Regering.nl

Deelnemen en meewerken aan training voor terrorisme strafbaar

Persbericht | 19-10-2007

Iemand die deelneemt aan training voor terrorisme en in dat kader kennis opdoet of allerlei vaardigheden leert om een aanslag te (kunnen) plegen, maakt zich schuldig aan een ernstig strafbaar feit. Ook wanneer de training plaatsvindt in het buitenland en zich richt op het plegen van terroristische misdrijven in Nederland, moet daartegen strafrechtelijk kunnen worden opgetreden. Dit blijkt uit een wetsvoorstel van minister Hirsch Ballin van Justitie waarmee het kabinet heeft ingestemd.

In het wetsvoorstel staan uiteenlopende wijzigingen van de strafwetgeving en enkele andere wetten die het gevolg zijn van reeds eerder aangekondigde maatregelen, of door de Tweede Kamer aangenomen moties. Het kabinet komt met dit wetsvoorstel verscheidene aan de Tweede Kamer gedane toezeggingen na. Er is rekening gehouden met internationale ontwikkelingen en wensen vanuit de rechtspraktijk.

Ook het geven van training voor terrorisme wordt strafbaar gesteld. Dit voorstel heeft een internationale achtergrond. Het hangt samen met artikel 7 van het in mei 2005 te Warschau totstandgekomen Europees Verdrag ter voorkoming van terrorisme dat de verdragspartijen verplicht 'training voor terrorisme' in hun nationale wetgeving strafbaar te stellen. Zowel voor het deelnemen als het meewerken aan training voor terrorisme geldt een maximale gevangenisstraf van acht jaar. Beide wijzigingen zijn van belang voor de bestrijding van terrorisme, waarin het voorkomen van aanslagen centraal staat.

Een ander onderwerp dat in het wetsvoorstel aandacht krijgt, is de verlenging van de verjaringstermijn voor vrouwenbesnijdenis. Voorgesteld wordt de verjaringstermijn pas in te laten gaan op het moment dat het slachtoffer de leeftijd van achttien jaar heeft bereikt. Dit vergroot de kans op aangifte omdat het slachtoffer meer tijd krijgt om als volwassene na te denken over de besnijdenis en zich bewust te worden van de mogelijkheid om aangifte te doen. Een zelfde verjaringsregime geldt thans al voor seksueel misbruik van kinderen. Met deze wetswijziging geeft het kabinet aan deze vorm van geweld krachtig aan te willen pakken.

Daarnaast krijgt de officier van justitie meer ruimte om kinderpornografie te bestrijden. Door een verhoging van de gevangenisstraf van zes tot acht jaar voor degene die als beroep of uit gewoonte kinderpornografie vervaardigt, verspreidt of in bezit heeft, wordt het mogelijk om zonder toestemming in een woning een instrument op een computer van de verdachte te plaatsen. Zijn communicatie met anderen kan zo achterhaald worden. Het gaat om uitbreiding van een al bestaande bevoegdheid om vertrouwelijke communicatie op te nemen met een technisch hulpmiddel.

Verder worden de mogelijkheden uitgebreid om personen als bijkomende straf voor bepaalde duur uit hun beroep te zetten als zij dat beroep misbruiken door op te ruien of aan te zetten tot haat of geweld, het beledigen van een groep mensen of het rekruteren voor gewelddadige strijd. Het is van groot belang dat juist personen die een gezaghebbend beroep uitoefenen in onze samenleving en daarbij veel invloed hebben op mensen, op een rechtmatige wijze met hun verantwoordelijkheid omgaan. Zij moeten zich daarbij zeker onthouden van strafwaardige uitlatingen. Ontzetting uit het beroep kan door de rechter als bijkomende straf worden opgelegd zowel bij een recidivist als een 'first offender'.

De verruiming van de strafrechtelijke ontzetting uit het beroep geldt ook voor de financieel-economische sfeer. Bestaande mogelijkheden om een veroordeelde te ontzetten uit zijn beroep, worden verruimd met een aantal financieel-economische misdrijven. Ook voor bestuurders van rechtspersonen geldt dat zij op rechtmatige wijze met hun verantwoordelijkheden om dienen te gaan. Financieel-economische criminaliteit zorgt voor forse maatschappelijke schade en ondermijnt het noodzakelijke vertrouwen in het handelsverkeer. De verruiming van de mogelijkheid om als sanctie bij delicten van financieel-economische aard een strafrechtelijke ontzetting uit het beroep op te kunnen leggen, is om die reden gewenst. De uitbreiding betreft onder meer gevallen als het niet geven van inlichtingen bij faillissement, valsheid in geschrifte en benadeling van schuldeisers of rechthebbenden.

De ministerraad heeft ermee ingestemd dat het wetsvoorstel voor advies naar de Raad van State wordt gestuurd. De tekst van het wetsvoorstel en het advies van de Raad worden openbaar bij indiening bij de Tweede Kamer.