanpassingen van de formulering van de uitgangspunten.

Nederland streeft ernaar de gezamenlijke uitgangspunten zo veel mogelijk te bevestigen. De uitgangspunten zijn open geformuleerd en bieden lidstaten de ruimte om hun eigen beleidsstrategieën op het terrein van flexicurity te ontwikkelen. Dit is in lijn met de verantwoordelijkheid van individuele lidstaten op dit punt.
---

Ons kenmerk IZ/EA/2007/33570

EU coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (Verordening 883/2004) De socialezekerheidspositie van migrerende werknemers binnen de EU wordt geregeld door twee verordeningen, waarvan één de inhoudelijke bepalingen bevat (hierna: de basisverordening) en de andere de uitvoeringsbepalingen (hierna: de uitvoeringsverordening). Deze verordeningen zijn nodig voor de grensoverschrijdende coördinatie van de sociale zekerheidswetgevingen van de lidstaten. In 1998 is de Commissie een groot project gestart om beide verordeningen te moderniseren en te vereenvoudigen. De huidige basisverordening op het gebied van de sociale zekerheid is Verordening (EEG) nr. 1408/71. Deze is in 2004 vervangen door de nieuwe Verordening (EG) nr. 883/2004. De nieuwe basisverordening kan echter pas worden toegepast nadat ook de nieuwe uitvoeringsverordening is vastgesteld.

De Commissie heeft op 31 januari 2006 haar voorstel voor deze uitvoeringsverordening gepresenteerd. Sindsdien is hoofdstuksgewijs over de tekst onderhandeld. De gehele uitvoeringsverordening is een te grote tekst om in één keer onder één voorzitterschap te behandelen. De tekst kan pas definitief worden vastgesteld wanneer de onderhandelingen over het volledige voorstel van vijf titels zijn afgerond. Daarnaast moet het EP zich over de tekst uitspreken. Indien alles volgens plan verloopt, kunnen de verordeningen in 2009 in werking treden.

Momenteel vinden onder Portugees voorzitterschap onderhandelingen plaats over de hoofdstukken werkloosheid en gezinsbijslagen. Het hoofdstuk gezinsbijslagen van het Commissievoorstel bevat hoofdzakelijk procedurele bepalingen, zoals bijvoorbeeld afspraken over de aanvraagprocedure van gezinsbijslagen en gegevensuitwisseling tussen de uitvoerende instanties in de lidstaten. Ook worden afspraken gemaakt over de wijze waarop de bijslagen van gezinnen berekend dienen te worden indien rechten bestaan in verschillende lidstaten.

Ten aanzien van het hoofdstuk werkloosheid wordt overwogen om alsnog te regelen dat de uitkering van alle grensarbeiders en niet-grensarbeiders1 berekend wordt op basis van de laatste verdiensten in het werkland. Eerder, in het kader van de onderhandelingen over de Basisverordening 883/04, bleek het niet mogelijk om hierover in de Raad consensus te bereiken. Indien dit alsnog lukt, ontstaat gelijke behandeling tussen grensarbeiders en niet- grensarbeiders.
Nederland zet in op een zo effectief mogelijke controle van WW-gerechtigden die gebruik maken van hun recht op vrij verkeer. Het is belangrijk dat deze personen zich ook buiten Nederland voldoende inspannen om weer betaald werk te verwerven en dat het UWV


1 Grensarbeiders reizen minimaal één keer in de week van hun woonadres in de ene lidstaat naar hun werkadres in de andere lidstaat. Niet-grensarbeiders reizen minder dan een keer per week van hun woonadres in de ene lidstaat naar hun werkadres in de andere lidstaat.


---

Ons kenmerk IZ/EA/2007/33570

systematisch geïnformeerd wordt over hun situatie door de autoriteiten van het land waar zij zich bevinden. Nederland hecht aan een nauwere samenwerking tussen lidstaten op het terrein van activering.


---