Conferentie VenW internationaal staatssecretaris
Toespraak | 04-10-2007 | Den Haag | Staatssecretaris Tineke
Huizinga-Heringa
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren,
Overal ter wereld proberen landen de klimaatverandering in tempo en
omvang te beperken door de uitstoot van broeikasgassen terug te
dringen. Dat is nodig om de gevolgen van die klimaatverandering op
mondiale schaal te beperken. Maar sommige veranderingen in het
klimaatsysteem lijken niet meer tegen te houden te zijn. Er blijft ons
daarom weinig anders over dan ons aan die veranderingen aan te passen.
Aanpassing, of adaptatie, is een soort overlevingsstrategie om met de
lokale en regionale gevolgen van klimaatverandering om te gaan.
Als laaggelegen land waar enkele grote rivieren in uitstromen, is
Nederland bij uitstek een land dat er niet omheen kan zich aan te
passen. Allereerst zullen we dat in overleg met onze buurlanden moeten
doen. En dus werken we samen met andere landen die in de
stroomgebieden van die rivieren liggen. Ook in Europees verband werken
we samen. Op watergebied zijn er al verschillende richtlijnen, zoals
de Kaderrichtlijn Water en de hoogwaterrichtlijn, bedoeld om
overstromingen te voorkomen. Bovendien heeft de Europese Commissie
voorstellen voor adaptatiemaatregelen vastgelegd in een zogeheten
Groenboek Adaptatie.
Toch zal Nederland zich ook zelfstandig op de toekomst moeten
voorbereiden. Daarom staat er letterlijk in het coalitieakkoord dat
aanpassing een voorname rol zal spelen bij de toekomstige ruimtelijke
ontwikkeling van Nederland. Dat betekent nogal wat. Het is niet
overdreven om te beweren dat we voor een van de grootste ruimtelijke
opgaven van de eenentwintigste eeuw staan. Adaptatie stelt ons voor
uiteenlopende, zeer complexe vraagstukken, vooral op ruimtelijk
gebied.
Ik wil u graag een paar van die vraagstukken noemen. Neem de vraag wat
klimaatverandering betekent voor de manier waarop we in Nederland
bouwen. Welk risico mogen de bewoners van een woonwijk lopen? Welk
risico bedrijfsterreinen? En welk risico vitale infrastructuur? Moeten
we woningbouwplannen voor diepe polders heroverwegen?
Veiligheid is het thema waar het uiteindelijk allemaal om draait als
we het over adaptatie hebben, al hebben we nu vooral te maken met
wateroverlast. De vraag is welke maatregelen de beste zijn. Moeten we
op grote schaal compartimenteringsdijken aanleggen? Als we nieuwe
snelwegen ontwerpen, moeten we dat dan zo doen dat ze als tweede
waterkering of als evacuatieroute kunnen dienen?
Of neem de zoetwaterhuishouding. We kunnen zoetwater blijven gebruiken
om de verzilting in het laaggelegen deel van Nederland tegen te gaan,
maar we kunnen er ook voor kiezen verzilting toe te staan en te
investeren in nieuwe gewassen en natuurtypen. Op die manier kunnen we
het zoete water voor andere gebieden en functies benutten.
Adaptatie brengt, tot slot, ook vraagstukken van financiële aard met
zich mee. Hoe reserveren we ruimte voor investeringen die we pas over
twintig, veertig of honderd jaar nodig hebben, bijvoorbeeld voor een
bredere kustverdediging of voor de grote rivieren? En hoe kunnen we
financiering regelen van investeringen die zich pas in de verre
toekomst terugbetalen of die de ene partij alleen maar geld kosten en
waar een andere van profiteert?
Het zijn ingewikkelde kwesties waar niet slechts één antwoord op
mogelijk is. Ik schets ze hier voor u om u te laten zien hoe
aanpassing ons dwingt na te denken over vraagstukken die raken aan de
kern van onze samenleving, aan een manier van leven die we al eeuwen
gewend zijn. Enkele van deze kwesties zijn vandaag in de
werkgroepsessies de revue gepasseerd.
Ik noem bovendien juist deze vraagstukken omdat ze in al hun
complexiteit laten zien dat we een welvarende, hoogontwikkelde natie
zijn die het zich kan veroorloven zich op tijd op klimaatverandering
voor te bereiden. Veel landen, vooral arme landen, zijn minstens zo
kwetsbaar voor de gevolgen van de klimaatverandering als ons land.
Maar zij beschikken niet over de kennis, de ervaring en de middelen om
voor de beste oplossing te kiezen. Het vermogen tot aanpassing is
oneerlijk verdeeld in de wereld. Sommigen van u zijn in het buitenland
actief bezig met water en klimaatverandering en hebben dat, als weinig
andere VenW'ers, met eigen ogen kunnen zien.
Zo'n zestig procent van de wereldbevolking woont in deltagebieden. Dat
percentage wordt alleen maar groter. Juist in arme deltagebieden
vinden we veel metropolen, vaak met sloppenwijken die op de oevers van
rivieren zijn gebouwd. Veranderingen in het klimaat en van het
bodemniveau laten zich hier onmiddellijk gelden. Deze landen worden
steeds kwetsbaarder voor overstromingen en wateroverlast.
Dit kabinet vindt dat Nederland, als land dat in feite boogt op meer
dan duizend jaar ervaring met adaptatievraagstukken en dat geldt als
expert bij uitstek op dit gebied, de plicht heeft om deze arme landen
te helpen. Het verklaart zich solidair en wil een substantiële
bijdrage leveren aan het halen van de millenniumdoelstellingen die de
191 lidstaten van de Verenigde Naties zich in 2000 hebben gesteld.
Water is in feite voor al die doelstellingen van belang, maar het gaat
hier vooral om de achtste doelstelling: het verzekeren van een
duurzame omgeving.
Het kabinet wil actief aan het behalen van de millenniumdoelstelling
bijdragen door de Nederlandse kennis en ervaring op het gebied van
water- en deltatechnologie - met nadruk op klimaatadaptatie - aan deze
landen ter beschikking te stellen. Nederland zal ze in tijden van
extreme droogte of bij overstromingen actief hulp verlenen. Ook zal
ons land een pool van deskundigen formeren die hulp en advies op het
terrein van wateradaptatie kunnen bieden. Het Nederlandse Co-operative
Programme on Water and Climate kan daarin een nuttige rol vervullen.
Het klinkt misschien allemaal als louter goede bedoelingen, maar zo is
het niet. We gaan serieus met deze voornemens aan de slag. Ik wil hier
nader ingaan op de samenwerking met Indonesië als concreet voorbeeld
van de manier waarop we te werk gaan.
Naar aanleiding van de grootschalige overstromingen in Jakarta,
afgelopen februari, is binnen het programma Partners voor Water 1,3
miljoen euro vrijgemaakt. Met dat geld ondersteunen we de Indonesische
regering met advies over de ruimtelijke aanpak van
overstromingsrisico's, over communicatie met de bevolking en over
participatie van burgers.
Daarnaast wordt in Semarang een polder aangelegd en ingericht die de
binnenstad beter moeten beschermen tegen overstromingen, is er in mei
in Jakarta een workshop over water en klimaat gehouden en gaat
Nederland intensiever met Indonesië samenwerken op het gebied van
klimaatbeleid. Tot slot zetten Nederland en Indonesië
ontwikkelingsprogramma's op om te voorkomen dat kwetsbare veengebieden
inklinken en tot meer kooldioxide-uitstoot zullen bijdragen. Zulke
programma's vinden bijvoorbeeld plaats op Kalimantan en Sumatra.
Dames en heren,
U hebt hier vandaag, op de conferentie VenW Internationaal,
uiteenlopende kwesties besproken die samenhangen met
klimaatverandering. U hebt de mening van de heer Reijnders over dit
onderwerp gehoord en u hebt actief deelgenomen aan werkgroepsessies. U
bent daardoor weer volledig toegerust om uw eigen bijdrage te leveren
aan het internationale klimaatbeleid van ons ministerie. Ik wens u toe
dat u uw nieuw opgedane kennis niet alleen zult kunnen inzetten om ons
eigen land klimaatbestendig te maken, maar de wereld als geheel.
Ik dank u voor uw aandacht.
Verwante onderwerpen
* Staatssecretaris
Ministerie van Verkeer en Waterstaat