Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
Inhoud pagina: Antwoorden op kamervragen over de personeelsproblemen bij de
antiterreureenheid DSI
17 oktober 2007
Antwoord van de ministers van Binnenlandse Zaken en
Koninkrijksrelaties, van Justitie en Defensie op de vragen van het lid
Griffith (VVD) over de personeelsproblemen bij de antiterreureenheid
DSI. (Ingezonden 18 september 2007)
1. Vraag
Is het waar dat de antiterreureenheid Dienst Speciale Interventies
(DSI) kampt met personeelsproblemen en dat de doelstelling niet wordt
gehaald? Zo ja, hoe groot zijn deze problemen en welke stappen gaat u
ondernemen om hierin verandering aan te brengen?
3. Vraag
Is het waar dat de krijgsmacht en de politieonderdelen onvoldoende
personeel leveren aan de DSI? Welke afspraken zijn hierover met zowel
de krijgsmacht als met de politie gemaakt? Wat is de stand van zaken
ten aanzien van de nakoming van deze afspraken?
Antwoord op de vragen 1 en 3
De personele sterkte van de Dienst Speciale Interventies groeit, maar
blijft achter bij de sterkte die bij de oprichting van de DSI door
alle betrokken partijen als doel is gesteld. Zowel Defensie als de
Politie heeft te maken met een schaarste aan dergelijk kwalitatief
hoogwaardig, gespecialiseerd personeel, waarvan ook andere speciale
eenheden afhankelijk zijn. Zowel Defensie als de Politie levert een
zware inspanning om aan de leveringsverplichtingen jegens de DSI te
voldoen. Zowel de Politie als Defensie is bezig met het verrichten van
extra inspanningen op het gebied van opleidingen. De personele vulling
en paraatheid worden door alle betrokken partijen in gezamenlijkheid
nauwlettend gevolgd. Recent zijn aanvullende afspraken gemaakt om de
DSI zo snel mogelijk op sterkte te krijgen.
2. Vraag
Kan de DSI, gelet op de huidige personeelsterkte, nog optimaal
functioneren en is hij voldoende op zijn taken voorbereid?
2. Antwoord
De DSI is goed voorbereid op zijn taken. De DSI is op dit moment
operationeel inzetbaar. Er is thans geen operationeel probleem met de
dagelijkse paraatheid. Slechts indien zich onverhoopt meer incidenten
tegelijkertijd voordoen waarbij optreden van de Unit Interventie
gewenst is, kan de gelijktijdige inzet van de DSI eventueel in gevaar
komen.
4. Vraag
Hoe verloopt de samenwerking tussen de DSI, de krijgsmacht en de
politie in de praktijk? Wie heeft in dezen doorzettingsmacht als de
afspraken over personeelsaanlevering niet worden nagekomen? Welke
procedure is dan van toepassing?
4. Antwoord
De samenwerking tussen DSI, krijgsmacht en politie verloopt naar
behoren. Inzake de levering van personeel bestaat geen
doorzettingsmacht. Alle betrokken diensten hebben overigens te maken
met personele krapte (zie ook het antwoord op vraag 8). Het versnellen
van de personeelsaanlevering zou tot gevolg hebben dat bij de andere
partijen een onacceptabel grote onderbezetting zou kunnen ontstaan.
Juist hierom worden de personele vulling en paraatheid door alle
betrokken partijen in gezamenlijkheid nauwlettend gevolgd en worden
zonodig aanvullende afspraken gemaakt.
5. Vraag
Wat vindt u van de klacht van de DSI dat hij onvoldoende in de
praktijk wordt ingezet en dat deze inzet nodig is voor het op peil
houden van de kwaliteit en de scherpte van de Dienst?
5. Antwoord
Inzet van de DSI is aan de orde in terreurgerelateerde situaties,
situaties van grof geweld of andere nader te bepalen bijzondere
gevallen. Gelukkig behoeft een dergelijke eenheid in Nederland niet
veelvuldig op te treden. De kwaliteit van de eenheden van de DSI wordt
door middel van stages bij de Aanhoudings en Ondersteunings Eenheden,
AOE'n, intensieve training en regelmatige oefening op peil gehouden.
6. Vraag
Wat vindt u van het idee om leden van de DSI in het kader van een
Europese uitwisseling of een internationale samenwerking in te zetten
in andere landen, zoals Duitsland en Engeland, om zo hun kennis en
deskundigheid op peil te houden en de leden ook in vorm te houden?
6. Antwoord
Voorstellen tot internationale samenwerking (onder andere van
Oostenrijk) zijn op dit moment onderwerp van bespreking in Europees
verband. Dergelijke voorstellen dienen nog nader te worden uitgewerkt
maar gaan er in ieder geval van uit dat van inzet in een lidstaat
slechts sprake kan zijn indien dit op verzoek van die lidstaat
plaatsvindt. De vraag is bovendien hoe vaak van een dergelijk verzoek
sprake zal zijn. Ook zal dan met verminderde paraatheid van de DSI in
Nederland rekening moeten worden gehouden. Dit leidt ertoe dat
hierover een zeer zorgvuldige afweging plaats zal moeten vinden.
7. Vraag
Is het waar dat de korpschefs uit de grote steden het aanbod van de
DSI om met de arrestatieteams in Nederland samen te werken, naast zich
neerleggen? Wat is de reden van deze weigering?
7. Antwoord
Er is geen weigering van de korpschefs van de grote steden om met de
DSI samen te werken en er vindt dan ook samenwerking plaats.
Individuele leden van de DSI participeren in een
uitwisselingsprogramma met de AOE´n teneinde operationele ervaring op
te doen. De huidige regels laten niet toe dat de DSI zelfstandig als
AOE wordt ingezet . Iedere eenheid heeft haar eigen specifieke
inzetcriteria en wordt daar ook voor opgeleid. De AOE'n en de DSI
vertonen enige overlap maar zijn geen uitwisselbare eenheden. Zie ook
het antwoord op vraag 5.
8. Vraag
Is het waar dat de arrestatieteams structureel zijn onderbezet? Zo ja,
welke oplossingen ziet u hiervoor op de korte en op de lange termijn?
Ziet u hierbij ook een rol weggelegd voor de leden van de DSI? Bent u
bereid hierover overleg te voeren met de korpsen?
8. Antwoord
Het stelsel AOE'n bestaat uit de AOE'n van de Regionale politiekorpsen
en dat van de Brigade Speciale Beveiligingsopdrachten (BSB) van de
Koninklijke Marechaussee (Kmar). Het stelsel AOE'n kent een
samenwerkingsmechanisme. Indien een AOE niet voldoende capaciteit
heeft voor een bepaalde inzet, wordt een van de andere AOE'n ingezet.
Met de invoering van het nieuwe stelsel zijn de AOE'n formatief
zodanig op sterkte dat ze kunnen voorzien in de behoefte aan AOE-zorg
in Nederland. Ook zijn afspraken gemaakt over de samenwerking met de
AOE van de Kmar (BSB) om tot een optimale benutting van AOE-capaciteit
te komen. Er wordt op dit moment door intensieve werving, selectie en
opleiding hard gewerkt om de formatie ook volledig te vullen. Dit
geldt overigens voor alle eenheden binnen het stelsel. Thans worden
door de samenwerking met de AOE van de Kmar (BSB) en onderlinge
bijstand tussen de AOE'n van de regio's zelf, mogelijke personele
tekorten ingevuld, waardoor ook op korte termijn wordt voorzien in de
behoefte aan AOE-zorg in Nederland. Er is dus, nog los van hetgeen
wordt genoemd bij het antwoord op vraag 7, ook vanuit dit oogpunt
vooralsnog geen aanleiding voor extra inzet vanuit de DSI.
Er is tevens voorzien in een evaluatie van het stelsel, waarin ook
deze aspecten aan de orde zullen komen. In de evaluatie zal worden
bezien of er mogelijkheden moeten worden gecreëerd (delen van) de DSI
als Aanhoudings- en Ondersteunings Eenheid (AOE) in te zetten. Op dit
moment maakt het stelsel een duidelijk onderscheid voor wat betreft de
inzet van politie, AOE en DSI op basis van het geweldspectrum. Het
stelsel voorziet niet in het inzetten van de DSI als AOE. Daarbij komt
dat het beheer van de AOE'n bij de betreffende korpsen en het beheer
van de DSI bij het KLPD ligt. De evaluatie van het stelsel zal begin
2008 plaatsvinden, waarbij ook de verhouding tussen DSI en AOE aan de
orde kan komen.
Op het gebied van de afstemming van inschaling en arbeidsvoorwaarden
is op 14 juni jl. met de politievakbonden overeenstemming bereikt. De
rechtspositie van politiemensen, werkzaam bij de DSI en AOE, is
hiermee gelijkgetrokken. Voor politiemensen, werkzaam bij de DSI
geldt, dat zij in dienst van het KLPD treden voor de duur van maximaal
6 jaar. Detachering vanuit een korps is niet aan de orde. Op dit
moment wordt binnen het sectoroverleg Defensie overleg gevoerd over
een soortgelijke regeling.
---
Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties