Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Aan de voorzitter van de
Tweede Kamer der Staten Generaal
Postbus 20018
2500 EA DEN HAAG
Den Haag Ons kenmerk Uw brief van Uw kenmerk
17 oktober 2007 DE/2007/37242 14 juni 2007 OCW0700350/JG07000040/
SZW0700261
Onderwerp Bijlage(n)
Studerende moeders
U heeft mij gevraagd om een reactie op het beleidsvoorstel `Moeders als doelgroep; inzicht in de
knelpunten', opgesteld door de Stichting Steunpunt studerende moeders (verder te noemen:
Steunpunt). Als minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ben ik ook verantwoordelijk voor
emancipatie. Vanuit dit perspectief vind ik het van belang dat de combinatie van studie en
moederschap voor iedereen mogelijk is. In vergelijking met veel andere landen, krijgen Nederlandse
vrouwen gemiddeld laat kinderen. De Raad voor de Volksgezondheid en Zorg heeft recent geadviseerd
uitstel van ouderschap - met alle daarbij horende medische en maatschappelijke problemen - zo veel
mogelijk tegen te gaan (`Uitstel van ouderschap: medisch of maatschappelijk probleem?'; RVZ, 2007).
Bezien vanuit het emancipatiebeleid is daarbij van belang dat de talenten van vrouwen optimaal benut
worden, ook wanneer zij op jongere leeftijd kinderen krijgen.
In deze brief ga ik in op de door het Steunpunt gesignaleerde knelpunten. Helaas heeft het meer tijd
gekost dan verwacht om de gewenste informatie boven tafel te krijgen. Daarmee is direct een van de
belangrijkste knelpunten zichtbaar geworden: het gebrek aan toegankelijke informatie voor zwangere
studenten en studerende moeders.
Het Steunpunt signaleert knelpunten rond financiën, huisvesting en kinderopvang en knelpunten
samen te vatten onder sociale en organisatorische knelpunten.
1. Financieel
Het Steunpunt stelt dat alleenstaande moeders die studiefinanciering ontvangen minder te besteden
hebben dan alleenstaande moeders die een bijstandsuitkering ontvangen. Ter illustratie heb ik
hieronder een doorrekening bijgevoegd op basis van de normbedragen per 1-9-2007.
Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap
Rijnstraat 50, Postbus 16375, 2500 BJ Den Haag T +31-70-412 3456 F +31-70-412 3450 W www.minocw.nl
blad 2/5
Bedragen bijstandnorm incl. vakantiegeld (bron: SZW):
Alleenstaande ouder >21: 872,33
Maximale toeslag alleenstaande ouder: 249,24
Totaal: 1121 ,57
Bedragen studiefinanciering hoger onderwijs, uitwonende (Bron: IB-groep):
Basisbeurs: 252,73
Aanvullende beurs: 225,17
Max. lening 276,51
Max. collegekrediet 128,17
Toeslag alleenstaande ouder 423,34
Totaal: 1305,92
Bedragen studiefinanciering beroepsonderwijs, uitwonende (Bron: IB-groep):
Basisbeurs: 233,53
Aanvullende beurs: 311,38
Lening: 155,89
Toeslag alleenstaande ouder 423,34
Totaal: 1124,14
Conclusie: het bedrag van de studiefinanciering ligt rond het bijstandsniveau.
Het recht op huurtoeslag, kinderopvangtoeslag en kinderbijslag is voor beide groepen gelijk.
Zwangerschaps- & bevallingsverlof
Vrouwen in loondienst hebben recht op in totaal 16 weken zwangerschaps- en bevallingsverlof per
kind. In de maximale termijn dat men studiefinanciering kan ontvangen, worden deze weken niet
doorberekend. Zwangerschap is geen formele grond voor verlenging van de studieduur. Echter: de
WHW (Wet Hoger Onderwijs) kent het `afstudeerfonds', ter financiële ondersteuning van studenten. In
artikel 7.51 van de WHW is opgenomen dat universiteiten of hogescholen voorzieningen dienen te
treffen ter financiële ondersteuning in duidelijk omschreven situaties. Zwangerschap is één van de
situaties waarvoor dit fonds door studenten kan worden aangesproken.
Bijzondere bijstand
Het Steunpunt stelt dat mensen die studiefinanciering ontvangen, in tegenstelling tot
bijstandsgerechtigden, geen recht hebben op bijzondere bijstand voor onverwachte grotere uitgaven.
Navraag bij het ministerie van SZW leert dat dit niet juist is. In principe kan iedereen met een
minimuminkomen een beroep doen op bijzondere bijstand. Gemeenten kunnen echter zelf verdere
voorwaarden stellen. Sommige gemeenten hanteren daarbij de voorwaarde dat men beschikbaar moet
zijn voor de arbeidsmarkt. Als een verzoek uitsluitend op deze grond wordt afgewezen, kan de
betreffende student daartegen beroep aantekenen.
blad 3/5
Studielening
Het Steunpunt stelt dat het feit dat het geleende bedrag na de studie in principe terug betaald moet
worden, voor vrouwen een drempel vormt. Er wordt gesproken over vrouwen die zich `genoodzaakt'
zien te lenen. Dit is goeddeels een kwestie van perceptie. Lenen voor dit doel kan ook gezien worden als
investering in eigen toekomst; bovendien zijn de risico's niet groot. Als men later niet genoeg verdient
hoeft men immers niet terug te betalen.
Samenvattend:
· Zwangerschaps- en bevallingsverlof worden niet verdisconteerd in de studiefinanciering.
Wel kan men aanspraak maken op het `afstudeerfonds' van universiteit of hogeschool.
· Studerende alleenstaande moeders kunnen maandelijks een bedrag ontvangen op
bijstandsniveau, mits ze het maximale bedrag bijlenen.
· Studerende alleenstaande moeders van jonge kinderen kunnen een beroep doen op
bijzondere bijstand.
2. Huisvesting
Het Steunpunt stelt dat vrouwen met kinderen niet in aanmerking komen voor woonvoorzieningen voor
studenten, maar ook niet als urgent worden aangemerkt voor andere huurwoningen.
Het is goed hierbij onderscheid te maken tussen studentes die bij een studentenhuisvester (corporatie)
huren, en zij die bij een particuliere verhuurder huren.
Studentenhuisvesters (corporaties) hebben in contracten vaak opgenomen dat er met niet meer dan
één persoon gewoond mag worden. Echter, wanneer er een kind geboren wordt, wordt bijna altijd de
hardheidsclausule toegepast, en mogen ze blijven wonen. Wanneer er een partner in komt wonen,
wordt dat meestal niet getolereerd.
Studentenhuisvesters kunnen - wanneer het gaat om een onzelfstandige / ongeschikte woning voor
moeder en kind - zorgen voor vervangende woonruimte: door een zelfstandige (studenten)woning aan
te bieden vanuit hun eigen bestand dan wel door afspraken te maken met andere corporaties over
aanbieden van een sociale huurwoning. Wanneer het gaat om een zelfstandige woning die wel geschikt
is voor moeder en kind, kan de corporatie de hardheidsclausule toepassen. Dan kunnen moeder en kind
blijven wonen.
Wanneer studentes wonen in een kamer/woning bij een particuliere verhuurder, waar ze niet kunnen
blijven wonen met hun kind, dan zal zoals het Steunpunt stelt - het gemeentelijk voorrangbeleid een
rol gaan spelen.
blad 4/5
De regelingen bij enkele grote studentensteden:
· Amsterdam: minimaal 21 jaar oud, minimaal vier jaar ingeschreven in Amsterdam.
· Rotterdam: zwangerschap of baby geen grond voor urgentie.
· Utrecht: als een verklaring van een organisatie voor maatschappelijke hulpverlening (FIOM,
bijvoorbeeld) gegeven wordt, komt men in aanmerking voor urgentie.
· Groningen: zwangerschap of baby geen grond voor urgentie.
Samenvattend:
Voor studenten in studentenhuisvesting en in zelfstandige woningen geldt in het algemeen dat de
hardheidsclausule kan worden toegepast. Voor vrouwen op de particuliere woningmarkt die hun huis
moeten verlaten is het aan de gemeenten om afwegingen rond urgentie te maken. Wanneer de
verhuurder echter bereid is tot medewerking, is meestal wel een oplossing mogelijk.
Een koepel van studentenhuisvesters, Kences, is in overleg met het Steunpunt en voert een
inventarisatie uit. Ik ga er vooralsnog vanuit dat de verantwoordelijke partijen hier zelf tot nadere
afspraken komen.
3. Kinderopvang
De bezwaren die het Steunpunt in de notitie noemt ten aanzien van kinderopvang, zijn grotendeels
komen te vervallen sinds de verplichte werkgeversbijdrage werd ingevoerd (januari 2007).
Alleenstaande studenten zonder extra inkomen betalen voor kinderopvang het minimumbedrag van 19
eurocent per uur dit kan zelfs met een minimuminkomen onmogelijk een bezwaar vormen.
Een knelpunt vormt wel het gebrek aan flexibiliteit bij kinderopvangorganisaties ten aanzien van
dagen en uren dat men opvang af wil nemen. Studieroosters wisselen per kwartaal, de meeste
kinderdagverblijven houden daarmee geen rekening. Ook blijken veel vrouwen onvoldoende op de
hoogte van de mogelijkheden van de Wet kinderopvang.
Samenvattend:
Ten aanzien van de kinderopvang vormen de kosten geen probleem. Knelpunten zijn gelegen in de
flexibiliteit van de organisaties en gebrek aan kennis over de mogelijkheden bij studerende moeders.
Het is aan gebruikers en de markt om hiervoor samen oplossingen te zoeken. Het Steunpunt heeft
hierover inmiddels contact met BOINK, Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang.
4. Sociale en organisatorische knelpunten
De overige knelpunten die het Steunpunt noemt, zijn van organisatorische en sociale aard.
Uit de toelichting komt een gemeenschappelijk thema naar voren. Hogescholen en universiteiten zijn
niet ingericht op jonge ouders. Daardoor moeten moeders in een voor hen toch al zware tijd
(combinatie van studie en zorg) allemaal individueel hun weg zoeken in de regelgeving. In sommige
gevallen zijn de reacties van de omgeving ook van bijvoorbeeld studieadviseurs kenmerkend voor
dit gebrek aan structurele steun: het krijgen van kinderen wordt aangemerkt als `eigen keuze',
waarvoor men oplossingen moet zien te vinden.
blad 5/5
Uit de inventarisatie van knelpunten door het Steunpunt blijkt dat onbegrip bij de omgeving en
(daarmee samenhangend) isolement een belangrijk struikelblok vormen voor studerende moeders. Ook
signaleren zij dat het voorkomt dat vrouwen met jonge kinderen afzien van een opleiding, omdat ze
denken dat e.e.a niet combineerbaar is. De voorgaande drie punten hangen voor een belangrijk deel
samen met voorlichting: zowel aan de doelgroep, als aan de hulpverleners.
Ik zal met het Steunpunt, de studentendecanen en studentenorganisaties (LVSB en ISO) in gesprek
gaan over wat nodig is en op welke wijze hierin voorzien kan worden. Mijn uitgangspunt daarbij is dat
de informatievoorziening aan studenten de primaire verantwoordelijkheid is van de
onderwijsinstellingen en studentenorganisaties.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
dr. Ronald H.A. Plasterk