Lange termijn verkenning Schiphol
Probleemanalyse
Lange termijn verkenning Schiphol
Probleemanalyse
oktober 2007
Inhoud
Samenvatting 3
1. Inleiding 11
1.1 Aanleiding 11
1.2 Doel en aanpak van de verkenning 11
1.3 Probleemanalyse 13
2. Beleidscontext 15
2.1 Historische context lange termijn ontwikkeling 15
2.2 Integrale beleidskaders 16
2.3 Samenhangende beleidstrajecten 18
3. De knooppuntfunctie van Schiphol 21
3.1 Het netwerk 21
3.1.1. Vraag naar en aanbod van luchtvaartdiensten 22
3.1.2. De betekenis van Schiphol: kwetsbaarheid 23
3.1.3 Trends en ontwikkelingen: onzekerheden 24
3.2 De capaciteit van Schiphol als knooppunt 29
3.2.1. Scenario's voor toekomstige ontwikkeling 29
3.2.2. Fysieke capaciteit Schiphol 31
3.2.3. Concurrerende luchthavens 35
3.2.4. Milieucapaciteit Schiphol 38
3.2.5. Concurrerende luchthavens 41
4. De vestigingsplaatsfunctie van Schiphol 43
4.1 Ruimtebeslag en ruimtelijk beleid 44
4.2 Leefklimaat 46
4.2.1. Klimaateffecten 46
4.2.2. Luchtkwaliteit 49
4.2.3. Geluidbelasting 50
4.2.4. Veiligheid 53
4.2.5. Fysieke leefomgeving 54
4.3 Investeringsklimaat 55
4.3.1. Ondernemen 55
4.3.2. Wonen 58
4.3.3. Werken 59
4.3.4. Verplaatsen 60
5. Probleemstelling mainportfunctie Schiphol 63
5.1 Maatschappelijk-economische risico's 64
5.1.1. Risico's knooppuntontwikkeling 64
5.1.2. Risico's vestigingsplaatsontwikkeling 66
5.2 Wisselwerking knooppunt- en vestigingsplaatsfunctie 69
5.3 Het sturingsdilemma 71
6. Vervolgtraject 73
Literatuurlijst 75
Colofon 78
2 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Samenvatting
Proces lange termijn verkenning
In de lange termijn verkenning Schiphol bereidt het Rijk besluitvorming voor
over de lange termijnontwikkeling van de mainport Schiphol. Aanleiding voor
deze verkenning is:
· het in het kabinetsstandpunt Schiphol geconstateerde capaciteitsknelpunt in de
periode van 2015/2025 tot 2030;
· de op 1 april 2008 aflopende ruimtelijke reservering voor de 6e baan op Schiphol
(parallelle Kaagbaan) in het Streekplan van de provincie Noord-Holland;
· de mogelijke ontwikkeling van Lelystad als overloop van Schiphol zoals aange-
geven in het Coalitieakkoord en eerder in de Noordvleugelbrief.
De verkenning is gestart met een verzoek van het Rijk aan Schiphol om een visie
en eventuele opties voor de capaciteitsknelpunten op de lange termijn. Deze
visie en opties heeft Schiphol inmiddels opgesteld en in mei 2007 aangeboden
aan de Minister van Verkeer en Waterstaat.
Met de voorliggende probleemanalyse zet het Rijk een allereerste stap in het
proces over de lange termijnontwikkeling van de mainport. In deze fase is een
advies uitgebracht door de gezamenlijke planbureaus over de mate waarin de
probleemanalyse compleet en voldoende onderbouwd is, en over de visie van
Schiphol waarin lange termijn opties zijn opgenomen. In een volgende stap
worden de lange-termijn opties verkend (fase 2, augustus-begin 2008).
Op basis van deze verkenning van problemen en opties zal het kabinet een
besluit nemen óf, en zo ja, met welke opties, een vervolgproces (fase 3) wordt
gestart. Dit besluit zal begin 2008 (samen met de Luchthavennota) worden
voorgelegd aan de Tweede Kamer waarna al dan niet uitwerking kan plaats-
vinden in een vervolgprocedure, bijvoorbeeld een Structuurvisie. Dit besluit zal
nog geen definitief besluit betreffen over een eventuele uitbreidingsvariant van
Schiphol, of elders, maar wel over de start van een procedure waarin deze keuze
wordt voorbereid.
De resultaten van de lange termijn verkenning worden meegenomen in het
Urgentie Programma Randstad, welke tot doel heeft een bijdrage te leveren aan
een betere bereikbaarheid en economie, een klimaatbestendige Randstad en een
aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat.
Fase 1 Fase 2 Fase 3
Schiphol LT Opties Go / no go
vervolgprocedure Vervolg
verkennen
advies planbureaus Bij go: Welke opties Procedure:
opties Structuur-
worden in volgende visie?
fase onderzocht
Probleemanalyse en hoe?
3 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Probleemanalyse
In de voorliggende probleemanalyse wordt een analyse gemaakt van de functie
van de mainport Schiphol als `knooppunt' waarbij bijzondere aandacht is voor
de capaciteit en het netwerk van verbindingen. Daarnaast wordt gekeken naar
de functie van de mainport als `vestigingsplaats'. Daarbij staan de leefomgeving
en het investeringsklimaat centraal. Uiteindelijk formuleert de probleemanalyse
de maatschappelijke, economische en duurzaamheidsknelpunten waarmee
Nederland wordt geconfronteerd indien Schiphol met de huidige, beschikbare
capaciteit moet opereren in een internationale omgeving en met een toene-
mende vervoersvraag.
In onderstaand schema wordt de opbouw van de probleemanalyse grafisch
weergegeven:
Hoofdstuk 5 Maatschappelijk economische probleemstelling
mainportontwikkeling
Sturing
Probleemstelling Probleemstelling
Knooppunt Vestigingsplaats
Capaciteit Netwerk Concurrerende ruimteclaims
Vraag
Investeringsklimaat Leefklimaat
Schaarste
Fysiek Milieu Luchtruim
Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4
Knooppuntfunctie
De positie van Schiphol moet in een internationaal kader worden bekeken.
Schiphol heeft niet zozeer concurrentie van binnenlandse luchthavens, maar
van buitenlandse luchthavens. Gebruikers van Schiphol, en met name lucht-
vaartmaatschappijen en het internationale bedrijfsleven zullen de kwaliteiten
van Schiphol afwegen tegen internationale concurrenten. Hierbij wordt vooral
gekeken naar de kwaliteit van de luchthaven en het aangeboden netwerk van
verbindingen: de knooppuntfunctie. Hiervoor is de capaciteit van de luchthaven
én de kwaliteit van het door luchtvaartmaatschappijen aangeboden netwerk van
verbindingen op Schiphol van belang.
4 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Knooppunt
Capaciteit Netwerk
Vraag
Schaarste
Fysiek Milieu Luchtruim
Netwerkontwikkeling
Luchtvaartmaatschappijen organiseren hun dienstverlening in netwerken van
reisbestemmingen vanuit een of meer thuisbases, de `hub'. Op deze manier kan
een luchtvaartmaatschappij de reisbehoefte vanuit de thuismarkt verknopen
met de reisbehoefte vanuit andere markten en zo (met name intercontinentale)
verbindingen rendabel exploiteren.
De thuismarkt van Schiphol is in vergelijking met andere grote luchthavens
in Noordwest Europa klein. Daardoor is `home carrier' KLM ten opzichte van
concurrerende netwerkcarriers sterker afhankelijk van het transfersegment.
Onder meer door trends als verdergaande liberalisatie en groei van de vraag
naar luchtvaart kan het `hub'-concept onder druk komen te staan. Voor de
`home carrier' en de luchthaven Schiphol - zonder grote thuismarkt - kan dit
betekenen dat zo een belangrijke pijler onder de netwerkkwaliteit verzwakt.
Het gevolg hiervan is dat één van de belangrijke vestigingsplaatsfactoren van de
regio waarin Schiphol gelegen is, de netwerkkwaliteit, erodeert.
De onzekerheid in de ontwikkeling van de luchtvaartmarkt is groot. Dat geldt
eveneens voor de omvang van de toenemende vervoersvraag op Schiphol. Voor
verschillende economische scenario's is de vraag naar vliegverkeer onderzocht.
Voor Schiphol is de autonome vraagontwikkeling afhankelijk van het scenario
tussen 1.5 en 6 procent per jaar, wat resulteert in 477.000 tot 887.000 vlieg-
bewegingen in 2020. Volgens deze analyse zou in drie van de vier scenario's de
huidige luchthavencapaciteit ontoereikend zijn in 2020.
Capaciteitsontwikkeling
Bij luchthavencapaciteit moet onderscheid worden gemaakt tussen:
· de fysieke capaciteit (banenstelsel, capaciteit van het luchtruim, etc.)
· en milieucapaciteit, bestaande uit grenzen gesteld door wet- en regelgeving met
name op het gebied van geluid.
Van de onderdelen die de fysieke capaciteit van de luchthaven bepalen, is het
banenstelsel een zeer bepalende factor. Met het huidige banenstelsel, baange-
bruik, openstellingstijden, weersomstandigheden, et cetera is de maximale
fysieke capaciteit ongeveer 640.000 vliegbewegingen.
5 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
De `fysieke capaciteit van het luchtruim' is eveneens beperkt. In de directe
omgeving van Schiphol ( de zogenoemde Terminal Manoeuvre Area, TMA)
is het gebruik van het luchtruim gebonden aan de ligging van de start- en
landingsbanen. Bovendien worden de vliegroutes uit milieu- en veiligheidsover-
wegingen meebepaald door bebouwing op de grond. Ook wordt het luchtruim
gebruikt door niet-Schiphol gebonden luchtverkeer, in het bijzonder geldt dit
militair gebruik. Op wat grotere afstand van Schiphol wordt het gebruik van
het luchtruim beïnvloed door luchtverkeer van en naar andere luchthavens.
Een optimaal gebruik van Schiphol vergt dat reeds buiten de landsgrenzen de
benodigde ruimte beschikbaar is voor het verkeer van en naar Schiphol. In de
huidige situatie wordt de wijze van luchtruimgebruik en van luchtverkeersleiding
nog sterk nationaal bepaald, hetgeen tot een sub-optimaal gebruik van het
internationale luchtruim leidt.
De milieucapaciteit is lager dan de fysieke capaciteit: er worden vliegbeperkingen
opgelegd om binnen gestelde geluidgrenzen te blijven. Binnen deze grenzen
wordt gestreefd om zo veel mogelijk te voldoen aan de vraag naar vliegbewe-
gingen. Milieugrenzen voor de korte termijn (tot 2010) worden vastgesteld op
basis van een scenario dat uitgaat van 480.000 vliegbewegingen, conform de
resultaten van het Alders-overleg.
Ook andere luchthavens in Noordwest Europa kennen operationele restricties,
onder meer als gevolg van milieurandvoorwaarden. Schiphol heeft echter in
vergelijking met de concurrerende hubs een lage benuttingsgraad van de fysieke
capaciteit.
Veel luchthavens in Noordwest Europa benutten ook andere luchthavencapa-
citeit, door bepaalde segmenten van het vliegverkeer, bijvoorbeeld charterverkeer
of low cost verkeer, op andere luchthavens te ontvangen dan op de hub-lucht-
haven.
Vestigingsplaatsfunctie
De mainportregio is voor veel bedrijven en mensen een aantrekkelijke plaats om
zich te vestigen. Dit blijkt onder meer uit het relatief hoge aantal hoofdkantoren
van (inter)nationale bedrijven, de grote directe en indirecte werkgelegenheid en
de woningbehoefte in de regio. Door deze aantrekkende werking en de externe
effecten van de knooppuntfunctie zelf staat de ruimte onder druk: er zijn concur-
rerende ruimteclaims waardoor er een spanning ontstaat tussen investerings-
klimaat en leefklimaat.
6 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Vestigingsplaats
Concurrerende ruimteclaims
Investeringsklimaat Leefklimaat
Leefklimaat
Het wordt steeds duidelijker dat de emissies van vliegtuigen bijdragen aan
klimaateffecten (met name door CO2-uitstoot). In het licht van de te verwachten
groei van de luchtvaart zal deze bijdrage naar verwachting toenemen. Hoewel
vliegtuigen door technologische ontwikkelingen minder vervuilend worden,
neemt de totale uitstoot toe door het gebruik van zwaardere toestellen en door
de groei van het luchtverkeer. Dit heeft effect op zowel het klimaat als op de
luchtkwaliteit. Klimaatverandering kan op zijn beurt ook effecten hebben op de
betrouwbaarheid van de luchthavenoperatie, met name via verandering van het
windklimaat.
De activiteiten op en rond de luchthaven Schiphol dragen bij aan de luchtver-
ontreiniging in de regio. Wat betreft de luchtkwaliteit is de Noordvleugel een
relatief zwaar belaste regio. De belangrijkste door luchtvaart geëmitteerde lucht-
verontreinigende stoffen zijn: stikstofoxiden (NOX), fijn stof (PM10), vluchtige
organische stoffen (VOS), koolstofmonoxide (CO) en zwaveldioxide (SO2).
Naast de luchtvaart zijn deze stoffen afkomstig van het wegverkeer in de regio
Amsterdam en van buiten de regio. Waar op dit moment de bijdrage van lucht-
verkeer aan de luchtverontreiniging op woonlocaties enkele procenten bedraagt
zal het aandeel door verdergaande groei en door een relatief sterker verwachte
verschoning van andere bronnen toenemen.
Groei van de luchtvaart op Schiphol heeft niet alleen gevolgen voor de lucht-
kwaliteit en het klimaat, maar leidt ook tot meer geluidoverlast. Bij een gelijkblij-
vende technologische ontwikkeling zal een groei van de luchtvaart op Schiphol
onder gelijkblijvende omstandigheden leiden tot meer geluidhinder en slaap-
verstoring. Investeringen in nieuwe vliegtuigen zijn kostbaar en kennen lange
afschrijvingsperiodes. Het paradoxale effect hiervan is dat innovatie bij groei
van het luchtverkeer versneld zal plaatsvinden. Voor 2020 zal vermoedelijk geen
nieuwe technologie operationeel zijn.
Een relevante factor bij geluid is de bevolkingsontwikkeling. Als de bevolking
toeneemt bij een gelijkblijvende geluidproductie, neemt de geluidhinder en
slaapverstoring toe. Beperking voor woningnieuwbouw beoogt dit effect zo klein
mogelijk te houden. Niettemin is in de periode 1990-2002 het aantal mensen dat
woont in het gebied rondom Schiphol toegenomen met 8 procent. Het Ruimtelijk
Planbureau (RPB) heeft in dit kader de zorg uitgesproken over de ontwikkeling
van de ruimtelijke kwaliteit: de laatste jaren zijn er relatief veel woningen bijge-
komen in de geluidbelaste gebieden. Daar komt bij dat in het algemeen bij toene-
mende welvaart steeds hogere eisen zullen worden gesteld aan de kwaliteit van
de leefomgeving. Ook bij meer, maar stillere, vliegtuigbewegingen zal de toleran-
tiegrens in de toekomst naar verwachting sneller bereikt worden.
7 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Volgens een recente studie van het Milieu- en Natuurplanbureau is bij een
veronderstelde doorgroei tot ruim 600.000 bewegingen in 2020 een afname
van de geluidhinder mogelijk in het verder van Schiphol gelegen gebied, het
zogenoemde buitengebied. Deze vermindering is volgens het MNP mogelijk bij
een grotere acceptatie van hinder in het binnengebied. Dit wordt thans onder-
zocht in de Milieu Effect Rapportage van de Middellange termijn.
Investeringsklimaat
De regionale concurrentie binnen Noordwest Europa speelt zich steeds minder af
tussen landen en steeds meer tussen stedelijke regio's. Binnen de Randstad is de
Schipholregio een aantrekkelijke vestigingsplaats voor met name internationaal
opererende bedrijven. De beschikbaarheid van kantoren in de Schipholregio is
groot, ook in de toekomst. Wel is op een aantal deelmarkten sprake van scheef-
groei. Daarnaast verzwakt de concurrentiepositie van de regio op het terrein van
Europese distributiecentra.
Naast een goede kantorenlocatie hebben (internationale) bedrijven ook behoefte
aan voldoende gekwalificeerde arbeidskrachten. In het Noordvleugelgebied
wonen ongeveer twee miljoen mensen. Tot 2020 is de vraag naar nieuwe
woningen in dit gebied groot. Enerzijds door tekorten, anderzijds door een
mismatch in kwaliteit van de aangeboden en gevraagde woningen. Door het
tekort aan woningen en een groeiend aantal banen in dit gebied verslechtert de
woon-werkbalans. Zo'n tekort op de arbeidsmarkt kan zorgen voor een prijsop-
drijvende werking in de loonkosten.
Door de scheve woon-werkbalans zijn veel mensen genoodzaakt om over
relatief grote afstanden naar hun werk te reizen (inkomende pendel), wat de
congestiekans en de reistijdkosten verhoogt. Een goede bereikbaarheid over weg
én spoor is van essentieel belang. Ook voor de luchthaven is deze bereikbaarheid
belangrijk. Reizigers, werknemers en goederen moeten snel en betrouwbaar
van en naar de luchthaven worden gebracht. Op dit moment is Schiphol goed
gepositioneerd in nationale en regionale vervoersnetwerken. Als de betrouw-
baarheid van de bereikbaarheid en de congestiekans wordt meegenomen, is de
Schipholregio echter minder aantrekkelijk. Daarnaast zijn voor de internationale
concurrentiepositie van de mainport snelle en betrouwbare verbindingen met het
achterland van belang.
Probleemstelling
De probleemanalyse leidt tot de volgende probleemstelling:
Probleemstelling knooppuntfunctie: knooppunt niet verzekerd
De vraag naar internationaal verkeer en vervoer neemt toe. Toch staat niet vast
dat Schiphol én de Randstad daarvan zullen profiteren:
· De ontwikkeling van de groei, de betekenis daarvan voor het hub- en spokes-
systeem en de hubpositie van Schiphol zijn niet gegeven, maar sterk afhankelijk
van internationale marktontwikkelingen en de beslissing die de overheid moet
nemen.
· Een capaciteitstekort zal de kans doen toenemen dat reizigers, verladers en
luchtvaartmaatschappijen naar concurrerende luchthavens uitwijken. Het
ontstaan van een capaciteitstekort heeft als gevolg dat reizigers (en vracht) te
8 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
maken krijgen met duurder luchtvervoer en een verlies aan kwaliteit (reistijd,
overstappen, ongemak) met welvaartsverlies tot gevolg. Tevens leidt het tot een
verminderde aantrekkelijkheid van de mainportregio als vestigingsplaats.
· Het hoogwaardige en breed gediversifieerde netwerk dat momenteel op
Schiphol beschikbaar is, staat in het licht van het bovenstaande onder druk.
Daarbij komt dat Schiphol en met name ook de KLM (en in de luchtvracht
Martinair) in relatief sterke mate afhankelijk zijn van het transfersegment,
vanwege een relatief kleine thuismarkt. Juist in dit segment is de concurrentie
groot en dat zal in het licht van de optredende liberalisering niet minder worden.
Dit betekent dat het netwerk als vestigingsplaatsfactor kwetsbaar is.
Probleemstelling vestigingsplaatsfunctie: ruimtedruk en scheefgroei
De Schipholregio worstelt met verschillende ruimteclaims. Door het (in)directe
ruimtebeslag beperkt Schiphol de ruimte voor woningen en dus werknemers.
Aan de andere kant draagt Schiphol bij aan de economie waardoor in de regio
juist de vraag naar ruimte (voor wonen, werken, recreëren en verplaatsen)
toeneemt. Dit heeft twee belangrijke gevolgen:
· De ruimtedruk wordt hoger. Dit heeft als gevolg dat de kwaliteit van de leefom-
geving in de Schipholregio verzwakt (geluidhinder, CO2-uitstoot, luchtkwaliteit);
· Er ontstaat scheefgroei op de arbeids-, woning- en mobiliteitsmarkt in het
gebied als gevolg van de aantrekkingskracht van de mainport op de arbeids-
markt en het steeds verder weg wonen van de mainport waar het gaat om de
woningmarkt.
Het versterken van het investeringsklimaat door het realiseren van woningen,
bedrijven en ruimte om te recreëren, zonder toename van de hinder wordt een
steeds grotere opgave
Centrale probleemstelling mainportontwikkeling
Beide functies, knooppunt en vestigingsplaats, zijn daarbij onderling verbonden
en kennen een wederzijdse afhankelijkheid.
Figuur 1.1 Wisselwerking Knooppunt en Vestigingsplaatsfunctie
Vestigingsplaats Knooppunt
functie functie
Leefklimaat Capaciteit
Vestigingsklimaat Thuismarkt of
hub-luchthaven
9 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
De relatie tussen de vestigingsplaats- en knooppuntfunctie maakt het zoeken
naar een optimale balans een complexe opgave.
Het centrale dilemma bij de lange termijnontwikkeling van de mainport Schiphol
is dat het behoud van een concurrerende knooppuntpositie en vestigingsplaats
ruimte vraagt voor luchthavenontwikkeling. Tegelijkertijd zijn de onzekerheden
in de internationale luchtvaartmarkt aanzienlijk en is de druk op de ruimte in
de mainportregio groot en is er ook een behoorlijke scheefgroei op de arbeids-,
woning- en mobiliteitsmarkt in de mainportregio. Die druk en scheefgroei blijven
daarbij niet zonder consequenties voor de leefomgeving (waaronder geluids-
hinder en klimaateffecten) en plaatsen de overheid voor scherpe afwegingen op
het snijvlak van economie (concurrentiepositie), milieu (leefomgeving) en sturing
van ruimtelijke ordening (luchthavenontwikkeling in samenhang met inbedding
in de omgeving).
10 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
1. Inleiding
1.1 Aanleiding
Kabinetsstandpunt Schiphol
Het kabinetsstandpunt Schiphol1 stelt dat naar verwachting in de periode
2015/2025 tot 2030 de grenzen van de capaciteit op Schiphol worden bereikt,
waardoor de verdere groei van de luchtvaart beperkt wordt. Een en ander is
afhankelijk van de ontwikkeling van de vraag naar vliegverkeer en de inzet van
nieuwe technologie.
Gegeven deze analyse en omdat met besluitvorming over luchthavenontwik-
keling veel tijd gemoeid is, heeft het rijk aan Schiphol gevraagd met opties te
komen om mogelijke knelpunten op (middel)lange termijn te ondervangen.
Deze opties zijn inmiddels gepresenteerd.
Streekplanreservering (Schiphol)
Om een eventuele toekomstige aanpassing van het banenstelsel niet onmogelijk
te maken, heeft de Provincie Noord-Holland in het Streekplan Noord-Holland
Zuid2 een ruimtelijke reservering opgenomen. De reservering van de provincie zou
vervallen per 31 december 2006. Inmiddels is de reservering op verzoek van het rijk
verlengd tot 1 april 2008. De Provincie heeft aangegeven eind 2007 van het rijk te
willen weten of de reservering op enig moment daadwerkelijk zal worden benut.
Lelystad: Noordvleugelbrief
In de Noordvleugelbrief3 heeft het kabinet de regio verzocht de keuze van
locaties voor woningbouw bij Almere en de fasering daarvan (en de aanleg
van `stedelijk groen') te bezien in samenhang met eventuele uitbreiding van de
luchthaven Lelystad.
Coalitieakkoord
In het Coalitieakkoord4 is aangegeven dat het kabinet op korte termijn de
mogelijkheden beziet van de ontwikkeling van Lelystad als overloop, met inacht-
neming van overige regionale vliegvelden. In het gestarte verkenningentraject
zal dit een plaats krijgen.
1.2 Doel en aanpak van de verkenning
Algemeen
Zoals in het kabinetsstandpunt Schiphol is aangegeven, heeft Schiphol een
gespecificeerd verzoek ontvangen om te komen met opties voor ruimtelijke
ontwikkeling van de luchthaven voor de periode 2015 tot 2030, en is het rijk
gestart met een verkenning waarin die opties eventueel aangevuld met opties
vanuit het rijk worden geanalyseerd.
1 Kabinet Balkenende III, 2006
2 Provincie Noord-Holland, 2003
3 Ministerie van Verkeer en Waterstaat et.al., 2006
4 Kabinet Balkenende IV, 2007
11 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Doel
Doel van de lange termijn verkenning is het inrichten en inhoudelijk voorbe-
reiden van de besluitvorming over de lange termijn ontwikkeling van de
mainport Schiphol en hoe daarbij om te gaan met strategische ruimtelijke reser-
veringen en potentiële fysieke luchthaven-ontwikkeling.
Resultaat
Resultaat van de verkenning is het begin 2008 nemen van een besluit over het
al dan niet voortzetten in een volgende fase van onderzoek naar oplossingsrich-
tingen voor de in de probleemanalyse geconstateerde knelpunten. Indien tot
voortzetting wordt besloten, heeft het besluit voorts betrekking op die oplos-
singsrichtingen die in de volgende fase nader zullen worden onderzocht, uitge-
werkt en afgewogen. In dat geval zal ook de procedure van afweging aange-
geven worden. Dit besluit zal aan de Tweede Kamer worden voorgelegd. Een
eventueel besluit tot voortzetting kan de start impliceren van een Structuurvisie
conform de nieuwe WRO (Wet op de Ruimtelijke Ordening).
Fasen
De eerste fase van het Verkenningentraject is gestart met een brief van het rijk
in juli 2006, waarin Schiphol is verzocht om met een visie en eventuele opties
te komen voor de lange termijn. Schiphol heeft in mei 2007, in reactie op dat
verzoek van het rijk, vanuit een omschreven toekomstvisie en als exploitant van
de luchthaven nut en noodzaak van opties (en ruimtelijke reserveringen daartoe)
in beeld gebracht.
Het rijk heeft, parallel hieraan, een probleemanalyse uitgevoerd, ten behoeve
waarvan door externe bureaus een aantal onderzoeken is uitgevoerd5. De
resultaten hiervan worden gepresenteerd in het voorliggende document. Het
doel dat wordt nagestreefd met deze probleemanalyse is het vanuit de publieke
belangen voorbereiden van een beoordeling van de opties van Schiphol. Daartoe
worden in deze probleemanalyse vanuit die maatschappelijke belangen de
huidige betekenis en knelpunten van de mainport in beeld gebracht en worden
de op lange termijn te voorziene kansen en bedreigingen geschetst. Dat wordt
gedaan door middel van het analyseren van de dynamiek in de regio en de inter-
nationale dynamiek van de luchtvaart en verbanden daartussen.
Bij het opstellen van de probleemanalyse is aan de planbureaus (Centraal
Planbureau, Milieu- en Natuurplanbureau en Ruimtelijk Planbureau) en het
Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) gevraagd in hoeverre de probleem-
analyse compleet is en of de problemen helder en goed onderbouwd in kaart
zijn gebracht. Voorts is aan deze bureaus gevraagd de lange termijn opties van
Schiphol te beschouwen en suggesties te doen voor het vervolg.
5 Onder meer een onderzoek naar de maatschappelijk-economische betekenis van Schiphol (TNO/SEO), een internationale luchthaven-
benchmark (Stratagem), een onderzoek naar luchthavensystemen (SEO) en een onderzoek naar selectiviteitsmaatregelen (Ecorys)
12 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Figuur 2.1 Lange Termijn Verkenning Schiphol, proces
Fase 1 Fase 2 Fase 3
Schiphol LT Opties Go / no go
vervolgprocedure Vervolg
verkennen
advies planbureaus Bij go: Welke opties Procedure:
opties Structuur-
worden in volgende visie?
fase onderzocht
Probleemanalyse en hoe?
In de tweede fase worden in het verkenningentraject opties verkend. Dit vindt
plaats in een cyclisch proces, bestaande uit de volgende elementen:
· beoordeling of voorliggende opties een evenwichtig beeld geven van mogelijke
oplossingsrichtingen. Op basis hiervan kan het rijk mede op grond van publieke
belangen de opties aanvullen;
· het uitwerken van mogelijke oplossingsrichtingen.
Op basis van al deze informatie (inclusief de probleemanalyse) zal in fase 2 een
besluit worden genomen inzake het al dan niet voortzetten van de vervolg-
procedure (fase 3). Dit besluit bevat nog geen keuze over een eventuele
uitbreidings
variant van Schiphol of elders. Indien voortzetting opportuun is, zal
tevens een Plan van Aanpak worden opgesteld. In dit Plan van Aanpak zal onder
meer aangegeven worden hoe de opties daarbij nader zullen worden afgewogen.
Een maatschappelijke kosten-batenanalyse zal daar onderdeel van zijn. Aan het
einde van dat traject is een beleidskeuze voorzien.
De resultaten van de lange termijn verkenning worden meegenomen in het
Urgentie Programma Randstad, welke tot doel heeft een bijdrage te leveren
aan een betere landzijdige bereikbaarheid en economie, een klimaatbestendige
Randstad en een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat, door knelpunten voort-
varend en op integrale wijze op te lossen.
1.3 Probleemanalyse
Deze probleemanalyse biedt een basis voor discussie over de lange termijn ontwik-
keling van Schiphol. Het document analyseert de dynamiek in de regio en in de
luchthavenontwikkeling van de mainport Schiphol en de verbanden daartussen.
Daarvoor wordt in deze probleemanalyse zowel vanuit de knooppuntfunctie als
vanuit de leefomgeving en het vestigingsklimaat naar Schiphol gekeken.
Ten behoeve van de probleemanalyse is door het rijk een aantal aspecten nader
onderzocht met behulp van een aantal studies, waaronder:
·maatschappelijke-economische betekenis mainportontwikkeling (TNO/SEO/
The Visioning Group, 2007);
·internationale benchmark luchthavenontwikkeling (Stratagem/Adecs Airinfra, 2007);
·het instrumentarium van een luchthavensysteem (SEO/NACO/Universiteit Leiden, 2007).
De bovenstaande studies vormen de basis voor dit document, dat de knelpunten
voor de mainportontwikkeling op lange termijn in kaart brengt. Deze probleem-
analyse bouwt daarbij voort op het rapport `Mainport Schiphol Beleidsinformatie,
13 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Achtergronddocument' dat in december 2005 aan de Kamer is toegezonden.
Voor de basisinformatie wordt verwezen naar het Achtergronddocument6. In deze
probleemanalyse wordt teruggegrepen op deze basisinformatie. Daarbij richt deze
probleemanalyse zich op:
· de lange termijn ontwikkeling;
· het signaleren van knelpunten en bedreigingen;
· het presenteren van een eerste stap in de verkenning van beleidsopties voor lange
termijn ontwikkeling;
· het actualiseren van beleidsinformatie.
De opties voor luchthavenontwikkeling in fase 2 van de verkenning zullen in het
licht van deze probleemanalyse beschouwd worden. Doel hiervan, is het vanuit
de publieke belangen voorbereiden van de inhoudelijke verkenning van de opties,
door vanuit die publieke belangen een helder beeld te scheppen van de huidige
betekenis en knelpunten van de mainport op lange termijn.
Leeswijzer
De opbouw van dit document is als volgt:
1. Inleiding (aanleiding, doel, aanpak, leeswijzer).
2. Beleidscontext (historische context, beleidskaders).
3. De knooppuntfunctie en de lange termijn ontwikkeling van Schiphol. Daarbij
wordt ingegaan op de netwerk- en capaciteitsontwikkeling.
4. De vestigingsplaatsfunctie en de lange termijn ontwikkeling van Schiphol. Daarbij
wordt ingegaan op het investeringsklimaat en het leefklimaat in de mainportregio.
5. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op de wisselwerking tussen de knooppunt- en de
vestigingsplaatsfunctie. Daarbij wordt tevens ingegaan op het sturingsvraagstuk
en wordt de centrale probleemstelling voor de lange termijn ontwikkeling van
Schiphol geformuleerd.
6. Het vervolgproces wordt in hoofdstuk 6 beschreven.
In onderstaand schema wordt de opbouw van de probleemanalyse grafisch
weergegeven:
Hoofdstuk 5 Maatschappelijk economische probleemstelling
mainportontwikkeling
Sturing
Probleemstelling Probleemstelling
Knooppunt Vestigingsplaats
Capaciteit Netwerk Concurrerende ruimteclaims
Vraag
Investeringsklimaat Leefklimaat
Schaarste
Fysiek Milieu Luchtruim
Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4
6 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, VROM en EZ, 2005
14 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
2. Beleidscontext
2.1 Historische context lange termijn ontwikkeling
Schiphol als mainport
Nederland is, net als veel andere landen in de wereld, vanaf de jaren 60
geconfronteerd met een sterke groei van het internationale luchtverkeer. In de
planvorming werd de spanning tussen de groei van de luchtvaart en de druk die
dat heeft op ruimte, milieu en veiligheid een steeds belangrijker thema. Om uit
te drukken dat Schiphol een knooppunt in de internationale vervoersstromen is,
is het in de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening7 met de haven van Rotterdam
aangewezen als `mainport'.
De mainportnotitie heeft vervolgens verdere uitwerking gekregen in het
Plan van Aanpak Schiphol en omgeving8 (PASO) uitmondend in de PKB
(Planologische Kernbeslissing) Schiphol en omgeving9. In de tweede helft van
de jaren negentig is het traject TNLI (Toekomstige Nederlandse Luchtvaart
Infrastructuur) opgezet. Doel hiervan was een principiële discussie te voeren
over de toekomst van de luchtvaart in Nederland.
In 1998 besloot het kabinet de PKB te vervangen door nieuw beleid voor
Schiphol dat een bescherming aan de omgeving moest bieden dat gelijk-
waardig was aan de milieunormen van de PKB. Dit besluit is uitgewerkt in de
kabinetsnota `Toekomst van de nationale luchthaven'10. Het hierin uiteengezette
beleid maakte groei van de luchtvaart mogelijk binnen een (nieuw) stelsel van
milieu- en veiligheidsgrenzen.
Voor de lange termijn zijn in de kabinetsnota `Toekomst van de nationale
luchthaven' de opties `Schiphol' en `Vliegveld in de Noordzee' nader verkend.
Hierover werd in deze kabinetsnota vastgelegd dat groei van de luchtvaart
zowel op de middellange als de lange termijn op Schiphol zelf moet plaats-
vinden. Tevens werd een studieprogramma (Flyland) opgezet dat de luchthaven
in zee nader heeft bestudeerd. In het voorjaar van 2003 is dit onderzoekstraject
stopgezet.
Schiphol als bedrijf Schipholwet 2003
De Schipholwet is op 20 februari 2003 van kracht geworden tegelijkertijd met
de ingebruikname van de vijfde baan. De essentie daarvan is dat het rijk met
regels en grenzen randvoorwaarden stelt aan de effecten van de luchtvaart op
de omgeving. Daarbij is afgesproken dat uiterlijk drie jaar na inwerkingtreding
de nieuwe wet en regelgeving geëvalueerd wordt. De ministeries van VROM en
Verkeer en Waterstaat hebben deze evaluatie (Evaluatie Schipholbeleid11) uitge-
voerd en de resultaten in februari 2006 aangeboden aan de Tweede Kamer.
Kabinetsstandpunt Schiphol (2006)
Parallel aan de evaluatie van het Schipholbeleid is een analyse gemaakt van
7 Ministerie van VROM, 1988
8 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1991
9 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1995
10 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1999
11 Ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM, 2006
15 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
de betekenis van de mainport Schiphol. De resultaten staan beschreven in het
achtergronddocument `Mainport Schiphol: Beleidsinformatie12, dat het kabinet
in december 2005 heeft aangeboden aan de Tweede Kamer. De evaluatie
van het Schipholbeleid en de analyse van de ontwikkeling van de mainport
Schiphol vormen belangrijke bouwstenen van het in april 2006 tot stand
gekomen kabinetsstandpunt Schiphol. Hierin stelt het kabinet dat in de periode
2015/2025 tot 2030 de grenzen van de capaciteit op Schiphol naar verwachting
worden bereikt, waardoor de verdere groei van de luchtvaart beperkt wordt.
2.2 Integrale beleidskaders
Het wettelijke kader voor de luchthaven Schiphol is neergelegd in de
Schipholwet. In verschillende vigerende beleidsnota's heeft de rijksoverheid
daarnaast het belang van de beide mainports voor de Nederlandse economie
onderstreept. Onderstaand worden de belangrijkste punten uit deze nota's
met betrekking tot de ontwikkeling van Schiphol èn de ontwikkeling van de
Noordvleugel samengevat.
In de Nota Ruimte13 wordt aangegeven dat het economisch belang van de
beide mainports verder reikt dan de direct aan de mainports toe te rekenen
toegevoegde waarde en werkgelegenheid. Voor de luchthaven Schiphol noemt
de nota als uitgangspunt dat deze luchthaven zich op de huidige locatie moet
kunnen ontwikkelen tot 2030 binnen randvoorwaarden op het gebied van
milieu en veiligheid.
Voor de Noordvleugel wordt gestreefd naar nieuwbouw van woningen, waarvan
40 procent binnen bestaand bebouwd gebied. Uitleglocaties voor woningbouw
zullen vooral worden gezocht nabij de ruimtelijk-economische ontwikkelingsas
Haarlemmermeer Amsterdam Almere. Het Groene Hart, de Greenport
Bollenstreek en Schiphol reduceren de verstedelijkingsmogelijkheden aan de
Zuidkant van Amsterdam. Door bouwbeperkingen zijn uitleglocaties binnen
de 20 Ke-contour rond de luchthaven uitgesloten. Vooral wordt ingezet op
een verdere uitbreiding van Almere. Vanwege economische en demografische
onzekerheden zal de woningbouw bij Almere gefaseerd worden aangepakt, in
overeenstemming met de verbetering van de bereikbaarheid van Almere.
Voor de vestiging van bedrijven en kantoren in de directe nabijheid van de
luchthaven geldt vanuit de Nota Ruimte het criterium van gerelateerdheid aan
de luchthaven. Hiermee worden de landzijdige bereikbaarheid, veiligheidsdoel-
stellingen en toekomstige duurzame ruimtebehoefte van de primaire vervoers-
functie van de mainport behouden.
In de Nota Mobiliteit14 wordt het belang geschetst van mobiliteit als noodzake-
lijke voorwaarde voor economische groei en sociale ontwikkeling in Nederland.
Voor de luchthaven Schiphol wordt in deze nota de wens uitgesproken om
de positie van deze luchthaven als sterke mainport in Noordwest-Europa
te behouden. Belangrijk hierbij is het verbeteren van de bereikbaarheid van
Schiphol en het inspelen op de toekomstige verdere groei van Almere.
12 Ministeries van Verkeer en Waterstaat, VROM en Economische Zaken, 2005
13 Ministerie van VROM et.al., 2005
14 Ministerie van Verkeer en Waterstaat et.al., 2005
16 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
In de Nota Pieken in de Delta15 worden de internationale concurrerende
mainports benoemd als nationale economische prioriteit. Voor de verdere
uitbouw van de Noordvleugel als centrum voor internationale zakelijke dienst-
verlening en hoogwaardige logistieke activiteiten is ruimte voor verdere groei
van de luchthaven Schiphol binnen wettelijke kaders voor milieu en veiligheid
een vereiste.
Wat betreft de ontwikkeling van de economie van de Noordvleugel wordt in
Pieken in de Delta ingezet op de verdere groei van een aantal sterke clusters in
het gebied. Bij het cluster innovatieve logistiek en handel staat het ontwikkelen
van innovatieve logistieke concepten centraal, en wordt er ingezet op de regie-
functie (Supply Chain Management), multimodaliteit en een doorgroei van het
luchtvrachtsegment met hoge toegevoegde waarde.
Het Kabinetsstandpunt Schiphol16 hanteert twee uitgangspunten. In de
eerste plaats de positie van Schiphol als een van de belangrijkste `hubs' (een
knooppunt van verbindingen) in Noordwest-Europa behouden. Dat vergt dat er
groeiruimte is voor de verdere ontwikkeling van Schiphol. In de tweede plaats
dat het vliegverkeer in de ruime omgeving van Schiphol hinder veroorzaakt die
zoveel mogelijk teruggedrongen moet worden, met name in het gebied verder
van de luchthaven, waar de meeste mensen wonen die last hebben van het
vliegverkeer. Ten aanzien van het eerste uitgangspunt is geconstateerd dat op
termijn de grenzen van de groeiruimte op de huidige locatie met het huidige
banenstelsel bereikt worden.
Binnen de kaders van de Nota's Mobiliteit en Ruimte geeft de
Noordvleugelbrief17 aan welke afwegingen het kabinet maakt over investe-
ringen om de internationale concurrentiepositie van dit deel van de Randstad
te versterken. Dit beleid ondersteunt de duurzame ontwikkeling van Schiphol
met daaraan verbonden economische activiteiten. Daarnaast heeft de ontwik-
keling van Schiphol ook ruimtelijke consequenties voor de regio voor onder
andere wonen, werken en bereikbaarheid. Voor wonen leidt dit ertoe dat de
ruimte voor nieuwbouw beperkt is. De regio Noordvleugel en het rijk hebben
daarom afgesproken dat Almere in de periode 2010-2030 ruimte biedt voor een
substantieel deel (60.000 woningen) van de Noordvleugelopgave.
In het Coalitieakkoord18 van het huidige kabinet is vervolgens aangegeven
dat Schiphol door kan groeien binnen de bestaande milieu- en geluidnormen,
waarbij woningen op grotere afstand van Schiphol beter beschermd worden
tegen geluidhinder. Tevens is in het Coalitieakkoord neergelegd dat op korte
termijn de mogelijkheden worden bezien van de ontwikkeling van Lelystad als
overloop, met inachtneming van overige regionale vliegvelden.
In de Strategische Agenda Randstad 204019 geeft het kabinet ten aanzien
van verplaatsing van Schiphol aan dat deze optie al diverse malen uitgebreid
onderzocht is en om een scala van redenen is afgevallen. Het kabinet kiest
dan ook voor handhaving van de locatie Schiphol als internationale lucht-
haven. Het kabinet vindt sluiting van de luchthaven op de huidige locatie niet
15 Ministerie van Economische Zaken, 2004
16 Ministerie van Verkeer en Waterstaat et.al., 2006a
17 Ministerie van Verkeer en Waterstaat et.al., 2006b
18 Kabinet Balkenende IV, 2007
19 Ministerie van VROM en Verkeer en Waterstaat, 2007
17 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
realistisch vanwege de omvang en complexiteit van de financiële en logistieke
opgave. De (hub)functie van Schiphol is bovendien van grote betekenis voor de
economische kracht en potentie van Amsterdam en de (Noordvleugel van de)
Randstad. Deze kracht hangt ten dele samen met de nabijheid van Schiphol. Dit
geeft bijvoorbeeld de Zuidas extra potenties als toplocatie. Verplaatsing naar zee
kan deze positie verzwakken.
2.3 Samenhangende beleidstrajecten
De beleidscontext op rijksniveau waarin de lange termijn verkenning plaatsvindt,
wordt hieronder kort geschetst:
a. Urgentieprogramma Randstad
De resultaten van de lange termijn verkenning Schiphol worden meegenomen
in het Urgentieprogramma Randstad, dat in het Coalitieakkoord is opgenomen.
Het Urgentieprogramma Randstad heeft tot doel een bijdrage te leveren aan
een betere bereikbaarheid en economie, een klimaatbestendige Randstad en
een aantrekkelijk woon-, werk- en leefklimaat. Dat kan onder andere door de
bestuurlijke drukte te verminderen en door een meer slagvaardig optreden van
de overheid. Het kabinet heeft de ambitie om knelpunten in de Randstad op het
gebied van ruimtelijke ordening, bereikbaarheid, waterbeheer en natuurontwik-
keling voortvarend en op een integrale wijze op te lossen.
b. Beter benutten milieuruimte (korte en middellange termijn)
In het kabinetsstandpunt Schiphol van april 2006 is aangegeven dat Schiphol
ruimte krijgt om de wettelijk vastgelegde milieuruimte beter te benutten, mits
gekoppeld aan een pakket hinderbeperkende en -compenserende maatregelen.
Een traject hiervoor is vorig jaar in gang gezet met brede betrokkenheid van
partijen onder leiding van de heer Alders. De korte termijn moet gezien worden
als overgangsperiode tot 2010, zodat de uitwerking en de besluitvorming voor
de middellange termijn kan worden afgerond. Voor de korte termijn loopt op
dit moment de procedure tot aanpassing van het Luchthavenverkeerbesluit
(inclusief milieu effect rapportage) dat begin 2008 wordt afgerond. De MER
voor de middellange termijn beslaat een breder terrein (bijvoorbeeld andere
operationele concepten dan het huidige zogeheten 2+1 baangebruik) en heeft
een langere doorlooptijd.
Recentelijk heeft de heer Alders, voorzitter van de Alders-tafel zijn advies over
de korte termijn uitgebracht20 en zijn voor de korte termijn de convenanten
hinderbeperking21 en omgevingskwaliteit22 getekend. Daarnaast is afgesproken
dat uiterlijk 31 maart 2008 door overleg aan de Alderstafel een advies kan
worden gegeven over de besluitvorming en de convenanten voor de middel-
lange termijn.
Op middellange termijn wordt de optimalisering van het operationeel concept
van het luchthavengebruik bezien, gericht op een verdere ontwikkeling van het
netwerk van Schiphol, het bepalen van de hinder in de ruime omgeving van
de luchthaven en het mogelijk maken van duurzame ruimtelijke ontwikkeling.
20 Alders, H. 2007
21 Ministerie van Verkeer en Waterstaat et.al., 2007a
22 Ministerie van Verkeer en Waterstaat et.al., 2007b
18 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Hierbij zijn ook selectiviteitsmaatregelen (inclusief uitplaatsing) voor het gebruik
van de luchthaven aan de orde.
c. Decentralisatie regionale luchthavens
Begin 2006 is een wetsvoorstel met een nieuw sturingsmodel voor regionale
luchthavens bij de Tweede Kamer ingediend. Het wetsvoorstel voorziet er in dat
de verantwoordelijkheid voor de besluitvorming van een groot aantal kleine en
middelgrote luchthavens en bijvoorbeeld helikopter landplaatsen bij de provincie
komt te liggen. Bij nota van wijziging op het wetsvoorstel is eerder aangegeven
dat de luchthaven Lelystad vooralsnog een luchthaven van nationale betekenis
zal blijven. Daarbij is aangegeven dat op basis van de lange termijn verkenning
naar de ontwikkeling van de mainport Schiphol een nader standpunt over de
positie van Lelystad zal worden ingenomen. Vervolgens is in een brief aan de
Kamer in mei 2007 aangegeven dat luchthavens, die potentieel onderdeel van
een luchthavensysteem zouden kunnen uitmaken of een rol zouden kunnen
spelen bij de overloop van Schiphol, vooralsnog beschouwd zullen worden als
nationale luchthaveninfrastructuur. Bij de behandeling van het wetsvoorstel
zijn amendementen ingediend om de grotere regionale luchthavens vooralsnog
nationaal te houden, in afwachting van de luchthavennota.
d. Luchtruim
Het ministerie van Verkeer en Waterstaat heeft opdracht gegeven om een
strategische studie uit te voeren naar de lange termijn ontwikkelingen van de
luchtverkeersdienstverlening in Nederland. Aanleiding is dat als gevolg van de
Single European Sky wetgeving de luchtverkeersdienstverlening in Europa zal
veranderen. De studie dient ertoe om een gezamenlijke visie te ontwikkelen over
de mogelijke opties in verschillende scenario's ten behoeve van de positionering
van de Nederlandse luchtverkeersleiding (civiel en militair) in Europese context.
Naast het waarborgen van het belang van de mainport Schiphol, gaat het ook
om het zeker stellen dat militaire (trainings)vluchten ongehinderd kunnen plaats-
vinden, het optimaliseren van de samenwerking tussen civiele en militaire lucht-
verkeersleiding, de mogelijkheden om met luchtverkeersleiding geluidhinder terug
te brengen en de vraag hoe de organisatie van de luchtverkeersleidingactiviteiten
in een grensoverschrijdend FAB (Functional Airspace Block) te structureren.
Parallel wordt onderzoek gedaan naar de vorming van een grensoverschrijdend
functioneel luchtruimblok, dat momenteel in het project Functional Airspace
Block (FAB) Central Europe wordt bestudeerd met Benelux, Duitsland, Frankrijk
en Zwitserland. Ook het Verenigd Koninkrijk is bij dit project betrokken, zij het in
de rol van meewerkende partner.
19 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
20 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
3. De knooppuntfunctie van Schiphol
Tabel 3.1 Problemen Knooppuntfunctie Schiphol lange termijn
Netwerk
·Kwetsbaarheid: geringe thuismarkt
·Onzekerheden ten aanzien van hubpositie, met name als gevolg
van toenemende concurrentie, ontwikkeling hub-bypassing en
alliantievorming
Capaciteit
·Reële kans dat vraag de capaciteit overstijgt
A Fysieke capaciteit ·Beperkte overloopcapaciteit regionale luchthavens en ontbreken
luchthavensysteem (in onderscheid van internationale concurrenten)
·Capaciteitsuitbreiding en overloopcapaciteit bij concurrenten
·Betrouwbaarheid en piekuurcapaciteit internationaal gezien een
relatief minder sterk punt op lange termijn dan nu
·Milieurestricties internationaal bezien relatief sterk
B Milieustelsel ·Stelsel handhavingspunten nu reeds beperkend
·Selectiviteitsbeleid onderbenut
C Luchtruimcapaciteit ·Beperkte capaciteit
Dit hoofdstuk gaat in op de knooppuntfunctie van Schiphol en de ontwikke-
lingen die hiervoor in de toekomst van belang zijn.
In paragraaf 3.1 wordt gestart met een beschrijving van de luchtvaartnetwerken.
Hierbij komen ook de kwetsbaarheden van Schiphol aan bod. In paragraaf
3.2 volgt een beschrijving van de capaciteit op Schiphol, zowel de fysieke als
de milieucapaciteit. In paragraaf 3.3 worden de belangrijkste ontwikkelingen
vertaald in luchtvaartscenario's waarmee mogelijke lange termijn ontwikkelings-
richtingen van de luchtvaart en de situatie op Schiphol worden beschreven.
Knooppunt
Capaciteit Netwerk
Vraag
Schaarste
Fysiek Milieu Luchtruim
21 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
3.1 Het netwerk
3.1.1. Vraag naar en aanbod van luchtvaartdiensten
Knooppunt Mensen hebben de behoefte om van A naar B te reizen. Dat doen zij om
verschillende redenen:
Capaciteit Netwerk · Voor zakelijk contact: om de processen van productie en consumptie waarin zij
Vraag met hun bedrijf of instelling participeren, efficiënt en effectief op elkaar af te
stemmen.
Schaarste · Voor consumptieve doeleinden: om vakantie te houden, familie of vrienden te
bezoeken of uit andere persoonlijke motieven.
Fysiek Milieu Luchtruim
Luchtvaartdiensten voorzien in de hiervoor omschreven behoefte van mensen.
Op relatief korte afstanden, bijvoorbeeld intra-Europees, is er concurrentie van
andere modaliteiten (weg en spoor), waarbij de hogesnelheidstrein in opkomst
is. Op langere, intercontinentale afstanden heeft het luchtvervoer het vanwege
de snelheid al vele decennia lang gewonnen van vervoer over zee. Daarbij is er
door toenemende welvaart een groeiende behoefte aan vervoer.
Daarnaast willen verladers hun goederen van A naar B vervoeren om zo
goed te kunnen participeren in internationale netwerken van productie en
consumptie. Luchtvaartdiensten voorzien eveneens in deze behoefte, maar
concurreren daarbij met andere modaliteiten. Op relatief korte afstanden zijn
dat weg, spoor en binnenvaart; op langere afstanden is dat spoor en zeevaart.
Luchtvaartdiensten richten zich daarbij vanwege `snelheid' als hun compara-
tieve voordeel vooral op tijdkritische goederen: bederfelijke en hoogwaardige
producten.
Veel luchtvaartmaatschappijen organiseren hun dienstverlening in netwerken
van reisbestemmingen vanuit een thuisbasis, de `hub'. Zo'n netwerk bestaat uit
een geheel van vliegverbindingen waarop voldoende vraagpotentie van reizigers
en luchtvracht is om een vliegtuig van een zekere omvang met een bepaalde
frequentie bedrijfseconomisch rendabel te laten vliegen.
Door het ontstaan van een netwerk komen er mogelijkheden om niet alleen
reizigers en verladers vervoer aan te bieden van en naar de thuisbasis, maar ook
vervoer te bieden aan reizigers en verladers tussen bestemmingen in het netwerk
via een overstap `transfer' op de thuisbasis. De luchtvaartmaatschappij is
daarmee voor het rendabel exploiteren van een verbinding niet alleen meer
afhankelijk van vervoersvraag tussen de thuisbasis en de bestemming van de
verbinding, maar kan voorts bouwen op vervoersvraag rondom andere bestem-
mingen in zijn netwerk. Het aantal `city pairs' (combinaties van herkomsten en
bestemmingen) dat een maatschappij kan aanbieden, stijgt daardoor sterk.
Het netwerk bestaat uit verschillende typen bestemmingen, die van meer of
minder belang zijn:
1. Intercontinentale bestemmingen (passagiers en vracht): deze zijn van groot
belang voor het netwerk. Het aantal intercontinentale bestemmingen vanaf
Schiphol is iets lager dan vanaf Parijs, Londen en Frankfurt, maar veel hoger dan
van de andere luchthavens in Europa.
2. Europese bestemmingen: deze zijn vanuit de economie geredeneerd van groot
belang voor de zakelijke markt. Daarnaast voeden ze het intercontinentale
netwerk (feeder-functie): zonder Europees netwerk is er geen intercontinentaal
netwerk. Voor vracht is dit minder relevant aangezien dit vervoer getruckt
wordt.
22 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
3. Vakantiebestemmingen: hierop vliegen vrijwel geen zakelijke reizigers.
Bovendien is hun `feeder'-functie voor het intercontinentale netwerk miniem.
De volgende typen carriers zijn daarbij te onderscheiden23:
1. De hub carrier (AirFrance-KLM/SkyTeam) biedt intercontinentale bestemmingen
en een Europees netwerk (passagiers en vracht).
2. Overige full service carriers (FSC's) bieden point-to-point bestemmingen
(Intercontinentaal en Europees) en bieden indirecte intercontinentale bestem-
mingen via hun eigen hub aan (passagiers en vracht).
3. Low cost carriers (LCC's) bieden Europese en vakantiebestemmingen aan voor
zowel zakelijke (25 à 33 procent) als niet-zakelijke reizigers (67 à 75 procent);
4. Charters bieden vakantiebestemmingen aan.
5. Luchtvaartmaatschappijen die zich specialiseren in luchtvracht.
Tabel 3.2 Type carriers
SkyTeam 58%
Overige full service carriers 17%
LCC's 12%
Charters 8%
Vracht 4%
Totaal 100%
Bron: Schiphol Group
3.1.2. De betekenis van Schiphol: kwetsbaarheid
Schiphol en met name ook de KLM (en in de luchtvracht Martinair), zijn in
relatief sterke mate afhankelijk van het transfersegment. Weliswaar heeft KLM
samen met Schiphol hierin een sterke marktpositie verworven, maar de sector
is daarmee afhankelijk geworden van de sterke concurrentie in dit segment.
Naarmate de aantrekkelijkheid in het transfersegment kleiner wordt, zullen
meer intercontinentale verbindingen niet langer rendabel aangeboden kunnen
worden. Voor intra-Europese verbindingen kan dit betekenen dat een deel van
de aanvoerfunctie (`feeder') van en naar Schiphol vervalt, waardoor ook deze
verbindingen minder rendabel kunnen worden. Dit kan leiden tot een daling van
de kwaliteit van het op Schiphol beschikbare netwerk, wat voor reizigers en het
vestigingsklimaat (zie hoofdstuk 4) negatieve gevolgen heeft.
Voor buitenlandse luchtvaartmaatschappijen is Schiphol één van de bestem-
mingen in hun netwerk. Voor zover dit netwerkcarriers zijn, trachten deze
maatschappijen Nederlandse gebruikers (en buitenlandse gebruikers met
bestemming Schiphol) ertoe te bewegen om via hun eigen thuisluchthaven
(`hub') naar een bestemming te vliegen. Dit doen zij door lagere prijzen te
bieden dan die betaald moeten worden voor een directe verbinding van en naar
Schiphol. Dit is overigens normale concurrentie: deze maatschappijen handelen
niet anders dan de KLM doet op zijn thuismarkten.
Toch ligt in het bovenstaande een belangrijke kwetsbaarheid voor de KLM. De
KLM is ten opzichte van concurrerende netwerkcarriers sterker afhankelijk van
het transfersegment. De andere marktsegmenten betreffen de thuismarkt, die
grotendeels bestaat uit reizigers van en naar de Noordvleugel van de Randstad,
en luchtvracht van en naar de Randstad en enkele gebieden in Noord-Brabant
23 Bij het bieden van bestemmingen geldt ook dat gebruikers in en om de `bestemmingen' gebruik maken van de verbindingen naar de hub toe.
Zo bieden carriers mogelijkheden aan toeristen vanuit de hele wereld om naar Nederland te komen.
23 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
en de Veluwe. Ten opzichte van het marktpotentieel dat concurrerende netwerk-
carriers nabij hun thuisluchthavens hebben, is dit mager.
De grote agglomeraties Parijs en Londen bieden Air France respectievelijk British
Airways veel meer marktpotentieel. Ook Lufthansa kan op zijn hub Frankfurt
bouwen op meer lokaal marktpotentieel vanuit het Duitse achterland. Om
die reden kan op sommige intercontinentale verbindingen van de KLM het
transfersegment zo'n 70 procent van de reizigers in het vliegtuig betreffen24.
Voor de luchtvracht, waarin naast Martinair ook KLM een belangrijke speler is,
geldt dezelfde kwetsbaarheid. Deze kwetsbaarheid is reëel, omdat het trans-
fersegment zeer prijsgevoelig is. Afgezien van bepaalde kwaliteitsaspecten bij
de overstap, is de gemiddelde transferreiziger (en verlader) indifferent over de
locatie van zijn overstap.
Met 131.000 van de in de zomerperiode van 2007 uitgegeven 290.000 slots
(45 procent), is de netwerkcarrier KLM de grootste aanbieder op Schiphol. De
afhankelijkheid van de KLM van het transfersegment (voor passagiers en vracht)
is daarmee ook een kwetsbaarheid voor Schiphol. Het aandeel overstappende
transferreizigers op Schiphol bedraagt momenteel ruim 40 procent van het
totaal25.
Figuur 3.1 Percentage tranferpassagiers op intercontinentale KLM vluchten.
100%
90%
80%
70%
60% Local
Transfer
50%
40%
30%
20%
Local 10%
Transfer 0%
ork viv
Aruba Cairo Dubai aipei okyoT Seoul ripoliT Osaka Tbilisi Delhi
Curacao Newark Almaty Accra Beirut Lagos
Sao Paulo Shanghai otal ICAT New Y Singapore Beying el-AT Chicago Atlanta Nairobi orontoT Houston Amman Kuwait Theran
ashington Montreal
Paramaribo Capetown ancouverV Damascus
Los Angeles Hong Kong Mexico City W Kano/Abuja
San Francisco Bonaire/Lima Minneapolis
Aruba/Curacao Johannesburg Bangkok/T Dhahran/Doha Malabo/Douala
Singapore/Jakarta Bahrain/Abu Dhabi
Sint Maarten/Curacao Kuala-Lumpur/Jakarta Kuala-Lumpur/Manila
Bonaire/Guayaquil/Quito Kilimanjaro/Dar es Salaam
Almaty Accra Beirut Lagos Amman Kuwait Theran Bron: KLM
Damascus Kano/Abuja
Malabo/Douala
Bahrain/Abu Dhabi 3.1.3 Trends en ontwikkelingen: onzekerheden
Kilimanjaro/Dar es Salaam De luchtvaartmarkt kenmerkt zich door een grote dynamiek. Dit komt onder
meer door het internationale karakter, waardoor allerlei ontwikkelingen in de
wereld van invloed zijn op de luchtvaart. In deze paragraaf worden de kansen
en risico's voor de lange termijn ontwikkeling, die samenhangen met de belang-
rijkste trends, geschetst:
·Liberalisatie en concurrentie;
·Opkomst van `low cost' maatschappijen;
·Hub bypassing;
24 Achtergronddocument Mainport Schiphol, 2005
25 Hierbij gaat het om de aantallen aankomende EN vertrekkende passagiers. Een O/D (Origin/Destination) reiziger telt dus voor 2 (hij vertrekt een
keer en komt bij terugkomst weer aan). Transferpassagiers tellen hierbij voor 4. Voor hen geldt immers dat ze zowel op de heen- als op de terugreis
een keer aankomen en vertrekken. Als puur naar de reizigers wordt gekeken, vormen de transferpassagiers ruim 25procent van het totaal.
24 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
·Alliantievorming en fusies;
·Technologische ontwikkelingen;
·Concurrentie van `business aviation' en `private jets';
·Betekenis van Hoge Snelheidslijn.
Liberalisatie vergroot de concurrentie
In het stelsel van luchtvaartovereenkomsten op basis van het Verdrag
van Chicago26 is liberalisatie opgetreden. Nederland was het eerste land
dat een zogenoemd `open skies'-verdrag sloot met de Verenigde Staten.
Luchtvaartmaatschappijen van beide landen kregen in dit verdrag de
mogelijkheid om vrij luchtvaartdiensten tussen beide landen aan te bieden.
Een volgende stap in de liberalisatie is de totstandkoming van een interne markt
voor luchtvaart. Binnen de Europese Unie zijn in de Unie gevestigde luchtvaart-
maatschappijen vrij om verbindingen tussen luchthavens in de gehele Unie te
exploiteren. Deze liberalisatie heeft een forse concurrentie tot stand gebracht
(onder andere toetredende `low cost'-maatschappijen; zie hierna). De tarieven
voor intra-Europees luchtverkeer zijn daardoor drastisch gedaald.
Een nieuwe stap in het liberalisatieproces is de totstandkoming van multi-
laterale luchtvaartovereenkomsten. Als eerste stap probeert de Europese Unie
in de bestaande verdragen van lidstaten met derde landen een EU-clausule
op te nemen, die het voor alle in de EU gevestigde luchtvaartmaatschappijen
mogelijk maakt om tussen de desbetreffende lidstaat en het derde land te
vliegen. Een volgende stap is dat de Europese Unie luchtvaartovereenkomsten
afsluit met derde landen. Het onlangs afgesloten open sky verdrag tussen de EU
en de VS is hiervan een voorbeeld. Dit verdrag biedt kansen aan alle Europese
en Amerikaanse luchtvaartmaatschappijen om transatlantische routes aan te
bieden. Dit kan de concurrentie sterk stimuleren en de ticketprijzen doen dalen.
De mogelijke opkomst van transatlantische routes door low cost carriers zou het
belang van hub and spokes-netwerken kunnen reduceren, wat een bedreiging
kan zijn voor het KLM-netwerk.
De trend van liberalisatie zal nog verder gaan. Op termijn zijn multilaterale
`open skies'-verdragen te verwachten met andere grote landen als India en de
Volksrepubliek China. Langzaam zal zo wereldwijd een vrije markt ontstaan,
waarin luchtvaartmaatschappijen in volledige concurrentie luchtvaartdiensten
zullen aanbieden. De binding van maatschappijen aan landen zal dan ook
verminderen.
Meer concurrentie is goed voor de reiziger en de verlader, omdat zij meer
keuzemogelijkheden krijgen en lagere tarieven moeten betalen dan voorheen.
Tegelijkertijd maakt het de zittende maatschappijen op Schiphol kwetsbaar,
omdat het maar de vraag is of deze maatschappijen in het steeds intensievere
concurrentiespel het hoofd boven water houden.
De lagere tarieven en de grotere keuzemogelijkheden leiden tot een toename
van de vraag naar luchtvaartdiensten. Het extra aanbod van vervoer dat dit
uitlokt, zorgt voor een grotere behoefte aan luchthavencapaciteit, ook op
Schiphol. Er zijn meer keuzemogelijkheden gekomen voor gebruikers, wat
meer verkeer heeft uitgelokt. Dit heeft mede geleid tot de huidige capaciteits-
problemen op Schiphol.
26 Convention of International Civil Aviation, 1944
25 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Opkomst van `low cost'-maatschappijen
De liberalisatie binnen de Europese Unie heeft geleid tot de toetreding van vele
nieuwe luchtvaartmaatschappijen tot de markt. Voor een groot deel betreffen
dit zogenoemde `low cost'-maatschappijen (`low cost carriers' of kortweg LCC's)
die zich toeleggen op het vervoer van passagiers die een lage prijs willen betalen
en weinig service verwachten. Bovendien bieden zij verbindingen aan die
voorheen door de traditionele maatschappijen niet geboden werden, waardoor
er veel meer mogelijkheden zijn ontstaan om direct zonder transfer te reizen.
Hierdoor hebben LCC's markten laten groeien en nieuwe markten aangeboord,
waar de reeds gevestigde maatschappijen overigens ook enigszins van hebben
kunnen profiteren.
Het zijn met name de LCC's geweest die een forse druk op de prijzen hebben
gelegd en de traditionele luchtvaartmaatschappijen hebben gedwongen tot
forse saneringen in hun kostenstructuren en aanpassingen in hun netwerk.
Zij werden gedwongen om met name op intra-Europese routes tarieven te
verlagen en minder service aan boord van de vliegtuigen te bieden. De Europese
netwerkmaatschappijen zijn daardoor nog sterker afhankelijk geworden van
het transfersegment. De intra-Europese verbindingen in de netwerken van de
netwerkcarriers hebben daardoor in sterkere mate een feeder-functie gekregen
voor de intercontinentale verbindingen.
Voor Schiphol heeft de opkomst van LCC's verschillende effecten gehad:
· De LCC's wilden graag in de beschikbare markt op Schiphol penetreren en
boden de mogelijkheid om luchthavencapaciteit buiten de pieken op te vullen.
Dit versterkte het economische draagvlak voor het terugverdienen van investe-
ringen in luchthaveninfrastructuur, zodat tarieven relatief laag konden blijven.
· De LCC's gingen wel concurreren met de reeds gevestigde luchtvaartmaatschap-
pijen, waaronder de grootste klant van de luchthaven, KLM. De luchthavenex-
ploitant kwam daarmee voor een lastig dilemma te staan: lagere tarieven door
meer economisch draagvlak versus de concurrentiebelangen van zijn grootste
klant. Inmiddels heeft Schiphol de H-pier geopend met versoberde dienstver-
lening (`disconnected handling') aan onder meer de LCC's tegen beperkt
lagere tarieven voor de havengelden.
· Voor zover LCC's niet op Schiphol terechtkonden, zochten deze maatschappijen
luchthavencapaciteit op regionale luchthavens. Voor zover deze luchthavens in
de invloedssfeer van de thuismarkt van Schiphol lagen, wisten de LCC's zo toch
in de markt op Schiphol te penetreren.
· Het netwerkaanbod op Schiphol én de regionale luchthavens werd met de
komst van de LCC's substantieel vergroot, waardoor gebruikers meer keuzemo-
gelijkheden kregen.
Hub bypassing: geen toekomst voor `hub and spokes'?
De groei van de luchtvaart zorgt ervoor dat verbindingen die voorheen onvol-
doende economisch draagvlak hadden voor een directe verbinding, dat nu wel
krijgen. Deze ontwikkeling wordt versterkt door de introductie van kleinere
vliegtuigen met een groot bereik die bovendien een interessant kostenprofiel
hebben (B777 ER, A340, A350). Deze ontwikkeling zal ten koste gaan van
indirecte verbindingen transfer via `hub'-luchthavens. Dit betekent dat de
groei van de luchtvaart in potentie de noodzaak van het hub and spokes-sy-
steem verkleint. Daar staat tegenover dat maatschappijen door de groei nieuwe
bestemmingen economisch rendabel aan hun netwerk toe kunnen voegen,
waardoor nieuwe indirecte verbindingen kunnen ontstaan.
26 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
In vergelijking met haar concurrenten heeft Schiphol in dit opzicht echter een
relatief voordeel. Door de veelheid van bestemmingen op de wat kleinere
Europese luchthavens is Schiphol minder gevoelig voor het fenomeen van
hub-bypassing. Deze kleinere Europese luchthavens zijn zodanig klein wat
betreft marktomvang, dat deze binnen afzienbare termijn geen directe intercon-
tinentale verbindingen zullen krijgen. Dat betekent dat Schiphol veel markten
bedient die niet in aanmerkingen zullen komen voor hub-bypassing.
Overigens is waarneembaar dat passagiers in het internettijdperk steeds meer
eigen initiatief nemen om hun route van A naar B te bepalen. Daarbij schroomt
men niet om combinaties van verbindingen via (andere) hubluchthavens te
zoeken, als prijzen van vluchten hen daartoe aanleiding geven. Dit fenomeen
van `self-hubbing' kan de positie van bestaande hubs aantasten en die van
kleinere of nieuwe `hubs' van bijvoorbeeld low cost carriers versterken.
Alliantievorming en fusies
De netwerkmaatschappijen hebben een goede mogelijkheid gevonden om hun
routenetwerken uit te breiden door allianties te vormen. Door de netwerken van
de deelnemende maatschappijen te integreren tot een wereldomvattend allian-
tienetwerk met een beperkt aantal `hubs' in alle werelddelen, worden zoveel
mogelijk intercontinentale en continentale bestemmingen met hoge frequenties
aangeboden. Tegelijkertijd schakelt men door deze samenwerking een deel van
de concurrentie uit. KLM was in deze de eerste door een alliantie aan te gaan
met Northwest Airlines in de Verenigde Staten. Vrijwel alle grote netwerkmaat-
schappijen hebben zich georganiseerd in een drietal concurrerende allianties.
Inmiddels hebben luchtvaartmaatschappijen een volgende stap gezet. Fusies van
maatschappijen bieden meer mogelijkheden voor kostenbesparing en synergie-
voordelen om zo verbindingen in de bijeengebrachte netwerken rendabeler te
exploiteren. Ook hier is KLM weer een voorloper geweest door een fusie aan te
gaan met Air France.
Het voordeel dat zich heeft voorgedaan, is echter geen garantie voor de
toekomst. Onder druk van de concurrentie kan de alliantie of de gefuseerde
maatschappij besluiten om het aantal hubs in de geïntegreerde netwerken terug
te brengen. Voor Schiphol kan dit dus betekenen dat zijn status als hublucht-
haven in het netwerk van SkyTeam en meer in het bijzonder dat van Air France
- KLM, zwakker wordt.
Luchtvaartmaatschappijen kunnen naast een main hub ook gebruik blijven
maken van een subhub (Delta, Northwest). Dit is ook in Europa ontstaan:
Lufthansa heeft bijvoorbeeld de laatste jaren München naast Frankfurt als
tweede hub ontwikkeld. De alliantie Oneworld heeft naast Londen Heathrow
als hub voor British Airways de hub van Iberia, Madrid Barrajas, als tweede hub
in het netwerk. KLM en Air France zien de beide hubs in hun netwerk als een
`multiple hub'-structuur.
Er kunnen verschillende motieven aan het gebruik van een `dual' of `multiple'
hubsysteem ten grondslag liggen. Marktomvang op de verbindingen van en
naar de hubs, piekuurcapaciteit en beschikbare `thuisbasis'-voorzieningen op
de hubs zijn enkele van de factoren die een rol spelen. Ook kunnen capaciteits-
tekorten op de belangrijkste hubs een verklaring zijn.
27 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Technologische ontwikkelingen
Technologische ontwikkelingen bieden nog vele mogelijkheden om de capaciteit
van luchthavens beter te benutten en mogelijk zelfs te vergroten. Ook de
routenetwerken kunnen door nieuwe vliegtuigtypen worden beïnvloed. Nieuwe,
grotere vliegtuigtypen (zoals de A380) kunnen ervoor zorgen dat grotere
aantallen passagiers per vliegtuigbeweging vervoerd kunnen worden. Nieuwe,
kleinere vliegtuigtypen maken het mogelijk om nieuwe bestemmingen gemak-
kelijker aan netwerken toe te voegen of om twee luchthavens direct met elkaar
te verbinden (hub bypassing).
Concurrentie van `business aviation' en `private jets'
In de Verenigde Staten is een trend dat zakelijke reizigers steeds meer kiezen
voor de inhuur van vliegtuigen voor taxivluchten of zelfs de (gedeeltelijke27)
aankoop van eigen vliegtuigen. Deze `business jets' worden over het algemeen
gestationeerd op relatief kleine, makkelijk bereikbare luchthavens in de nabijheid
van de grote zakencentra.
In Europa en ook in Nederland zijn inmiddels enkele ondernemingen actief
in het organiseren van taxivluchten, het charteren van vliegtuigen voor eigen
gebruik en het bieden van (gedeeltelijke) gebruiksrechten op vliegtuigen voor
eigen gebruik. Deze trend kan ertoe leiden dat een groter beroep gedaan gaat
worden op de beschikbare capaciteit, zowel op hubluchthavens als op regionale
luchthavens. Dit kan de capaciteitsproblematiek in de komende jaren verscherpen.
HSL als extra ontwikkelmogelijkheid van het knooppunt
Een aansluiting op de hogesnelheidsspoorlijn (HSL) vergroot het catchment area
van de luchthaven, kan mogelijk nieuwe luchtreizigers opleveren (generatie-
effect) en kan bij concurrentie een substitutie-effect opleveren.
Het netwerk van verbindingen is, ondanks het hoge aandeel transferpassagiers,
sterk afhankelijk van de omvang reizigers uit het achterland van de luchthaven.
Voor Schiphol is dat natuurlijke achterland beperkt in vergelijking met andere
luchthavens. Om hetzelfde volume O/D (Origin/Destination) passagiers te
kunnen genereren moet het verder weggelegen achterland dus `dichtbij' worden
gehaald. Een snelle HSL verbinding versterkt dat. Een HSL verbinding kan
voor een luchthaven een toeleveringsfunctie hebben voor (intercontinentale)
vluchten, mits luchthaven en HSL geïntegreerd zijn: een betrouwbaar HSL
netwerk en een naadloze overstap van reiziger en bagage.
De HSL heeft een klein effect op de luchthavenkeuze en blijft beperkt tot
`enkele duizenden'28. In de jaren negentig is reeds geconcludeerd dat grote
substitutie-effecten (enkele miljoenen reizigers) slechts mogelijk zijn bij majeure
beleidsingrepen waarbij voldaan wordt aan een aantal voorwaarden29. In
eerdere berekeningen zijn ten aanzien van het optreden van substitutie-effecten
aannames gedaan die optimistischer zijn dan thans op basis van de huidige
ontwikkelingen mag worden verwacht. Een drietal voorwaarden is van belang,
namelijk een korte reistijd, een hoge frequentie en een lage prijs van de HSL ten
opzichte van de concurrerende reis met het vliegtuig.
27 Het gaat hierbij vaak om `partial lease'-constructies waarbij men een recht op het gebruik van het vliegtuig inkoopt.
28 SEO, 2003b.
29 PMMS, 1993.
28 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
3.2 De capaciteit van Schiphol als knooppunt
De capaciteit van de luchthaven wordt bepaald door:
1. De fysieke capaciteit van de luchthaven, bestaande uit:
a. het banenstelsel;
b. de capaciteit van de luchtverkeerswegen in het luchtruim en de verkeers-
leiding;
c. de capaciteit van de luchthaveninterne infrastructuur (terminal, opstelplaatsen,
taxibanen, en dergelijke);
d. de openstelling van de luchthaven (nachtregime);
e. overloopcapaciteit regionale luchthavens.
2. de milieucapaciteit van de luchthaven, bestaande uit grenzen gesteld door wet-
en regelgeving op het gebied van:
a. geluid (een maximum voor het Totaal Volume Geluid en maxima voor het
geluidvolume in te onderscheiden handhavingspunten);
b. schadelijke emissies (maxima voor de uitstoot van CO, NOx, VOS, SO2 en
PM10);
c. externe veiligheid (Totaal Risico Gewicht).
3.2.1. Scenario's voor toekomstige ontwikkeling
Om ontwikkelingen en daarmee samenhangende onzekerheden in beeld
Knooppunt te brengen, hebben de ministeries van Verkeer en Waterstaat, VROM en
Economische Zaken, naar analogie van de door de planbureaus gemaakte
Capaciteit Netwerk scenario's voor Welzijn en Leefomgeving (WLO), vier scenario's voor de lucht-
vaart op Schiphol opgesteld, in samenwerking met de planbureaus30. De scena-
Vraag rio's zijn gericht op de twee meest fundamentele onzekerheden: de groei van
Schaarste de luchtvaart en de ontwikkeling van het transferverkeer op Schiphol als graad-
meter voor het behoud van de hubfunctie. Dit resulteert in de volgende vier
Fysiek Milieu Luchtruim scenario's:
· Global Economy (GE): zeer sterke economische groei onder invloed van mondi-
alisering, liberalisering en snelle technologische ontwikkeling; het hub and
spokes-systeem in de luchtvaart blijft in stand, waarin Schiphol een prominente
plaats inneemt.
· Strong Europe (SE): matige economische groei in een sterk integrerend Europa,
maar waarin het beleid zich richt op gelijkheid, solidariteit en milieubescherming;
het hub&spokes-systeem blijft in stand, waarin Schiphol zijn positie behoudt.
· Transatlantic Market (TM): sterke economische groei vooral gevoed door een
sterke relatie tussen een geïntegreerd Noordwest-Europa en Noord Amerika; het
hub and spokes-systeem blijft in stand, waarin Schiphol zijn positie behoudt.
· Regional Communities (RC): lage economische groei samenhangend met een
omvangrijk maar krachteloos Europa, weinig liberalisatie en weinig technolo-
gische vooruitgang; het hub and spokes-systeem blijft in stand, maar Schiphol
verliest zijn positie als hub.
Volgens SEO31 is bij een ontwikkeling zonder capaciteitsrestricties in alle scena-
rio's nog een significante groei te verwachten. Afhankelijk van het scenario zijn in
2020 op Schiphol tussen de 50 en 105 miljoen passagiers per jaar te verwachten.
Dit komt neer op een gemiddelde groei van tussen 1,5 en 6 procent per jaar.
30 Ministerie van Verkeer en Waterstaat, VROM en Economische Zaken, 2006.
31 SEO, 2006.
29 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Wat betreft de ontwikkeling van de volumina is daarbij volgens SEO vooral de
netwerkallocatie van Air France KLM van belang. Verder signaleert SEO nog
twee ontwikkelingen. Ten eerste dat door de veronderstelde verdere opkomst
van low cost carriers, die zich vrijwel uitsluitend op het Europese toneel
bewegen, in twee van de vier scenario's (TM en RC) de groei van het Europese
verkeer boven dat van het intercontinentale verkeer ligt. De tweede ontwik-
keling die eruit springt, is dat het transfersegment, dat de afgelopen 15 jaar
sterk is gegroeid, in drie van de vier scenario's achterblijft bij de directe vluchten,
met name door de opkomst van kleinere vliegtuigen.
Ná 2020 daalt de groei van de vraag naar een bandbreedte tussen 1,5 en 3,5
procent. Toch leidt dit tot aanzienlijke volumina voor de vraag op Schiphol in
2040. Het aantal passagiers varieert in dat jaar tussen bijna 70 miljoen in RC tot
zelfs méér dan 200 miljoen in GE.
Via modelberekeningen is onderzocht wat de effecten zouden zijn op de passa-
giersaantallen, het vrachtvolume en de vliegtuigbewegingen als de groei niet
wordt geaccommodeerd. Luchtvaartmaatschappijen passen in deze bereke-
ningen hun netwerk dan zodanig aan, dat een evenwicht wordt bereikt binnen
de beschikbare capaciteit. Met als resultaat minder vliegtuigbewegingen, lagere
passagiersaantallen en een kleiner vrachtvolume. In 2020 geldt dit voor twee
van de vier scenario's (GE en TM). Onderstaande tabel 3.3 toont de verschillen
met de niet-gerestricteerde situatie.
Tabel 3.3 Prognoses Schiphol ZONDER en MET fysieke en milieurestricties
2020
2003 GE SE TM RC
Passagiers totaal, zonder restricties (mln, NG) 40,1 105,3 65,6 84,3 51,7
Passagiers totaal, met restricties (mln) 79,5 65,8 72 51,7
Aandeel ten opzichte van ongerestricteerd 75% 100% 85% 100%
Vracht, zonder restricties (kiloton, NG) 1.307 3.458 3.174 3.304 2.192
Vracht, met restricties (kiloton) 2.558 3.144 2.632 2.192
Aandeel ten opzichte van ongerestricteerd 74% 99% 80% 100%
Vliegtuigbewegingen, zonder restricties (*1000, NG) 393 887 565 739 477
Vliegtuigbewegingen, met restricties (*1000) 650 566 617 477
Aandeel ten opzichte van ongerestricteerd 73% 100% 83% 100%
Bron: SEO, 2006
Het model dat is gebruikt om de scenario's te berekenen is, zoals elk model, een
gestileerde weergave van de werkelijkheid. Zo wordt om modelmatige redenen
alleen met een globale geluidnorm gerekend. Er is geen rekening gehouden met
de handhavingspunten32. Zoals bekend treden problemen daar nu reeds op.
Het model zet bovendien de rekenresultaten af tegen de achtergrond van een
referentiejaar, te weten 2003. Daardoor is in de weergegeven ontwikkelingen
nog geen rekening gehouden met de feitelijk kleinere groei in 2004 en 2005.
Ook zijn in het model geen grenswaarden voor emissies van schadelijke stoffen
meegenomen en is in de berekeningen uitgegaan van 2+2-baangebruik, terwijl
dat nog volop in discussie is. Ten slotte zijn effecten van ticketheffing en selectivi-
teitsmaatregelen niet meegenomen33.
Het kabinet moet gezien de scenario's rekening houden met een grote marge
32 Bij de berekeningen is uitgegaan van het Totaal Volume Geluid. In de praktijk betekent dit voor de fysieke capaciteit een onderschatting van de
capaciteit, maar voor de werkelijke milieucapaciteit binnen het geldende milieustelsel een overschatting.
33 Zie voor een nadere toelichting op en uitwerking van de scenario's het eerder aan de Kameer toegezonden rapport `Vier vergezichten op Schiphol' (2006).
30 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
van onzekerheid als het gaat om de vraagontwikkeling in relatie tot de
beschikbare capaciteit.
3.2.2. Fysieke capaciteit Schiphol
De Wet luchtvaart en de daarmee verbonden besluiten, het
Knooppunt Luchthavenverkeerbesluit Schiphol en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol,
bepalen de huidige configuratie en het gebruik van de luchthaven Schiphol en
Capaciteit Netwerk zijn omgeving. Dit betreft het hele luchthaventerrein inclusief het banenstelsel
Vraag (5 hoofdbanen en de relatief korte Oostbaan). Verder bepaalt deze regelgeving
de openstelling (waaronder een nachtregime van 23.00 tot 06.00 uur) en de
Schaarste bescherming van de omgeving van de luchthaven Schiphol.
Fysiek Milieu Luchtruim Huidige banenstelsel Schiphol
Het fysieke jaarvolume van het banenstelstel wordt beperkt door de verdeling
van het verkeer over de tijd en de uurcapaciteit. De uurcapaciteit is afhankelijk
van een aantal aspecten:
·gebruikte baancombinaties, met name de afhankelijkheid van start- en landings-
banen in samenhang met de aan- en uitvliegroutes;
·start- en landingsprocedures;
·diversiteit in vliegtuigtypen, met name vanwege verschillende normen voor de
separatie tussen opeenvolgende vliegtuigen;
·weersomstandigheden.
Van de onderdelen die de fysieke capaciteit van de luchthaven Schiphol bepalen,
is het banenstelsel de meest bepalende factor. De luchthaven beschikt ten
opzichte van concurrerende luchthavens over een relatief groot aantal banen in
verschillende richtingen. Van de vijf hoofdbanen zijn er doorgaans drie tegelijk in
gebruik (het zogeheten 2+1 baangebruik). Dit met name als gevolg van hinder-
beperking. Om deze reden worden de hoofdbanen overwegend (Kaagbaan en
Zwanenburgbaan) of (vrijwel) uitsluitend (Polderbaan, Buitenveldertbaan en
Aalsmeerbaan) in één richting gebruikt.
Tabel 3.4 Beperkingen banenstelsel
Beperkingen banenstelsel
Baan Starts Landingen Verboden in periode
Baan 18R/36L (Polderbaan) Baan 18R Baan 36L Gehele etmaal
Baan 18C/36C (Zwanenburgbaan) Baan 36C Baan 18C Van 23:00 tot 6:00 uur
Baan 36R Baan 18L Gehele etmaal
Baan 18L/36R (Aalsmeerbaan)
Baan 18L Baan 36R Van 23:00 tot 6:00 uur
Baan 09/27 (Buitenveldertbaan) Alle Alle Van 23:00 tot 6:00 uur
Baan 06/24 (Kaagbaan) Baan 24 Van 23:00 tot 6:00 uur
Baan 04/22 (Schiphol-Oostbaan) Alle Alle Van 23:00 tot 6:00 uur
Bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2004b, Luchthavenverkeerbesluit Schiphol
De omvang van het banenstelsel is het gevolg van de ruimte die nodig is voor
het afhandelen van verkeer in de piekuren én de ruimte die nodig is om het
verkeer af te wikkelen boven relatief dun bevolkte gebieden.
31 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Momenteel bedraagt de piekuurcapaciteit van Schiphol bij normale weersomstan-
digheden 106 vliegtuigbewegingen per uur in de aankomstpiek (68 landingen,
38 starts) en 110 in de vertrekpiek (74 starts, 36 landingen)34. Daarmee heeft het
5-banenstelsel, gegeven de mogelijke baancombinaties, de vigerende start- en
landingsprocedures, de meest waarschijnlijke samenstelling van de vloot aan vlieg-
tuigen die de luchthaven aandoet, aannames voor slechte weersomstandigheden
en de openstellingstijden van de luchthaven, een fysieke maximum capaciteit van
ongeveer 640.000 vliegtuigbewegingen35.
Figuur 3.2 Banenstelsel
Bij extreme weersomstandigheden (met name bij het overschrijden van de door
ICAO (International Civil Aviation Organisation) vastgestelde dwarswindlimieten)
kunnen bepaalde banen niet worden gebruikt, waardoor het gelijktijdig gebruiken
van 3 banen (2+1) niet mogelijk is en de piekuur capaciteit op deze momenten
fors kan dalen. Zo kan een terugval naar 1+1 baangebruik een piekuurcapaciteit
betekenen van ruwweg 70 vliegtuigbewegingen per uur en in zeer extreme
omstandigheden waarbij maar 1 baan gebruikt kan worden, resteert een piekuur-
capaciteit van zo'n 35 starts en landingen per uur. De betrouwbaarheid van de
luchthaven voor de dienstregelingen van luchtvaartmaatschappijen is daardoor
kwetsbaar. Dit is een probleem, omdat drie van de vijf banen (Polderbaan,
Zwanenburgbaan en Aalsmeerbaan) in de noord-zuid richting liggen, wat dwars is
op de meest voorkomende windrichting bij extreme omstandigheden.
Vraag en capaciteit
In figuur 3.3 is een indicatie gegeven van de bandbreedte waarin de toekomstige
vraag naar vliegtuigbewegingen zich kan ontwikkelen en van de bandbreedte waarin
de toekomstige capaciteit zich kan ontwikkelen36. Deze bandbreedtes worden
bepaald door het meest ongunstige scenario (Regional Communities; met een gemid-
delde groei van ruim 1 procent per jaar en relatief geringe technologische ontwik-
34 SACN, 2007.
35 SEO, 2006.
36 Bij de berekeningen is uitgegaan van het Totaal Volume Geluid. In de praktijk betekent dit voor de fysieke capaciteit een onderschatting van de
capaciteit, maar voor de werkelijke milieucapaciteit binnen het geldende milieustelsel een overschatting. De figuur is gebaseerd op het rapport SEO/
RAND, Ontwikkeling Schiphol tot 2020-2040 bij het huidige beleid, Amsterdam april 2006, tabel 4.3. Dit rapport heeft ten grondslag gelegen aan
de scenario analyse: Ministerie Verkeer en Waterstaat, VROM en Economische Zaken, Vier vergezichten op Schiphol, Scenario Policy Assessment,
Den Haag juni 2006.
32 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
keling) en het meest optimistische scenario (Global Competition; met een gemiddelde
groei van bijna 5 procent per jaar en relatief veel technologische ontwikkeling).
De bandbreedte van de capaciteit is beduidend geringer dan die van de vraag.
Bovendien ligt de bandbreedte voor capaciteit binnen die voor de vraag. Wordt
uitgegaan van een gemiddelde groei van het aantal vliegtuigbewegingen van
ruim 3 procent per jaar, dan laat figuur 3.3 zien dat het al op korte termijn moeite
zal kosten om deze binnen de capaciteitsgrenzen te accommoderen. In het korte
en middellange termijn traject worden initiatieven genomen om het gebruik van
de beschikbare capaciteit te optimaliseren. Optimalisatie van het huidige banen-
stelsel is echter niet oneindig. Op langere termijn kan een ernstig capaciteitstekort
optreden dat niet meer met benuttingsmaatregelen op te lossen is.
Fig. 3.3 Verwachte vraag versus verwachte capaciteit
900
850
800
750
700
650 Minimale vraag
Minimale vraag 600 Maximale TVG
Maximale TVG capaciteit 550 Maximale vraag
Maximale vraag Vliegtuigbewegingen (*1000) 500 Gemiddelde vra
Gemiddelde vraag 450 Minimale TVG
Minimale TVG capaciteit 400
2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020
2018 2019 2020
Bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat op basis van SEO/RAND, 2006, Ontwikkeling Schiphol tot 2020-2040
bij het huidige beleid.
Overloopcapaciteit regionale luchthavens
In het onderzoek luchthavensystemen37, is naar de restcapaciteit op een aantal
regionale luchthavens (Lelystad, Rotterdam, Eindhoven) gekeken. Conclusie is
dat de speelruimte op de regionale luchthavens beperkt is. Met name de huidige
milieucapaciteit laat weinig groei toe. Voor zowel Rotterdam als voor Eindhoven
geldt dat de milieucapaciteit volledig benut wordt. Voor Eindhoven betreft dit
de capaciteit die beschikbaar is voor de burgerluchtvaart. Op Lelystad zijn nog
(in de nieuwe Planologische Kernbeslissing) maximaal 14.000-30.000 slots
beschikbaar, die zouden kunnen worden benut, op voorwaarde dat door de
herziening van de luchtruimtestructuur de extra capaciteit van Lelystad ook als
netto extra systeemcapaciteit kan worden ingeboekt.
Ook het Ruimtelijk Planbureau heeft in 2005 onderzocht wat de capaciteit is op
de regionale luchthavens en komt tot de conclusie dat de maximale gezamen-
lijke geluidcapaciteit van Rotterdam, Lelystad, Eindhoven en Maastricht 5
miljoen passagiers bedraagt. Door het stiller worden van vliegtuigen zou deze
capaciteit kunnen toenemen38.
37 SEO, 2007
38 Ruimtelijk planbureau, 2005
33 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Capaciteit van het luchtruim
Knooppunt Niet alleen de capaciteit van luchthavens is beperkt, ook de ruimte die het
luchtruim biedt wordt steeds beperkter. Dit geldt zowel het luchtruim in Nederland
Capaciteit Netwerk zelf als dat van Noord-west Europa met de grote luchthavens die zich in dit
Vraag gebied bevinden. De werkwijze op de mainport Schiphol vergt een grote betrouw-
baarheid en punctualiteit in het luchtverkeer van en naar Schiphol, naast de
Schaarste garantie dat er voldoende capaciteit is voor het luchtverkeer. Dit betekent dat
reeds buiten de grenzen van het Nederlandse luchtruim het verkeer van en naar
Fysiek Milieu Luchtruim Schiphol gereguleerd wordt. Dit om vertragingen te voorkomen door het gebruik
van het luchtruim door niet-Schipholgebonden verkeer. En door het luchtverkeer
op de juiste aanvliegroutes en vlieghoogtes te krijgen voor starts en landing op
Schiphol. Dit vergt afspraken met de buurlanden. Ook vindt coördinatie vanuit de
EUROCONTROL-organisatie plaats. De indeling van luchtruimbeheer en lucht-
verkeersleiding op basis van nationale grenzen leidt tot een suboptimaal gebruik
ervan. Om deze problematiek het hoofd te bieden, worden grote veranderingen in
de wijze van luchtverkeerbegeleiding in Europa voorbereid. Zo heeft de Europese
Commissie in het kader van het Single European Sky-programma, partijen
opgeroepen om zogenoemde Functional Airspace Blocks (FABs) te creëren. Daarin
wordt het luchtruimbeheer en de wijze van luchtverkeersleiding op het niveau van
meerdere landen aangepakt. Uiteindelijk zal dit moeten resulteren in een beperkt
aantal FABs (5-8) binnen Europa, die naadloos op elkaar dienen aan te sluiten. Om
tegemoet te komen aan dit door de Europese Commissie gestelde doel, voeren
België, Frankrijk, Duitsland, Luxemburg, Nederland en Zwitserland, samen met
militaire autoriteiten, de luchtverkeersleidingorganisaties van deze landen en de
verkeersleiding van Eurocontrol in Maastricht, een zogenoemde Feasibility Study
uit, om na te gaan hoe een gemeenschappelijk luchtruimblok `FAB Europe Central'
tegemoet kan komen aan de doelstelling van de Europese Commissie. De insteek
van Nederland hierin is te komen tot een voor Schiphol optimaal ontwerp.
Voor het luchtruim in de directe omgeving van Schiphol (de zogenoemde Terminal
Manoeuvre Area) wordt uitgewerkt hoe het gebruik van het luchtruim ook daar
geoptimaliseerd kan worden. Het gebruik wordt hier beïnvloed door de ligging
van de start- en landingsbanen, het rekening houden met bebouwing op de
grond vanwege veiligheid- en milieueisen en met niet-Schipholgebonden verkeer,
waaronder militair gebruik en de kleine luchtvaart.
Het Ministerie van Verkeer en Waterstaat en het Ministerie van Defensie zijn in
het kader van internationale verdragen verantwoordelijk voor de indeling en de
veiligheid van het luchtruim. Vanuit deze verantwoordelijkheid hebben beide
Ministeries een aantal onderzoeken gedaan, in samenwerking met de civiele en
militaire luchtverkeersleidingsdiensten, die feitelijk het dagelijkse beheer van het
luchtruim hebben. Deze studies geven inzicht in de knelpunten die op basis van de
geprognosticeerde groei van Schiphol en het voorziene gewijzigde luchtruimgebruik
van Defensie tussen nu en 2020 zullen ontstaan. De huidige luchtruimindeling
bereikt de grenzen van verdere optimalisatie. Verdere groei van het civiele verkeer,
in combinatie met gewijzigde luchtruimbehoeften van Defensie, dwingen tot een
andere aanpak, Inmiddels is onder regie van beide ministeries een begin gemaakt
met de uitwerking van plannen op het gebied van luchtruimindeling en luchtruim-
beheer om de knelpunten op te lossen.
34 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
3.2.3. Concurrerende luchthavens
Capaciteitsuitbreiding concurrerende luchthavens
In het transfersegment concurreren de netwerken van de netwerkcarriers met
elkaar, waarbij elke netwerkcarrier een eigen hub-luchthaven heeft. Daarmee
concurreren ook de hub-luchthavens met elkaar. Capaciteit van de luchthaven
is in het concurrentiespel tussen luchtvaartmaatschappijen en luchthavens een
cruciale factor.
Alle luchthavens in Noordwest-Europa hebben te kampen met capaciteits-
schaarste. Uitbreidingen van fysieke en milieucapaciteit zijn daarom van grote
strategische betekenis in het concurrentiespel. In dit licht is de voorgenomen
uitbreiding van de luchthaven van Frankfurt met een extra baan in 2008 buiten-
gewoon relevant. Op wat langere termijn lijkt het waarschijnlijk dat ook Londen
Heathrow een extra baan krijgt. Verder blijkt Parijs Charles de Gaulle nog
mogelijkheden voor een extra baan te hebben binnen de huidige configuratie. Er
zijn echter op dit moment geen voornemens om deze te realiseren.
In de verdere toekomst wordt gesproken over nieuwe internationale vliegvelden
bij Parijs (naast de huidige luchthavens van Parijs) en bij Madrid (als het onlangs
uitgebreide Madrid Barajas zijn capaciteitsgrenzen bereikt). Deze uitbreidingen
van capaciteit zullen met name ten goede komen aan de luchtvaartmaatschap-
pijen met hun thuisbasis aldaar, de `home carriers'39.
Tabel 3.5 Uitbreidingsplannen luchthavens
Luchthaven Uitbreidingsplan
Parijs Geen plannen voor nieuwe baan, maar er is wel ruimte voor. Wel plan
voor ontwikkeling derde luchthaven als aanvulling op Charles de Gaulle
Madrid Plannen voor verplaatsen Barajas naar nieuwe locatie
Munchen Procedure gestart voor aanleg derde baan
Londen Extra baan in toekomst verwacht, planning onduidelijk
Frankfurt Voorziene ingebruikname vierde baan in 2011
Bron: Stratagem/Adecs, 2007
De uitbreidingen van concurrerende luchthavens zijn voor Schiphol, dat nu
al aan zijn capaciteitsgrenzen zit, en zijn `home carrier' KLM een bedreiging.
Zeker als de thuisbasis van de fusiepartner van KLM, Parijs Charles de Gaulle
met `home carrier' Air France, wordt uitgebreid, kunnen capaciteitstekorten op
Schiphol de KLM dwingen om meer transferverkeer via Parijs Charles de Gaulle
te accommoderen.
Piekuurcapaciteit Schiphol relatief hoog
In figuur 3.4 is de piekuurcapaciteit van luchthavens in Noordwest-Europa
aangegeven voor 2006 en de verwachte piekuurcapaciteit in 2020. Uit figuur
3.4 blijkt dat Schiphol tezamen met Parijs Charles de Gaulle momenteel veruit
de hoogste piekuurcapaciteit heeft40. Figuur 3.4 laat ook zien dat op langere
termijn de belangrijkste concurrenten van Schiphol een maximale piekuurcapa-
citeit van 120 vliegtuigbewegingen kunnen bereiken. Ook voor Schiphol lijkt
dit vooralsnog, met het huidige stelsel en een verdere optimalisering van het
gebruik daarvan, het maximaal haalbare.
39 Stratagem en Adecs Air Infra, 2007
40 Stratagem en Adecs Air Infra, 2007, gebaseerd op New Operational Plan CFMU, Eurocontrol, 2006
35 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Figuur 3.4 Verwachte piekuurcapaciteit in 2006 en 2020
Paris Charles de Gaulle
Madrid Barajas
München FJ Strauss
London Heathrow
Frankfurt Fraport 2006
Amsterdam Schiphol 2020
0 20 40 60 80 100 120 140
Bron: Stratagem/Adecs, 2007
Dubai: mogelijk marktverstorende werking
In Dubai zijn de autoriteiten voornemens om naast de huidige luchthaven met
twee start- en landingsbanen een geheel nieuwe luchthaven te ontwikkelen
met zes onafhankelijke banen en een capaciteit om 120 miljoen passagiers en
12 miljoen ton luchtvracht te accommoderen. Deze luchthaven en mogelijk
ook andere zich uitbreidende luchthavens in het Midden Oosten kan een
bedreiging vormen voor het transfersegment van Europese luchtvaartmaatschap-
pijen. Intercontinentale reizigers van en naar Europa krijgen hiermee een extra
keuzemogelijkheid. Deze zorg wordt versterkt door de orderpositie van de `home
carrier' van Dubai Emirates bij vliegtuigfabrikanten. Deze luchtvaartmaat-
schappij krijgt straks de beschikking over een grote vloot A-380 toestellen die een
enorme toename van het aanbod met zich mee kan brengen.
Gebruik secundaire luchthavens steeds gangbaarder
Een van de mogelijkheden om de capaciteitsproblemen op (hub)luchthavens op te
lossen is het gebruik van luchthavencapaciteit elders. De luchthavens van Londen,
Parijs en Frankfurt passen dit al toe. De schaarste op Londen Heathrow is zelfs zodanig
dat secundaire luchthavens als Gatwick, Stanstead, Luton en City de netwerken van
vele luchtvaartmaatschappijen accommoderen en Heathrow zich toelegt op voorzie-
ningen voor met name de `home carrier'. Ook in Parijs is een dergelijke tendens
waarneembaar, waarbij Orly en Vatry naast Charles de Gaulle een rol spelen in respec-
tievelijk O/D-verkeer (Origin/Destination) met Afrika en luchtvracht. Frankfurt kent
inmiddels in München een secundaire hub van zijn `home carrier' Lufthansa en benut
Hahn voor charter-, `low cost'- en luchtvrachtverkeer.
Schiphol gaat minder ver dan concurrerende luchthavens in het sturen op
uitplaatsing. Onderstaande tabel 3.6 geeft aan hoe groot het aandeel van vracht,
charter en LCC-vluchten is op de vier intercontinentale hubs.
Tabel 3.6 Aandeel vracht, charter en LCC op primaire hubs in het aantal vliegtuigbewegingen (2006).
LCC Charter Freight Totaal
AMS 12% 8% 4% 24%
CDG 5,3% 4,6% 7,3% 17,2%
FRA 1,8% 0,0% 4,6% 6,4%
LHR 0,0% 0,0% 0,6% 0,6%
Bron: Stratagem/Adecs, 2007 en Schiphol Group
36 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Voor Schiphol is de situatie wezenlijk anders. Schiphol hanteert nog steeds een
beleid waarbij van selectie of prioritering relatief weinig sprake is. Daardoor
kunnen de naderende capaciteitsgrenzen op Schiphol op langere termijn wel
eens eerder in zicht komen bij voortzetting van het huidige beleid dan op
London en Frankfurt.
Luchthavensysteem
In een aantal gevallen is getracht het luchtverkeer te verdelen over luchthavens
door de instelling van een (regulatoir) luchthavensysteem, zoals in Parijs en
Londen om de hub-luchthaven te ontlasten. Een luchthavensysteem of multi-
airport system kan worden gedefinieerd als set van twee of meer luchthavens die
een substantieel aandeel laten zien in de luchthavenkeuze van reizigers die uit
een bepaalde grootstedelijke agglomeratie komen of daar hun eindbestemming
hebben.
Er kan onderscheid worden gemaakt tussen:
1. Informeel gestuurd systeem:
a. door de luchthavenexploitant ( luchthaventarieven, luchthavenfaciliteiten); of
b. door de overheid ( landzijdige bereikbaarheid, local rules in de slot allocatie).
2. Formeel gestuurd ofwel regulatoir systeem: distributieregels op basis van
EU-verordening.
Het belangrijkste voordeel van een regulatoir luchthavensysteem is dat de EU
via een dergelijk luchthavensysteem de mogelijkheid biedt om verkeersallocatie
in het luchthavensysteem non-discriminatoir te sturen of te beïnvloeden. Het
wordt dan dus in principe mogelijk dat de overheid distributieregels toepast.
Tot op heden heeft Nederland een dergelijk luchthavensysteem niet. Hierdoor
heeft Nederland in internationaal-vergelijkend perspectief minder instrumenten
in handen dan een aantal concurrerende hubs om ruimte te creëren op de hub
voor hub-gebonden verkeer door een overloop-strategie naar regionale lucht-
havens voor niet-hubgebonden verkeer.
Bij instelling van een luchthavensysteem zijn diverse aandachtspunten van belang:
·In hoeverre de distributieregels binnen een luchthavensysteem door de Europese
Commissie geaccepteerd worden als non-discriminatoir;
·Een belangrijk deel van het mainport relevant verkeer is sterk georiënteerd op de
pieken op Schiphol. Het is bij voorbaat niet duidelijk hoeveel van de slots, die op
Schiphol vrijvallen, nieuwe ruimte opleveren in de piekperioden;
·De herindeling van de luchtruimtestructuur waardoor nog niet zeker is of de
nieuwe capaciteit op de secundaire luchthaven volledig te vertalen is in vrijval-
lende capaciteit op Schiphol;
·Bij een regulatoir systeem bestaat de kans op overheidsfalen. De overheid grijpt
in in de markt en er kunnen operationele of commerciële problemen voor lucht-
vaartmaatschappijen ontstaan.
Bij een informeel gestuurd luchthavensysteem, bestaat het risico dat de ruimte
wordt ingenomen door nieuwe (additionele) vluchten in plaats dat de mainport
ontlast wordt. Een regulatoir multi-airport system kan dit risico verkleinen, maar
leidt tot andere vragen zoals hierboven gesteld.
37 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
3.2.4. Milieucapaciteit Schiphol
Het milieustelsel bestaat uit normen voor geluid, externe veiligheid en emissies
Knooppunt van schadelijke stoffen. Hieronder worden deze toegelicht.
Capaciteit Netwerk Gelijkwaardigheidsbeginsel
Het Coalitieakkoord41 geeft aan dat Schiphol binnen wettelijke normen kan
Vraag blijven groeien. De Wet luchtvaart stelt in artikel 8.17, zevende lid: `Elk besluit,
Schaarste volgend op het eerste luchthavenverkeerbesluit (LVB), biedt een bescher-
mingsniveau ten aanzien van externe veiligheid, geluidbelasting en lokale
Fysiek Milieu Luchtruim luchtverontreiniging, dat voor ieder van deze aspecten, gemiddeld op jaarbasis
vastgesteld, per saldo gelijkwaardig is aan of beter is dan het niveau zoals dat
geboden werd door het eerste besluit'. Dit beginsel is geoperationaliseerd met
behulp van `criteria voor gelijkwaardige of betere bescherming'. De criteria
zijn in tabel 3.7 weergegeven. Het gaat hier feitelijk om ontwerp-criteria
voor het bevoegde gezag. De vast te stellen regel- en grenswaarden in het
Luchthavenverkeerbesluit moeten aan deze criteria worden getoetst. De lucht-
vaartsector is vervolgens aan deze regels en grenswaarden gehouden.
Tabel: 3.7 Gelijkwaardigheidscriteria
Aspect Criteria
Geluidbelasting etmaal Maximaal 12.300 woningen binnen de 58 dB(A) Lden
Maximaal 239.500 omwonenden met ernstige hinder binnen de 48 dB(A) Lden
Geluidbelasting nacht Maximaal 11.700 woningen binnen de 48 dB(A)Lnight
Maximaal 66.500 omwonenden met ernstige slaapverstoring binnen de 40 dB(A)Lnight
Veiligheid Maximaal 3.000 woningen dat aan veiligheidsrisico's wordt blootgesteld (10-6)
Bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2007c, Brief aan Kamer over gelijkwaardigheidscriteria
Totaal Volume Geluid (TVG)
Er zijn twee soorten grenswaarden voor geluid: Totaal Volume Geluid en grens-
waarden op handhavingspunten. Het Totaal Volume Geluid betreft de totale
jaarlijkse geluidproductie door startende en landende vliegtuigen. De geluidpro-
ductie wordt berekend aan de hand van waarden die gelden voor de combinatie
van vliegtuigtype en motoren. Hierbij wordt de geluidproductie van vliegtuigen
die in de avond starten of landen met een factor 3,14 vermenigvuldigd. De
geluidproductie van vliegtuigen die in de nacht starten of landen wordt met een
factor 10 vermenigvuldigd.
Handhavingspunten
Daarnaast gelden grenswaarden voor geluid in 35 zogenoemde `handhavings-
punten' langs de aan- en uitvliegroutes. Deze grenswaarden zijn vastgesteld op
basis van een scenario voor de vlootsamenstelling, uitvliegroutes en openstel-
lingen, die verwacht wordt. Dit zijn grenswaarden voor geluid gedurende het
gehele etmaal. Op dezelfde wijze zijn in 25 punten langs diezelfde routes (op de
26 dB(A) LAeq contour) grenswaarden vastgesteld voor de jaarlijkse geluidpro-
ductie in de nacht.
De grenswaarden zoals die nu zijn vastgelegd in het Luchthavenverkeerbesluit
(LVB) houden onvoldoende rekening met veranderende omstandigheden die
het gebruik van de luchthaven beïnvloedt. Mede naar aanleiding hiervan is in
41 Kabinet Balkenende IV, 2007
38 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Figuur 3.5 Handhavingspunten
Bron: Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2007, Ontwerp Wijziging Luchthavenverkeerbesluit.
het kabinetsstandpunt Schiphol van 2006 en de kamerbrief van 25 oktober 2006
aangegeven, dat de handhavingssystematiek voor geluid onvoldoende flexibiliteit
biedt om de beschikbare milieuruimte volledig te benutten. In het gebruiksjaar
2006 zijn op een aantal punten reeds de grenswaarden in handhavingspunten
overschreden. Bij welk aantal vliegtuigbewegingen het (met optimalisatie te
bereiken) plafond ligt voor de milieucapaciteit, valt niet exact aan te geven42.
Momenteel wordt in het korte en middellange termijn traject gezocht naar
mogelijkheden om binnen de grenzen van gelijkwaardigheid te zoeken naar
optimalisering. Tevens is het rijk in samenspraak met betrokken partijen, parallel
aan het middellange termijn traject, een verkenning gestart naar mogelijke verbe-
teringen van het normen- en handhavingsstelsel.
42 Dit is van veel factoren afhankelijk (waaronder baangebruik (en dus weersomstandigheden), vlootmix, start- en landingsprocedures, de
mate waarin piloten aan- en uitvliegroutes precies volgen, verdeling over de dag), zo dat de precieze omvang van deze capaciteit een grote
bandbreedte heeft.
39 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Alhoewel de maatregelen die voortvloeien uit het korte en middellange termijn
traject (zoals meer selectiviteitsmaatregelen) verlichting kunnen bieden voor
de benutting van de milieuruimte met de huidige configuratie, kunnen ze niet
voorkomen dat op langere termijn de capaciteit van de luchthaven opnieuw gaat
knellen bij een voortgaande groei.
Selectiviteit
Het selectiviteitsbeleid dat afgelopen decennium door de overheid is gevoerd, is
relatief beperkt geweest. De rolverdeling die met de Wet luchtvaart is geïntro-
duceerd, is vooral gericht op het scheppen van het kader waarbinnen de lucht-
vaartpartijen moeten opereren. Waar er door de overheid selectiviteitsbeleid is
gevoerd, betrof die het introduceren van milieuclausules in bilaterale afspraken
en het navolgen van EU regelgeving. Verder is er slotallocatie op basis van histo-
rische rechten ingevoerd. Maar in het algemeen is er, mede als gevolg van het
adagium `Schiphol als bedrijf', door de overheid beperkt selectief beleid gevoerd
door de verantwoordelijkheid in hoge mate bij de luchthaven zelf te leggen en
als overheid terughoudendheid te betrachten.
Schiphol zelf heeft mede in samenspraak met de overheid een beperkt aantal
maatregelen getroffen. Zo zijn, in combinatie met het EU-beleid, de lawaaiigste
toestellen geweerd. Ook wordt door Schiphol differentiatie toegepast naar
geluidproductie.
In het convenant hinderbeperkende maatregelen is neergelegd dat met ingang
van 1 november 2007 Schiphol tariefverhoging toepast voor het nachtverkeer,
waarbij de tarieven voor de nacht 27 procent (landingen) en 50 procent (starts)
hoger komen te liggen dan voor de dag. Verder is in dit convenant aangegeven
dat Schiphol in samenwerking met de relevante partijen een voorstel uitwerkt
waarbij stil mainportgebonden verkeer dat bijdraagt aan de functie van de lucht-
haven in het luchtvaartnetwerk, voorrang krijgt in de slotallocatie. Het rijk streeft
er conform genoemd convenant naar om op korte termijn een besluit te nemen
over de instelling van een luchthavensysteem, waardoor selectiviteitsbeleid kan
worden faciliteerd (zie hierboven).
Externe veiligheid en emissies
Voor de beheersing van de externe veiligheidsrisico's geldt in het milieustelsel
een grenswaarde voor het Totaal Risico Gewicht van alle op de luchthaven
Schiphol opstijgende en landende vliegtuigen.
Ook gelden er, voor de emissie van schadelijke stoffen door vliegtuigen,
`geïndexeerde' grenswaarden (per ton vliegtuiggewicht). Bij overschrijding van
deze relatieve grenswaarden geldt vervolgens een absoluut emissieplafond. In
het kabinetsstandpunt werden al een aantal aanpassingen in het normenstelsel
voor Schiphol aangekondigd. In het kader van de verkenning van mogelijke
verbeteringen van het normen- en handhavingsstelsel wordt dit verder onder-
zocht.
Ten slotte zal bij de ontwikkeling van Schiphol rekening gehouden moeten
worden met de geldende grenswaarden voor luchtkwaliteit.
40 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
3.2.5. Concurrerende luchthavens
Benutting Capaciteit
De uitgevoerde internationale benchmark43 wijst uit dat operationele restricties op
luchthavens in Europa toenemen. Steeds meer luchthavens moeten vanwege de
geluidhinder maatregelen nemen om het draagvlak bij de bevolking in de omgeving te
behouden: nacht- en geluidregimes worden steeds verder aangescherpt.
Tabel 3.8 Benutting capaciteit
AMS CDG FRA LHR MAD MUC
Vliegpaden (beperkingen in aan- en
uitvliegroutes) · · · · · ·
Capaciteits- Preferentieel baangebruik · · · · · ·
restricties Aantal vluchten: budget/quota -- -- -- -- -- --
Geluidbelasting: budget/quota
Dag/Etmaal (multiple events noise exposure levels) · -- -- -- -- --
Regime Beperking vluchten lawaaiige typen · · -- -- -- ·
Beperking geluidsniveau's (single event
noise levels) -- · -- · -- --
Vraagdemping
Geluidgerelateerde heffingen · · · · -- ·
Boetes bij overtredingen, opgelegd aan
luchtvaartmaatschappijen -- · -- · -- --
Beperking baangebruik · · · · · --
Capaciteits-
restricties Aantal nachtvluchten: budget/quota -- -- -- · -- ·
Geluidbelasing: budget/quota · -- -- · -- --
Beperking vluchten lawaaiige typen · · · -- · ·
Specifiek Nacht Vraagdemping Beperking geluidniveau's -- -- --
Regime · · ·
Extra heffing op nachtvluchten · · · -- -- ·
Aantal nachturen waarin zwaarste
beperkingen gelden 7 5 5 6.5 6 8
"Nachturen" waarin zwaarste 22:00- 00:00- 23:00- 23:30- 00:00- 21:00-
beperkingen gelden 05:00 05:00 04:00 06:00 06:00 05:00
Bron: Stratagem/Adecs, 2007
De consequentie van allerlei operationele restricties is dat de capaciteit op lucht-
havens vanuit milieu-optiek steeds verder begrensd wordt. Dit verscherpt in een
aantal gevallen de problemen met capaciteitsschaarste. Met een benchmark
is onderzocht44 hoe de operationele beperkingen ten opzichte van de fysieke
capaciteit op Schiphol zich verhouden tot beperkingen bij andere luchthavens
in Europa. In tabel 3.9 is de theoretische fysieke capaciteit afgezet tegen de
zogenoemde `declared capacity' van luchthavens.
Tabel 3.9 Theoretische en declared jaarcapaciteit
Air Transport Movement Capacities 2006/07
Airport # Runways in Night period Hourly Annual maximum Annual Slots/
2006 Maximum (peak hour based) slots permitted maximum
Paris CDG 4 23:30-05:00 106 752.995 705.000 94%
Munchen 2 21:00-05:00 89 519.760 519.760 100%
Madrid 2 00:00 -06:00 78 512.460 512.460 100%
London H 2 23:00-07:00 87 508.080 489.000 96%
Frankfurt 3 23:00-05:00 82 538.740 538.740 100%
Amsterdam 6 23:00-06:00 108 670.140 450.000 67%
Bron: Stratagem/Adecs, 2007
43 Stratagem en Adecs Air Infra, 2007
44 Stratagem en Adecs Air Infra, 2007
41 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Uit tabel 3.9 blijkt dat op Schiphol de benutting van de fysieke capaciteit in
vergelijking met de concurrerende hubs laag is: tweederde van de fysieke
capaciteit wordt benut. Hierbij moet wel worden aangetekend dat in tabel 3.9
de fysieke capaciteit voor Schiphol relatief hoog is ingeschat (670.000 vliegtuig-
bewegingen). Echter, ook als wordt uitgegaan van een lagere fysieke capaciteit
(600.000 tot 640.000), blijft Schiphol de meest onderbenutte luchthaven in
Noordwest-Europa.
42 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
4. De vestigingsplaatsfunctie van Schiphol
Tabel 4.1 Problemen vestigingsplaatsfunctie Schiphol lange termijn
Concurrerende ruimteclaims · Verstedelijkingsaantrekkend versus verstedelijkings-
beperkend effect van mainportontwikkeling
Leefklimaat
A. Klimaatverandering · Negatieve effecten luchtvaart op klimaatverandering
· Negatieve effecten klimaatverandering op luchthaven
B. Luchtkwaliteit · Is knellend: knelpunt neemt in de tijd toe
C. Geluidbelasting · Blijvend probleem, ondanks dat Schiphol in internationaal
perspectief goed scoort
· Afstemming vliegverkeer en grondgebruik in milieustelsel
niet optimaal
D. Veiligheid · Blijvend aandachtspunt
E. Fysieke leefomgeving · Groene en blauwe functies staan onder toenemende druk
Investeringsklimaat
A. Ondernemen · Positie als vestigingsplaats voor Europese Distributiecentra
verzwakt
· Kantoren hebben in beperkte mate metropolitane kwaliteit
B. Wonen · Mismatch in vraag en aanbod
C. Werken · Scheve woon-werkbalans
D. Verplaatsen · Toenemende inkomende pendel: bereikbaarheid onder druk
In dit hoofdstuk wordt de lange termijn ontwikkeling van de mainportregio
Schiphol bezien vanuit de optiek van de vestigingsplaatsfunctie. Allereerst
wordt stilgestaan bij de concurrerende ruimteclaims (4.1). Daarbij worden de
knelpunten in de belangrijkste elementen van de vestigingplaatsfunctie aan de
orde gesteld. Die twee belangrijkste elementen zijn het leefklimaat (4.2) en het
vestigingsklimaat (4.3).
Vestigingsplaats
Concurrerende ruimteclaims
Investeringsklimaat Leefklimaat
43 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
4.1 Ruimtebeslag en ruimtelijk beleid
Het huidige oppervlak van het Schipholterrein bedraagt 2.787 hectare. Dit
Vestigingsplaats omvat het ruimtegebruik voor alle start-, taxi- en landingsbanen, terminals,
hangars, parkeerterreinen, kantoren en winkels op de luchthaven. Het huidige
Concurrerende ruimteclaims terminalcomplex op de luchthaven Schiphol zal bij meer dan 60 miljoen passa-
giers per jaar, niet meer voldoende capaciteit kunnen bieden. Voor eventuele
toekomstige uitbreidingen van het luchthaventerrein liggen er rond Schiphol
Investeringsklimaat Leefklimaat verschillende ruimtelijke reserveringen. Door de provincie Noord-Holland wordt
momenteel in het streekplan ruimte gereserveerd voor een vierde Noord-
Zuidbaan (tussen de Polderbaan en de Zwanenburgbaan) en voor de parallelle
Kaagbaan. Ten noorden van de Buitenveldertbaan is ruimte gereserveerd voor
een tweede terminal.
Naast dit directe ruimtegebruik, vergt het intensieve gebruik van de lucht-
haven Schiphol ook indirect ruimte in haar omgeving ten gevolge van geluid
en veiligheid. Figuur 4.1 geeft een overzicht van de belangrijkste planologische
beperkingen die rondom Schiphol gelden. Naast deze beperkingen gelden er
in een groter gebied ook maatregelen ten aanzien van bouwhoogtes en voor
nieuwe vogelaantrekkende bestemmingen (zoals vuilstort, grote oppervlakte-
waters en bepaalde vormen van natuurontwikkeling). Deze beperkingen beslaan
een groot gebied en hebben daarom grote invloed op ontwikkelingsmoge-
lijkheden voor verstedelijking (zie figuur 4.1). In totaal beslaan de gebieden
waarvoor Schipholgerelateerde (bouw)beperkingen gelden ongeveer 41 km2.
In de Nota Ruimte is aangegeven dat bij de inrichting van de Noordvleugel
door andere ruimtevragende functies voldoende ruimte moet worden gelaten
voor de verdere ontwikkeling van Schiphol. Concreet betekent dit dat er geen
nieuwe uitleglocaties kunnen worden ontwikkeld ten behoeve van woningbouw
binnen de 20 Ke-contour behorende bij het vijfbanenstelsel en in de gebieden
bij Noordwijkerhout en de Legmeerpolder. Deze locaties liggen onder intensief
gebruikte vliegroutes. Eerder gold ook voor Hoofddorp-West een beperking,
maar deze is naar aanleiding van de resultaten van de Evaluatie Schipholbeleid in
2006 opgeheven.
Herstructurering en intensivering in bestaand bebouwd gebied zijn binnen de
20 Ke-contour nu en in de toekomst wel mogelijk. De in de streekplannen
Noord-Holland Zuid45 en Zuid-Holland West en Oost46 binnen bestaand gebied
toegevoegde bouwmogelijkheden blijven overeind. Uitzondering hierop zijn
Noordwijkerhout en de Legmeerpolder.
Paradoxaal genoeg trekt de mainport veel verstedelijking en bedrijvigheid naar zich
toe, terwijl het beleid de mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen binnen de
ruimtelijke contouren juist beperkt. Het Ruimtelijk Planbureau heeft geconcludeerd
dat het beleid er in belangrijke mate aan bijgedragen heeft dat Schiphol een relatief
gunstige verhouding kent tussen haar vervoersproductie en het aantal mensen dat
binnen de geluidcontouren woont en gehinderd wordt door vliegtuiggeluid.
45 Provincie Noord-Holland, 2003
46 Provincie Zuid-Holland, 2003
44 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Figuur 4.1 Belangrijkste planologische beperkingen Schiphol
Bron: Ministerie van VROM, 2005
De goede uitgangspositie van Schiphol ten opzichte van haar Europese
concurrenten is het resultaat van een consequent volgehouden ruimtelijk
beperkingenbeleid, gekoppeld aan een breed gedragen lange termijn
beleid47. In andere landen is met name de uitvoering van het ruimtelijk beleid
aanzienlijk minder consequent.
Toch kan gesteld worden dat de ruimtelijke kwaliteit rondom Schiphol onder
druk staat. De ruimtelijke wisselwerking tussen luchthaven en omgeving
vindt ten aanzien van steeds meer verschillende functies plaats en wordt ook
steeds intensiever van karakter. Dit komt onder andere door de toenemende
welvaart waardoor de omgeving steeds hogere eisen stelt aan de leefomge-
vingskwaliteit.
Een belangrijk probleem voor het versterken van de ruimtelijke kwaliteit is dat
er geen door alle belanghebbenden gedeeld zicht is op welke aspecten van
47 Ruimtelijk Planbureau 2007
45 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
belang zijn om het ruimtelijk kwaliteitsbeeld van de regio inclusief Schiphol
nu en in de toekomst te bepalen en te beoordelen. Het gevolg hiervan kan zijn
dat (kwetsbare) ruimtelijke kwaliteiten verloren kunnen gaan, terwijl potentieel
nieuw te ontwikkelen of te versterken kwaliteiten niet goed van de grond
komen. Tezamen kan dit op termijn leiden tot kwaliteitsverlies en mogelijk
verrommeling van de Randstad48.
4.2 Leefklimaat
4.2.1. Klimaateffecten
Vestigingsplaats
Effect luchtvaart op klimaat
Concurrerende ruimteclaims Het wordt steeds duidelijker dat de emissies van vliegtuigen bijdragen aan
klimaateffecten. In het licht van de te verwachten groei van de luchtvaart zal
deze bijdrage naar verwachting toenemen.
Investeringsklimaat Leefklimaat
Luchtvaart draagt op twee manieren bij aan klimaatverandering:
1. De emissie van verbrandingsgassen is van directe en indirecte invloed op de
concentraties van de broeikasgassen koolstofdioxide (CO2), methaan (CH4) en
ozon (O3) in de atmosfeer;
2. Daarnaast spelen condensatiesporen (contrails) en geïnduceerde cirrusbe-
wolking een rol. Contrails zijn condensatiesporen van waterdamp en andere
uitlaatgassen van vliegtuigen in de atmosfeer. Zwaveldioxide (SO2) en kleine
stofdeeltjes afkomstig van vliegtuigmotoren veroorzaken op grote hoogten
condensatie van waterdamp en leiden, samen met de verspreiding van
contrails, tot extra cirrusbewolking. Van contrails en cirrusbewolking wordt
aangenomen dat zij bijdragen aan klimaateffecten.
De emissie met het grootste volume is CO2. Bij de bepaling van de uitstoot
van CO2 is sprake van een toedelingsvraagstuk: hoeveel CO2-uitstoot wordt
veroorzaakt door Schiphol? De UNFCCC United Framework Convention on
Climate Change, de meest gezaghebbende bron voor wat betreft toedelings-
regels heeft een eenduidige regel opgesteld voor de meting en toedeling van
CO2-uitstoot door de luchtvaart.
Het UNFCCC-protocol houdt emissies door de luchtvaart buiten de nationale
cijfers van CO2-uitstoot. De emissie van internationale luchtvaart (en zeevaart)
wordt apart geregistreerd naar zogeheten `international bunkers'; dat zijn
de locaties waar brandstof wordt ingenomen. De emissie wordt daarmee
gekoppeld aan de brandstof die aan zo'n `international bunker' wordt
onttrokken door vliegtuigen; zodoende wordt wel de emissie gemeten, maar
niet toegedeeld aan het land waar die bunker gelegen is. Op Schiphol is zo'n
international bunker; de organisatie in Nederland (MNP/National Inventory
Entity, met medewerking van onder andere TNO) die de CO2 emissies bijhoudt
voor Nederland en via het Ministerie van VROM aan het UNFCCC levert,
houdt dat ook voor de internationale bunker bij.
In 2004 stootten alle bronnen bij elkaar in Nederland 180,7 miljoen ton CO2
uit (zie tabel 4.2). Volgens de regels van het IPCC (Intergovernmental Panel
on Climate Change) en de UNFCCC bevat die hoeveelheid de CO2-uitstoot
die door het binnenlandse vliegverkeer wordt veroorzaakt. Volgens diezelfde
48 Locus 2007
46 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
regels wordt de CO2-uitstoot door brandstof uit internationale bunkers niet
in de nationale cijfers opgegeven, maar apart vermeld. De brandstof die bij
de internationale bunker bij Schiphol werd getankt veroorzaakte in 2004
10.503 duizend ton CO2. Daarvan was 3.571 duizend ton toerekenbaar aan
Nederlandse passagiers (34 procent van het passagiersverkeer over Schiphol
is Nederlands)49. Zou die hoeveelheid wel bij het Nederlandse cijfer zijn
opgeteld, dan zou 1,9 procent van de Nederlandse uitstoot van CO2 door
internationaal vliegverkeer van Nederlanders zijn veroorzaakt. Om een en
ander in perspectief te plaatsen: het Nederlandse personenautoverkeer stootte
in datzelfde jaar circa 20 miljoen ton CO2 uit. Dat is bij benadering zes keer
zoveel als de internationale luchtvaart door Nederlanders.
Tabel 4.2 CO2 uitstoot Nederland naar sector, 2004, opgave conform IPCC regels, in 1.000 ton.
Nederland International bunker
Sector Ton x 1000
Visserij 1.100
Landbouw 8.600
Industrie, milieudiensten 46.500
Dienstensector 11.500
Huishoudens 19.300
Energiesector 56.700
Transport excl. binnenl. Luchtvaart 34.700
Binnenlandse luchtvaart 40
International bunker aviation Schiphol 10.503
Waarvan t.b.v. Nederlandse passagiers 3.571
Defensie 400
Overig 1.900
Totaal 180.740
Bron: TNO 2007
Het aantal passagiers dat via Schiphol reist is flink gestegen: van 16,5 miljoen
in 1991 tot 44,6 miljoen in 2005. Het kerosineverbruik steeg eveneens: van
68 PJ in 1991 tot 151 PJ in 2005 (PJ: peta joule, de energetische waarde van
de getankte kerosine). Dat genereerde een toename van de CO2-uitstoot: van
4,8 miljoen ton in 1991 tot 10,8 miljoen ton in 2004 (figuur 4.2).
In de beschouwde periode is een lichte daling zichtbaar van de CO2-uitstoot
per passagier van 0,29 tot 0,24 ton. Eveneens is tussen 1995 en 2000 een
daling van de CO2-uitstoot per ton vervoerd gewicht zichtbaar. Oorzaken
hiervan zijn efficiencyverbetering, technologische ontwikkeling (efficiëntere
motoren, vlootsubstitutie) en beter bezette vliegtuigen.
49 Er kan ook gekozen worden om dergelijke getallen toe te rekenen aan het aandeel dat wordt veroorzaakt door Nederlandse luchtvaart-
maatschappijen, waardoor een hoger bedrag toerekenbaar is aan Nederland. Om dergelijke discussies te vermijden zou idealiter met een
bandbreedte gewerkt moeten worden.
47 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Figuur 4.2 CO2-emissie Schiphol (1990-2004), miljoen ton.
12
10
8
Mln ton 6
4
2
0
1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Bron: CBS/MNP/TNO
Per vliegbeweging is de CO2-uitstoot daarentegen niet gedaald. Deze ligt tussen
de 23,6 tot 26,7 ton per vliegbeweging. Dit wordt veroorzaakt door een stijging
van het aantal passagiers per vliegtuig (van 80,2 in 1991 tot 110,3 in 2005).
Het passagiersaantal per vlucht is hoger door inzet van grotere vliegtuigen en
door een hogere bezettingsgraad van de toestellen als gevolg van toegenomen
concurrentie.
Naast CO2 komt bij de verbranding van kerosine CH4 (methaan) en N2O
(lachgas) vrij. Deze stoffen hebben een veel krachtiger broeikaswerking dan
CO2. CH4 heeft een 21 maal sterkere werking dan CO2 en N20 een 310 maal
sterkere werking dan CO2. In de boekhouding van broeikasgas wordt de CH4
en N20 ook uitgedrukt in CO2-equivalenten. Voor het jaar 2004 is de uitstoot
van deze broeikasgassen van Nederland en die afkomstig van de internationale
bunker naast die van CO2 gezet (tabel 4.3).
Tabel 4.3 Uitstoot broeikasgassen door de luchtvaart, 2004
Nederland Internationale luchtvaart
Emissie abs. In CO2 equivalent Emissie abs. In CO2 equivalent %
Kiloton
CO2 183.300 183.300 10.503 10.503 5,7
CH4 824 17.304 0,5 11 0,06
N2O 57 17.748 0,1 27 0,15
Totaal 218.352 10.541
Bron: Netherlands Environmental Assessment Agency (2006)
N.B. Hoeveelheid CO2 in Nederland uitgestoten verschilt met CBS-gegevens in tabel 4.2
De uitstoot van CO2 door Nederland bedroeg in 2004 183,3 miljoen ton,
van CH4 824 kiloton en van N2O 57 kiloton. In CO2-equivalenten uitgedrukt
kwam die van CH4 neer op 17,3 miljoen ton en van N2O op 17,7 miljoen ton
CO2. Deze stoffen komen in betrekkelijk geringe hoeveelheden vrij, maar
dragen substantieel bij aan het broeikaseffect. Van het totale broeikaseffect van
Nederland in CO2-equivalenten komt 16 procent voor rekening van methaan en
lachgas. De luchtvaart draagt aan de uitstoot van deze stoffen zeer bescheiden
bij, namelijk 0,06 respectievelijk 0,15 procent. In de loop van de tijd is deze
bijdrage constant.
48 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Effect klimaatverandering op luchtvaart
Klimaatverandering op haar beurt beïnvloedt ook de luchtvaart. Veranderende
weersomstandigheden, waarin wind een belangrijke factor is, kunnen de inzet-
baarheid van banen veranderen. De luchthavenoperatie is gevoelig voor weers-
omstandigheden, zodat het van belang is om te weten welke veranderingen in
het windklimaat te verwachten zijn. Dit kan invloed hebben op de luchthaven-
capaciteit, en met name de betrouwbaarheid en de piekuurcapaciteit van de
luchthavenoperatie verkleinen.
Daarnaast is de luchthaven Schiphol kwetsbaar voor klimaatverandering omdat
de luchthaven, vanuit waterstaatkundig oogpunt, in een kwetsbare regio ligt, die
4-6 meter onder de zeespiegel ligt.
Tenslotte kan de klimaatverandering ook invloed hebben op de ontwikkeling
van de vraag naar luchtvervoer. Door bewustwording van reizigers en door
eventuele maatregelen als klimaatheffingen of quota's, kan de vraag in de
toekomst worden beïnvloed.
4.2.2. Luchtkwaliteit
De activiteiten op en rond de luchthaven Schiphol dragen bij aan de luchtver-
ontreiniging in de regio. Wat betreft de luchtkwaliteit is de Noordvleugel een
relatief zwaar belaste regio. De belangrijkste door luchtvaart geëmitteerde lucht-
verontreinigende stoffen zijn: stikstofoxiden (NOX), fijn stof (PM10), vluchtige
organische stoffen (VOS), koolstofmonoxide (CO) en zwaveldioxide (SO2).
Naast de luchtvaart zijn deze stoffen afkomstig van het wegverkeer in de regio
Amsterdam en van buiten de regio.
Diverse emissies van het vliegverkeer op Schiphol zijn in de periode 1990-2004
fors toegenomen (CO 57 procent, NOX 100 procent en PM10 26 procent).
Tegelijk zijn in deze periode de SO2- en VOS-emissies afgenomen. Deze ontwik-
kelingen hangen grotendeels samen met het feit dat de technologische ontwik-
keling bij vliegtuigmotoren vooral gericht is geweest op beperking van de
geluidproductie.
Berekeningen voor de jaren 2008 en 2012 geven aan dat de direct aan Schiphol
toe te rekenen emissies in deze periode naar verwachting nog verder zullen
toenemen ten opzichte van 2004, met name voor CO, NOX en PM10. Wanneer
deze cijfers worden vergeleken met de toename in het aantal vliegtuigbewe-
gingen blijkt dat ook de gemiddelde emissie per vliegtuigbeweging toeneemt.
Dit hangt samen met de verwachte toename van de gemiddelde grootte van de
vliegtuigen die Schiphol aandoen.
Op een aantal plaatsen rondom Schiphol worden nu al de normen voor lucht-
kwaliteit uit het Besluit Luchtkwaliteit overschreden. Deze normoverschrijding in
de Schipholregio is het gevolg van diverse bronnen. De normoverschrijding vindt
met name plaats langs autosnelwegen. Uit onderzoek blijkt dat de bijdrage van
de luchtvaart aan de concentraties luchtverontreinigende stoffen in woonge-
bieden beperkt is.
Andere bronnen van de genoemde schadelijke stoffen worden evenals het vlieg-
verkeer schoner, maar daar zet de efficiencywinst meer zoden aan de dijk. Het
gevolg is dat het relatieve aandeel in luchtverontreining van grondgebonden
luchtvaart toeneemt (tabel 4.4).
49 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Als aandeel in het totaal van de luchtverontreiniging het absolute totaal
neemt af vanwege schoner wegverkeer neemt de verontreiniging door grond-
gebonden luchtvaart toe. Vooral SO2 en NOx komen grotendeels voor rekening
van de luchtvaart in 2010.
Tabel 4.4 - Bijdrage emissies grondgebonden luchtvaart aan de totale luchtverontreiniging in het studiegebied
(20 x 20 kilometer), 1990, 2005 en 2010, in procenten.
1990 2005 2010
---
CO 3 15 22
NOx 7 27 41
VOS 3 7 9
SO2 8 32 58
Fijn stof 6 14 20
Bron: Den Boeft 2001, TNO
Het MNP heeft becijferd dat in 2010 de grenswaarden voor de uitstoot per
ton startgewicht voor vluchtig organische stoffen (VOS) en koolmonoxide
(CO) worden overschreden. Bij een relatieve geringe groei van het vliegverkeer
kunnen de plafondwaarden die dan in werking treden het vliegverkeer limiteren
tot circa 520.000 vliegbewegingen. Als de vloot zicht ongunstig ontwikkelt kan
dit volumeplafond van kracht blijven tot na 2020 50. De huidige grenswaarden
voor fijnstof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) zullen niet worden bereikt. In het
kabinetsstandpunt is aangekondigd de grenswaarden voor VOS en CO te willen
schrappen en de normen voor NO2 te willen aanscherpen 51. De luchtvracht
heeft een relatief groot aandeel in de totale (vliegtuig)emissies. De vliegtuige-
missies afhankelijk van de beschouwde stof zijn voor 13 tot 25 procent toe
te rekenen aan vliegtuigbewegingen van `full freighter'-toestellen, die slechts 4
procent van het totaal aantal vliegtuigbewegingen uitmaken. Dit komt doordat
deze toestellen relatief groter zijn en zwaarder beladen dan passagierstoestellen.
4.2.3. Geluidbelasting
Bij een gelijkblijvende technologische ontwikkeling zal een groei van de luchtvaart
op Schiphol onder gelijkblijvende omstandigheden leiden tot meer ge
luidhinder
en slaapverstoring. Bij nieuwe vliegtuigtypen wordt veel aandacht geschonken aan
de geluidkarakteristieken van het toestel. Ook de technologie van vliegtuigmotoren
schrijdt voort. Tevens zijn in het kader van het convenant hinderbeperkende maatre-
gelen acties voorzien die tot reductie van geluidhinder leiden.
De verwachting is dat nieuwe technologie langzaam maar zeker in het lucht-
vaartsysteem zal worden ingevoerd. Aandachtspunt daarbij is wel dat investe-
ringen in nieuwe vliegtuigen kostbaar zijn en lange afschrijvingsperiodes kennen.
Nieuwe technologie zal er in ieder geval toe leiden dat de capaciteit van lucht-
havens, zowel fysiek als binnen de gestelde milieurandvoorwaarden, verder kan
toenemen. Maar ook kan worden geconstateerd dat tot 2020 vermoedelijk geen
nieuwe technologie ter beschikking komt. Wel kan de uitfasering van lawaaiige
vliegtuigen nog leiden tot een toename van het aantal vliegtuigen dat binnen
de geluidcapaciteit past. Dit kan de schaarsteproblematiek op luchthavens en de
milieuproblematiek rondom luchthavens verlichten.
50 Milieu- en Natuurplanbureau, 2006a
51 Kabinet Balkenende III, 2006
50 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Ook de technologie in verkeersbegeleiding en landings- en startprocedures
biedt wellicht nog mogelijkheden. Zo wordt momenteel gestudeerd op het
toepassen van 2+2-baangebruik in plaats van het huidige 2+1-baangebruik. De
toepassing van 2+2-baangebruik biedt perspectief op meer optimalisatie tussen
enerzijds capaciteit en anderzijds meer gebundeld vliegen en daarmee hinderbe-
perking. Ook Continuous Descend Approach technieken vinden toepassing, wat
landingsprocedures substantieel stiller kan maken.
Een bijkomende factor is de bevolkingsontwikkeling. Als de bevolking toeneemt
bij een gelijkblijvende geluidproductie, neemt de geluidhinder en slaapverstoring
toe. Beperking voor woningnieuwbouw beoogt dit effect zo klein mogelijk te
houden. Niettemin is in de periode 1990-2002 het aantal mensen dat woont in
het gebied rondom Schiphol toegenomen met 8 procent. Dit is vergelijkbaar met
het landelijke gemiddelde.
Het Ruimtelijk Planbureau (RPB) heeft in dit kader de zorg uitgesproken over
de ontwikkeling van de ruimtelijke kwaliteit: de laatste jaren zijn er relatief veel
woningen bijgekomen in de geluidbelaste gebieden52. Daar komt bij dat in het
algemeen bij toenemende welvaart steeds hogere eisen zullen worden gesteld
aan de kwaliteit van de leefomgeving. Ook bij meer, maar stillere, vliegtuigbe-
wegingen zal de tolerantiegrens snel bereikt worden.
Onvoldoende afstemming ruimtegebruik-vliegverkeer
In het zogenoemde binnengebied zijn de geluidniveaus het hoogst, maar
hier wonen slechts enkele procenten van de omwonenden die geluidhinder
ervaren53. Met een betere onderlinge afstemming van vliegverkeer en ruimtege-
bruik is volgens een recente studie van het Milieu- en Natuurplanbureau bij een
veronderstelde doorgroei tot ruim 600.000 bewegingen in 2020 een aanzienlijke
afname van de geluidhinder mogelijk in het verder van Schiphol gelegen gebied,
het zogenoemde buitengebied. In het binnengebied kan dit echter leiden tot een
toename van het aantal ernstig gehinderden. Het aantal mensen met ernstige
geluidhinder kan circa 15 procent verminderen en het aantal met ernstige slaap-
verstoring met 45 procent. De prijs voor de verbetering in het buitengebied is
een netto toename van enkele duizenden woningen met een hoge geluidbe-
lasting in het binnengebied.
Door onvoldoende afstemming van het gebruik van het luchtruim en het
gebruik van de grond door bebouwing, is de effectiviteit van het beleid, gericht
op het beheersen van de negatieve effecten van vliegverkeer, niet optimaal.
De indeling van het Nederlandse luchtruim is historisch gegroeid. De oorsprong
van de huidige indeling stamt van net na de Tweede Wereldoorlog, toen een
aanvang werd gemaakt met gecontroleerde luchtvaart. De positionering van
routes met Schiphol als middelpunt bestaat nog steeds. Deze indeling is in
de loop der jaren op basis van een groeiende capaciteitsvraag telkens verder
ge(sub)optimaliseerd.
Gezondheidsschade door geluidhinder
Geluidhinder heeft een negatieve waarde omdat het tot gezondheidsschade
leidt. Het fysieke vaststellen van gezondheidsschade door geluidhinder is een
delicate aangelegenheid. Het is afhankelijk van de medische definitie van
52 Ruimtelijk Planbureau, 2007
53 Milieu Natuur Planbureau, 2006b
51 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
gezondheidsschade. Het rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)
heeft aangegeven dat de maatstaf voor het beoordelingskader voor gezondheids-
effecten van geluidhinder bij Schiphol nog beperkt is54. Wel zijn er steeds meer
signalen dat ook bij langere geluidniveaus tot 50-55 Lden kans is op verhoogde
bloeddruk.
Verhouding met andere sectoren
Uit landelijke berekeningen met het MNP-RIVM model voor omgevingsgeluid
`EMPARA'55 blijkt dat, als we naar geheel Nederland kijken, de belangrijkste
bron van geluidbelasting (gemeten in aantallen belaste woningen en belaste
oppervlakte) het wegverkeer is, op grote afstand gevolgd door het railverkeer.
Luchtvaart volgt als derde bron.
Tabel 4.5 Omvang van de geluidsbelasting door verkeersbronnen in Nederland.
Bron Woningen Woningen Oppervlakte
50 dB(A) (x 1000) 65 dB(A) (x 1000) 50dB(A) (km2)
Wegverkeer 3.630 110 7.800
Railverkeer 850 50 2.100
Luchtvaart 160 1-2 1.000
Schiphol 120 1-2 400
Regionaal1 10 0,1-0,2 100-200
BKL2 1-2 0 100-200
Militair3 30 1-2 600
Cumulatief 4.330 170 10.000
1 Het betreft de totale geluidbelasting (grote en kleine burgerluchtvaart) rondom de luchthavens Eelde, Rotterdam,
Lelystad en Maastricht.
2 Het betreft de geluidbelasting door de kleine burgerluchtvaart rondom de luchthavens Ameland, Budel, Teuge, Texel,
Hilversum, Hoogeveen, Seppe, Midden-Zeeland en Drachten.
3 Het betreft de geluidbelasting door het militaire vliegverkeer en door het (eventuele) burger-medegebruik rondom de
luchthavens Eindhoven, Gilze-Rijen, Twenthe, Volkel, Leeuwarden, Soesterberg, Woensdrecht, de Kooy, Valkenburg,
Deelen, het Duitse veld Geilenkirchen en door het militaire vliegverkeer over twee laagvliegroutes voor jachtvliegtuigen
in het noorden en oosten van Nederland.
Bron: Milieu- en Natuurplanbureau en RIVM, 2005, EMPARA, versie 2004-1.
Internationaal
Op het punt van de vervoersproductie is Schiphol de vierde luchthaven van
Europa, terwijl de bevolkingsdichtheid van het gebied erg hoog is (ongeveer
1.000 mensen per vierkante kilometer) en het aantal mensen dat binnen geluid-
contouren woont het laagst is van de vier hubs Londen, Parijs en Frankfurt56.
Tabel 4.6 Geluidbelasting en geluidhinder rond grote Europese luchthavens in 2002.
Aantal Ernstige hinder Totale geluidbe- Nachtelijke geluid-
vliegtuig- (aantal mensen; lasting (aantal belasting (aantal
bewegingen Schiphol = 1) mensen buiten mensen buiten
55 dB(A) Lden; 45 dB(A) Lnight;
Schiphol = 1) Schiphol = 1)
Paris CDG 514913 2,2 2,2 3,0
München 350331 0,1 0,1 0,1
Madrid 381062 1,3 1,5 2,0
London H 462791 10,6 9,0 8,1
Frankfurt 461792 2,1 2,1 2,3
Amsterdam 406273 1,0 1,0 1,0
Bron: Milieu- en Natuurplanbureau, 2005, op basis van ANOTEC, Study on current and future aircraft noise
exposure at and around community airports, Brussel 2003.
54 Milieu- en Natuur Planbureau en RIVM, 2005
55 Milieu- en Natuur Planbureau en RIVM, 2005
56 Ruimtelijk Planbureau, 2006 en 2007
52 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
4.2.4. Veiligheid
De Polderbaan heeft er in 2003 toe geleid dat het aantal woningen binnen
de contouren van het plaatsgebonden risico weer onder het niveau van 1990
is terechtgekomen. In termen van het totaal aantal woningen binnen risico
contouren, heeft de Polderbaan daarmee positieve consequenties voor de
ontwikkeling van het plaatsgebonden risico57. Na de opening van de vijfde baan
is het plaatsgebonden risico vooral toegenomen ten noorden van deze baan, en
in minder mate ten zuiden van de Aalsmeerbaan en de Kaagbaan.
Tussen 2005 en 2010 wordt een toename van het groepsrisico (de kans van een
ongeval met een groot aantal slachtoffers ineens) verwacht. De toename tot
heden is voor een belangrijk deel veroorzaakt door de toename van kantoren en
bedrijven rond Schiphol. Deze ruimtelijke ontwikkelingen konden plaatsvinden,
omdat daarvoor minder restricties golden (en gelden) dan voor de woningbouw58.
Het groepsrisico blijkt geografisch sterk geconcentreerd. Een gebied van in
totaal minder dan 5 km2 draagt voor 86 procent bij aan de totale kans op een
ramp met meer dan 40 doden door het vliegverkeer op Schiphol. Locaties met
significante bijdragen aan het totale groepsrisico zijn te vinden onder of nabij
(veelgebruikte) banen en vliegroutes en treden daar op waar mensen in relatief
hoge dichtheden aanwezig zijn in (meerlaags)woningen, bedrijven, instellingen
of hotels. Deze gebieden liggen vooral in Amsterdam, Amstelveen, Aalsmeer,
Hoofddorp, Leiden en Velsen.
Doordat voor de woningbouw al langere tijd restricties gelden, is het
waarschijnlijk dat de toename van het groepsrisico wordt veroorzaakt door
andere activiteiten waardoor mensen aanwezig zijn nabij de luchthaven. Voor
bedrijven en hotels golden en gelden minder beperkingen voor vestiging in de
(onmiddellijke) nabijheid van de luchthaven dan voor woningen. De toename
van het groepsrisico wordt voor een aanzienlijk deel veroorzaakt door een
toename van het aantal werknemers bij bedrijven die liggen binnen het beper-
kingengebied.59
Internationale dimensie60
In opdracht van het RIVM is in 2002 een internationaal-vergelijkend onderzoek
gedaan naar de externe veiligheidsrisico's. Uit dit onderzoek kwam naar voren
dat de risico's door het vliegverkeer rond Schiphol beduidend lager zijn dan rond
vrijwel alle andere onderzochte luchthavens. In kwalitatieve zin kan worden
opgemerkt dat de `exacte' ligging en het gebruik van de aan- en uitvliegroutes
ten opzichte van het stedelijke gebied de belangrijkste verklarende factoren
lijken voor deze positie van Schiphol. Het banenstelsel van Schiphol biedt in
vergelijking met andere luchthavens meer flexibiliteit om het verkeer over routes
te leiden die zo weinig mogelijk liggen over dichtbevolkte gebieden.
57 Milieu- en Natuurplanbureau, 2005.
58 Milieu- en Natuurplanbureau, 2005.
59 Het bovenstaande is grotendeels ontleend aan Milieu- en Natuurplanbureau, 2005.
60 Ontleend aan Milieu- en Natuurplanbureau, 2005.
53 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
4.2.5. Fysieke leefomgeving
Groen
De balans tussen de rode en groene functies is een belangrijke factor in de ruimte-
lijke kwaliteit van de mainportregio. De Noordvleugel kent relatief weinig recrea-
tieruimte en natuur, slechts 10 procent van het grondgebied van de Noordvleugel
bestaat uit bos en open natuurlijk terrein, 6 procent bestaat uit recreatieterrein. Uit
de gebiedsuitwerking Haarlemmermeer-Bollenstreek blijkt dat deze regio in het
bijzonder een tekort heeft aan recreatie- en natuurgebieden. Dit leidt ertoe dat de
druk op de bestaande waardevolle natuurgebieden de duinen en de landgoe-
deren groot is.
De beschikbaarheid van grond voor groen is in de Haarlemmermeer gegeven
de hoge ruimtedruk beperkt. Anderzijds zal de toenemende verstedelijking de
behoefte aan recreatieruimte en natuur de komende decennia verder doen
toenemen. De beschikbare ruimtes, zoals de kust/duinen, staan onder druk en
kennen op drukke dagen congestieverschijnselen. Tegelijkertijd kent het gebied van
de Noordvleugel belangrijke natuurwaarden die onder druk staan door sluipende
verstedelijking en uitdroging van veengebieden. Om hieraan tegendruk te bieden,
is er binnen de Haarlemmermeer een groen opgave van ongeveer 1650 hectare
afgesproken. Deze opgave wordt vorm gegeven in verschillende programma's,
zoals het "Strategisch Groenproject", het project "Mainport en Groen" en de rijks-
bufferzone Haarlemmermeer-Amsterdam.
Water
Naast de groen/blauwe opgave in ecologische en recreatieve zin, kent de
Noordvleugel ook een belangrijke waterbeheer-opgave. Deze opgave heeft op
specifieke punten ook te maken met de luchthaven Schiphol, maar veel meer met de
verschillende ruimtevragende functies buiten de beperkingengebieden van Schiphol.
In het lage westen van het land, waarin een deel van de Noordvleugel ligt, dient
ruimte gevonden te worden voor het vasthouden en bergen van water. De tweede
belangrijke opdracht is het tegengaan van verdere bodemdaling, vanwege de
nadelige effecten op waterkwaliteit, wateroverlast, veiligheid, stijgende kosten van
het waterbeheer en op lange termijn ook voor de mogelijkheden voor ruimtelijk-
economische ontwikkelingen.
Naast verzilting door kwel door de lage poldervloer, is het watersysteem ook ontoe-
reikend bij perioden van hevige regenval. Om die reden is de realisatie van een
locatie voor piekopvang urgent. Deze moet ruimte bieden voor de opvang van 1
miljoen m3 water in perioden van extreme regenval. Om een antwoord te bieden
op de verzilting en regenval is een robuuste bergingslocatie voor de opvang van 2
miljoen m3 nodig. Rekening houdend met noodzakelijke peilfluctuaties is hiervoor
een omvangrijk gebied van 800 tot 1000 hectare noodzakelijk.
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient rekening gehouden te worden met
de norm dat 15 procent van het totale verharde oppervlak met waterberging
moet worden gecompenseerd. Dit legt daarmee een extra beslag op de ruimte.
Reeds geplande ontwikkelingen vallen nog onder de oude norm van 11 procent.
Specifiek voor Schiphol wordt nog onderzocht of deze compensatie ook op grotere
afstand, maar wel in hetzelfde watersysteem, kan plaatsvinden. Het beleid dat
vogelaantrekkende functies rondom Schiphol weert, belemmert watercompensatie
in de directe nabijheid.
54 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
4.3 Investeringsklimaat
4.3.1. Ondernemen
Vestigingsplaats Schiphol is, net als de mainport Rotterdam, naast een knooppunt in verbin-
dingen óók een economisch kerngebied. De mainports zijn de internationale
Concurrerende ruimteclaims poorten die de open Randstadeconomie faciliteren. Zowel een commissie
onder leiding van oud-premier Kok, als de OECD (Organisation for Economic
Co-operation and Development) in een rapport over de Randstad hebben dit
Investeringsklimaat Leefklimaat recentelijk nog eens onderstreept.
De regionale concurrentie binnen Noordwest-Europa speelt zich steeds minder
af tussen landen en meer tussen stedelijke regio's. Dit als gevolg van de toene-
mende globalisering en de Europese eenwording. Voor Nederland is de Randstad
een `global region'. Het is zo stelt ook het OECD-rapport61 het politieke,
bestuurlijke, sociale en culturele hart van Nederland én de belangrijkste motor
van economie, logistiek, zakelijke en financiële dienstverlening en toerisme. Ook
op het gebied van kennisindustrie en innovatie is de Randstad belangrijk. De
Randstad is hiermee van internationale betekenis en kan zich meten met groot-
stedelijke en metropolitane gebieden in de wereld.
Vooral op het gebied van handel en distributie en de financiering daarvan
neemt de Randstad internationaal een toppositie in. Dit komt onder meer tot
uitdrukking in de aanwezigheid van de beide mainports (de Amsterdamse lucht-
haven Schiphol en de Rotterdamse haven) en de vestiging van (hoofdkantoren
van) een aantal multinationals en internationale financiële en andere instellingen
in de Randstad.
De aanwezigheid van de mainports is voor Nederland en vooral voor de
Randstad van groot belang als vestigingsvoorwaarde. Met name voor de
groeiende internationale zakelijke dienstverlening (waaronder de logistiek) is de
nabijheid van een mondiaal bestemmingennetwerk een vestigingsvoorwaarde. Er
is sprake van een internationalisering van de vervoersvraag én van het bedrijfs-
leven. Bedrijven worden foot-loose waardoor een concurrerend vestigingsklimaat
voor de economische ontwikkeling van een regio steeds belangrijker wordt.
In de economie van de Noordvleugel zijn de zwaartepunten: Schiphol, de
financiële en zakelijke diensten, de ICT in combinatie met cultuur, communi-
catie en de creatieve industrie. Amsterdam neemt binnen de Noordvleugel een
bijzondere positie in en werkt als een magneet, zowel voor het binnenland
als voor het buitenland. De economie van de Noordvleugel groeide, met 3,5
procent gemiddeld over de jaren 1995-2005, sneller dan die van de Zuidvleugel
(2,4 procent). Dit verschil is in die periode vrij constant.
Bron: Kok, W. , 2007, Adviescommissie versterking Randstad (Commissie-Kok)
De OECD noemt de Randstad een economisch sterke regio. De economie van deze
regio kent een grote diversiteit met veel sectoren die over een goede concurrentie-
kracht beschikken. Het regionale inkomen per hoofd is er hoog en de werkloosheid
is er laag, alhoewel de Noordvleugel duidelijk beter scoort dan de Zuidvleugel.
Niettemin constateert de OECD dat de groei van de productiviteit in de Randstad
laag is, lager zelfs dan andere (stedelijke) regio's in Nederland en daarbuiten.
Amsterdam en de Schipholregio zijn relatief aantrekkelijke vestigingsplaatsen voor
met name internationaal opererende bedrijven. De luchthavenregio met de stad
61 OECD, 2007
55 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Amsterdam en de netwerkkwaliteit op het knooppunt Schiphol zijn in combinatie
een interessante vestigingsplaats. Zo kent het gebied een relatief hoge vertegen-
woordiging van hoofdkantoren van Nederland's grootste ondernemingen en van
hoofdkantoren en logistieke functies van internationale bedrijven.
Uit verschillende onderzoeken blijkt dat Schiphol en het kwalitatief
hoogwaardige routenetwerk voor veel bedrijvigheid belangrijke vestigings-
plaatsfactoren zijn. Capaciteitsbeperkingen die de verdere ontwikkeling van
het routenetwerk in de weg kunnen staan, zijn daarmee een risico. Daarnaast
bepalen andere aspecten met name de zogenaamde agglomeratie-effecten
het vestigingsklimaat. In de visie van sommigen hebben luchthavens als Schiphol
een aanjaagfunctie voor de economische en stedelijke ontwikkeling tot een
zogenoemde `Aerotropolis', waarbij economische sectoren zich geografisch in
clusters en langs bepaalde assen organiseren tot op grote afstand van de lucht-
haven. De ontwikkeling van de Amsterdamse Zuidas zou als een eerste indicatie
hiervan gezien kunnen worden.
Logistieke sector en mainports
De mainports Schiphol en Rotterdam zijn bepalend voor de sterke positie van
Nederland op het gebied van handel en logistiek. De concurrentiekracht van
deze sectoren wordt bepaald door het aanbod van kwalitatief hoogwaardige
diensten die het transport aanvullen en ondersteunen. Dit zijn enerzijds
hoogwaardige logistieke diensten (Supply Chain Management) en anderzijds
ondersteunende diensten op het gebied van ICT, bancaire diensten, consultancy,
verzekeringen en juridische diensten. Hierbij is een goed lucht- en landzijdig
vervoersnetwerk de onderlegger die ook het succes van andere economische
sectoren mogelijk maakt.
De logistieke sector kent een zekere verwevenheid met zowel mainport Schiphol
als met mainport Rotterdam. De OECD constateert dat nabij deze mainports
relatief veel logistieke dienstverlening is gevestigd. Economische activiteiten
die verweven zijn met de mainports kunnen van bepaalde voordelen gebruik
maken, bijvoorbeeld de netwerkkwaliteit voor zakelijke passagiers op Schiphol, of
goedkope import van producten uit Azië via Rotterdam.
De strategie van de mainports is algemeen nog sterk gericht op het afwikkelen
van volume, zo stelt de OECD. Dat geeft een relatief groot ruimtebeslag, relatief
veel negatieve externe effecten en het heeft relatief minder toegevoegde waarde.
Aanbod van kantoor- en bedrijfsruimte
De kantorenmarkt in de Schipholregio is op dit moment ruim, en ook in de
toekomst (tot 2030) wordt geen tekort aan kantoorruimte verwacht, zo
blijkt onder meer uit het Structuurschema PlaBeKa, dat in november 2005
door de Noordvleugelconferentie is vastgesteld. De leegstand onder de
Schipholgebonden kantoorruimte is per 1 januari 2007 13,1 procent (per
1 januari 2006 was dit nog 19,1 procent)62. Het gemiddelde voor de Europese
markt geldt dat het aanbod slechts in beperkte mate een metropolitane kwaliteit
heeft dat wil zeggen, dat sprake is van een op bepaalde doelgroepen in de
kantorenmarkt afgestemde omgeving.
62 Bestuursforum Schiphol, 2007
63 TNO en SEO, 2007
56 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Ten aanzien van de bedrijventerreinen lijkt, uitgaande van het hoge groei-
scenario (Welzijn Leefomgeving), de vraag en het aanbod in de Noordvleugel
in de periode tot 2030 redelijk in evenwicht. Echter, slechts een deel van het
aanbod is op korte termijn beschikbaar voor uitgifte.
Een kanttekening hierbij is dat is uitgegaan van de huidige plannen, terwijl er in
de praktijk soms een groot verschil bestaat tussen plannen en de daadwerkelijke
uitgifte van bedrijventerreinen.
Diverse signalen op de kantoren- en bedrijventerreinenmarkt duidden recent op
een niet goed functionerende markt (Plabeka):
· een overaanbod van bestaande voorraad op de regionale kantorenmarkt;
· een erg ruime plancapaciteit voor kantoren;
· het ontstaan van tekorten aan bedrijventerreinen in bepaalde segmenten, met
name zee- en luchthavengebonden logistieke terreinen.
Op termijn kan dit leiden tot een scheefgroei in de locatieontwikkeling en
onnodige druk op de beschikbare ruimte in de Noordvleugel.
De regio heeft afgesproken om een gecoördineerde aanpak van de program-
mering van kantoor- en bedrijfslocaties op te zetten. Het hoofdaccent in deze
uitvoeringsstrategie is enerzijds het reduceren van de planvoorraad kantoren
en anderzijds het tijdig realiseren van voldoende bedrijventerreinen in de
Noordvleugel. Uitgangspunt hierbij is dat het aanbod aan kantorenlocaties en
bedrijventerreinen vraaggericht is. Hierdoor wordt voorkomen dat er een kunst-
matig groot aanbod wordt gecreëerd wat op termijn leidt tot leegstand en een
verdere druk op de beschikbare ruimte voor andere functies.
In het streekplan Noord-Holland Zuid zijn selectiecriteria opgenomen voor
Schipholgebonden kantoren en bedrijventerreinen. Doel is een selectief vesti-
gingsbeleid rondom de luchthaven om de schaarse ruimte consistent in te
richten ten behoeve van het Mainport Schiphol concept. De Schipholgebonden
kantorenlocaties liggen alle in de regio Haarlemmermeer of Amsterdam. Er is op
termijn nog voldoende planaanbod en strategische reserves beschikbaar64.
Concurrentie alternatieve vestigingslocaties EDC's
De Schipholregio had in de tweede helft van de jaren negentig een sterke
positie als vestigingsplaats van Europese Distributiecentra (EDC's). Vanuit het
Roergebied en de Vlaamse Ruit is er inmiddels relatief sterke concurrentie als
het gaat om vestigingsplaatsen voor EDCs'. Dit spoort met de waarneming
dat Schiphol qua bereikbaarheid niet zonder meer op de eerste plaats staat in
Noordwest-Europa. De relatie tussen EDC's en het vrachtcomplex van Schiphol
is een zeer belangrijke. Door de verzwakking van Nederland als locatie voor
EDC's kunnen andere luchthavens gaan profiteren van de gewijzigde locatiepa-
tronen van EDC's in Europa.
Schiphol en toerisme
Aan toerisme en Schiphol zitten twee dimensies. Enerzijds is Schiphol een
belangrijk knooppunt van waar gebruikers uit heel Nederland (en het aangren-
zende buitenland) vertrekken voor vakantie en vrienden- en familiebezoek elders
in de wereld. Zij hebben hun reizen, vaak in combinatie met accommodatie,
gekocht bij de Nederlandse reisbranche. Dit consumptieve luchtvervoer zorgt
daarmee voor inkomen en werkgelegenheid in deze branche.
64 Uitvoeringsstrategie Plabeka 2006
57 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Anderzijds is Schiphol de belangrijkste toegangspoort voor toeristen uit de hele
wereld om Nederland, met name Amsterdam, te bezoeken. De bestedingen
van deze toeristen zijn van groot belang voor inkomen en werkgelegenheid bij
de horeca (hotels, restaurants), culturele instellingen en bij andere aan toerisme
verwante bedrijvigheid.
4.3.2. Wonen
Er wonen ongeveer twee miljoen inwoners in het Noordvleugelgebied65, 12
procent van de totale bevolking van Nederland. Het grootste woongebied is
Amsterdam met ruim 700.000 inwoners, Almere volgt met 176.000 inwoners.
De OECD signaleert een aanzienlijke mismatch in vraag en aanbod op de
Nederlandse huizenmarkt, zowel wat betreft de kwaliteit als de kwantiteit van
de woningvoorraad. Dit is met name het geval in Amsterdam, waar 60 procent
van de woningvoorraad op de lagere inkomensgroepen is gericht, terwijl maar
35 procent van de stedelijke bevolking tot deze groep gerekend kan worden.
De OECD adviseert om de woningvoorraad voor midden en hogere inkomens in
Amsterdam en Rotterdam te vergroten66.
TNO signaleert daarnaast dat `Groot Amsterdam' voor gezinnen weinig aantrek-
kelijke woonruimte biedt. Dat wordt versterkt door het overaanbod van sociale
woningbouw, het ontbreken van segmenten in de woningmarkt, en het aspect
veiligheid/leefbaarheid. De keerzijde van het bovenstaande is volgens TNO dat
Amsterdam juist wel een aantrekkelijke plek is voor creatievelingen en jonge
hoog opgeleiden67.
Binnen de Randstad is sprake van grote `ruimtedruk'. Daardoor is
de huidige woningvoorraad vrij eenzijdig stedelijk samengesteld.
Woningbehoefteonderzoeken geven aan dat er meer differentiatie gewenst
is, in het bijzonder groen-stedelijk wonen (50 procent van de uitbreiding).
Daarnaast is er naar verhouding meer behoefte aan woningen in centrum-ste-
delijke milieu's, kleinstedelijke woonmilieu's en dorpse en landelijke milieu's. De
huidige kwalitatieve mismatch tussen vraag en aanbod wordt naar verwachting
voorlopig niet kleiner68.
Het gebrek aan ruimte heeft ook te maken met de planologische geluid- en
veiligheidbeperkingen rond Schiphol en het beleid dat woningbouw rond
Schiphol moet worden vermeden op plaatsen waar dit uit het oogpunt van
geluid en veiligheid niet wenselijk is. Het woningaanbod rond Schiphol wordt
hiermee beperkt. Tegelijkertijd leidt de mainport tot een toenemende vraag naar
woonruimte door de werkgelegenheid die Schiphol en de Schipholgerelateerde
bedrijven bieden.
Demografische ontwikkeling Groot-Amsterdam en Flevoland
In de periode 1990-2002 is het aantal mensen dat woont in het gebied rondom
Schiphol toegenomen met 8 procent, dat is vergelijkbaar met het landelijke
gemiddelde. Dit ondanks bouwbeperkingen in dit gebied. In het gebied van
de 20 Ke-contour is het zelfs iets meer toegenomen: 10 procent. In 2005 telde
65 In 2005. Bron: Ministerie van VROM, 2006
66 OECD, 2007
67 TNO en SEO, 2007
68 Ministerie van VROM, 2007b
58 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
de regio Groot-Amsterdam (inclusief Haarlemmermeer) ongeveer 675.000
huishoudens.
In Groot-Amsterdam en Flevoland vlakt de bevolkingsgroei niet af, in afwijking
van de bevolkingsontwikkeling in de rest van Nederland. Naar verwachting zal
tot 2046 de totale Nederlandse bevolking nog groeien met circa 3 procent, voor
Groot-Amsterdam en Flevoland wordt een groei van 27 procent respectievelijk
50 procent verwacht. Landelijk zal de beroepsbevolking op termijn krimpen
met circa 6 procent in 2046 terwijl Groot-Amsterdam en Flevoland juist hun
beroepsbevolking naar verwachting zullen zien groeien met 20 procent respec-
tievelijk 31 procent69. Deze demografische ontwikkeling in Groot-Amsterdam en
Flevoland brengt een aanzienlijke werkgelegenheidsopgave met zich mee.
4.3.3. Werken
Voor de regionaal-economische ontwikkeling is de krapte op de arbeidsmarkt
een bedreiging. Het risico van de krapte op de arbeidsmarkt is dat de concur-
rentie op de arbeidsmarkt groter wordt, wat de loonkosten kan opdrijven. Het
leidt ook tot een scheve woon-werkbalans in de regio. De woon-werkbalans is
een overzicht van de inkomende en de uitgaande pendel van een regio, waarbij
deze stromen verankerd zijn in totalen van vraag en aanbod van werkgele-
genheid in die regio.
Door de woon-werkbalans over de tijd te beschouwen, ontstaat inzicht in de
ontwikkeling van het wonen ten opzichte van het werken in een regio. Dit
evenwicht wordt door drie factoren bepaald:
·het groeitempo van de bevolking in een regio;
·het groeitempo van de werkgelegenheid;
·de mate waarin de werkenden in een regio ook in diezelfde regio wonen.
Zo'n balans is opgesteld voor Groot Amsterdam, de regio waar Schiphol in ligt,
voor de jaren 1995-2020 in alle vier WLO-scenario's (tabel 4.7). Uit tabel 4.7
blijkt dat er in het jaar 2000 een `kloof' was van 38 procent tussen de regionale
vraag en het regionale aanbod op de arbeidsmarkt in de regio groot Amsterdam.
Per saldo (inkomende pendel minus uitgaande pendel) moet 38 procent van de
werknemers van buiten de regio komen om te werken. Dit percentage groeit
in 2020 in alle vier de scenario's tot 40 à 45 procent. Duidelijk is dus dat de
groei van de regionale beroepsbevolking (deze hangt samen met het regionale
woningaanbod) geen gelijke tred houdt met de groei van de vraag op de
arbeidsmarkt (werkzame personen).
69 Derks, W. et.al., 2006
59 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Tabel 4.7 Woon-werkbalans regio Groot-Amsterdam 2000 2020 in verschillende economische scenario's
2020
2000 GE TM SE RC
Beroepsbevolking x 1000 557 667 608 615 543
Werkzame personen x 1000 848 1071 1006 976 907
Inkomende pendel x 1000 410 569 545 511 484
Uitgaande pendel x 1000 90 128 105 107 83
Pendelsaldo x 1000 320 441 440 404 401
Bron: TNO en SEO, 2007
Zoals blijkt is in de Noordvleugel sprake van een scheve woon-werkbalans. In
heel Flevoland en ook in Almere zijn veel minder banen dan nodig voor de daar
wonende beroepsbevolking. Het gevolg is dat dagelijks een grote forensen-
stroom uit Almere (en de rest van Flevoland) in de richting van Amsterdam en
Schiphol trekt. Door uitbreiding van de woningbouw in Almere wordt de woon-
werkbalans in de toekomst nog onevenwichtiger.
Bovendien neemt de inkomende pendel toe als de woningbouw de demogra-
fische ontwikkeling niet kan bijhouden. Het gebrek aan woningbouwlocaties
versterkt (juist ook door Schiphol) de discrepantie tussen vraag en aanbod op
de regionale arbeidsmarkt. Het betekent hogere lonen, maar vooral langere
woon-werk afstanden en dus een hogere mobiliteit.
4.3.4. Verplaatsen
De bereikbaarheid staat al jaren onder druk, in de spitsperiodes staat het
wegverkeer vaker vast en ook het openbaar vervoer kan de last niet zondermeer
dragen. De sociaal-economische ontwikkelingen waaronder de inkomende
pendel - in het gebied zorgen voor een toename van de vervoersvraag in de
periode tot 2020.
Vanuit bereikbaarheid geredeneerd, zijn een aantal corridors te onderscheiden
in de mainportregio, waarvan de corridor Schiphol-Amsterdam-Almere het hart
vormt (A4, A9, A1, A10 en A6 en de Schipholspoorlijn).
Schiphol en mobiliteit
De belangrijkste Schiphol-gerelateerde vervoerstromen zijn:
1. De luchtreizigers die naar de luchthaven reizen (Origin/Destination-verkeer);
2. Werkgelegenheid op de luchthaven, op dit moment ruim 60.000 direct en
indirect aan de luchthaven gerelateerde arbeidsplaatsen (en nog eens 60.000
indirecte arbeidsplaatsen in de regio);
3. De landzijdige aan- en afvoer van luchtvracht en de ondersteunende vracht voor
de luchthaven;
4. Openbaar Vervoer-reizigers die de luchthaven als overstapstation gebruiken
tussen nationaal en regionaal vervoer (NS, Zuidtangent, bus).
60 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Figuur 4.3 Bereikbaarheid over de weg in 2020 op hoofdwegennet nabij Schiphol.
2020
2020 A5 VerlengdeT
106
A9
Raasdorp
Badhoevedorp
Aalsmeer A9
A5 Schiphol
I/C 1,0: groot probleem
A4 N201 Bron: NRM 2020
Bron: NRM model 2020 RWS Noord-Holland
Van de luchtreizigers (Origin/Destination-verkeer) komt ongeveer 45 procent uit
de Noordvleugel. In totaal komt 75 procent uit de kerngebieden van het catchment
area, te weten Noord- en Zuid-Holland, Flevoland en Utrecht. 39 procent van
de reizigers kiest het openbaar vervoer om naar Schiphol te komen, ongeacht de
afstand tot de luchthaven70. Voor het woon-werkverkeer gericht op de luchthaven
zelf (de 60.000 arbeidsplaatsen), ligt dit cijfer rond de 30 procent. In het reguliere
woon-werkverkeer ligt het Openbaar Vervoer-gebruik veel lager (rond 15 procent).
In internationaal opzicht scoort Schiphol ook hoog met Openbaar Vervoer-gebruik,
zeker als het gaat om het woon-werkverkeer (zie tabel 4.8).
Tabel 4.8 Openbaar Vervoer-aandeel in vervoerswijze naar luchthaven.
Vliegtuigpassagiers Werknemers
Schiphol 39 (2005) 29 (2005)
Frankfurt 36 (2005) 10 (2001)
Londen 36 (2005) 9 (2005)
München 40 (2005) 13 (2001)
Parijs 33 (2001) 10 (2001)
Madrid 28 (2005) -
Bron: Ruimtelijk Planbureau, 2007
Het vrachtvervoer naar de luchthaven en omliggende gebieden (zoals de
bloemenveiling) is relatief gezien beperkt. Met een verwachte groei van
6 procent per jaar zal echter ook het vrachtvervoer tegen knelpunten aanlopen71.
Gelegen aan hoogwaardige weg- en Openbaar Vervoer-infrastructuur is
Schiphol op dit moment goed gepositioneerd in nationale en regionale
vervoernetwerken. Echter, worden congestie en onbetrouwbaarheid van de
bereikbaarheid meegenomen, dan is een teruggang in de attractiviteit te zien.
De congestie op de weg en in het Openbaar Vervoer in de Noordvleugel en
knelpunten in het achterland dragen bij aan afkalving van de catchment area
van Schiphol. Voor het woon-werkverkeer, met name de arbeidsplaatsen op
de luchthaven, is een trend waarneembaar dat werknemers door krapte op de
woningmarkt steeds verder weg wonen van de luchthaven.
70 SEO 2003a
71 Provincie Noord-Holland, 2007
61 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Figuur 4.4 Bereikbaarheid Schiphol in en buiten de spitsperioden
r 6, BereikbaarFieiuuS c6h phoeikbeanarhueteBron: Rand Europe, 2004en buiten de spits
hgd r ,iBerl in b iidnSde spios i n
chiphtl
: RAND EuropeBron: RAND Europe)
()
Investeringen
Mede in het kader van het Urgentieprogramma Randstad (UPR) worden in de
Noordvleugel tot 2020 aanzienlijke investeringen gedaan, om de bereikbaarheid
en het vestigingsklimaat in de Randstad te verbeteren. Investeringen in deze
regio zijn voor de mainport Schiphol het meest effectief. Daarnaast zijn voor de
concurrentie met andere luchthavens echter ook snelle en betrouwbare verbin-
dingen met het verder gelegen achterland van belang. Ook het vrachtverkeer
van en naar Schiphol vraagt om sterkere verbindingen op de lange afstand (70
procent is internationaal transport). De meeste projecten zullen in de periode na
2010 effecten laten zien.
Een positief effect op de bereikbaarheid van Schiphol is ook te verwachten van
een systeem van beprijzen van weginfrastructuur. Het openbaar vervoer kent
op korte termijn investeringen in de spoorcapaciteit. Hiervan is nog niet bekend
of die toereikend zullen zijn voor de langere termijn. De planstudie OV-SAAL
(Openbaar Vervoer-Schiphol, Amsterdam, Almere, Lelystad) zal inzichten voor
de korte en langere termijn opleveren.
62 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
5. Probleemstelling mainportfunctie Schiphol
Tabel 5.1 Problemen mainportfunctie Schiphol lange termijn
A. Netwerk · Welvaartsrisico's.
B. Vestigingsplaats · Toenemende ruimtedruk in de mainportregio met negatieve
externe effecten (milieu, geluid, veiligheid, ruimte)
C. Sturing · Toenemende coördinatie- en aansturingsproblemen
(bestuurlijke transactiekosten) in keten van mainportpartijen
bij schaarste en tegenstrijdige ruimteclaims
In dit hoofdstuk staat de probleemstelling rond de mainportfunctie van Schiphol
centraal. In paragraaf 5.1 wordt ingegaan op de maatschappelijk-economische
risico's, waarna in paragraaf 5.2 wordt ingegaan op de wisselwerking tussen
knooppunt- en vestigingsplaatsfunctie. In paragraaf 5.3 tenslotte wordt het
centrale sturingsdilemma van de probleemanalyse gepresenteerd.
Maatschappelijk economische probleemstelling
Mainportontwikkeling
Sturing
Knooppunt Vestigingsplaats
63 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
5.1 Maatschappelijk-economische risico's
Maatschappelijk economische probleemstelling 5.1.1. Risico's knooppuntontwikkeling
Mainportontwikkeling Betekenis voor economische ontwikkeling
De mainport Schiphol is belangrijk voor de economie van de Noordvleugel en
Knooppunt Sturing Vestigingsplaats voor de gehele Nederlandse economie. Dit blijkt ook uit de werkgelegenheid
die met de mainport Schiphol samenhangt. Schiphol was in 2003 goed voor
werk voor bijna 120 duizend mensen. De helft hiervan is werkgelegenheid in de
bedrijfstakken luchtvaart en dienstverlening luchtvaart op het Schipholterrein
zelf (het directe effect). Daarnaast levert Schiphol 33 duizend indirecte banen op
door het achterwaartse effect, dat is werkgelegenheid bij toeleveranciers van de
bedrijfstak luchtvaart. Verder is er nog het indirecte vestigingsplaatseffect. Dit
betreft de bedrijvigheid die ontstaat door het luchtvaartaanbod van Schiphol. Dit
effect is goed voor werkgelegenheid voor ruim 25 duizend personen.
Tabel 5.2 Economisch effect van Mainport Schiphol, uitgedrukt in aantal werkzame personen.
Effect Aantal werkzame personen (x 1.000) in 2003
Direct 60,2
Indirect (achterwaarts) 33,6
Indirect vestigingsplaatseffect 25,1
Totaal 118,8
Bron: TNO en SEO, 2007
Van het nationale effect van Schiphol op de werkgelegenheid komt 56 procent
in het gebied Groot-Amsterdam terecht. Dit geeft de sterke regionale concen-
tratie aan van de economische effecten van Schiphol.
Over de periode 1995-2004 is de toegevoegde waarde van de mainport jaarlijks
met gemiddeld 4,2 procent gestegen, tegenover een gemiddelde groei van 2,3
procent voor heel Nederland.
Wanneer Schiphol ongerestricteerd zou kunnen groeien, zou de directe werkge-
legenheid in 2020 (afhankelijk van het scenario) groeien van ruim 60.000 tot
tussen de 62.000 en 72.000 werkzame personen. De toegevoegde waarde zou
echter veel sterker stijgen (van 3,4 miljard tot 6,1 8,8 miljard).
Risico's van capaciteitstekorten op Schiphol
Indien de vraag naar luchthavencapaciteit het aanbod overstijgt, leidt dit in
beginsel tot prijsstijging in de tarieven van de luchthaven: schaarstewinsten.
Voor de `aviation charges' van de luchthaven geldt echter het beginsel
van `kostengeoriënteerdheid'. Kostengeoriënteerdheid is op grond van
ICAO-afspraken (International Civil Aviation Organisation) in Europese regel-
geving vastgelegd. Dit beginsel beperkt de mogelijkheden voor de luchtha-
venexploitant om schaarstewinsten te incasseren. De schaarste zal daardoor
middels rantsoenering worden toegedeeld. Op dit moment is voor toedeling van
schaarse capaciteit op grond van Europese regelgeving het systeem van slotal-
locatie beschikbaar. Dit systeem mag alleen toegepast worden op luchthavens
waarvan de congestieproblemen zijn erkend door ze aan te wijzen als `gecoördi-
neerde' luchthaven. Bij slotallocatie wordt de capaciteit in aantallen slots gedefi-
nieerd, waarbij maatschappijen op grond van historische rechten de slots krijgen
toebedeeld. In Europa zijn vrijwel alle grote luchthavens slotgecoördineerd.
64 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
De luchthaven zelf kan zijn winst alleen vergroten door groei van de passagiers-
gebonden landzijdige opbrengsten (winkels, parkeren, etc.), omdat de hoogte
van luchthaventarieven in de regelgeving gemaximeerd is tot `een redelijke
vergoeding' op geïnvesteerd vermogen.
Capaciteitstekort op Schiphol heeft dus twee belangrijke risico's in zich:
· In de eerste plaats wordt de Nederlandse gebruiker van luchtvaart via Schiphol
geconfronteerd met duurder luchtvervoer. Dit betekent welvaartsverlies;
· In de tweede plaats zijn luchtvaartmaatschappijen gedwongen om aanpassingen
te plegen in hun netwerken. Zij zullen daarbij kiezen voor die verbindingen
en die luchthavens die hen bedrijfseconomisch het meeste opleveren. Dit kan
maatschappelijk gezien leiden tot een verlies aan netwerkkwaliteit op Schiphol.
Verlies aan netwerkkwaliteit in combinatie met duurder luchtvervoer kan conse-
quenties hebben voor het aspect internationale bereikbaarheid in het vestigings-
klimaat.
Het Centraal Planbureau (CPB) heeft in het verleden enkele studies verricht
naar welvaartseffecten bij verschillende aannames over de capaciteitsontwik-
keling van de luchthaven. Op twee studies wordt hier nader ingegaan. In 1997
heeft het CPB op verzoek van de toenmalige interdepartementale stuurgroep
`Toekomstige Nederlandse Luchtvaart Infrastructuur' (TNLI) bezien wat de
economische effecten zijn van een begrenzing van de luchtvaart op Schiphol
tot 44 miljoen passagiers en 3,3 miljoen ton vracht72. In 2002 heeft het CPB
op verzoek van de toenmalige Programmadirectie Ontwikkeling Nationale
Luchthaven (ONL) in kaart gebracht wat de kosten en baten zijn van verschil-
lende uitbreidingen van het banenstelsel op de luchthaven73.
In de studie van 1997 constateert het CPB dat ten opzichte van ongerestric-
teerde groei, maximering van het aantal passagiersbewegingen op de lucht-
haven leidt tot een verlies aan reëel nationaal inkomen in 2020 van 1 à 2
procent. Dit effect komt onder meer voort uit substantieel hogere ticketprijzen
(in 2020 variërend van 40 tot 100 procent hoger), waardoor met name de vraag
van consumenten naar luchtvervoer via Schiphol sterk zal dalen74.
Ook zal bij maximering van het aantal passagiersbewegingen verlies aan
kwaliteit optreden: frequenties liggen 15 tot 40 procent lager dan zonder
maximering. Dit vertaalt zich in efficiencyverliezen voor het Nederlandse
bedrijfsleven, nutsverliezen voor consumenten en vanwege een slechtere
bereikbaarheid door de lucht een verslechtering van het vestigingsklimaat met
name voor hoofdkantoren en Europese Distributie Centra van multinationale
ondernemingen. Bovendien wordt de Nederlandse luchtvaartsector zwaar
getroffen, doordat het transferverkeer van de `home carrier' vrijwel wegvalt. Het
aantal passagiersbewegingen ligt met restricties in 2020 tussen 25 en 55 procent
lager dan zonder restricties, voor vracht is het tonnage 10 tot 40 procent lager.
In de studie van het CPB 2002 treden positieve welvaartseffecten op als gevolg
van een uitbreiding van het banenstelsel op de luchthaven na 2010. Het CPB
berekent in de kengetallen-kosten-batenanalyse afhankelijk van de gekozen
72 Centraal Planbureau, 1997. In deze studie zijn ook de groeimogelijkheden verkend bij handhaving van een maximum geluidvolume.
73 Centraal Planbureau, 2002.
74 Consumenten kunnen ook uitwijken naar goedkopere alternatieven via andere, buitenlandse luchthavens. Daarbij treden echter nutsverliezen
op vanwege de langere reistijden voor het voor- en natransport.
65 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
variant en het gekozen scenario een netto welvaartseffect tussen 0,2 en
9,1 miljard netto contante waarde75. De grootste voordelen komen terecht bij
de zeer brede groep van Nederlandse passagiers en de ontvangers van vracht
die van Schiphol gebruik maken. Door de uitbreiding van capaciteit neemt
vooral de bereikbaarheid van de rest van de wereld toe (kwaliteitsverbetering
door hogere frequenties) en dalen de ticketprijzen.
Een recente studie door SEO becijfert het welvaartseffect dat optreedt in een
scenario waarin sprake is van relatief hoge groei van de vraag naar luchtvaart
en handhaving van het geluidplafond (Totaal Volume Geluid) zoals dat in
2003 is vastgesteld. Het welvaartsverlies in dit scenario is 790 miljoen voor
Nederlandse gebruikers (vracht en passagiers) en de Nederlandse luchtvaart-
sector in de periode 2003-201276. Het merendeel hiervan betreft verlies aan
netwerkkwaliteit bij gebruikers en hogere prijzen voor gebruikers. Het welvaarts-
verlies bij gebruikers wordt op nationaal niveau gecompenseerd door 740
miljoen welvaartswinst uit de opbrengsten van door optredend capaciteits-
tekort veroorzaakte prijsverhogingen van vliegtarieven (onder meer betaald
door buitenlandse gebruikers)77. Per saldo ontstaat dan een negatief welvaarts-
effect van 50 miljoen78.
Geluidreductie
Het CPB concludeert in een studie uit 2006 dat het maar in beperkte mate
rendabel is om het vliegverkeer te beperken. Beperking van het vliegverkeer
door geluidnormen confronteert veel Nederlanders met extra kosten, terwijl het
baten oplevert voor een relatief beperkte groep, zo geeft het CPB aan.79 Burgers
en bedrijven profiteren van de relatief hoge netwerkkwaliteit op Schiphol en van
daaruit voortvloeiende kostenvoordelen. Capaciteitsrestricties leiden daarom tot
welvaartsverlies. Dit beeld komt overeen met bovengenoemde analyses.
Maatschappelijk economische probleemstelling 5.1.2. Risico's vestigingsplaatsontwikkeling
Mainportontwikkeling De Schipholregio is een volle regio met veel ruimteclaims. Met name voor de
functie wonen kan niet aan de ruimtevraag in de Schipholregio worden voldaan.
Knooppunt Sturing Vestigingsplaats Ook de ruimteclaims vanuit water en groen staan onder druk. Het tekort aan
woningen in combinatie met de bloeiende regionale economie heeft geleid
tot krapte op de regionale arbeidsmarkt, deze zal in de toekomst nog verder
toenemen.
Dit leidt tot een forse inkomende pendel, met problemen voor de bereikbaarheid
als gevolg.
75 De netto contante waarde betreft de totale waarde die per saldo resteert in de periode 2002-2040, waarbij de per jaar optredende saldi met
behulp van een reële discontovoet van 4 procent in euro's van 2002 zijn omgerekend en opgeteld.
76 SEO, 2005 Het betreft het hoge groei scenario; in het lage groei scenario treden geen capaciteitsrestricties en derhalve geen welvaartsverliezen op.
77 Buitenlandse gebruikers die in Nederland een ticket kopen, betalen net als binnenlandse gebruikers een hogere prijs voor het ticket. Voor
de gebruiker is dit ongeacht of deze Nederlands of buitenlands is welvaartsverlies. Voor Nederland echter is het welvaartswinst, omdat de
opbrengst van de prijsverhoging in Nederland terecht komt.
78 In dit onderzoek is geen becijfering gemaakt van mogelijk optredende positieve milieu-effecten. Ook is geen becijfering gemaakt van welvaarts-
effecten die optreden na het gehanteerde zichtjaar 2012. In het Achtergronddocument Schiphol (2005) is wel een inschatting gemaakt van
de totale externe kosten van de huidige omvang van de luchthaven Schiphol: die is geraamd op 600 mln - 1 mrd euro per jaar. Dit in het
perspectief van een economische betekenis van 5,1 6,2 mrd euro toegevoegde waarde.
79 Centraal Planbureau, 2006
66 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Figuur 5.1 Een volle regio met veel ruimteclaims.
Bron: Ministerie van VROM, 2007a
67 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Schiphol beïnvloedt de ruimte-, woning- en arbeidsmarkt op twee manieren:
· Aan de ene kant zorgt het voor een beperking van het aanbod (van ruimte en
dus woningen en dus werknemers) door het directe en indirecte ruimtebeslag;
· Aan de andere kant draagt mainport Schiphol bij aan de groei van de economie
waarmee de vraag naar ruimte (wonen, recreëren, werken, verplaatsen) en ook
de vraag op de arbeidsmarkt toeneemt.
Ook voor de regionale `milieumarkt' en de `mobiliteitsmarkt' geldt dat Schiphol
en de aan Schiphol gerelateerde activiteiten leiden tot toenemende krapte op
deze `markten'.
Figuur 5.2 Driehoek Leefomgeving, Knooppuntfunctie en Vestigingsklimaat.
Leefomgeving Knooppuntfunctie
(bewoners) (reizigers + vracht)
Fysieke ruimte
Ruimtelijke kwaiteit
Vestigingsplaatsfunctie Klimaat
Ecologie Arbeidsmarkt
Mobiliteit
Milieuruimte
Vestigingsklimaat
(werknemers/ondernemers)
De klimaatverandering is in dit kader een bijzonder punt dat een belangrijke
beleidsvraag met zich mee brengt en dat bovendien hoog op de kabinetsa-
genda staat. De luchtvaart levert een grote bijdrage aan de klimaatverandering.
Via nationale en internationale beleidsmaatregelen om de klimaatverandering
tegen te gaan, wordt zowel de vraag naar luchtvervoer als de aanbodstructuur
in de luchtvaart beïnvloed. De behoefte aan luchthavencapaciteit wordt in de
toekomst dus ook beïnvloed door het klimaatbeleid.
Ook de luchtkwaliteit in de regio is een toenemend aandachtspunt als gevolg
van de volle regio. Dit geldt minstens zo sterk voor de geluidhinderproblematiek.
Daarbij spelen diverse factoren een rol, zoals het toenemend aantal vliegtuigbe-
wegingen, de bevolkingsontwikkeling, de toenemende waardetoekenning aan
een kwalitatieve leefomgeving en de afstemming tussen ruimtegebruik in de
lucht en op de grond.
Een belangrijk dilemma waarmee bij de toekomstige ontwikkeling van Schiphol
rekening moet worden gehouden, is de constatering van het Milieu- en
Natuurplanbureau dat én groei van de luchthaven én het terugdringen van de
geluidhinder niet te combineren zijn zonder dat dat tot een aanzienlijke lokale
verslechtering leidt in de regio vlakbij de luchthaven.80 Met een betere onder-
linge afstemming van vliegverkeer en ruimtegebruik is volgens de studie van het
MNP bij een doorgroei tot ruim 600.000 bewegingen in 2020 een aanzienlijke
afname van de geluidhinder mogelijk in het verder gelegen gebied van Schiphol.
In het binnengebied kan dit wel leiden tot een toename van het aantal ernstig
80 Milieu- en Natuurplanbureau, 2006b
68 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
gehinderden. Deze verslechtering kan gevolgen hebben voor het vestigings-
klimaat rond Schiphol.
Een belangrijk aandachtpunt is verder de diversiteit in woonmilieu's. Het vesti-
gingsplaatseffect wordt niet alleen bepaald door ruimte voor werken, maar ook
door de daarbij behorende woonfunctie. De regio rond Schiphol kenmerkt zich
bij uitstek door veel verschillende omgevingskwaliteiten. Daar staat tegenover
dat er binnen de Noordvleugel sprake is van grote `ruimtedruk'. Daardoor is
de huidige woningvoorraad vrij eenzijdig stedelijk samengesteld: veel centrum-
stedelijk. Hierdoor bestaat er een aanzienlijke mismatch in vraag en aanbod op
de huizenmarkt in de regio rondom Schiphol. Voorlopig zal er sprake blijven van
een forse druk op de ruimte voor wonen in de regio. Ook met het ambitieuze
bouwprogramma dat bij de woningbouwafspraken overeengekomen is, zal de
spanning op de woningmarkt de komende jaren aanhouden.
5.2 Wisselwerking knooppunt- en vestigingsplaatsfunctie
Maatschappelijk economische probleemstelling De vestigingsplaatsfunctie heeft invloed op de knooppuntfunctie en daarmee op
de capaciteit. Anderzijds heeft de knooppuntfunctie invloed op de vestigings-
Mainportontwikkeling plaatsfunctie van Schiphol:
·De beschikbare capaciteit op Schiphol is bepalend voor de ontwikkeling van de
Sturing
Knooppunt Vestigingsplaats knooppuntfunctie: om een routenetwerk te kunnen laten ontwikkelen, is lucht-
havencapaciteit nodig;
·De knooppuntfunctie is op haar beurt van grote invloed op de vestigingsplaats-
functie: het routenetwerk is immers een belangrijk onderdeel van het vestigings-
klimaat;
·Omgekeerd is de vestigingsplaatsfunctie ook van grote invloed op de knoop-
puntfunctie: de bedrijven in de Schipholregio zijn, als belangrijke gebruikers
(zakelijke reizigers en vracht), immers van groot belang voor het netwerk;
·De vestigingsplaatsfunctie en de capaciteit van Schiphol tenslotte, hebben een
wederkerige relatie: beide leggen ze beslag op de beschikbare ruimte, milieuca-
paciteit, infrastructuur en arbeidsmarkt.
Figuur 5.3 Wisselwerking knooppunt- en vestigingsplaatsfunctie
Knooppuntfunctie Capaciteit Schiphol Vestigingsplaatsfunctie
Vestigingsplaatsfunctie
Schiphol is een belangrijke factor in de regionale economie en daarmee ook voor
de nationale Nederlandse economie. Het routenetwerk van Schiphol is voor het
bedrijfsleven van groot belang. In onderstaand schema is deze wisselwerking
tussen Schiphol en de economie ook als centrale relatie van de vestigingsplaats-
functie neergezet. Tevens is aangegeven dat capaciteit hiervoor belangrijk is.
69 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Figuur 5.4 Vestigingsplaatsfunctie Schiphol
Milieubelasting Ruimtegebrek
Vestigingsplaatsfunctie Schiphol
Capaciteit Schiphol Schiphol Economie Woningkrapte
Bereikbaarheid Krapte op
arbeidsmarkt
Inkomende pendel
Uit het schema zijn ook andere relaties af te lezen. Voor bewoners van de regio is
Schiphol bijvoorbeeld ook een bron van overlast en een factor die beslag legt op
schaarse middelen. De ruimte is beperkt, met name voor de functie wonen kan niet
aan de ruimtevraag in de Schipholregio worden voldaan. Ook de ruimteclaims vanuit
water en groen staan onder druk. Wat betreft luchtkwaliteit, geluidhinder en externe
veiligheid, is de situatie slechter dan in de rest van Nederland. Tegelijkertijd wonen er
te weinig mensen in het gebied om in de arbeidsvraag te voorzien, mede doordat het
woningaanbod kwantitatief en kwalitatief onvoldoende aansluit op de vraag. In de
toekomst zal deze balans nog schever worden. Dit heeft tot gevolg dat er een grote
inkomende pendel is, met negatieve gevolgen voor de bereikbaarheid als gevolg.
Knooppuntfunctie
De vestigingsplaatsfunctie heeft een grote invloed op de knooppuntfunctie (en vice
versa). Onderstaand schema geeft in het kort weer waarvan de knooppuntfunctie
op Schiphol afhangt:
·de ontwikkelingen in de luchtvaart op lange termijn zijn onzeker, maar hebben
grote invloed op het netwerk op Schiphol;
·de capaciteit op Schiphol is hierop eveneens van grote invloed;
·de sturingsmogelijkheden van het gebruik van de capaciteit (op Schiphol en op
potentiële overloopluchthavens) zijn dus ook van belang.
Figuur 5.5 Knooppuntfunctie Schiphol
Instrument Capasiteit Mogelijkheden
Sturingsmogelijkheden luchthavensysteem regionale luchthavens selectiviteit op Schiphol
Capaciteit Schiphol Knooppuntfunctie Schiphol
Hub Ontwikkeling Ontwikkeling
Ontwikkelingen bypassing luchtvaartnetwerken LCC's
in de luchtvaart
Nieuwe Strategie Luchthavencapaciteit
vliegtuigtypen carriers elders
70 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
We hebben daarom te maken met de volgende elementaire onzekerheden:
· De toekomstige ontwikkeling van luchtvaartnetwerken en de positie van hub
and spokes-netwerken daarbinnen. We hebben gezien dat er, mede door de
marktontwikkelingen, grote onzekerheden in het internationale krachtenveld
blijven bestaan. De Nederlandse overheid kan hieraan gegeven de multilatera-
lisering van de luchtvaartpolitiek steeds minder doen. De ontwikkeling van de
luchtvaartnetwerken op de lange termijn is met veel onzekerheden omgeven, en
de positie van Schiphol hierbinnen eveneens.
· De luchthavencapaciteit die nodig is voor de hub and spokes-netwerken. De
capaciteit van de luchthaven Schiphol is een cruciale factor in de positionering
van luchtvaartmaatschappijen in het internationale krachtenveld. Een tekort aan
capaciteit betekent verlies van marktpositie. Verlies aan marktpositie betekent
een verlies aan netwerkkwaliteit. Op welk moment de netwerkkwaliteit onder-
maats wordt, is niet te zeggen. Er is hier sprake van een glijdende schaal. Een
netwerk dat voor de ene reiziger uitstekend is, is voor de andere onvoldoende.
Wel is duidelijk dat het begrip netwerkkwaliteit een dynamisch en relatief begrip
is: de gewenste netwerkkwaliteit verandert door de tijd en is mede afhankelijk
van de kwaliteit die op andere luchthavens wordt geboden.
5.3 Het sturingsdilemma
De mainport is niet de luchthaven Schiphol alleen. De luchthaven bevindt zich
in een keten met aan de ene kant de markt voor de verbindingen van en naar
de luchthaven en aan de andere kant de markt voor wonen en werken (zie
figuur 5.6).
Figuur 5.6 De keten
Markt: consumenten van verbindingen
Netwerk
Luchtverkeer
Luchthaven
Werk en leefomgeving
Markt: wonen en werken
Het belang van de mainport voor de maatschappelijke welvaart van Nederland
ligt niet bij een specifiek onderdeel van deze keten, maar op het goed functi-
oneren van de keten als geheel. Alle partners van de keten staan in dienst van
het geheel van de keten. Belangrijke partners in deze keten zijn luchtvaart-
71 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
maatschappijen als aanbieders van het netwerk en de luchtverkeersleiding en
Schiphol als facilitators hiervan.
De ontwikkeling van het vestigingsklimaat en de knooppuntfunctie van de
mainport Schiphol vereist dat de partijen in de keten elkaar versterken. De
centrale vraag is hoe de rijksoverheid op een adequate manier haar sturingsrol
kan invullen zodat de doelen van de mainportketen ten aanzien van zowel de
knooppuntfunctie als het vestigingsklimaat kunnen worden geoptimaliseerd.
De knooppuntontwikkeling op Schiphol wordt op dit moment voor een groot
deel bepaald door de KLM die voor de omvang van zijn netwerk zeer afhankelijk
is van het transfersegment. De toenemende liberalisering en de ontwikkelingen
in de markt zorgen voor steeds meer concurrentie en verschillende netwerk-
structuren. De sturingsrollen van het rijk en van andere partijen is daarbij sterk
onderling afhankelijk. Datzelfde is waarneembaar bij de ontwikkeling van de
vestigingsplaats. De erkenning van die onderlinge afhankelijkheidsrelaties vereist
een duidelijke en actieve rol van het rijk.
Deze rijksrol moet worden bezien tegen de achtergrond van de samenhang
van de hoofddoelstellingen die in het Schipholbeleid zijn gecombineerd en de
dilemma's die deze samenhang meebrengt:
1. Ruimte bieden aan de netwerkcarrier om Schiphol tot mondiaal knooppunt te
ontwikkelen;
2. Belasting van de omgeving begrenzen door ruimtelijke beleid en wettelijke
randvoorwaarden;
3. Een sturingsfilosofie waarbij `Schiphol als bedrijf' opereert en het rijk zich beperkt
tot het stellen van randvoorwaarden.
Het bovenstaande onderstreept een centraal dilemma rond de lange-termijn
ontwikkeling van Schiphol. Het gecombineerd realiseren van deze drie doelstel-
lingen lijkt steeds moeilijker te worden:
· Als wordt gekozen voor een zeer terughoudende opstelling van het rijk en de
netwerkcarrier en andere luchtvaartmaatschappijen de ruimte krijgen om de
knooppuntfunctie van Schiphol uit te bouwen, dan zullen de milieugrenzen
uiteindelijk overschreden worden bij een toenemende vervoersvraag;
· Als wordt gekozen voor het vasthouden van de milieugrenzen op Schiphol en
tegelijkertijd een keuze wordt gemaakt voor een zeer terughoudende opstelling
van het rijk, dan zal de netwerkcarrier de knooppuntfunctie van Schiphol niet in
de huidige vorm kunnen behouden;
· Als wordt gekozen voor het vasthouden van de milieugrenzen op Schiphol en
de netwerkcarrier de ruimte krijgt om de knooppuntfunctie van Schiphol uit
te bouwen, dan zal meer moeten worden gestuurd met als doel om ruimte te
bieden aan mainportgebonden verkeer op Schiphol81.
81 Mogelijkheden daarvoor liggen in het instrument van een luchthavensysteem of non-disciminatoire selectiviteitsmaatregelen zoals beschreven in
hoofdstuk 3.
72 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
6. Vervolgtraject
De Schiphol Group heeft een visie en opties voor de lange termijn ontwikkeling van
Schiphol gepresenteerd. Met deze probleemanalyse zet het rijk de eerste stap in het
verkenningentraject voor de mainportontwikkeling op lange termijn. Daarbij is aan de
planbureaus (Ruimtelijk Planbureau, Centraal Planbureau, Milieu- Natuurplanbureau
en het Kennisinstituut Mobiliteit) gevraagd gezamenlijk een toets uit te voeren en
advies uit te brengen over de gepresenteerde probleemanalyse, de te onderzoeken
oplossingsrichtingen en de wijze waarop in het planningsproces met de gesignaleerde
onzekerheden kan worden omgegaan.
Voor de vervolgfase (van juni 2007 tot begin 2008) van de verkenning liggen dan
vervolgens twee vragen voor:
· Geeft de eerste verkenning van problemen en opties voor mainportontwikkeling op
lange termijn voldoende aanleiding om nut en noodzaak van uitbreiding van lucht-
havencapaciteit nader af te wegen? (go/no go-besluit dat expliciet aan de Kamer
zal worden voorgelegd).
· Als het antwoord op de eerste vraag bevestigend is, zal ook de vraag beantwoord
moeten worden welke alternatieven nader zullen worden uitgewerkt: wat is de
scope aan alternatieven die eventueel nader beschouwd zullen worden? In de
vervolgfase van het traject zal daarvoor een voorstel worden uitgewerkt dat aan de
Kamer zal worden voorgelegd.
Inmiddels zijn in het kader van de verkenning van luchthavenopties en hun
effecten de volgende onderzoeken gestart die in de vervolgfase zullen worden
gebruikt:
· Onderzoek naar mogelijkheden en effecten van optimalisatie van het gebruik van het
banenstelsel op de huidige locatie;
· Onderzoek naar de ruimtelijk-economische en maatschappelijke effecten van
uitplaatsing naar regionale luchthavens;
· Onderzoek naar de bedrijfseconomische effecten van uitplaatsing voor verschillende
marktsegmenten in de luchtvaart;
· Onderzoek naar de investeringskosten van overloop naar regionale luchthavens.
Daarnaast zal waar mogelijk gebruik worden gemaakt van de analyses, onderzoeken
en resultaten die in het kader van het middellange termijn traject tot stand komen,
waaronder een netwerkanalyse en een maatschappelijke kosten-batenanalyse voor
de middellange termijn ontwikkeling.
In de verkenning zal uitdrukkelijk aandacht zijn voor de mogelijkheden van selectivi-
teitsbeleid en de mogelijkheden van het inzetten van regionale luchthavens voor het
ondervangen van een eventueel capaciteitsknelpunt op Schiphol. Zoals aangegeven
in het convenant hinderbeperkende maatregelen streeft het rijk daarbij naar instelling
van een luchthavensysteem.
Het voornemen is om de resultaten van de verkenning begin 2008 te presenteren.
Aan de hand van de verkenning zal een besluit worden genomen inzake de go/no go
voor de vervolgprocedure en vindt een eerste beoordeling plaats van de lange termijn
opties.
73 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Het rijk beslist op basis van de verkenning over het starten van de relevante proce-
dures voor ruimtelijke reserveringen voor potentiële uitbreidingen (fase 3). Indien
dit besluit positief van aard is, zal een plan van aanpak voor de vervolgfase worden
opgesteld en aan de Kamer worden voorgelegd.
74 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Literatuur
Adecs, 2005, Building for the future; Paying for the airports of tomorrow.
Alders, H., 2007, Advies van de heer Alders over toekomst Schiphol en de regio tot 2010.
Bestuursforum Schiphol, 2002, Ruimtelijke Economische visie Schipholregio.
Bestuursforum Schiphol, 2007, Monitor ontwikkelingsstrategie Ruimtelijke Economische visie Schipholregio.
Boeft, J. den, 2001, Berekeningen luchtkwaliteit 2005 en 2010 ten behoeve van MER Schiphol 2003, TNO-MEP rapport R2001/385.
Convention of International Civil Aviation, 1944, Chicago convention.
Centraal Planbureau, 1997, Grenzen aan Schiphol.
Centraal Planbureau, 2002, Gevolgen van uitbreiding Schiphol. Een kengetallen kosten-batenanalyse.
Centraal Planbureau, 2006, Geluidsnormen voor Schiphol, een welvaartseconomische benadering.
Derks, W. et.al., 2006, Structurele bevolkingsdaling.
Ecorys, 2007, Selectiviteit in de luchtvaart.
Eurocontrol, 2006, New operational plan CFMU.
Gemeente Amsterdam et.al., 2002, Ruimtelijk-economische visie Schipholregio.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat et.al., 2006a, Kabinetsstandpunt Schiphol
Kabinet Balkenende IV, 2007, Samen werken, samen leven, Coalitieakkoord CDA, PvdA, Christenunie.
Kok, W. et.al., 2007, Advies Commissie Versterking Randstad.
Locus, 2007, Schiphol regio en ruimtelijke kwaliteit.
Milieu- en Natuur Planbureau en RIVM, 2005, EMPARA, versie 2004-1.
Milieu- en Natuurplanbureau, 2005, Het milieu rond Schiphol, 1990-2010, Feiten en cijfers.
Milieu- en Natuurplanbureau, 2006a, de luchtkwaliteit rond Schiphol.
Milieu- en Natuurplanbureau: 2006b, opties voor Schipholbeleid.
Ministerie van Economische Zaken, 2004, Pieken in de delta, gebiedsgerichte economische perspectieven.
Ministeries van Verkeer en Waterstaat en VROM, 2006, Evaluatie van het Schipholbeleid.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1991, Plan van aanpak Schiphol en omgeving (PASO)
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1995, PKB Schiphol en omgeving.
75 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 1999, Toekomst van de nationale luchthaven
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2004a, Luchthavenindelingbesluit Schiphol.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2004b, Luchthavenverkeerbesluit.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2006, Wetsvoorstel RMBL.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2007, Ontwerp Wijziging Luchthavenverkeerbesluit
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, et.al., 2005, Nota Mobiliteit: Naar een betrouwbare en voorspelbare bereikbaarheid, PKB-3.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat et.al., 2006b, Noordvleugelbrief.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, et.al., 2007a, Convenant Hinderbeperkende maatregelen.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, et.al., 2007b, Convenant leefbaarheid.
Ministerie van Verkeer en Waterstaat, 2007c, Brief aan de kamer over gelijkwaardigheidscriteria
Ministeries van Verkeer en Waterstaat, VROM en Economische Zaken, 2005, Mainport Schiphol, beleidsinformatie: Achtergronddocument.
Ministeries van Verkeer en Waterstaat, VROM en EZ, 2006, Vier vergezichten op Schiphol.
Ministerie van VROM, 1988, Vierde Nota ruimtelijke ordening.
Ministerie van VROM, et.al., 2005, Nota ruimte: ruimte voor ontwikkeling.
Ministerie van VROM, 2006, Noordvleugel en NV Utrecht; Basisdocument
Ministerie van VROM, 2007a, Startnotitie Randstad 2040.
Ministerie van VROM, 2007b, Woningmarktverkenningen, socrates 2006
Ministerie van VROM en Verkeer en Waterstaat, 2007, Randstad 2040 - Startnotitie-
Naar een duurzame en concurrerende europese topregio
Netherlands Environmental Assessment Agency 2006, Greenhouse Gas Emitions in the Netherlands 1990-2004, National Inventory Report
OECD, 2007, OECD Territorial reviews: Randstad Holland.
PMMS, 1993, Substitutie.
Provincie Noord-Holland, 2003, Streekplan Noord-Holland Zuid.
Provincie Noord-Holland, 2007, Vestigingslocaties Schiphol, een globale verkenning voor de lange termijn.
Provincie Zuid-Holland, 2003, Streekplan Zuid-Holland West en Oost.
Rand Europe, 2004, Bereikbaarheid en concurrentiekracht van mainports en de Randstad.
Ruimtelijk Planbureau, 2005, Verkenning regionale luchthavens.
76 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Ruimtelijk Planbureau, 2007, De toekomst van Schiphol.
SACN, 2007, Capacity declaration Amsterdam airport Schiphol, summer 2007.
Schiphol Group, 2006, Feiten en cijfers 2006.
SEO, 2003a, Vliegensvlug naar Schiphol: analyse landzijdige bereikbaarheid van Schiphol
SEO, 2003b, Wat brengt de passagier naar de luchthaven?
SEO, 2005, Onderzoek mainportontwikkeling in het kader van de evaluatie Schipholbeleid.
SEO, 2006, Ontwikkeling Schiphol tot 2020-2040 bij het huidige beleid.
SEO, 2007, Luchthavensystemen
Stratagem en Adecs Air Infra, 2007, Internationale Benchmark capaciteitsontwikkeling luchthavens.
TNO en SEO, 2007, Maatschappelijk-economische analyse Mainport Schiphol.
TNO, 2001, Emmissies van low NOx-motoren voor de vliegtuigvloten van Schiphol over 2005 en 2010.
Bijlage bij milieueffectrapport Schiphol 2003, TNO/MEP-rapport R 2001/577
77 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Colofon
oktober 2007
Lange termijn verkenning Schiphol, Probleemanalyse is
een uitgave van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat,
Directoraat-Generaal Transport en Luchtvaart.
Vormgeving: Mijs, cartografie en vormgeving
Drukwerk: Drukkerij Damen
Bestelnummer: ISBN 10: 90 369 1664X
ISBN 13: 978 90 369 16646
Bestellen: Ministerie van Verkeer en Waterstaat,
afdeling publieksvoorlichting
telefoon 070 351 7086
78 Lange termijn verkenning Schiphol Probleemanalyse
Ministerie van Verkeer en Waterstaat