Vrije Universiteit Amsterdam

Klinisch geneticus prof. dr. Hanne Meijers-Heijboer:

`Eigenlijk is iedere borsttumor een kwestie van erfelijkheid'

16 oktober 2007

De vondst van de borstkankergenen BRCA1 en BRCA2 toonde aan dat borstkanker soms een erfelijke aangelegenheid is. Maar niet in alle families waarin borstkanker veelvuldig voorkomt worden afwijkingen in deze genen aangetroffen. Naast deze hoogrisicogenen zijn er waarschijnlijk nog diverse genen die, in afwijkende vorm, het risico op borstkanker een klein beetje verhogen, menen de genetici. De zoektocht naar dergelijke laagrisicogenen is nu volop aan de gang.

Foto 1: Harry Meijer Prof. dr. Hanne Meijers wist al op jonge leeftijd dat zij zich met erfelijkheid wilde bezighouden. Tijdens de biologieles waren de erfgangen van de monnik Mendel, die in de kloostertuin allerlei kruisingsexperimenten deed tussen verschillen variëteiten van erwten, een regelrechte openbaring. 'Dit is het,' wist ze. 'Hier wil ik me in verdiepen: hoe de erfelijkheid werkt, met recessieve en dominante factoren, zo ingenieus!' Hoewel de Franse arts Paul Broca al in 1896 een stamboom beschreef van een familie waarin veel borstkanker voorkwam, bleef het idee dat borstkanker erfelijk kan zijn tot begin jaren negentig van de afgelopen eeuw omstreden. Pas in 1990, na 16 jaar stug doorwerken aan de gegevens van 22 families, toonde de Amerikaanse wiskundige, genetica en epidemiologe Mary-Claire King onweerlegbaar aan dat er inderdaad een gen is dat, in afwijkende vorm aanwezig, de draagsters een kans van 80 procent bezorgt op het krijgen van borstkanker. Enkele jaren later werd nog een tweede gen gevonden dat eveneens de kans op het krijgen van borstkanker (en ook eierstokkanker) fors vergroot.

Gevoeliger
'Deze genen, BRCA1 en BRCA2 genoemd, beschouwen we nu als de zogeheten hoogrisicogenen voor borst- en eierstokkanker', vertelt Hanne Meijers-Heijboer. 'Toen het mogelijk werd op grote schaal families te onderzoeken op afwijkingen in deze genen, bleek echter dat lang niet in alle families waarin borstkanker meer dan gemiddeld voorkomt er ook sprake is van een afwijking in BRCA1 of BRCA2. Dat leidde tot de conclusie dat er waarschijnlijk nog veel meer genen in het spel moeten zijn die iets te maken moeten hebben met de erfelijkheid van borstkanker. Genen die, anders dan BRCA1 en BRCA2, elk op zich de kans op borstkanker maar een klein beetje vergroten maar die in combinatie met elkaar of in combinatie met omgevingsfactoren leiden tot de ziekte. Eigenlijk moet je het zo zien dat al die genen, afhankelijk van hun precieze DNA-opbouw, op de een of andere manier een klein beetje bijdragen aan de totale 'vatbaarheid' voor borstkanker. Bijvoorbeeld door het borstweefsel iets gevoeliger te maken voor de invloed van hormonen, of van de 'pil' of wat voor omgevingsfactor dan ook. Bij vrouwen die geen drager zijn van een afwijkende vorm van BRCA1 of BRCA2, maakt waarschijnlijk het totale, individuele genetische profiel de ene vrouw 'vatbaarder' voor het krijgen van borstkanker dan de andere vrouw. Eigenlijk is iedere borsttumor dus een kwestie van erfelijkheid, waarbij het samenspel van genen en omgeving de kans op ziekte bepaalt.'

'Het vinden van laagrisicogenen voor borstkanker is dé uitdaging waarvoor het genetisch onderzoek naar borstkanker zich gesteld ziet'

Vlaggetjes
Het vinden van deze laagrisicogenen voor borstkanker is momenteel dé uitdaging waarvoor het genetisch onderzoek naar borstkanker zich gesteld ziet. Meijers-Heijboer: 'Een uitdaging die we in VUmc vol enthousiasme aangaan. Eén manier waarop we hier zicht op die laagrisicogenen proberen te krijgen is door genetische profielen op te stellen van borsttumoren. Die tumoren zijn steeds het eindresultaat van de oorspronkelijke genetische samenstelling van de cel en de invloed van allerlei omgevingsfactoren op die cel. Net zoals onderzoekers aan de hand van wrakstukken proberen de oorzaak van een vliegtuigcrash te achterhalen, proberen wij nu na te gaan of er in overeenkomstige borsttumoren gemeenschappelijke genetische afwijkingen te vinden zijn die mogelijk hebben bijgedragen aan het ontsporen van de cel. Dergelijke overeenkomsten in genetische afwijkingen sporen we op door binnen een groep patiënten te zoeken naar overeenkomsten in het vóórkomen van DNA-markers, zeg maar vlaggetjes die een bepaalde volgorde in de genetische bouwstenen van het DNA aangeven, in het DNA van borsttumoren. De eerste resultaten van die aanpak dienen zich inmiddels aan. We hopen over pakweg een half jaar hierover onze eerste publicatie te kunnen indienen. Een andere manier om de laagrisicogenen voor borstkanker op te sporen komt voort uit het onderzoek naar de aandoening Fanconi anemie dat binnen VUmc verricht wordt door prof. dr. Hans Joenje en zijn medewerkers. Diverse genen en de daaruit voortkomende eiwitten die in verband zijn gebracht met die ziekte, blijken ook een rol te spelen bij het ontstaan van borstkanker. Door de precieze biochemische routes bij Fanconi anemie na te lopen, hopen we nog meer genen tegen te komen die op de een of andere manier de vatbaarheid voor borstkanker bepalen.'

Lange weg
'Maar wat schiet de gemiddelde patiënte met borstkanker, of liever de (nog gezonde) vrouw met veel borstkanker in de familie hier nu eigenlijk mee op?', is de vraag die zich inmiddels opdringt. 'Als arts wil ik natuurlijk op de eerste plaats patiënten genezen', antwoordt Meijers-Heijboer. 'En onderzoek naar de genetica van een ziekte wordt ook vaak 'verkocht' met het argument dat dit zal leiden tot een betere behandeling van de betreffende ziekte. Echter de weg van de vertaling van genetische kennis naar een effectieve behandeling is lang. Zo kennen we BRCA1 en BRCA2 inmiddels al een jaar of vijftien, zonder dat dit heeft geleid tot een eenvoudige therapie die de verhoogde kans op borstkanker door deze genen kan verminderen. Wat de kennis van die genen wel mogelijk heeft gemaakt, is het identificeren van vrouwen die draagster zijn van een afwijkend BRCA1- of BRCA2-gen. Als het in de nabije toekomst ook mogelijk wordt via een genetische screening de laagrisicogenen voor borstkanker te onderzoeken, kunnen we voor iedere vrouw individueel aangeven hoe hoog haar risico op borstkanker is. Mits vrouwen het natuurlijk zien zitten zo'n genetische screening te ondergaan. Ik zie het als mijn taak het nut en de voordelen hiervan uit te dragen.'

Voelbaar
Zo'n voordeel is onder andere dat een vrouw bij wie wordt vastgesteld dat zij een hoog risico heeft om borstkanker te krijgen, gepaste maatregelen kan nemen. 'Daarbij zijn er diverse mogelijkheden', legt oncologisch chirurg dr. Petrousjka van den Tol uit. 'Om te beginnen krijgen alle vrouwen bij wie de klinische genetica een afwijking vaststelt in BRCA1 of BRCA2 het advies ieder half jaar naar onze polikliniek familiare borsttumoren te komen om hun borsten te laten onderzoeken op beginnende tumoren. Daarbij wordt onder andere een mammogram of een MRI van de borsten gemaakt. Daarnaast krijgen de vrouwen een goede instructie om hun borsten zelf thuis regelmatig te onderzoeken op voelbare afwijkingen. De ervaring leert namelijk dat als er een tumor ontstaat deze meestal al in de tijd tussen twee controlebezoeken voelbaar is. Wordt er een tumor vastgesteld, dan grijpen we snel in. Omdat we er dan vroeg bij zijn, is de kans op overleving, vaak ook met behoud van de aangedane borst, groot: meer dan 90 procent.'

Tijdrovende operatie
Van den Tol: 'Een minderheid van de vrouwen bij wie dragerschap van BRCA1 of BRCA2 is vastgesteld, kiest meteen of na enige jaren van controle voor een andere aanpak. Zij laten preventief hun borsten verwijderen, gevolgd door een borstreconstructie. Daarmee verlagen zij hun risico om borstkanker te krijgen tot ongeveer 2 procent. Dat is ongeveer viermaal lager dan de gemiddelde Nederlandse vrouw die geen drager is van BRCA1 of BRCA2.'
Meijers-Heijboer: 'Een probleem in de huidige dagelijkse praktijk is dat we vrouwen die voor die laatste oplossing kiezen, nu niet meteen kunnen helpen. Zij moeten vaak meer dan een jaar wachten op deze ingreep.' 'Dat is het geval', legt Van den Tol uit, 'als het preventief verwijderen van de borsten in dezelfde operatie gevolgd wordt door de borstreconstructie. Het plannen van de ingreep wordt dan afhankelijk van de beschikbare tijd en capaciteit van de plastische chirurgie. En er is krapte in de OK-tijd voor plastische chirurgie. Met name het uitvoeren van een reconstructie met eigen buikweefsel van de patiënt, is een grote, tijdrovende operatie.'

Marten Dooper
Foto 1: Harry Meijer
Prof. dr. Hanne Meijers wist al op jonge leeftijd dat zij zich met erfelijkheid wilde bezighouden. Tijdens de biologieles waren de erfgangen van de monnik Mendel, die in de kloostertuin allerlei kruisingsexperimenten deed tussen verschillen variëteiten van erwten, een regelrechte openbaring. 'Dit is het,' wist ze. 'Hier wil ik me in verdiepen: hoe de erfelijkheid werkt, met recessieve en dominante factoren, zo ingenieus!'

Foto 4: Harry Meijer Petrousjka van den Tol Maand van de borstkanker Ook dit jaar, voor de de vijftiende keer 'oktober, maand van de borstkanker' organiseert het team van dr. Petrousjka van den Tol enkele voorlichtingavonden Borstzelfonderzoek. Met behulp van borstprothesen, zowel met als zonder 'tumor', kunnen vrouwen verdachte knobbeltjes leren onderscheiden van 'gewone' onregelmatigheden. Van den Tol: ´Borstzelfonderzoek is heel zinvol. Van de vrouwen die goed geïnstrueerd zijn, ontdekt ruim 80 procent zelf als eerste een aanwezige palpabele tumor, blijkt uit onderzoek op onze poli voor vrouwen met een erfelijke belasting om borstkanker te krijgen. Van de vrouwen bij wie via het landelijk bevolkingsonderzoek borstkanker is ontdekt, is dat slechts 60 procent.' Dat borstzelfonderzoek leidt tot minder sterfgevallen aan borstkanker is tot op heden niet aangetoond. 'Maar', stelt Van den Tol, 'dat is ook nog nooit goed wetenschappelijk onderzocht. Wel vergroot zelfonderzoek de mogelijkheid dat een tumor vroegtijdig wordt ontdekt. En vroege ontdekking leidt tot een gunstiger prognose en meestal tot een kleinere chirurgische ingreep, een minder agressieve nabehandeling en een beter cosmetisch resultaat. Borstkanker is in Nederland met 11.000 nieuwe gevallen per jaar inmiddels uitgegroeid tot een volksziekte. Daar hoef je als vrouw niet bang van te worden. Immers als de tumor in een vroeg stadium wordt gevonden, is de kans op overleving, vaak met behoud van de borst, groter dan 90 procent.'

Foto 3: Harry Meijer
Petrousjka van den Tol
bron: Synaps