European Union



Brussel, 18 oktober 2007.

In totaal 221 miljoen euro aan heffingen voor overschrijding melkquota

Volgens een voorlopige berekening die de Europese Commissie op basis van de jaarlijkse aangiften van de lidstaten heeft uitgevoerd, moeten de lidstaten die hun melkproductiequotum hebben overschreden, in het verkoopseizoen 2006/2007 bijna 221 miljoen euro aan heffingen betalen. Vorig jaar bedroeg het totale heffingsbedrag 355 miljoen euro. Zeven lidstaten (Cyprus, Denemarken, Duitsland, Italië, Luxemburg, Nederland en Oostenrijk) overschreden hun leveringsquotum met in totaal 773 728 ton. Dit komt neer op een heffing ten bedrage van 220,82 miljoen euro. Bijna 80% van dit totaal is terug te voeren op overtollige productie in Italië, dat zijn quotum met 6% overschreed. De overschrijding in Oostenrijk bedroeg 3,3%. In de overige vijf lidstaten werd telkens minder dan 1% boven het quotum geproduceerd. Wat de rechtstreekse verkoop aan de consument betreft, rapporteerden enkel Cyprus en Nederland overschrijdingen ten belope van in totaal 420 ton. Hiervoor moet een heffing op rechtstreekse verkoop van 120 000 euro worden betaald.

"De melkquota hebben een grote invloed op het evenwicht tussen vraag en aanbod", aldus Mariann Fischer Boel, EU-commissaris voor Landbouw en plattelandsontwikkeling. "Maar sinds de hervormingen van het GLB in werking zijn getreden, staat het de boeren vrij te produceren wat de markt vraagt en zijn quota een anachronisme aan het worden. Met ingang van 2015 zullen de quota verdwijnen. De vraag die wij onszelf nu moeten stellen is: welke soort van overgangsregelingen hebben wij nodig? Dit wordt een uitermate belangrijk thema in de komende "gezondheidscontrole" van het GLB".

Voor het verkoopseizoen 2006/2007 (april 2006-maart 2007) bedroeg het totale quotum voor leveringen aan de melkbedrijven 137 miljoen ton. Het quotum wordt opgesplitst in 808 162 individuele quota voor de hele Europese Unie (EU-25 - de quotaregeling werd in Roemenië en Bulgarije pas met ingang van 1 april 2007 ten uitvoer gelegd). Het aparte quotum van 2 miljoen ton voor rechtstreekse verkoop aan de consument is in 73 000 individuele quota opgesplitst.

De totale heffing die moet worden betaald, ligt in 2006/2007 aanzienlijk lager (38%) dan in 2005/2006, ondanks het feit dat de totale gecorrigeerde leveringen met slechts 0,15% zijn afgenomen. Reden daarvoor is dat het totale leveringsquotum 1,2 miljoen hoger was en de heffing per overtollig geproduceerde kg 8% lager dan het vorige jaar. De daadwerkelijke leveringen stegen lichtjes tegenover 2005/2006, maar deze stijging werd ruim gecompenseerd door een verlaging van het gemiddelde vetgehalte (van 4,05% tot 4,03%). Hierdoor daalden de leveringen na aanpassing met betrekking tot het vetgehalte.

De producenten in 18 van de 25 lidstaten zullen geen heffingen voor de levering betalen, aangezien de nationale referentiehoeveelheden in de betrokken lidstaten niet zijn overschreden. In negen landen lagen de leveringen ten minste 5% onder het quotum (Estland, Griekenland, Hongarije, Letland, Litouwen, Malta, Slovenië, Slowakije en Zweden). Het verst onder het quotum bleven Frankrijk met 636 000 ton onderbenutting en het VK met 479 000 ton onderbenutting. Het onbenutte leveringsquotum in de 18 lidstaten die hun quotum niet volledig gebruikten, bedraagt 2,7 miljoen ton. Verrekend met de overschrijdingen in de andere zeven lidstaten, blijven de totale melkleveringen in de EU-25 dus 1,9 miljoen ton onder het totale beschikbare quotum.

De werking van de regeling

De afzet van koemelk in de EU gebeurt op basis van quota die vraag en aanbod in evenwicht moeten houden en de productie van overschotten moeten ombuigen. Elke lidstaat krijgt twee referentiehoeveelheden ("quota"), één voor leveringen aan de melkbedrijven, een tweede voor rechtstreekse verkoop aan de consument.

Deze hoeveelheden worden (in de vorm van individuele quota) verdeeld over de producenten in elke lidstaat. Wordt een nationaal quotum overschreden, dan moeten de producenten die tot de overschrijding hebben bijgedragen, een heffing betalen in de betrokken lidstaat. Deze heffing moet door producenten van koemelk worden betaald over alle hoeveelheden melk of melkequivalent die boven het quotum zijn geproduceerd en afgezet tijdens een periode van twaalf maanden (van 1 april tot 31 maart). Vóór 1 september van elk jaar moeten de lidstaten de Commissie in kennis stellen van de resultaten van de toepassing van de melkquotaregeling tijdens de vorige periode. Deze kennisgeving gebeurt in de vorm van een vragenlijst met alle gegevens die nodig zijn voor de berekening van de heffing. De heffing bedraagt 28,54 euro per 100 kg waarmee het quotum is overschreden.

Bijlage 1: Voorlopige cijfers voor 2006/2007

Bijlage 2: Cijfers voor 2005/2006