Conferentie VenW internationaal minister
Toespraak | 04-10-2007 | Den Haag | Minister Camiel Eurlings
Alleen de uitgesproken tekst geldt.
Dames en heren,
Hartelijk welkom op deze conferentie. Fijn u allemaal te mogen
begroeten, vooral omdat sommigen van u er een lange reis vanaf hun
buitenlandse post voor hebben moeten maken. Dat hebt u beslist niet
voor niets gedaan, want als ik het programma van vandaag bekijk, ben
ik ervan overtuigd dat u een interessante bijeenkomst te wachten
staat. Die biedt u de gelegenheid om met elkaar van gedachten te
wisselen over zaken die ons allemaal aangaan.
Het thema van deze dag is de klimaatverandering. Dat het klimaat
verandert, is geen voorspelling meer, het is inmiddels een keihard
feit. Nu al zien we de gevolgen. In Afrika mislukt de oogst door hitte
en droogte. In Bangladesh verzilten de waterputten aan de kust.
Indonesië kampt met overstromingen. Maar ook in Europa zijn de tekenen
onmiskenbaar: gletsjers trekken zich terug, groeiseizoenen worden
langer en in de Noordzee worden vissen gevangen die vroeger niet in
zulk koud water voorkwamen. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Lucas
Reijnders zal straks ongetwijfeld een indringend beeld van dit soort
veranderingen voorschotelen.
Klimaatverandering is een wereldwijd probleem. Als we het willen
oplossen, moeten we het dus wereldwijd aanpakken. Mondiaal moet de
uitstoot van gassen die het broeikaseffect versterken zo snel mogelijk
omlaag. Als we niets doen, zal de gemiddelde temperatuur op aarde in
2100 met 1,8 tot 4 graden zijn gestegen. Ik hoef u niet te vertellen
dat de gevolgen enorm zullen zijn. En niet alleen voor Nederland. De
armste landen zullen het hardst worden getroffen. Zo ver mogen wij het
niet laten komen.
Het staat nauwelijks nog ter discussie dat klimaatverandering vooral
wordt veroorzaakt door menselijk handelen. Dat heeft één voordeel: wij
kunnen er ook iets aan dóen. En als het aan Nederland ligt, zúllen we
er iets aan doen. De maatregelen die wij in de komende tien tot
twintig jaar nemen, zullen bepalend zijn voor de rest van deze eeuw.
Het kabinet wil daarvoor tot het uiterste gaan. Het energieverbruik
moet met 2 procent per jaar omlaag en in 2020 moet 20 procent van onze
energie duurzaam zijn. Verder wil dit kabinet dat de uitstoot van
broeikasgassen in 2020 met 30 procent zal zijn afgenomen ten opzichte
van 1990.
Wat dat betreft kunnen we veel winst halen uit de sector verkeer en
vervoer, want die is verantwoordelijk voor ongeveer 20 procent van de
uitstoot van broeikasgassen. Maar als Nederland als enige maatregelen
neemt om iets aan die uitstoot te doen, zal dat weinig effect hebben.
Bovendien zal dat binnen de interne Europese markt op juridische
bezwaren stuiten. Dat hebben we gemerkt toen we de roetfilter
verplicht wilden stellen. Daarom moet in elk geval op Europees niveau
worden samengewerkt aan bronbeleid en normering. De Europese Commissie
komt binnenkort met voorstellen om een grens te stellen aan de
uitstoot van de hoeveelheid kooldioxide door auto's.
Het ziet er naar uit dat de voorstellen van de Europese Commissie
aardig in de richting komen van wat het kabinet voor ogen heeft. Maar
van ons mag het nog wel een tikje ambitieuzer. Want als we de
klimaatverandering in de hand willen houden, zullen we er met z'n
allen keihard aan moeten trekken. Harder dan is afgesproken in het
VN-klimaatverdrag van Rio de Janeiro uit 1992 en het Kyoto-protocol
uit 1997, hoewel die natuurlijk een prima basis vormen om samen de
handen uit de mouwen te steken.
Nederland wil de mobiliteit verduurzamen door Europees beleid te
combineren met nationale maatregelen. Dat maakt ons wel afhankelijk
van wat er in Europees verband kan worden afgesproken, zoals in het
geval van een systeem voor de handel in kooldioxide-emissies voor de
luchtvaart en eventuele andere vervoersmodaliteiten. Dus zullen we in
Brussel flink moeten onderhandelen. Dat de Europese Raad in maart van
dit jaar zelf ook unilaterale doelstellingen heeft geformuleerd, komt
ons alvast goed uit. In 2020 moet Nederland een van de duurzaamste en
meeste efficiënte energievoorzieningen in Europa hebben. Dat is
weliswaar ambitieus, maar het is haalbaar.
Toch, ik zei het al, overschrijdt de aanpak van het probleem alle
grenzen, dus niet alleen die van Nederland, maar ook die van Europa.
In december zal op Bali tijdens de jaarlijkse klimaatconferentie een
onderhandelingsproces beginnen dat uiteindelijk wereldwijd moet leiden
tot het zogeheten post-Kyoto-regime, dat na 2012 in werking moet
treden. Nederland vindt dat de internationale lucht- en zeescheepvaart
ook onder dat regime zullen moeten vallen, zodat die sectoren hun
bijdrage leveren aan de reductie van de kooldioxide-uitstoot. Veel
maatregelen zullen de komende jaren genomen moeten worden in het
verband van de internationale organisaties voor de lucht- en
scheepvaart, de ICAO en de IMO. Maar lukt dat om wat voor reden dan
ook niet, dan moeten we niet bang zijn om op EU-niveau actie te
ondernemen. Dat zal wel moeten, als wij ons doel willen bereiken.
Nu is Nederland binnen de IMO co-voorzitter van de groep die mogelijke
reductiemaatregelen voor de zeescheepvaart in kaart moet brengen,
samen met Australië. Hier ligt dus een belangrijke uitdaging voor ons.
Dat het gemakkelijk zal worden, bleek de afgelopen week. Toen werd in
Washington duidelijk dat de Verenigde Staten zich nog steeds lijken te
willen onttrekken aan verplichte doelstellingen om emissies terug te
dringen en vond in Montreal een frontale botsing plaats tussen de
Europese Unie en de overige lidstaten van de ICAO over de invoering
van een emissiehandelssysteem voor de luchtvaart. Gelukkig stond er
goed nieuws uit New York tegenover. Daar riepen tachtig
regeringsleiders op een succes te maken van de klimaatconferentie op
Bali.
Nu zijn sommige mensen bang dat onze ambities de economische groei in
gevaar zullen brengen. Ik kan me die angst wel voorstellen, maar ga er
niet in mee. Ten eerste blijkt uit betrouwbaar onderzoek dat de
klimaatverandering leidt tot een waardeverlies van het wereldwijde
bruto binnenlands product, de optelsom van wat alle landen ter wereld
aan producten en diensten voortbrengen. Dat verlies bedraagt zo'n 5
procent per jaar, maar kan de komende decennia oplopen tot maar liefst
20 procent. Niet ingrijpen is dus waarschijnlijk minstens zo slecht
voor de economie als wel ingrijpen.
Ten tweede betekent ingrijpen niet per definitie dat we burgers en
bedrijven allerlei beperkingen opleggen. We moeten vooral óók inzetten
op innovatie. En innovatie leidt tot een nieuw economisch elan. Het
bewijs vinden we hier in Nederland. Er staan talloze ondernemers op
die nieuwe, klimaatvriendelijke vondsten op de markt brengen. Daarmee
leveren ze niet alleen een bijdrage aan de oplossing van het
klimaatprobleem, ze scheppen ook werkgelegenheid. Ik wijs in dit
verband op ons eigen project `De Auto van de Toekomst.
Dames en heren,
Het klimaat verandert, maar er is geen reden tot doemdenken.
Maatregelen om de klimaatverandering in de hand te houden zijn niet
alleen haalbaar, ze zijn ook betaalbaar. Maar er is wel durf en
daadkracht in samenleving en politiek voor nodig. Gelukkig zijn die
eigenschappen bij ons ruim voorhanden. Ik ben er dan ook van overtuigd
dat Nederland een voortrekkersrol kan blijven vervulllen. Een dag als
vandaag zal daar zeker toe bijdragen. Het kabinet en de kamer zijn
verantwoordelijk voor de verdere vormgeving van het beleid, aan ú de
belangrijke en uitdagende taak om creatieve en kosteneffectieve
oplossingen te bedenken voor de noodzakelijke uitvoeringsmaatregelen.
Ik wens u daarbij veel succes.
Dank u wel.
Verwante onderwerpen
* Minister
Ministerie van Verkeer en Waterstaat